Rachel Cusk, Elizabeth Bishop

De Canadese schrijfster Rachel Cusk werd geboren op 8 februari 1967 in Saskatoon. Zie ook alle tags voor Rachel Cusk op dit blog.

Uit: De tweede plaats (Vertaald door Marijke Versluys)

“Ik heb je weleens verteld, Jeffers, dat ik uit Parijs vertrok en in de trein de duivel ontmoette, en dat na die ontmoeting het kwaad dat gewoonlijk rustig onder de oppervlakte ligt, opwelde en zich uitstortte over alle aspecten van het leven. Het deed denken aan een besmetting, Jeffers: alles raakte ervan doortrokken en werd erdoor bedorven. Ik geloof niet dat ik besefte hoeveel aspecten het leven heeft, tot ze stuk voor stuk toonden hoeveel ellende ze kunnen veroorzaken. Ik weet dat jij zulke dingen allang wist en erover hebt geschreven, zelfs toen anderen er niet van wilden horen en het maar vervelend vonden om stil te staan bij wat fout en slecht was. Toch hield je vol en bouwde je een schuilplaats waar de mensen hun toevlucht konden zoeken als het ook voor hen misging. En het gaat nu eenmaal altijd mis! Angst is een gewoonte als alle andere, en gewoonten zijn dodelijk voor het wezenlijke in ons. Aan al die jaren van angst heb ik een soort leegte overgehouden. Ik verwachtte aldoor dat ik besprongen zou worden — ik verwachtte aldoor dezelfde lach van die duivel te horen als die waarmee hij me door de trein achtervolgde. Het was halverwege de middag en erg warm, en omdat het aardig druk was in de rijtuigen dacht ik eenvoudigweg aan hem te kunnen ontsnappen door ergens anders te gaan zitten. Maar elke keer dat ik verhuisde zat hij een paar minuten later alweer breeduit en lachend tegenover me. Wat wilde hij van me, Jeffers? Hij zag er afschuwelijk uit, gelig en pafferig, zijn groenige ogen waren bloeddoorlopen en als hij lachte zag je zijn gore gebit met pal in het midden een volkomen zwarte tand. Hij droeg oorringen en modieuze kleren die vlekkerig zagen van het zweet dat van hem af gutste. Hoe meer hij zweette, hoe harder hij lachte! En hij brabbelde aan één stuk door in een taal die ik niet kon thuisbrengen, maar luid en zo te horen doorspekt met verwensingen.
Eigenlijk kon je het niet negeren, maar toch deden alle passagiers dat juist wel. Hij had een meisje bij zich, Jeffers, een bizar klein ding, niet meer dan een beschilderd kind dat schaars gekleed was; ze zat bij hem op schoot, met haar lippen een beetje vaneen en de zachte blik van een onnozel dier, terwijl hij haar liefkoosde, en niemand zei of deed iets om hem daarvan te weerhouden. Lag het voor de hand dat ik van alle mensen in die trein degene was die dat waarschijnlijk zou proberen? Misschien was hij me van coupé naar coupé gevolgd om me daartoe te verleiden. Maar ik was niet in mijn eigen land, ik was maar op doorreis, weer op weg naar huis, waar ik als een berg tegen opzag, en het leek me niet mijn taak hem te laten ophouden. Juist op het moment dat je individuele morele plicht zo duidelijk naar voren springt, is het heel gemakkelijk te denken dat je er niet zoveel toe doet. Als ik hem ter verantwoording had geroepen waren alle daaropvolgende gebeurtenissen misschien uitgebleven. Maar bij wijze van uitzondering dacht ik: laat iemand anders het maar doen! En op die manier verliezen we de zeggenschap over ons lot.”

 


Rachel Cusk (Saskatoon, 8 februari 1967)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Bishop werd geboren op 8 februari 1911 in Worcester, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Elizabeth Bishop op dit blog.

