Cees van der Pluijm, Anthony Hecht

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Valse lente

De liefde maakt van elke uil een valk Maar kun je vliegen met een vleugelspalk?

I
De jagersman heeft geen seconde vrij
Hij telt het jachtseizoen van mei tot mei –
Hij maakt het leven zelf tot veile prooi –
En maalt niet om allure of allooi

Hij zet zijn idealen graag terzij
En met een grijnslach opent hij de kooi
Hij schiet de vogels om hun verentooi

Wij joegen op elkaar, soms schoten wij
Het doel in alle hartstocht zelfs voorbij
Pas toen de lente kwam, verliep het tij

En toch besef ik tot de laatste kus
Hoe blij je zijn kunt met een dode mus

Wij hebben als een duivenpaar getorteld
De liefde leek soms diep in ons geworteld

 

II
De tijd heelt niets, dus ook niet alle wonden
De tijd maakt slechts een optelsom van pijn
En deelt die door zichzelf, zodat het lijkt
Of ons een kleiner leed wordt aangereikt

Maar ook al word je nog zo goed verbonden
En helen alle breuken op termijn
Wie niet zijn idealen steeds herijkt
Riskeert het dat hij aan de tijd bezwijkt

Geen prooi ontkomt de jager ongeschonden
Geen jager ook die op zijn jachtterrein
Ontkomen kan aan zijn onwrikbaar lot

Bedenk dit als gij naar het voorjaar kijkt
Verdwaal niet in die tovertuin van God
De paashaas schiet zijn kuikentjes kapot

 

1975


Je koos de Karelstad tot domicilie
Je boedel paste prima in een busje
Je zwaaide joviaal naar je familie

En je vertrok. Je kamer was een hok
En schilderwerk je eerste eigen klusje
Je was nu eigen baas en eigen kok

Maar ondanks al je spullen om je heen
En heel de stad – je was verdomd alleen

Dan maar een advertentie in de krant
(Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen)
Je had geen ander middel bij de hand

Verlegen als je was en onervaren
En zie, je liet je door de hartstocht vangen:
Hij
kwam en zou de liefste zijn voor jaren

 


Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)

 

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

De Venetiaanse Vespers (Fragment)

Canto II

Een weelde weggeveegd, vaak met haar makers;
Kanaries, katten, honden en parkieten,
In zakken afgevoerd als Monte Cristo’s:
Geen grasveld, wei of heuvel in de buurt
Om te bemesten of als graf te dienen.
Voor hen wordt in de nacht het glas gebroken,
Het in memoriam der vuilnislieden.
Ik rouw, wanneer hun uur weer daar is, met
Een litanie van eigen makelij.
Hier stierf ooit Wagner, ligt Strawinsky’s graf,
Vond Cimarosa, door vilein vergif,
Zegt men, de dood. Het brein, om vier uur ’s ochtends,
Is slechts een brij, wormstekig en armzalig.
Ik zag het vaak gemorst als zwezerik,
Dromend van Byrons woord: ‘Vaak bij mooi weer
Zou ik mij voor de kop geschoten hebben,
Had het mijn schoonmama geen pret bezorgd.’
Zo wordt de deugd, zegt men, ons opgedrongen
Door ons gewetenloos gedrag. Ik zié hem,
Met zijn gevolg van hoeren en gravinnen,
Naar muskus, knoflook en seringen riekend,
Ménage die veeleer ménagerie was:
Een vos, een wolf, een bulldog, vogels, apen,
Corbaccio’s en corvino’s, spintriae,
De heffe van Venetië ’s onderwereld,
Aasvliegenplaag. Uitvaagsel. Uitgebraakt.
O licht en levers. Doder dan morsdood.
In ’n kist gevoerd met zij in theerooskleur.

 

Vertaald door Paul van den Hout

 


Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)
In 1960

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e januari ook mijn blog van 11 januari 2019 en ook mijn blog van 11 januari 2015 en ook mijn blog van 11 januari 2016 deel 2.

Katharina Hacker, Anthony Hecht

De Duitse dichteres en schrijfster Katharina Hacker werd geboren op 11 januari 1967 in Frankfurt am Main. Zie ook alle tags voor Katharina Hacker op dit blog.

 

Über Land

wieder über land unter den überland-
leitungen dort hinter dem zweiten feld
der zweiten baumreihe,
wo die habichte und mäusebussarde
zuweilen über den kranichen und krähen
vom anderen vogelgetier zu schweigen
kreisen: auf der jagd.
wie ich mich langsam nähere den noch schwer kenntlichen
braunen flecken hinter der baumreihe im gras dort
gelagert nämlich die herde
– die ganze herde, möchte ich sagen, als wäre das
denkbar –,
in ruhe nach vielleicht unruhiger
nacht, sie
erheben sich, zögernd,
da ich, langsam reitend,
die baumreihe quere,
das unruhige pferd zügelnd, daß es sehe,
was da im im gras, das nicht besonders hoch,
aufmerksam geworden jetzt, äugend zu uns,
dann, da ich angaloppiere,
ungeduldig geworden,
aufspringt,
nicht leicht davonstiebt wie rehe:
mit dem getöse wilder schafe.

