Jean-Baptiste Andrea

De Franse schrijver, filmregisseur en scenarioschrijver Jean-Baptiste Andrea werd geboren op 4 april 1971 in St Germain en Laye. Hij groeide op in Cannes, waar hij korte films begon te maken. Later verhuisde hij naar Parijs en studeerde af in politieke wetenschappen en economie. In Parijs ontmoette hij Fabrice Canepa, en samen begonnen ze films te schrijven. Samen schreven en regisseerden ze de cult-horrorfilm “Dead End”. Zijn debuutroman, “Ma Reine” (Mijn Koningin), verscheen in 2017 en won een tiental prijzen, waaronder die voor Beste Franse Debuutroman en de Studenten Femina. Ook zijn derde roman, “Des diables et des saints”, werd meerdere malen bekroond, waaronder de Grand Prix RTL-Lire, en voor “Veiller sur elle” ontving hij in 2023 de prestigieuze Prix Goncourt en de Prix du roman Fnac.

Uit: Ma reine

« C’est le soleil qui m’a réveillé, il appuyait sur mes paupières avec ses pouces chauffés à blanc. J’ai mis un bras en travers de mes yeux pour continuer à dormir. Il y avait un grand calme autour de moi, juste le bruit de l’air qui poussait sur la terre, mais au milieu de ce calme, il y avait quelque chose d’autre, une forme sculptée par le vent, et j’ai fini par ouvrir les yeux.
Elle me regardait, assise sur le rocher, le menton sur les genoux et les bras autour. J’ai sursauté et elle aussi. On s’est regardés sans trop savoir quoi faire.
– J’ai cru que t’étais mort, elle a fini par dire.
Elle avait une drôle de voix rauque, une voix de femme qui n’allait pas avec son corps de fille. Elle était très mince, tellement qu’elle avait l’air de pouvoir se glisser entre deux rafales de vent sans déranger personne. Ses cheveux étaient courts et blonds avec une longue mèche sur le front, un genre de coupe de garçon. Mais ce sont ses yeux qui m’ont frappé, et quand je dis frappé j’ai vraiment eu l’impression de recevoir un coup, parce qu’ils avaient l’air en colère et que je n’avais rien fait.
J’ai répondu que non, je n’étais pas mort. Je voulais qu’elle me laisse tranquille, j’avais besoin de penser, c’était la première fois de ma vie que j’avais dormi loin de mes parents et il fallait que je réfléchisse pour comprendre ce que ça voulait dire, j’étais sûr que c’était important. Au lieu de me laisser tranquille, elle m’a regardé en fronçant les sourcils mais pas tout à fait comme le font les gens à qui je parle pour la première fois et qui ont toujours l’air étonné. Ça m’a énervé parce que c’était nouveau et que je n’aime pas trop ce qui est nouveau.
Elle m’a dit son nom alors que je ne lui avais rien demandé. Viviane. Quand j’ai voulu lui dire le mien, elle ne m’a pas laissé parler.
– Ça fait mal, ta figure ?
J’ai touché ma joue, c’était dur et râpeux là où j’avais frotté la falaise, ça piquait juste un peu. J’ai grogné. Ensuite elle a désigné mon blouson, mon beau blouson jaune avec les lettres rouges dans le dos.
– Shell, c’est un drôle de nom. »

 

Jean-Baptiste Andrea (St Germain en Laye, 4 april 1971)

Charles Ducal, Peter Huchel

De Vlaamse dichter en schrijver Charles Ducal (pseudoniem van Frans Dumortier) werd geboren in Leuven op 3 april 1952. Zie ook alle tags voor Charles Ducal op dit blog.

 

Vader

Het was nacht. De hoeve gesloten.
Waakhonden hielden het erf in bedwang.
In de stal werd een ketting verschoven,
een kras op de stilte. Ik luisterde bang.

Alles scheen in zichzelf te geloven,
de kamer kwam los uit het grote verband.
De nacht bewoog. Ik kon het niet horen.
Vermoedens likten de ruiten zwart.

Toen stak een stem het donker over,
vrolijk geblaf beet de stilte kapot.
Ik stond op, trok het venster open.
Hij waterde, wijdbeens, standbeeld van God.

 

Het gebit

Heilige morgen. Hij voelt zich herboren.
In de badkamer schept hij het licht.
Het lichaam loost plechtig zijn dromen.
Kalm gooit hij de nacht van zich.

Naakt. De buik nog lauw van haar zweet.
De vuisten hard in het ijskoude water.
Zijn oog tart de spiegel. Het beeld
wrijft zich helder en schoon. Vastberaden

neemt hij het glas, het glinsterend gebit.
Tergend langzaam kraken de treden.
Beneden de vrouw, gedoken van schrik.
Hij grijnst, schikt de tanden nog even.