 

De kaart

Land ligt in water; geschaduwd in groen.
Schaduwen, of zijn het zandbanken, aan de randen
afgebiesd met lange zeewierige banden
waar wieren vanuit groen overhangen naar eenvoudig blauw.
Of helt het land om haar van onderen op te tillen, de zee
en trekt haar kreukloos om zich heen?
Rukt langs de delicaat gebruinde rand van steen
het land van onderen aan de zee?

De schaduw van Newfoundland ligt plat en stil.
Die van Labrador is geel, waar de dromerige Eskimo
haar heeft geolied. Wij kunnen deze lieflijke baaien aaien,
onder een kijkglas alsof zij zo zouden ontbloeien,
of als om onzichtbare vissen aan een heldere kooi te helpen.
De namen van plaatsen aan zee lopen in zee uit,
de namen van steden lopen dwars door de nabije bergen
– de drukker ervaart hier dezelfde opwinding
als wanneer gevoel te ver buiten zijn oevers treedt.
Deze schiereilanden nemen het water tussen duim en wijsvinger
als vrouwen die de zachtheid van textiel beproeven.

In kaart gebrachte wateren zijn kalmer dan het land,
verlenen het land hun eigen golfstructuur:
vol vuur ijlt de Noorse haas naar het zuiden,
waar land is, onderzoeken profielen de zee.
Worden ze toegewezen, of kiezen landen hun eigen kleuren?
– Wat het karakter of de inheemse wateren ’t meest bekoort.
Topografie toont geen voorkeuren: west is even ver als noord.
Fijnzinniger dan die van de historici zijn de cartografenkleuren.

 

Vertaald door J. Bernlef

 


Elizabeth Bishop (8 februari 1911 – 6 oktober 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e februari ook mijn blog van 8 februari 2019 en ook mijn blog van 8 februari 2015.

Charles Dickens, Lioba Happel

De Engelse schrijver Charles Dickens werd geboren op 7 februari 1812 in Landport. Zie ook alle tags voor Charles Dickens op dit blog.

Uit: Barnaby Rudge

“The proprietor of this charming retreat, and owner of the ragged head before mentioned — for he wore an old tie-wig as bare and frowzy as a stunted hearth-broom — had by this time joined them; and stood a little apart, rubbing his hands, wagging his hoary bristled chin, and smiling in silence. His eyes were closed; but had they been wide open, it would have been easy to tell, from the attentive expression of the face he turned towards them — pale and unwholesome as might be expected in one of his underground existence — and from a certain anxious raising and quivering of the lids, that he was blind.
‘Even Stagg hath been asleep,’ said the long comrade, nodding towards this person.
‘Sound, captain, sound!’ cried the blind man; ‘what does my noble captain drink — is it brandy, rum, usquebaugh? Is it soaked gunpowder, or blazing oil? Give it a name, heart of oak, and we’d get it for you, if it was wine from a bishop’s cellar, or melted gold from King George’s mint.’
‘See,’ said Mr Tappertit haughtily, ’that it’s something strong, and comes quick; and so long as you take care of that, you may bring it from the devil’s cellar, if you like.’
‘Boldly said, noble captain!’ rejoined the blind man. ‘Spoken like the ‘Prentices’ Glory. Ha, ha! From the devil’s cellar! A brave joke! The captain joketh. Ha, ha, ha!’
‘I’ll tell you what, my fine feller,’ said Mr Tappertit, eyeing the host over as he walked to a closet, and took out a bottle and glass as carelessly as if he had been in full possession of his sight, ‘if you make that row, you’ll find that the captain’s very far from joking, and so I tell you.’
‘He’s got his eyes on me!’ cried Stagg, stopping short on his way back, and affecting to screen his face with the bottle. ‘I feel ‘em though I can’t see ‘em. Take ‘em off, noble captain. Remove ‘em, for they pierce like gimlets.’
Mr Tappertit smiled grimly at his comrade; and twisting out one more look — a kind of ocular screw — under the influence of which the blind man feigned to undergo great anguish and torture, bade him, in a softened tone, approach, and hold his peace.
‘I obey you, captain,’ cried Stagg, drawing close to him and filling out a bumper without spilling a drop, by reason that he held his little finger at the brim of the glass, and stopped at the instant the liquor touched it, ‘drink, noble governor. Death to all masters, life to all ‘prentices, and love to all fair damsels.”