 

Katze

Kaum öffne ich die Tür zum Hof, kommt die Katze ins Haus und weicht mir nicht mehr von der Seite. Da sie kleiner ist als die zwei Hunde, passt sie drunter durch und hält so daran fest, in meiner Nähe zu bleiben, auch wenn ein Hund neben mir geht. Setze ich mich an den Schreibtisch, springt sie auf meinen Schoß, ich kann nicht arbeiten, wenn sie es sich da gemütlich macht. So packe ich sie, verstaue sie hinter meiner Rücken, rutsche fast an die Stuhlkante, damit sie Platz hat. Oft bleibt sie.
Ziehe ich mit meinem Laptop aufs Sofa um, bleibt sie auch, verzichtet auf Nähe, da sie meinen Platz einnehmen kann.

 

Ungeduld

Vorbild all jener, die ungeduldig und unwirsch und höchst unhöflich nach einem Taxi rufen, ist die Katze. Sie sitzt irgendwo auf einem Zaun, auf einem Baum, auf einer Wiese.
Vielleicht regnet es, vielleicht schläft zwischen ihr und dem Haus der Hund.
Vielleicht ist ihr der Weg zu weit.
Sie brüllt.
Taxi, Taaaxiii!
Brüll du nur.
Sie lässt mich nicht aus den Augen.
Hau ab, sage ich.
Sie brüllt und lässt mich nicht aus den Augen.
Nichtsnutziger Fellsack, sage ich laut.
Taaxiii! brüllt sie lauter.
Ich wende mich ab.
Taaaxxiiii!
Dann kehre ich um und gehe am schlafenden Hund vorbei und durch den Regen, den weiten Weg zum Baum, zum Zaun, zur Wiese und trage die Katze ins Haus.

 


Katharina Hacker (Frankfurt am Main, 11 januari 1967)

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

De Venetiaanse Vespers (Fragment)

Canto II

Elders wordt vaak de levensgeest gedagvaard
Met klokgelui, gezeefd door scholen, slierten
Zonovergoten peppelblaren – ijle
Nuances kleur (Monet en Debussy) –
Of woeste vlagen aanstormend verkeer,
Het schor en eenzaam loeien van een misthoorn,
Of, liefst van al, de schuchtere aubade
Van vroege vogels die het kil asgrauw
Van Fenix Dageraad het eerst bespeuren.
Gedagvaard voor het aards bestaan, let wel,
Uit kerkers à la Piranesi en
Uit zelfgewrochte krochten. Maar Venetië,
’s Werelds kunstmatigste, meest louche stad
(Waar mijn relaas uiteindelijk zal stokken),
Dagvaardt met bruut verbrijzelen van glas,
Toepasselijke nijverheid ter stede,
Die geld en ruimte spaart en werk biedt aan
De jonge mannen op de vuilnisschuiten.
Wijnflessen van een klaar zeewatergroen,
Rookbleke maatjes acqua minerale,
Fiaschi, jodiumbruin, het Waterman-
Kobalt van Bromo Seltzer, lampen vol
Gevangen mist, TL-verlichtingsbuizen
Met vacuümverpakte wolkenmonsters,
Die wachten op hun liquidatie èn
Herrijzen in Murano’s ovens met
Hun wonderingewanden. Ondertussen
Dient plaats gemaakt voor al het efemere,
Afdankertjes, aankoeksels, alles wat
Door ouderdom verweekt is, òf versteend,
Ons stadsafval. Venetië hééft geen goten
Voor hond-in-goot, zodat we door het oker
Van hondepoeppastei in menig opzicht
Met beide benen op de aarde blijven:
De Dogenstad gedoogt geen hovaardij,
Zij zal ons wel een poepje laten ruiken!

 

Vertaald door Paul van den Hout

 


Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e januari ook mijn blog van 11 januari 2019 en ook mijn blog van 11 januari 2015 en ook mijn blog van 11 januari 2016 deel 2.

Saskia Stehouwer, Anthony Hecht

De Nederlandse dichteres Saskia Stehouwer werd geboren op 10 januari 1975 in Alkmaar. Zie ook alle tags voor Saskia Stehouwer op dit blog.