 

Opstand

Het huis komt in opstand.

De tafel vergiftigt het eten,
glazen en borden beginnen te breken,
het bed houdt de lakens verlamd.

De kachel steekt brieven in brand.

Trouwe foto’s verraden de muren,
de wijzers verbijten de uren,
de deur slaat door ieder verband.

Het tapijt schreeuwt om moord,
het mes wet de vingers,
het blad wacht, naakt en gewillig.

Tot alles bereid is het woord.

 

Charles Ducal (Leuven, 3 april 1952)

 

De Duitse dichter Peter Huchel werd geboren in Lichterfelde bij Berlijn op 3 april 1903. Zie ook alle tags voor Peter Huchel op dit blog.

 

Opvliegende zwanen

Het is nog donker, in de elzencirkel,
scheert de vlieghuid van natte mist
langs je kin. En in het meer hangt,
vademdiep,
zwaar de schaduw neer.

Een plotseling wit,
dat met voeten en vleugels het water geselt,
ontsteekt aan de wind. Ze vliegen op,
de winterboze majesteiten.

Het fluit metaalachtig.
Duik weg in het riet.
Snijdende degens
zijn hun veren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Peter Huchel (3 april 1903 – 30 april 1981)

 

Zie voor de schrijvers van de 3e april ook mijn blog van 3 april 2020 en eveneens mijn blog van 3 april 2019 en ook mijn blog van 3 april 2017 en ook mijn blog van 3 april 2016 deel 2.

Palmsonntag I (Franz Alfred Muth), Thomas Glavinic, Peter Huchel

 

Bij Palmzondag

 

Palmpasen door Cornelis ‘Kees’ Andréa (1914-2006), z.j.

 

Palmsonntag I

Jubelnd, Palmen in den Händen,
Palmen streuend auf den Pfad,
Neuen Frühlings süße Spenden,
Um den Herrn die Menge nah`t.

Kinderunsschuld, Männer, Frauen,
Immer größer wird die Schar,
Alle auf de Einen schauen,
Auf den König wunderbar.

„Hosianna, Jesse`s Rose,
Fürst der Friedenspalmen schwingt,
Der aus dunklem Todesschlooße
Leben neu der Erde bringt!”

Doch der Herr schaut düster ragen
Schon des Kreuzes dürren Stamm,
Sieht sich selbst daran geschlagen
Als der Sünder Opferlamm

Was gesündigt war vom Stolze,
Wird durch Demut nun gebüßt;
Aus dem dürren Todesholze
Licht des Lebens Palme sprießt.

Und die Welt mag Palmen brechen:
Unschuld, Liebe, Opfersinn!
Mag in Himmelsfrieden sprechen:
„Dank, daß ich erlöset bin!”

 

Franz Alfred Muth (13 juni 1839 – 3 november 1890)
De Liebfrauenkirche in Hadamer, de geboorteplaats van Franz Alfred Muth

 

De Oostenrijkse schrijver Thomas Glavinic werd geboren op 2 april 1972 in Graz. Zie ook alle tags voor Thomas Glavinic op dit blog.