 


Charles Dickens (7 februari 1812 – 9 juni 1870)

 

De Duitse dichteres, schrijfster en vertaalster Lioba Happel werd geboren op 7 februari 1957 in Aschaffenburg. Zie ook alle tags voor Lioba Happel op dit blog.

en trekt haar vinger omhoog tevergeefs
bevochtigt het puntje van haar tong dan

met haar heel speciale sap
in een uitbundigheid van iets

dat vergeten is nu echter
haar hersenen binnen golft als een

bloedige zwarte rivier
uitgegoten kort voor de

uitdoving van overtollige
energieën in haar hersenstam

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Lioba Happel (Aschaffenburg, 7 februari 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e februari ook mijn blog van 7 februari 2019 en eveneens mijn blog van 7 februari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Thomas von Steinaecker, Heinz Kahlau

De Duitse schrijver en journalist Thomas von Steinaecker werd geboren op 6 februari 1977 in Traunstein. Zie ook alle tags voor Thomas von Steinaecker op dit blog.

Uit: Die Privilegierten

„Ein paar Meter entfernt von meiner Fundstelle befand sich der kleine Teich, der im Lauf der Jahre immer weiter ausgetrocknet und inzwischen nicht viel mehr als ein Tümpel war. Das knöchelseichte Wasser am Ufer schwappte auf und ab. Perlen aus Luft stiegen zur Oberfläche. Am trüben Grund wurde gewühlt. Die Amphibien gruben sich in den Schlamm, auf der Suche nach einem
sicheren Platz für ihre Erstarrung. Ich hoffte, wenn ich mein Gesicht wusch, würde es mir besser gehen, was nicht der Fall war.
In der Vergangenheit war ich öfter ins Visier eines Raubtieres geraten, so dass ich auch jetzt merkte, dass mich etwas aus dem Unterholz fixierte. Ich weiß nicht, wie lange ich reglos verharrte, wie oft ich mir in diesen Momenten Vorwürfe machte, viel zu leichtsinnig gewesen zu sein und nicht das verdammte Gewehr mitgenommen zu haben. Irgendwann, so langsam wie bei meinen kaputten Gelenken und den Schmerzen möglich, ging ich in die Hocke und griff nach dem Ast zu meinen Füßen. Er war weder besonders dick noch spitz. Doch vielleicht konnte er als Abschreckung dienen. Ein paar Meter vor mir, hinter einer aus dem Boden gewachsenen Wurzel, knackste es. Ich glaubte, kurz einen hellen Fellrücken ausgemacht zu haben.
Nun war ich im Vorteil. Ich wusste, wo sich das Tier versteckt hielt, das wahrscheinlich darauf lauerte, dass ich unvorsichtig wurde. So kraftvoll wie möglich schleuderte ich den Prügel. Weil Stille
eintrat, machte ich einen Schritt auf die Wurzel zu. Hinter ihr tauchten ein Paar Ohren auf, eines hing herab. Eine graue Katze schlüpfte hervor. Sie hatte einen auffallend weißen Hals, als trüge sie ein Band. Das Laufen bereitete ihr Probleme. Ihre Hinterbeine lahmten.
Sie hoppelte. Ein paar Meter vor mir setzte sie sich auf die Hinterbeine und rückte sich immer wieder mit den Vorderpfoten zurecht, wie um die Balance zu halten. Ich war zu erstaunt, um etwas zu unternehmen. Aus dem verdreckten Fell standen die Rippen hervor. Ihre Augen schimmerten milchig. Sie besaß keine Pupillen. Die Katze war nicht nur alt, sie war auch blind.
Was machte eine Hauskatze hier, mitten in der Wildnis? Wie hatte sie überhaupt von dem einzigen zivilisierten Ort weit und breit, der Wetterstation, bis zu dieser Stelle des Waldes gelangen können, noch dazu in ihrem Zustand? Seit ich hier lebte, war mir nie ein entlaufenes Haustier begegnet. Ich konnte mich auch nicht erinnern, bei meinen früheren Besuchen bei der Station eine Katze gesehen zu haben. Die Natur in dieser Gegend duldete nichts Zahmes.“