 

flinter

gevallen boom brengt leven voor velen
die zich tegoed doen aan het malse lijk
hun bekjes te klein om onze oren te bereiken
groot genoeg om een woudreus leeg te lepelen
voor later

hoe kun je een ander verhaal
vertellen dan dat van jezelf
als ik over de gevallen boom praat
is dat omdat ik vanochtend leerde
over de springstaartjes en hun vele kompanen
is dat omdat ik er een zag vallen op ons land
en dacht hoeveel huis kan ik hiervan maken

het is de boom die me leert praten
men leert klimmen langs zijn liggende stam
terwijl hij zijn nieuwe kinderen voedt
zijn takken buigend als het ritme van een zin

 

een stal voor het water 

alles wat ik was
paste in jouw hand
de hand die spijkers sloeg
en katten streelde

je deed me het vliegen voor

ik bewoog me tussen de bergen
en buigzame woorden

zette voet in de rivier
die steeds anders was

ik gaf je vragen
om aan te wennen

we trokken voren

langzaam groeide het water
we zetten ons schrap
tot ons huis werd opgeslokt

we legden ons verhaal neer
en wasten onze harten

het gras waar we gelopen hadden
richtte zich weer op

 

vonden onze weg door de bossen

vonden onze weg door de bossen
om een kaart te tekenen
volgden de sporen tussen stammen
die ons nauwlettend gadesloegen
zagen in een hoefafdruk
de dag van een dier

onze voeten en de grond in gesprek
de dieren en de lucht die waakten
tekens gaven dekking boden

niemand ging dezelfde kant op als wij

er was de bereidheid om het koud te hebben
om te lopen met een lege maag
we dachten in het donker
sliepen met een kind op wacht

de ogen in de struiken
het ritselen van pootjes
de geur van bezig bos

vezels rechtop
zintuigen gespitst
leunend op het weten

dat wij dat waren

erbij hoorden
ertoe deden
erin zouden blijven

 


Saskia Stehouwer (Alkmaar, 10 januari 1975)

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

Meer licht! Meer licht!

Voor Heinrich Blücher en Hannah Arendt

Deze bewogen regels, volgens pijnlijk gebruik
Naar de brandstapel gebracht, werden in de Tower geschreven,
Nog voor de executie; ze werden overhandigd en luidden:
“God is mijn getuige, dat ik geen misdaad heb bedreven.”

Hij was welzeker moedig, maar de dood was gruwelijk:
De zak met buskruit vatte maar geen vlam.
Zijn benen waren beblaarde staken, waarop het zwarte sap,
Bubbelde en spatte, terwijl hij smeekte om het Vriend’lijk Licht.

En dat – het kon zeker veel erger – was er dan nog één
Die hem zijn jammerlijke waardigheid niet ontnam;
Zij die erbij stonden, zegden gebeden in Christus’ naam,
Die alle mensen oordelen zal, voor de rust van zijn ziel.

We wenden ons nu naar de rand van een Duits bos.
Drie mannen krijgen daar opdracht een gat te graven,
Waarin de twee Joden worden gemaand te gaan liggen,
Om levend te worden begraven door de derde, een Pool.

Geen licht uit de schrijn in Weimar, achter de heuvel,
Geen licht daagde van boven. Toch deed hij het niet.
Een Lüger zat diep in z’n handschoen verscholen.
Hij moest met de Joden ruilen van plaats.

De alomtegenwoordige dood had hun zielen weggespoeld.
Zware modder hoopte zich op tot aan zijn sidderende kin.
Toen je alleen het hoofd nog zag, klonk het commando
Hem weer uit te graven, en er zelf weer in te gaan liggen.

Geen licht, geen licht in het blauwe Poolse oog.
Toen hij klaar was, stampte een rijlaars de aarde aan.
De Lüger kwam lichtjes in z’n handschoen omhoog.
Het schot trof zijn buik; hij bloedde binnen drie uur dood.

Geen gebed of wierook steeg op in die uren,
Die zich rekten tot jaren, en elke dag kwamen uit de ovens
De stille geesten, die zich verdeelden in de winterlucht,
En zich afzetten als een roetlaag op zijn ogen.

 

Vertaald door Arie Sonneveld

 


Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e januari ook mijn blog van 10 januari 2024 en ook mijn blog van 10 januari 2019 en ook mijn blog van 10 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Bas Heijne, Nora Bossong

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Albert Camus . Een Hogere liefde