Uit: Unterwegs im Namen des Herrn

„Der alte Kappenmann steigt ein und versucht mit dem Reiseleiter ein persönliches Gespräch zu beginnen, wird von diesem jedoch schroff nach hinten gescheucht.
Wir rollen auf den slowenischen Grenzposten zu. Ein vollbärtiger Beamter winkt uns durch. Rudi steuert den Bus wieder auf die Autobahn, und der Reiseleiter gibt über Mikrophon bekannt, dass in Slowenien immer der Rosenkranz gebettet werden muss, weswegen wir jetzt sofort den
Vorbetter brauchen.
Schweigen. Auch die vier Frauen neben mir schauen aus dem Fenster.
»Einen brauchen wir. Herr Thomalla! Ach so, Entschuldigung, Domweber. Nicht? Frau Josefa? Bitte, Frau Josefa!«
Schweigen. Der Reiseleiter steht im Gang und wirft durchdringende Blicke auf die Pilger.
»Herr Ludwig? Ach so, Leo, Entschuldigung. Herr Leo, doch! Kommen Sie! Nein? Herr Jim? No?«
Stille. Der Reiseleiter starrt nach hinten.
»Gar niemand? Einer muss doch. Frau Andrea, Sie können das. Aber sicher! Ach so, Anna! Am Anfang hab ich immer die Namen noch nicht so intus.«
Stille. Der Reiseleiter starrt nach hinten.
»Herr Stefan? Resi? Die Resi vielleicht diesmal? Ach so, Rosi, meiner Seel.«
Zwei, drei, vier Minuten unerträgliche Stille. Die Szene
wird immer bizarrer. Seit fünf, seit sechs, seit sieben Minuten steht der Reiseleiter vor uns, der Bus wackelt, der Reiseleiter wackelt, der alte Reiseleiterkopf wackelt bekräftigend
auf und ab, die dürren Hände krümmen sich zu einem flehenden Bittebitte um das Mikrophon. Wieder und wieder machen diese greisen Hände bitte-bitte. Bitte-bitte, bitte-bitte, bitte-bitte. Und der Kopf nickt: Ja! Ja! Ja! Oja! Und mir fällt plötzlich auf, dass er sich nur zwei Namen problemlos
gemerkt hat: Thomas und Ingo.
Nachdem eine weitere lange Minute vergangen ist, verändert sich etwas an seiner Miene. Er fixiert jemanden, das merke ich. Er sagt nichts, schaut aber eine Person im hinteren Teil des Busses unverwandt an. Dabei geht der Kopf begütigend auf und ab, ja, oja, bitte-bitte. Es sieht so grotesk aus, dass ich nicht einmal einen Schluck Wasser nehmen kann, weil ich am Wackelgesicht des Reiseleiters hänge, dessen Blick irgendjemanden hinter mir gnadenlos durchbohrt.“

 

Thomas Glavinic (Graz, 2 april 1972)

 

De Duitse dichter Peter Huchel werd geboren in Lichterfelde bij Berlijn op 3 april 1903. Zie ook alle tags voor Peter Huchel op dit blog.

 

Winterse psalm

Daar ging ik in de lome kou van de lucht
En liep de weg af naar de rivier,
Zag ik het kuiltje in de sneeuw,
Waar ’s nachts de wind
Met een platte schouder had gelegen.
Zijn breekbare stem
In de bevroren takken hierboven,
Stootte zich aan de illusie van witte lucht:
“Alles wat begraven ligt, kijkt me aan.
Moet ik het uit het stof tillen
En aan de rechter laten zien? Ik zwijg.
Ik wil geen getuige zijn.”
Zijn gefluister stierf weg,
Door geen vlam gevoed.

Waar je valt, o ziel,
Niet weet het de nacht. Want er is niets
Dan van vele wezens de stomme angst.
De getuige stapt naar voren. Het is het licht.

Ik stond op de brug
Alleen voor de lome kou van de lucht.
Ademt nog steeds zwak,
Door de keel van het riet,
De bevroren rivier?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Peter Huchel (3 april 1903 – 30 april 1981)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e april ook mijn blog van 2 april 2022 en ook mijn blog van 2 april 2020 en eveneens mijn blog van 2 april 2019 en ook  mijn blog van 2 april 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Éric Reinhardt

De Franse schrijver en uitgever Éric Reinhardt werd geboren op 2 april 1965 in Nancy. Reinhardt groeide op in een gezin uit de middenklasse, ongeveer 30 kilometer van Parijs, in Corbeil-Essonnes. Hij volgde voorbereidende lessen in Parijs aan het Collège-lycée Jacques-Decour voordat hij ging studeren aan de ISG Business School met als doel werk te vinden in de uitgeverswereld. Bij ISG schreef hij een eerstejaarsscriptie over de uitgeverscommissie van Gallimard en een scriptie over Éditions P.O.L. Na de voltooiing van zijn studie begon Reinhardt te werken in de uitgeverij voordat hij zich specifiek toelegde op het uitgeven van kunstboeken. Hij werkte bij uitgeverijen Le Castor astral, Albin Michel, Flohic Éditions en Éditions Hazan. Reinhardt begon met schrijven terwijl hij in de uitgeverij werkte en publiceerde in 1998 zijn eerste roman “Demi-sommeil” bij Actes-Sud. “Demi-sommeil” onderzocht de omgang met het verlies van de kindertijd en de liefde. “Le Moral des ménages”, gepubliceerd in 2002 is een kritiek op de middenklasse. “Existence” (2004), ”Cendrillon” (2007) en “Le Système Victoria” (2011) gingen in deze geest verder. Onderwerpen die aan bod kwamen waren onder meer de mondialisering, de mondiale financiën en het dictaat van sociale prestaties. “L’Amour et les forêts” (2014), Reinhardts eerste roman uitgegeven door Gallimard, vertegenwoordigde een verandering van onderwerp naar de wereld van het intieme in de geest van Gustave Flaubert en Guy de Maupassant. Deze roman, waarvan meer dan 100.000 exemplaren werden verkocht, won in 2014 zowel Le Prix Renaudot des lycéens als Le Prix Roman France Télévisions. “La Chambre des époux” (2017), een mix van waarheid en fictie, behandelde de ervaring van zijn vrouw met borstkanker en zijn angst haar te verliezen. “Comédies françaises” (2020) is een roman gebaseerd op echte gebeurtenissen over de ontwikkeling van het internet en de impact van lobbyist Ambroise Roux die Valery Giscard d’Estaing ervan overtuigde de Franse inspanningen stop te zetten op basis van de ideeën van Louis Pouzin. “Comédies françaises » werd genomineerd voor de Prix littéraire du Monde, de Prix Interallié, de Prix Medicis en won de Prix Les Inrockuptibles ex aequo met Constance Debré’s « Love me tender ». In 2023 verschijnt de roman “Sarah, Susanne et l’écrivain” het verhaal over de ineenstorting van een vrouw die wordt geconfronteerd met de onverschilligheid en het egoïsme van haar echtgenoot.