 


Thomas von Steinaecker (Traunstein, 6 februari 1977)

 

De Duitse dichter en schrijver Heinz Kahlau werd op 6 februari 1931 geboren in het dorpje Drewitz. Zie ook alle tags voor Heinz Kahlau op dit blog.

 

Bij een afscheid

Laten we niet uit elkaar gaan
als mensen,
die een slechte deal
gemaakt hebben.
Zo innig
zijn we slechts geworden
omdat wij ons anders
niet konden herkennen.
Als je van bedrog wilt spreken,
spreek dan van zelfbedrog.
Als we iets verloren hebben,
zijn het illusies.
Wat we gewonnen hebben
zijn ervaringen.
Teleurgesteld zijn we slechts
in onszelf.
Dat wij uit elkaar gaan
ligt daaraan
dat we eerlijk waren.
Laten we niet uit elkaar gaan,
alsof wij
een slechte deal gemaakt hadden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Heinz Kahlau (6 februari 1931 – 6 april 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e februari ook mijn blog van 6 februari 2023 en ook mijn blog van 6 februari 2019 en ook mijn blog van 6 februari 2011 deel 2.

Geert Buelens, William S. Burroughs

De Vlaamse dichter, essayist en columnist Geert Buelens werd geboren in Duffel op 5 februari 1971. Zie ook alle tags voor Geert Buelens op dit blog.

 

Grootstad (Couleur locale)

Beginnen we de dag als hoerenzoon
invectieven uit een kindermond
zo fris

Wijkbewegingen zijn dan nodig
ruimtes die ons naar lucht doen happen
die er is
die er zou moeten zijn
al die uren waarin
we ons wentelen in wee
en ach als van weleer

Voor onze ogen verkleurt dit gebied
wordt het groter en als vanzelf
komen er gaten in
die we niet hoeven te zien
als ze licht doorlaten
wie we vervolgens aantreffen in de tuin

Plat op de buik
terugvallend als vanouds
geven we mee

We komen van ver
zo komen we er

 

Consumptiekansen

Verklaar ik dit
volstrekt ongeschikt
voor nagenoeg iedereen
vergrendelingsangst, verzachtingsvergrijp
polderfossiel
onmatig

zijn de zonden van de markt
geopend voor iedereen
spelen we thuis in op
woonverdunning
verplaatsing

van wat zo nodig is
moet een teken zijn

van onderdrukking
gaat om het inhalen

van wat
om het even is

meeschuifbalancering
opbouwrendement
spelplezier

 

uur vier

steeds neigen we naar kilte
naar het ratelen van de stormwind in de luiken
die we open maken met het oog
op een vers perspectief
van op zeer grote hoogte zwijg jij
mij tegemoet
ook dat is een gebaar
dat m
e pas loslaten zal
bij nieuwe maan
steeds dreigt dan de stilte
die het verband vormt dat wij zijn

 


Geert Buelens (Duffel, 5 februari 1971)

 

De Amerikaanse schrijver William S. Burroughs werd geboren in Saint Louis (Missouri) op 5 februari 1914. Zie ook alle tags voor William S. Burroughs op dit blog.

 

Advies voor jongeren

Mij wordt soms gevraagd of ik een paar woorden van advies heb voor jongeren.
Nou, hier zijn een paar simpele vermaningen voor jong en oud, man en beest.

Bemoei je nooit met een vechtpartij tussen jongens en meisjes.

Pas op voor hoeren die zeggen dat ze geen geld willen. Ammehoela willen ze dat niet.
Wat ze bedoelen is dat ze meer geld willen; sterker nog, dit zijn de duurste hoeren die er zijn.