“Het nieuws kwam onverwacht, maar toen Albert Camus in 1957 op 44-jarige leeftijd de Nobelprijs voor Literatuur werd toegekend, zagen zijn vijanden – hij had er veel – hun vooroordelen jegens hem alleen maar bevestigd. Zie je wel, het werk van de Fransman was een verzameling humanistische dooddoeners, waarin op fraaie wijze universele waarden werden uitgedragen – helemaal zoals de Zweedse Academie het graag zag.
Maar ook zijn tegenstanders konden niet om Albert Camus (1913-1960) heen, dat was juist waarom ze zich zo druk om hem maakten – Jean-Paul Sartre voorop. Hij was de kiezel in hun schoen, confronteerde hen met hun kwade geweten. In zijn romans, essays en krantenartikelen keerde hij zich, anders dan zoveel van zijn tijdgenoten, tegen het verlangen naar absolute ideologische
waarheden. Bij hem geen sprake van blinde partijdigheid. Het slechte was nooit helemaal slecht, benadrukte hij, het goede nooit helemaal goed. Mensen waren kwetsbare wezens – en dat betekende dat je ze moest helpen waar je kon.
In zijn literaire werk had de koele ongenaakbaarheid van zijn debuutroman L’étranger (1942) en het toneelstuk Caligula (1944) snel plaatsgemaakt voor medemenselijkheid tegen de klippen op. Verzet tegen onrecht en opstand tegen onderdrukking waren noodzaak. Maar in de opstand moest altijd maatgehouden worden, de mens zelf mocht niet uit zicht raken. Het doel heiligde nooit de middelen. Zoals hij in zijn tweede brief aan zijn ‘Duitse vriend’ schrijft: ‘Wat is de mens? […] Het is die
kracht, die de tirannen en de goden uiteindelijk wegvaagt.’
Vóór de oorlog, tijdens zijn Algerijnse jaren, was Camus een blauwe maandag communist geweest, maar geen moment uit volle overtuiging; bij het eerste conflict stapte hij uit de partij. Later, in zijn lange, filosofische essay L’homme révolté (1951), brak hij zich het hoofd over de vraag waarom de totale vrijheid altijd weer in massale slachtpartijen eindigt.
Dat was tegen het zere been van radicale intellectuelen. Opstandigheid met mate! brieste de surrealist André Breton naar aanleiding van dat boek. Wanneer je de hartstocht uit de opstand haalt, schreef hij honend in een kritiek, wat blijft er dan over?
De irritatie van Breton over de beredeneerde passie van Camus werd door tijdgenoten breed gedeeld. Communisten waren woedend omdat hij het communisme met zijn heilige geloof in doelmatigheid afwees, anticommunisten waren ontstemd omdat hij weigerde alle menselijke ellende op het conto van het communisme te schrijven. Het was de vertrouwde irritatie over iemand
die weigert zich over te geven aan de roes van de emotie van het moment, die zich niet laat meeslepen door politieke abstracties, die steeds voor zijn eigen ambivalenties durft uit te komen.”

 


Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Nora Bossong werd geboren op 9 januari 1982 in Bremen. Zie ook alle tags voor Nora Bossong op dit blog.

 

Roerloze jacht

De stallen onderaan de helling, men zegt dat de haas
een marter heeft gevangen, een vos, niemand
weet het zeker: men leeft hier zelden
’s nachts. Het huis te groot
voor een huis, de mensen te rijk,
niet uit mijn tijd. Toch gaan we
gezamenlijk op jacht, door de overwoekerde
randen van ’t familie-erfgoed, geen dier
breekt het kreupelhout, geen karkas
verspreidt zijn geur als een rondspokende voorouder
tot aan de perceelsgrens. Ik denk dat
het terras alles verborgen houdt, niemand
volgt mij, hoe zouden ze ook, mijn dagen
liggen ergens anders . Alleen de zeearenden op de palen
blijven hun blik op mij richten, ik voel
hun scherpe ogen in mijn nek staren,
tot ik val, maar dat is onbelangrijk, slechts
een kortstondige verandering van het oude gebouw.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Nora Bossong (Bremen, 9 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e januari ook mijn blog van 9 januari 2019 en ook mijn blog van 9 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Juan Marsé, Alfred Tomlinson

De Catalaanse schrijver Juan Marsé werd geboren op 8 januari 1933 in Barcelona. Zie ook alle tags voor Juan Marsé op mijn blog.

Uit: Ringo. Een jeugd in Barcelona (Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu)

“Buren en enkele toevallige, op dit uur van de dag en na de wandeling naar dit hooggelegen deel van de straat vermoeide voorbijgangers kunnen hun ogen niet geloven. Wat is er opeens in die vrouw gevaren? Wat is die vrouw verdomme van plan zoals ze daar in haar volle lengte — wat niet veel voorstelt — op de rails ligt met haar mollige, op het strand van Barceloneta bruinverbrande knieën die uit haar openvallende verpleegstersjas piepen, met haar ogen dicht en haar voeten stevig tegen elkaar gedrukt in hun satijnen pantoffels waarop niet bepaald schone pompons zitten? Moeten we aannemen dat ze een eind aan haar leven wil maken onder de wielen van een tram?
‘Victorie gilt een vrouw vanaf de stoep. Wat doe je daar nou toch, mens?’ Er komt geen antwoord. Zelfs geen oogknippering. Er vormt zich onmiddellijk een groepje nieuwsgierigen om de liggende vrouw heen, waarvan de meesten denken dat ze het slachtoffer zijn van een macabere grap. Een oude man prikt een paar keer met zijn stok in haar weelderige dij, alsof hij maar niet kan geloven dat ze nog leeft. `Hé, mevrouw, wat is dit nou voor onzin?’ moppert hij, terwijl hij blijft porren. ‘Wat wilt u in vredesnaam?’ Dat er over haar gekletst wordt, zoals altijd, denkt waarschijnlijk meer dan één buurvrouw: die sloerie zou toch alles doen om de aandacht van haar man te trekken? Mevrouw Mir is een mollige blondine van over de veertig met fonkelende blauwe ogen, extravert en heel geliefd in de buurt; ze had een verpleegstersopleiding gedaan aan een school van de falange en werkte nu als beroepsgenezeres en kinesiologe, zoals op haar visitekaartje stond. Er werd altijd al veel over haar gekletst, en dat gebeurde nog steeds, vanwege haar brutale handen, die lichamen masseerden of verhitte gevoelens kalmeerden, dubbelzinnige vaardigheden die regelmatig tot amoureuze avontuurtjes leidden. Vooral sinds haar echtgenoot, een bazige blaaskaak en ex-burgemeester van de wijk, eind vorig jaar in de San Andrés-kliniek was opgesloten. In de bar-bodega Rosales werd er altijd met vrolijke spot, om niet te zeggen met onvervalst sarcasme, over de handvaardigheid van mevrouw Mir gesproken. Maar om haar daar nu op haar rug midden op straat te zien liggen, waar ze een zelfmoord imiteerde of die echt wenste, wellicht als gevolg van een verstandsverbijstering, maar heel overtuigend en vastbesloten, om haar dus daar op het wegdek te zien liggen met haar ronde, door krulletjes omkranste, inbleke gezichtje en de altijd te zwaar gestifte, verdwaasde lipjes, dat overtrof alle verwachtingen. Ze leek zich totaal over te geven aan en overtuigd te zijn van haar gruwelijke, naderende einde onder de wielen die haar nek zouden adfsnijden.”