Uit: Sarah, Susanne et l’écrivain

“Sarah lui demanda comment il imaginait Susanne Stadler, puisque c’était le nom qu’il lui avait choisi. Qui est cette femme, finalement ? lui demanda-t-elle.
II lui répondit qu’elle avait le même âge qu’elle, quarante-quatre ans au moment des faits, il n’avait pas modifié la date de naissance. Elle était brune et grande elle aussi, mariée et mère de deux enfants, Luigi et Paloma, de dix-sept et vingt et un ans Les vrais prénoms, comme elle le lui avait de-mandé, n’avaient pas été conservés. Il avait également changé la ville. Susanne Stadler habitait Dijon.
Elle lui demanda pourquoi Dijon. Plutôt que Lens, Toulouse, Nancy, Clermont-Ferrand, que sais-je encore…
Il lui répondit qu’initialement, il avait voulu situer cette histoire dans le ventre du territoire français (si l’on peut dire), pour activer une sorte de mé-tonymie. L’idée de l’isolement par ce point géométrique où l’on est le plus éloigné des pourtours, c’est ce que lui évoquait la situation de son héroïne et il avait cherché la ville qui par sa position géographique accentuerait cette impression. II avait tapé France sur Google, il avait ouvert la carte, il avait posé son curseur sur la zone où il lui semblait que devait se dérouler cette histoire, il avait cliqué dessus et le nom d’une ville était apparu 63610 Besse-et-Saint-Anastaise. Il s’y était rendu. II avait visité les envi-rons. Il était parti en quête d’autres villes. Il voulait multiplier les hypo-thèses. On ne choisit pas une ville à la légère. Il était allé en repérages à Bourges, il était allé en repérages à Nevers, il était allé en repérages à Vichy, il était allé en repérages à Clermont-Ferrand. Il avait arpenté leurs rues, repéré des quartiers où Susanne Stadler pourrait habiter. Dans ces dif-férentes villes, il avait localisé des immeubles répondant aux besoins de la situation telle que Sarah la lui avait décrite. Il avait noté leurs adresses, pris des photographies des façades, spéculé sur la disposition des pièces. L’ap-partement où logerait la famille de Susanne Stadler devait compter de grandes et de nombreuses fenêtres, afin que l’on puisse suivre de l’une à l’autre depuis la rue l’évolution des habitants dans leur logement, avec suf-fisamment de recul et sans trop s’exposer aux regards, comme Sarah en avait elle-même fait l’expérience. Il avait hésité entre plusieurs villes. Cela avait duré longtemps. Plusieurs mois. II était du genre indécis. Il l’avait tou-jours été. Pas elle?”

 

Éric Reinhardt (Nancy, 2 april 1965)

April (William Stanley Braithwaite), Sandro Veronesi, Jay Parini

 

Bij het begin van de maand april

 

April Skies door William Wendt, 1910

 

April

At morn when light mine eyes unsealed
I gazed upon the open field;
The rain had fallen in the night —
The landscape in the new day’s light
A countenance of grace revealed
Upon the meadow, wood and height.

The sun’s light was a smile of gold,
Ere shut by sudden fold on fold
Of surging, showering clouds from view;
No sooner hid than it broke through
A tearful smile upon the wold
Where earth reflected heaven’s blue.

Each separate divided part
Of day, was as the threefold art
Of God, who dreamed three dreams and made
The morning, noon, and night parade
In ever changing guise athwart
The day’s hours, in His dreams arrayed.

The sky was as a canvas spun
To paint the new spring’s nocturns on;
A blended melody of tints —
The sea’s hue, and the myriad hints
Of garden-closes, when the sun
Hath stamped the work of nature’s mints.