Als je zaken doet met een religieuze klootzak, laat het dan op papier zetten; zijn woord is geen reet waard, niet met de goede Heer die hem vertelt hoe hij je moet naaien bij de deal.

Als je, nadat je bent blootgesteld aan iemands gezelschap, het gevoel hebt dat je een liter plasma hebt verloren, vermijd dat gezelschap dan. Je hebt dat nodig zoals je pernicieuze anemie nodig hebt.

We horen hier niet graag het woord “vampier”; we proberen ons publieke imago te verbeteren. Een vriendelijk, oomachtig, welwillend imago op te bouwen; “onderlinge afhankelijkheid” is het sleutelwoord — “verlichte onderlinge afhankelijkheid”.

Het leven in al zijn rijke verscheidenheid, neem een beetje, geef een beetje. Echter, door de onverbiddelijke logistiek van het vampierproces nemen ze altijd meer dan ze geven — en waarom zouden ze überhaupt iets nemen?

Vermijd sukkels. Dwazen, noem ik ze. Jullie kennen het type allemaal — hoe goed het ook klinkt, alles waar ze iets mee te maken hebben, loopt uit op een ramp. Problemen voor zichzelf en iedereen die met hen verbonden is.
Een dwaas is slecht nieuws, en dat straalt af — laat het niet op jou afstralen.

Betuig geen medelijden aan de geesteszieken; het is een bodemloze put. Zeg ze resoluut: “Ik word niet betaald om naar dit gezeur te luisteren — jij bent een terminale dwaas!” Anders maken ze je net zo gek als zij zijn.

Vermijd vooral onverbeterlijke criminelen. Zij zijn een speciaal kwaadaardig ras van dwazen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


William S. Burroughs (5 februari 1914 – 2 augustus 1997)
Portret door Richard Day, 2017

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e februari ook mijn blog van 5 februari 2021 en ook mijn blog van 5 februari 2019.

Ben Lerner, Stewart O’Nan

De Amerikaanse dichter, schrijver, essayist en criticus Benjamin S. (Ben) Lerner werd geboren op 4 februari 1979 in Topeka, Kansas. Zie ook alle tags voor Ben Lerner op dit blog.

 

The predictability of these rooms

The predictability of these rooms is, in a word, exquisite. These rooms in a word. The moon is predictably exquisite, as is the view of the moon through the word. Nevertheless, we were hoping for less. Less space, less light. We were hoping to pay more, to be made to pay in public. We desire a flat, affected tone. A beware of dog on keep off grass. The glass ceiling is exquisite. Is it made of glass? No, glass.

 

Gather your marginals…

“Gather your marginals, Mr. Specific. The end
is nigh. Your vanguard of vanishing points has vanished
in the critical night. We have encountered a theory
of plumage with plumage. We have decentered our ties. You must quit
these Spenglerian Suites, this roomy room, this gloomy Why.
Never again will your elephants shit in the embassy.
Never again will you cruise through Topeka in your sporty two-door coffin.
In memoriam, we will leave the laws you’ve broken broken.”

On vision and modernity in the twentieth century, my mother wrote
“Help me.” On the history of structuralism my father wrote
“Settle down,” On the American Midwest from 1979 to the present, I wrote
“Gather your marginals, Mr. Specific, The end is nigh.”

l wish all difficult poems were profound.
Honk if you wish all difficult poems were profound.

 

Idle elevators of grain…

Idle elevators of grain. Plenty of parking. Deciduous trees
of the genus Ulmus, known for their arching branches and serrate leaves
with asymmetrical bases, Gunplay in our houses of steak,
houses of pancakes. Dried valerian rhizomes. Bunk weed. Osage.

Deliberately elliptical poetic works reflect a fear of political commitment after
1968.]
A fear of deliberately elliptical poetic works reflects…

Home considered as a System of substitutions: “Plenty of parking.
Deciduous elevators of the genus Gunplay,
known for their arching bases and serrate pancakes
with asymmetrical rhizomes.” The activation of the white space of the page

reflects a fear of the industrialization of print media.
To fear the activation of the white space of the page

is to fear poetry.
Idle elliptical commitment. Deciduous repetition. Plenty of parking.