 


Juan Marsé (8 januari 1933 – 18 juli 2020)

 

De Engelse dichter, vertaler en graficus Alfred Charles Tomlinson werd geboren op 8 januari 1927 in Stoke-on-Trent, Staffordshire. Zie ook alle tags voor Alfred Tomlinson op dit blog.

 

In maart

Op deze droge, scherpbelichte winterdagen,
Nu de kleur van kraaien zoveel glans
Verzamelt, overstromen als inktvlekken
De schaduwen van de heg het halve wegdek
Tot waar een puntig lemmet van licht hen
Wegvreet: bewaakte overgang van licht
Die overal glinstert, overal de weg versperd
Wordt door de kale takken, donkere
Kloven langs de gespleten muren, schaduw-
Kant van schuur en huis, van half afgestoken
Mijt die de grond met hooi bezaait ondanks zichzelf
Met spatten van vaal goud, deelgenoten van het licht:
En boven dit alles een snaar van gloeiend zwart
Een glimmende, vliegende schaduw, de kraai die opstijgt

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 


Alfred Tomlinson (8 januari 1927 – 22 August 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e januari ook mijn blog van 8 januari 2019 en ook mijn blog van 8 januari 2017 deel 2.

Frans Kellendonk, Reginald Gibbons

De Nederlandse schrijver en vertaler Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen op 7 januari 1951. Zie ook alle tags voor Frans Kellendonk op dit blog.

Uit: Mystiek Lichaam

“Dat een dollarmiljonair meer waard is dan een guldenmiljonair was voor hem geen reden tot zorg. In Gods ogen zijn alle miljonairs gelijk. Hij vond het helemaal niet vreemd dat het moeilijker is om miljonair te worden in de Verenigde Staten of in Engeland dan in Roomse streken met hun zwakke valuta. Italië is het land van de miljonairs, zoals het ook het land is van de heiligen en de prelaten. Wat hem wel zorgen baarde was de geldontwaarding. Geldinflatie en taalinflatie waren gelijk opgegaan in het woord miljonair, vanaf het ogenblik dat het in zwang gekomen was in het oude beursgebouw aan de Rue Quincampoix te Parijs, tijdens de windhandel rond de Mississippimaatschappij toen bochelaars fortuinen verdienden door zich als schrijftafel te verhuren aan haastige speculanten. De miljonair van vandaag had drie procent minder te betekenen dan de miljonair van een jaar geleden. Het zou kunnen dat God zijn genade in steeds grotere hoeveelheden over de aarde uitstortte en dat het daardoor gemakkelijker werd om te worden uitverkoren, maar wanneer Gijselhart de prijsindexcijfers bestudeerde las hij daaruit vooral af dat de mens tot alle kwaad geneigd is en voor de zekerheid paste hij een inflatiecorrectie toe op zijn definitie van het begrip miljonair, waarbij hij het jubeljaar van zijn eigen uitverkiezing, het jaar waarin hij vijftig was geworden, op honderd procent stelde.
Van de kameel en het oog van de naald had hij nog nooit gehoord.
Een van de weinige dorpelingen met wie Gijselhart wel eens sprak was de kruidenier. In een witte jas, een hoed op zijn hoofd, stond de man achter zijn toonbank en klaagde. Hij klaagde dat hij ten gevolge van die hoed zweette op zijn schedel, waardoor hij licht kou vatte. Maar als hij geen hoed droeg had hij weer last van zweetvoeten.
‘Wat erin zit moet eruit,’ zei Gijselhart.
Hij had ook last van een muis, die in zijn magazijn de zakken met bloem en suiker kapot vrat. ‘Hij maakt één gaatje, aan de onderkant. En niet om wat er in de zak zit, dat laat hij rustig op de vloer lopen terwijl hij aan de volgende zak begint. Nee, waar het hem om gaat is me het bloed onder de nagels uit te halen en me het gekkenhuis in te pesten en mijn zaak naar de verdommenis te helpen.’ Het moest een reusachtige muis zijn, die de kruidenier zo klein kon krijgen.
De man was een zeur en toch had Gijselbert met hem te doen. Hij had dezelfde sores als deze middenstander, mét al zijn geld. Aan zijn eigen mooie getallen werd ook geknaagd, vaak waren de zes nullen van zijn miljoen ook lege zakken waaruit alle waar was weggelopen, of zeepbellen, of dressuurhoepels voor idioten, of ijzeren ballen waaraan hij zat vastgeketend, al naar gelang de soort wanhoop waartoe hij verviel wanneer hij het geloof niet had.”

