Jo Gisekin, Kathleen Jamie

De Vlaamse dichteres Jo Gisekin werd geboren in Gent op 14 mei 1942. Zie ook alle tags voor Jo Gisekin op dit blog.

 

Droom

Ik droomde
dat ik de tel kwijt was
struikelde over
zonderlinge naaktheid
over het vel van de steen
waarop ik het hoofd
moest leggen

het hield niet op
met grasmusgroen te schieten
tussen rose tegels
handen deinden uit
in zomerlange dagen
mijn dagelijks gezicht
lag vastgespijkerd
op een winderige zon

ik droomde
dat om middernacht mijn lichaam
leeggezogen werd
gewetenloos verkaveld tot perceeltjes
van kleine duimpjes groot

mijn hart bleef steken
in de droom

het duurde lichtjaren ver
vooraleer zijn breekbare inhoud
over de paarse boomgaard
werd uitgestrooid

 

Mijn zomers…

Mijn zomers zijn nog lang
niet uitgedoofd
hoe herfstig ook de lijsterbes
de asters en het vlammensnoer
van dahlia’s

de bramen zijn doorregend
en proeven paars
als drukinkt op papier

de wind cadanst
en breekt de spiegels
in de plassen
ben ik met duisternis omhangen?

September brandt zijn laatste
resten op als minnaars die
mekaar meedogenloos verteren

en toch
de winter zal de nieuwe verzen
schrijven met letters uit mijn
leven en hangen aan de roeste
takken van een
feestelijke boom

de najaarssappen opgevangen
in bronzen roemers
zij klinken op dit leven:

de horizon klaart op.

 

Jo Gisekin (Gent, 14 mei 1942)

 

De Schotse dichteres Kathleen Jamie werd geboren op 13 mei 1962 in Currie, Edinburgh. Zie ook alle tags voor Kathleen Jamie op dit blog.

 

Bloesem

Er is dit leven en geen hiernamaals –
daar ben ik zeker van
maar ik aarzel nog steeds en wacht
tot mijn talmende ziel
bij de aanraking van de wereld opspringt.

Door hoeveel mei schemeringen
heb ik heengeslapen,
de bomen dapper vol bloesem?
Laat me ze nummeren. . .

Ik zal op de weegschaal gelegd
en te licht bevonden worden.
Ik reken op minder
dan een appelpit.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kathleen Jamie (Currie, 13 mei 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e mei ook mijn blog van 14 mei 2019 en ook mijn blog van 14 mei 2018 en eveneens mijn blog van 14 mei 2017 deel 2.

Libris Literatuur Prijs 2024 voor Rob van Essen

Libris Literatuur Prijs 2024 voor Rob van Essen

De Nederlandse schrijver Rob van Essen heeft maandag de Libris Literatuur Prijs gekregen voor zijn roman “Ik kom hier nog op terug”. Vijf jaar geleden won hij ook al. Bijna nooit wint een schrijver de prestigieuze prijs twee keer. Rob van Essen werd op 25 juni 1963 geboren in Amstelveen. Zie ook alle tags voor Rob van Essen op dit blog.

Uit: Ik kom hier nog op terug

En we beginnen hier: Rijssen in de jaren zeventig, een zondagmiddag. Zondagmiddagen in Rijssen in de jaren zeventig, in een gelovig gezin, mijn god. Eindeloos, die middagen. Terwijl ze toch langzaam op gang kwamen. ’s Ochtends eerst de kerkdienst, dan koffie, daarna de warme maaltijd – tegen de tijd dat alles weer was opgeruimd, afgewassen en weggezet was het vaak al drie uur. Maar toch, eindeloos. Ga je niets zeggen over mr. G.B.j. Hiltermann die elke zondagmiddag om één uur op de radio de toestand in de wereld besprak, met die merkwaardige stem die je altijd aan gekookte aardappels met jus deed denken? En dat jullie, je moeder en jij, dan stil moesten zijn omdat je vader wilde luisteren? Nee, fuck mr. G.B.J. Hiltermann. Dit is niet zo’n soort verhaal, met ironische nostalgie en zo. Weet je, toen ik het ouderlijk huis eenmaal had verlaten en in Amsterdam woonde, kwam ik op de Prinsengracht altijd langs Hiltermanns huis als ik naar de hoofdvestiging van de Openbare Bibliotheek ging. In de vroege jaren tachtig was dat, hoe oud was ik, negentien, twintig. Hiltermann bewoonde in die tijd een statig grachtenpand dat in een rijtje van vrijwel identieke statige grachtenpanden stond. Een stenen trapje, de naam stond in sierlijke witte krulletters op de donkergroene deur,  grachtengroen heet die kleur heb ik later geleerd. Hiltermann. Zonder voorletters, zonder titel. Vanaf de straat kon je achter het raam van de beletage nog net de rand van een imposant bureau zien. Hij zat er nooit achter. Tenminste niet als ik langsliep. 0, ik liep daar vaak, ik had weinig anders te doen in die tijd, de bibliotheek was een haven, een toevlucht, waar ik nooit vond wat ik nodig had. Toch moest het ergens op een plank staan, het boek dat al die tijd op mij had gewacht. Ik wist nog niet dat het hele gebouw die toevlucht was, dat het daarom ging, dat ik het al had gevonden zodra ik de bibliotheek binnenkwam en naar het trappenhuis liep, langs de Huisjes en het toiletblok waar altijd de geur van poep en schoonmaakmiddel hing – nooit kon de ene geur de andere uitwissen, alsof ze samen uit een spuitbus kwamen. Naast het trappenhuis was de ingang van de leeszaal, waar je toen nog mocht roken en waar ik de opinieweekbladen las; als ik iets tegenkwam dat me trof noteerde ik het in een aantekenboekje. Het gebouw dateerde uit de jaren zeventig, met veel kaal beton en tapijttegels op de vloer. Toen vond ik het saai maar achteraf vind ik het mooi. Tegenwoordig is er een duur hotel gevestigd en vanbinnen zal niets meer hetzelfde zijn, laat staan dat je er nog mag roken. Wanneer ik van de bibliotheek naar huis liep moet ik ook altijd langs G.B.J. Hiltermann gekomen zijn, maar daar herinner ik me niets van, alsof dat grachtenpand alleen maar op de heenweg bestond, alsof ik nooit ben teruggegaan en me nog steeds in de bibliotheek bevind, alsof – en nu stokt me de adem, want ik kan me helemaal geen wandeling naar huis herinneren, geen enkele -, alsof ik daar altijd ben gebleven, al die keren dat ik daarnaartoe liep, en ik die hele bibliotheek vul, ook nu nog, nu het een hotel is.”

 

Rob van Essen (Amstelveen, 25 juni 1963)