 

Tegenlicht

Het licht dat verandert
het licht dat uitgaat
wanneer je eronderdoor loopt
Het onveilige kruispunt
en de spookfiets
Het licht dat een vlam blijkt te zijn
en de gloeilamp die zo is ontworpen
dat hij flikkert. Natuurlijk
stadslichten, de ketting
van lichten van bruggen, lichten van
vliegtuigen
horen er ook bij, vooral
als ze flitsen of
gedoofd zijn

Fopkaars
die vonkt op de taart, kleine ster
die vonkt, wintergroen
in de mond, de spraak
die bederft, flits
uit de lopen tijdens de jacht op
Victor Serge over de daken
De sneeuw blauw in het licht
en de brandende manuscripten
en Parijs, de stad van
het licht dat verandert
in de mond
die ik graag had gekend

je was een liefhebber van licht
ik zou wat voor je hebben bewaard
Maanlicht op de stoep dat ik
opzij had gezet, in fabrieken
in gevangenissen, natuurlijk
en het brandende Moskou natuurlijk
in de strot liet ik
een licht voor je aan, Victor Serge
in de vorige eeuw, eeuw van de laatste
sigaretten, het licht
dat bederf afgeeft, het koude
licht van het levende
organisme

in de open
zeeën, in Oakland, een paar
oude schilderijen. Omdat het net
als as
wordt verstrooid, dacht ik dat ik kon
zingen
Omdat het herhaaldelijk sterft
in Mexico, zonder een cent
Zonder een cent in Spanje
dacht ik dat ik op foto’s
openhartig met je zou kunnen

spreken
Als ik verschijn heb ik natuurlijk
geen cent, want verschijning is
de laatste uitweg
van licht

Victor Serge
in zijn brieven, in vertaling
Onze liquidatie is voorbereid
en als ze je naam roepen
zijn mijn handen gebonden, is mijn rol beperkt
tot het breken door
glas, tot glas de gelegenheid geven
licht om hoekjes te buigen en om
doorzichtige vleugels, espejitos
heten ze in het Spaans, maar Spanje
was verloren
Spiegeltjes
waarvan de randen

ondoorzichtig zijn
Mag ik gewoon iets zeggen
over hoe alles verloren is
iets vanzelfsprekends over het gevaar
van lichtvervuiling en de noodzaak van donkere
oases, en als Serge kon worden
aangehaald, het voortplanten op constante
snelheid door ondoorzichtige voorwerpen zoals
deze bladzijden, of zou dat zingen
zijn, want net als as
wanneer je eronderdoor loopt
want net als sneeuw
blauwe systemen

 

Vertaald door Arthur Wevers

 


Ben Lerner (Topeka, 4 februari 1979)

 

De Amerikaanse schrijver Stewart O’Nan werd geboren op 4 februari 1961 in Pittsburgh, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Stewart O’Nan op dit blog.