 


Frans Kellendonk (7 januari 1951 – 15 februari 1990)

 

De Amerikaanse dichter, redacteur en hoogleraar Reginald Gibbons werd geboren in Houston op 7 januari 1947. Zie ook alle tags voor Reginald Gibbons op dit blog.

 

Om 12 uur

De grot-duisternis van de dikwandige kamer,
koel in de zomer, geeft soelaas
door te zeggen: Dit is de waarheid, niet het strakke
door cicades getokkelde daglicht.
Rust hier, uit de hitte – de dikke lucht wordt
bewogen door de vier
traag bewegende bladen van de ventilator; onder het huis heeft de steen
zijn voeten in diep water.
Buiten gaat zelfs de zonnegod, gekleed in dit leven
als een hagedis, abrupt
op stijve benen staan en daalt blasé af naar de schaduwen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Reginald Gibbons (Houston, 7 januari 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e januari ook mijn blog van 7 januari 2022 en ook mijn blog van 7 januari 2019 en ook mijn blog van 7 januari 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

 

Hester Knibbe, Carl Sandburg

De Nederlandse dichteres Hester Knibbe werd geboren op 6 januari 1946 in Harderwijk. Zie ook alle tags voor Hester Knibbe op dit blog.

 

la tricoteuse

het romig licht, de huizen kennen haar
ze is hier vaak, ze hoort volmaakt
bij deze straat en bij de steen waarop

ze in zichzelf besloten zit, alsof
er buiten haar niets is, hoogstens
een wereld in volkomen evenwicht

steek voor steek maakt ze haar leven
tot geheel: een omslagdoek, een kleurig
vest, iets dat nooit afkomt – en al bijeen

een hecht en onvervreemdbaar eigen
kleed – dat nog niet past – vaststaat
dat ze niet gaat voor het haar wit

en als gegoten zit

 

abdij, vermist

hier kwam je dus, ik weet niet goed waarom
om een devotie van heel lang geleden
misschien, maar ik kan me vergissen, de ansicht
die ik vond, laat zwart-wit uitgesneden

de scherpe lijnen van de bogen zien,
de stenen stilte in de verste nissen
en hoe het licht bijt in gewijde grond

maar nergens zie ik waar jij stond –
haast zonder je te missen, vraag ik me af
waar je het beeld uitliep

 

Van heel oude mensen

[4]

het raam schermt af van wat beweegt
in deze kamer vliegt geen vogel op –
hier wordt alleen geleefd alsof
van ’s morgens vroeg tot ’s morgens vroeg

– onoverkomelijk gescheiden door een voeg
en van eenzelfde stof, is het
alsof hij onder haar vernis
eendere breekbaarheid vermoedt

het lijkt begrijpelijk dat hij er nooit naar vroeg:
alleen wat buiten leeft beweegt
hier wordt allang niets aangeroerd,
staat alle tijd al tijden stil

zo blijft het voor zo’n vraag altijd te vroeg
en wat zij van hem denkt hoeft niet gezegd;
ze kent de kamer en het uitzicht,
de bonte vogels op de kast
onder de glazen stolp die roerloos past

 


Hester Knibbe (Harderwijk, 6 januari 1946)

 

De Amerikaanse dichter Carl Sandburg werd geboren op 6 januari 1878 in Galesburg, Illinois. Zie ook alle tags voor Carl Sandburg op dit blog.

 

Kind

Het jonge kind, Christus, is eerlijk en wijs
En stelt vragen aan de oude mannen, vragen,
Gevonden onder stromend water voor alle kinderen
En gevonden onder schaduwen geworpen op stilstaand water
Door hoge bomen die naar beneden kijken, oud en knoestig.
Gevonden door de ogen van kinderen alleen, onuitgesproken,
Een zacht lied zingend in de eenzaamheid.
En het jonge kind, Christus, blijft vragen
En de oude mannen antwoorden niets en kennen alleen liefde
Voor het jonge kind. Christus, eerlijk en wijs.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Carl Sandburg (6 januari 1878 – 22 juli 1967)
Standbeeld in Galesburg, Illinois, de geboorteplaats van Carl Sandburg

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e januari ook mijn blog van 6 januari 2021 en ook mijn blog van 6 januari 2019 deel 2 en eveneens deel 3.