 

William Stanley Braithwaite (6 december 1878 – 8 juni 1962)
De Old South Church in Boston, de geboorteplaats van William Stanley Braithwaite

 

De Italiaanse schrijver Sandro Veronesi werd geboren in Florence op 1 april 1959. Zie ook alle tags voor Sandro Veronesi op dit blog.

Uit: De kolibrie (Vertaald door Welmoet Hillen)

“De wijk Trieste in Rome is, kun je gerust zeggen, een middelpunt in dit verhaal met vele andere middelpunten. Deze wijk heeft altijd geschommeld tussen elegantie en decadentie, luxe en middelmatigheid, privilege en alledaagsheid, en dat moet voorlopig volstaan: het heeft geen zin haar nog verder te beschrijven, aangezien zo’n beschrijving aan het begin van het verhaal saai kan worden en zelfs averechts kan werken. Overigens kun je plekken het best omschrijven door te vertellen wat er gebeurt, en hier staat iets belangrijks te gebeuren.
Laat ik het zo zeggen: een van de dingen die gebeuren in dit verhaal met vele andere verhalen gebeurt in de wijk Trieste, in Rome, op een ochtend halverwege oktober 1999, om precies te zijn op de hoek van de via Chiana en de via Reno, op de eerste verdieping van een van die gebouwen die we hier dus juist niet gaan beschrijven, waar al duizenden andere dingen zijn gebeurd. Maar wat hier staat te gebeuren is, kun je gerust zeggen, doorslaggevend en mogelijk catastrofaal voor het leven van de hoofdpersoon van dit verhaal. drs. marco carrera, oogheelkundig specialist en oftalmoloog staat op het naambordje op de deur van zijn spreekkamer – de deur die hem nog even scheidt van het meest kritieke moment van zijn leven met vele andere kritieke momenten. In die spreekkamer, dus op de eerste verdieping van een van die gebouwen enzovoorts, schrijft hij een oude dame met blefaritis een recept voor – antibiotische oogdruppels, na een nieuwe of liever, kun je gerust zeggen, revolutionaire behandeling met N-acetylcysteïne die in het oog wordt gedruppeld, wat bij andere van zijn patiënten het ergste probleem van deze aandoening al oploste, namelijk de neiging chronisch te worden. Buiten staat het lot echter te wachten om hem in het verderf te storten in de gedaante van een klein mannetje genaamd Daniele Carradori, kaal en met baard, maar wel begiftigd met een – kun je gerust zeggen – magnetische blik, die zich spoedig zal richten op de ogen van de oogarts en daar eerst ongeloof, vervolgens verwarring en uiteindelijk pijn in zal druppelen die niet kan worden genezen door zijn (oogheelkundige) kennis. Het mannetje heeft deze beslissing nu eenmaal genomen en dat heeft hem tot in de wachtkamer gebracht, waar hij nu naar zijn schoenen zit te staren zonder gebruik te maken van het ruime aanbod gloednieuwe tijdschriften – niet maanden oud en beduimeld – die her en der op de tafeltjes liggen. Hopen dat hij van gedachte gaat veranderen is zinloos.”

 

Sandro Veronesi (Florence, 1 april 1959)

 

De Amerikaanse schrijver, dichter en essayist Jay Parini werd geboren in Pittston op 2 april 1948. Zie ook alle tags voor Jay Parini op dit blog.

 

Gedicht met toespelingen

De gedachten die op kleine kattenpootjes komen
zijn natuurlijk niet van mij.
Ik ben ten prooi aan alles wat ze hebben gezegd,
en geloof half in de hemel en zijn hymnen.
Ik heb mijn weg gevonden door Chapman’s Homerus
en keek hoe mijn handen, als rafelige klauwen,
’s nachts over je heen kropen.
Je leek het niet erg te vinden.
Je hebt veel gelezen en veel gehoord.
Dat hebben we allemaal, schat.
We weten niet wie wat tegen wie heeft gezegd
of waarom of wanneer. De gezichten in de metro
zien er hetzelfde uit, allemaal gingen ze
door geboorte en copulatie, zelfs door de dood zelf.
Ik had niet gedacht dat de dood zovelen ongedaan zou maken.
Op landelijke kerkhoven op de bemoste stenen,
maken hun grafschriften misschien geen indruk op de critici,
maar het kan ze niet veel schelen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jay Parini (Pittston, 2 april 1948)

 

Zie voor de schrijvers van de 1e april ook mijn blog van 1 april 2020 en eveneens mijn twee blogs van 1 april 2019 en ook mijn blog van 1 april 2018 deel 2.