Uit: Ocean State

“My mother’s boyfriends tried to be sweet, but they were strangers. Sometimes they paid our rent and sometimes we split it. When they broke up with my mother—suddenly, drunkenly, their shouting jerking us from sleep—we would have to move again. Like her, we were always rooting for things to work out, far beyond where we should have. Our father was gone, and our mother couldn’t stop wanting to be in love. “I swear this is the last time,” she’d say, dead sober, and a month later she’d bring home another loser. They seemed to be getting younger and scruffier, which Angel thought was a bad sign. My mother didn’t seem to notice. In the beginning, everything was new. She lost weight and kissed us too much and made promises she couldn’t keep. The last had been a deckhand named Wes who brought home lobsters and called her “Care” and took us to Block Island to ride bikes, until one night he smashed her phone when she
tried to call the cops on him. Neither of them was bleeding, so the cops didn’t charge anyone. “You guys are useless,” my mother said. “Yeah,” one of them said, “that’s why we’re here at one in the morning, cause we got nothing better to do.” We were living in the top half of a duplex, and the next morning while Wes was out dragging the Sound, the three of us lugged everything we could carry down the stairs and shoved it in my mother’s car.
The house by the Line & Twine was for sale, but in 2009 no one was going to buy it. My grandmother had worked in accounting with the owners, snowbirds who’d shipped off to Florida long before the Crash. Like most of the houses on River Road, it had been sitting empty for years. There was moss on the shingles and weeds in the gutters.
My grandmother came over to help us clean the kitchen. She brought her rubber gloves. “It’s not the Taj Mahal,” she said.
“It’s fine,” my mother said, as if we wouldn’t be there long.
“Angel Lynn. Quit with the face.”
“I didn’t say anything,” she said, scowling.
“You don’t have to.”
I didn’t say anything. I hardly ever said anything, afraid of making things worse. I watched them like a scorekeeper, silently recording every slight and insult, every failure to be kind. I was thirteen, and like all children, had an overdeveloped sense of justice. I wanted everyone to be happy, despite our actual lives.”

 


Stewart O’Nan (Pittsburgh, 4 februari 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e februari ook mijn blog van 4 februari 2019 en eveneens mijn blog van 4 februari 2018 deel 1 en ook deel 2.

Georg Trakl, Ferdinand Schmatz

De Oostenrijkse dichter Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in Salzburg geboren. Zie ook alle tags voor Georg Trakl op dit blog.

 

In einem verlassenen Zimmer

Fenster, bunte Blumenbeeten,
Eine Orgel spielt herein.
Schatten tanzen an Tapeten,
Wunderlich ein toller Reihn.

Lichterloh die Büsche wehen
Und ein Schwarm von Mücken schwingt.
Fern im Acker Sensen mähen
Und ein altes Wasser singt.

Wessen Atem kommt mich kosen?
Schwalben irre Zeichen ziehn.
Leise fließt im Grenzenlosen
Dort das goldne Waldland hin.

Flammen flackern in den Beeten.
Wirr verzückt der tolle Reihn
An den gelblichen Tapeten.
Jemand schaut zur Tür herein.

Weihrauch duftet süß und Birne
Und es dämmern Glas und Truh.
Langsam beugt die heiße Stirne
Sich den weißen Sternen zu.

 

 

Geistliches Lied

Zeichen, seltne Stickerein
Malt ein flatternd Blumenbeet.
Gottes blauer Odem weht
In den Gartensaal herein,
Heiter ein.
Ragt ein Kreuz im wilden Wein.

Hör’ im Dorf sich viele freun,
Gärtner an der Mauer mäht,
Leise eine Orgel geht,
Mischet Klang und goldenen Schein,
Klang und Schein.
Liebe segnet Brot und Wein.

Mädchen kommen auch herein
Und der Hahn zum letzten kräht.
Sacht ein morsches Gitter geht
Und in Rosen Kranz und Reihn,
Rosenreihn
Ruht Maria weiß und fein.

Bettler dort am alten Stein
Scheint verstorben im Gebet,
Sanft ein Hirt vom Hügel geht
Und ein Engel singt im Hain,
Nah im Hain
Kinder in den Schlaf hinein.

 

 

Drei Träume

II
In meiner Seele dunklem Spiegel
Sind Bilder niegeseh’ner Meere,
Verlass’ner, tragisch phantastischer Länder,
Zerfließend ins Blaue, Ungefähre.

Meine Seele gebar blut-purpurne Himmel
Durchglüht von gigantischen, prasselnden Sonnen,
Und seltsam belebte, schimmernde Gärten,
Die dampften von schwülen, tödlichen Wonnen.

Und meiner Seele dunkler Bronnen
Schuf Bilder ungeheurer Nächte,
Bewegt von namenlosen Gesängen
Und Atemwehen ewiger Mächte.