Driekoningen (Victor Vroomkoning), T.S. Eliot

 

Bij het feest van Driekoningen

 


Aanbidding der koningen door Jacopo Bassano ca.1564

 

Driekoningen

Ik loop nog eenmaal om het lege
huis, kijk naar binnen. Zie ik
jou daar knielend naast Caspar-
met-de-zevenmaalgelijmde kop?

Elke dag liet jij ze dichter bij
het kind, jij was hun ster.
In drie weken trokken ze van
zolder met je mee via serre

naar de kribbe op de kast. Je geloof
lag in je daden. Met tafelkleed,
gordijnen, moeders onderrok trans-
formeerde jij ons tot wijzen.

Verbeelding krijgen kinderen van vaders
die kinderen van vaders bleven.

 


Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)
De St. Petrusbasiliek in Boxtel

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

De reis van de drie koningen

Het was een koude tocht,
en de slechtste tijd van het jaar
voor een reis, voor zulk een verre reis.
De wegen modderig, het weer guur,
de winter op zijn strengst.
De kamelen, die hun knieën ontvelden, hun hoeven bezeerden,
werden onhandelbaar
en legden zich neer in de smeltende sneeuw.
Menigmaal dachten we met spijt terug
aan onze zomerpaleizen op bloeiende berghellingen,
aan meisjes, in zijde gehuld, die gekoelde wijn ronddienden.
Onze kameeldrijvers vloekten, kankerden,
weigerden dienst, riepen om brandewijn en vrouwen.
Onze kampvuren wilden niet branden, onderdak was moeilijk
te vinden,
de steden waren vijandig, de dorpen stug,
de gehuchten smerig en verschrikkelijk duur:
het was een ellendige tocht.
Tenslotte reisden wij de gehele nacht door,
sliepen zo nu en dan langs de wegkant
en hoorden gedurig in onze oren zingende stemmen, zeggend:
jullie onderneming is waanzin.

Eindelijk, toen het licht werd, daalden we neer in een luw dal,
vochtig, onder de sneeuwlijn, geurend naar groeizaamheid;
een beek snelde voort, een watermolen karnde het duister,
er waren drie bomen onder een bewolkte lucht,
en een oud wit paard galoppeerde door een weiland.
Wij kwamen bij een herberg met wijngaardranken boven de stoep.
Zes handwerkslieden dobbelden bij de open deur om zilverlingen
en zes voetknechten schopten lege wijnzakken over de vloer.
Maar niemand kon ons inlichtingen verschaffen, en zo gingen
we verder,
en bereikten des avonds, geen uur te vroeg,
de plaats van bestemming; het was (dat mag ik wel zeggen) de
moeite waard.

Dit alles is lang geleden, ik heb het onthouden
en zou het over willen doen, maar ik stel,
dit vooropgesteld,
één vraag: was het doel dat ons dreef
geboorte of dood? Wij waren getuigen van een geboorte, zeker,
daar is geen twijfel aan. Maar als ik vroeger geboorte of dood zag,
dacht ik dat ze tegenstellingen waren. Deze geboorte echter
was een onverbiddelijk einde voor ons, een dood, onze dood.
Wij keerden terug naar ons land, onze koninkrijken,
maar voelden ons niet meer thuis in de oude orde
tussen vreemde mensen die hun goden omklemmen.
Ik zal blij zijn als ik andermaal sterf.

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 


T.S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Interieur van de rooms-katholieke Shrine of-St. Joseph kerk  in St. Louis, Missouri, de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

Zie voor de schrijvers van de 5e januari ook mijn blog van 5 januari 2024 en ook mijn blog van 5 januari 2021 en ook mijn blog van 5 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Carl Frode Tiller, Andreas Altmann

De Noorse schrijver Carl Frode Tiller werd geboren op 4 januari 1970 in Namsos. Zie ook alle tags voor Carl Frode Tiller op dit blog.

Uit: Omcirkeling (Vertaald door Kor de Vries)

“Ik opende mijn ogen, sloot ze, opende ze weer. Het sneeuwde nog steeds. Zware, zachte sneeuwvlokken raakten het raam, de kleinste smolten meteen, maar de grootste gleden langzaam omlaag naar de vensterbank, waar een dunne maar vrij hoge sneeuwrand was ontstaan die het glas bijna leek los te laten en voorover leek te kantelen.
`Heb je ze afgesneden?’ zei mijn moeder, ze zei het zonder haar blik van haar breiwerk te halen.
`Wat afgesneden?’ zei Anita.
`Nou, wat denk je?’ zei mijn moeder.
Anita stond naar haar te kijken. Ze begreep nog steeds niet waar mijn moeder het over had, ik zag het aan haar. Ze wist blijkbaar niet dat je het onderste deel van de stengels moest afsnijden voor je de bloemen in het water zette.
`Mijn hemel,’ zei mijn moeder. Ze legde haar breiwerk en het breipatroon in het lege bed aan de andere kant van de kamer en ging staan. ‘Je bent bijna vijftig,’ zei ze. Ze schudde haar hoofd en liep naar Anita toe.
`Vertel me maar gewoon wat ik moet doen, dan doe ik het,’ zei Anita.
`Ik doe het zelf wel,’ zei mijn moeder. Ze sloot haar ogen en opende ze weer, terwijl ze tegelijkertijd haar ene hand uitstak om het boeket rozen aan te pakken.
`Zelf?’ zei Anita en ze gaf de rozen niet uit handen.
‘Wat?’ zei mijn moeder.
`Het zelf doen? Alsof jij die bloemen hebt betaald.’ `
Nou zeg, mijn hemel,’ zei mijn moeder. Ze hield haar hoofd schuin en bleef Anita met halfopen mond aanstaren. ‘Er bestaan grenzen aan overgevoeligheid, zeg. Geef mij die bloemen eens, dan zal ik je laten zien hoe je dat doet.’
Anita snoof, terwijl ze mijn moeder het boeket gaf, en mijn moeder nam de bloemen mee en liep terug naar haar stoel. Ze pakte de plastic tas met haar klosjes wol van de grond en stak haar hand erin. Ze stond wat te zoeken en te rommelen, haalde er een schaar uit en liep naar de prullenbak die onder de wasbak stond. Op hetzelfde moment ging de deur open en een arts van middelbare leeftijd met een opvallend arrogant gezicht stak zijn hoofd naar binnen. Mijn moeder keek alsof ze iets wilde zeggen, maar hij had zich blijkbaar vergist in de kamer, want hij liep door voor ze een woord kon uitbrengen. Er klonk gelach vanuit de personeelskamer en het gerinkel van een eetwagen die voorbij werd gereden, en daarna sloot de deur zich met een zucht en werd alles weer stil.
Mijn moeder draaide zich om naar Anita.
`Let nou op,’ zei ze terwijl ze tegelijkertijd het boeket rozen boven de prullenbak hield en het onderste stukje van elke steel wilde afknippen.”

 


Carl Frode Tiller (Namsos, 4 januari 1970)

 

De Duitse dichter en schrijver Andreas Altmann werd geboren in Hainichen (Sachsen) op 4 januari 1963. Zie ook alle tags voor Andreas Altmann op dit blog. Zie ook mijn blog van 8 juni 2009.

 

zelden genoeg

wit bladdert het appelhout
in het licht van de wind.
seconden lang kijk ik door
mijn eerste ogen.
een stem, die aangroeide
in uitgelaten woorden.
ik kan haar mij niet meer herinneren.
enkel gezichten, waartoe zij behoorde,
kennen hen weer terug. spiegels
hebben geen lang geheugen.
water heeft met hen geduld.
ik kijk daartussen. als kind
heb ik vaak de aangebeten appels
in de beek gegooid.
ze waren nog onrijp.
hun golven zetten de hemel
slechts kort in beweging.

 

Vertaald door Mischa Andriessen

 


Andreas Altmann (Hainichen, 4 januari 1963)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e januari ook mijn blog van 4 januari 2019 en ook mijn blog van 4 januari 2017 en mijn blog van 4 januari 2015 deel 1 en eveneens deel 2 en deel 3.

In Memoriam Guus Luijters

 

In Memoriam Guus Luijters

De Nederlands dichter, schrijver en journalist  Guus Luijters is gisteren op 81-jarige leeftijd overleden. Guus Luijters werd geboren in Amsterdam op 3 november 1943. Zie ook alle tags voor Guus Luijters op dit blog.

 

De oester de ziel

I

Het lange wachten op het blauw
is eindelijk voorbij je
bent gekomen als een schilderij
waarop je blauwe dromen
geen wolken waren maar van mij
je stem heb je me laten horen
je ogen heb je laten zien
ik heb ze van je aangenomen
in hun bed van paarlmoer
de blauwe oesters van je ziel
die zeegespoeld door groene golven
onder kraal en wier bedolven
het kantwerk van hun lippen
openslaan met zacht gekreun

II

Mijn hart dat als een zwaluw
krijsend langs de hemel gaat
proeft met lippen van verlangen
de druppels van een zilte maan
die gevangen tussen tangen
roerloos aan de hemel staat
raak me met je vleugels aan
laat me met bevroren lippen
proeven van het zout en
met geloken ogen zwenken
keren stijgen dalen langs
helse fluisteringen
en natte lijnen trekken
nieuwe wegen op de oude kaart

 


Guus Luijters (3 november 1943 – 3 januari 2025)