Meine Seele schauert erinnerungsdunkel,
Als ob sie in allem sich wiederfände —
In unergründlichen Meeren und Nächten,
Und tiefen Gesängen, ohn’ Anfang und Ende.

 

 

Trompetten

Onder geknotte wilgen, waar bruine kinderen spelen
En bladeren dwarrelen, klinken trompetten. De huivering van een kerkhof.
Vaandels van scharlaken storten door de rouw van de ahorn,
Ruiters langs roggevelden, langs lege molens.

Of herders zingen ’s nachts en herten treden
In de kring van hun vuren. De oeroude treurnis van het woud.
Dansers komen naar voren uit het zwart van een muur;
Vaandels van scharlaken, lachen, waanzin, trompetten.

 

Vertaald door Jan Terpstra

 


Georg Trakl (3 februari 1887 – 4 november 1914)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Ferdinand Schmatz werd geboren op 3 februari 1953 in Korneuburg. Zie ook alle tags voor Ferdinand Schmatz op dit blog.

 

tijger, bijna helemaal twee keer

merkt
bonst
trekt
ziet voor zich, binnen, lust
haar overeind, geel
zinbundelt
niet langer deel, maar alles
wild door
dringt in het vlakbijvlak
richt vol
daar
knalt in de totaalsprong scheef
–  gebroken door streep –
boem op buit, dof
slaat
scheurt
grijpt, het,
omkeer pijn
brandt hem pulserend
in het namoment
geheel en al van alle
hart

 

Vertaald door Tonnus Oosterhoff

 


Ferdinand Schmatz (Korneuburg, 3 februai 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e februari ook mijn blog van 3 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Candlemas Dialogue (Christina Rossetti), Hella Haasse, Günter Eich

 

Bij Maria Lichtmis

 


Presentatie van Jezus in de Tempel door Francisco Rizi, ca. 1663

 

Candlemas Dialogue

“Love brought Me down; and cannot love make thee
Carol for joy to Me?
Hear cheerful robin carol from his tree,
Who owes not half to Me
I won for thee.”

“Yea, Lord, I hear his carol’s wordless voice;
And well may he rejoice
Who hath not heard of death’s discordant noise.
So might I too rejoice
With such a voice.”

“True, thou hast compassed death; but hast not thou
The tree of life’s own bough?
Am I not Life and Resurrection now?
My Cross balm-bearing bough
For such as thou?”

“Ah me, Thy Cross! – but that seems far away;
Thy Cradle-song to-day
I too would raise, and worship Thee and pray:
Not empty, Lord, to-day
Send me away.”

“If thou wilt not go empty, spend thy store;
And I will give thee more,
Yea, make thee ten times richer than before.
Give more and give yet more
Out of thy store.”

“Because Thou givest me Thyself, I will
Thy blessed word fulfil,
Give with both hands, and hoard by giving still;
Thy pleasure to fulfil,
And work Thy Will.”

 


Christina Rossetti (5 december 1830 – 27 december 1894)
De katholieke Our Lady of the Rosary and St Dominic -kerk in Londen, de geboorteplaats van Christina Rossetti

 

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook alle tags voor Hella Haasse op dit blog.

Uit: Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern

“Het eerste gedeelte van de ‘Brief’ is geschreven vanuit het standpunt van een door vaderlandsliefde en democratische gezindheid bezield vrij man, die het stadhouderlijke wanbeleid aan de kaak stelt; maar gaandeweg krijgt de tekst ook de functie van een geschrift bedoeld om de verdiensten en het ‘onverzettelijke karakter van baron van der Capellen te prijzen, zijn publicaties ter lezing aan te bevelen, de door hem in de Staten van Overijssel aanhangig gemaakte kwesties in herinnering te brengen, en verontwaardiging te wekken voor de wijze waarop door Willem v en zijn ‘werktuigen’ in de persoon van deze ‘door niemand ondersteunde edelman’ alle regenten `beledigd, vervolgd, mishandeld, in gevaar gebracht’ zijn. Het beeld van de stadhouder is dat van een dwingeland, een monster. In een rustige kamer, met uitzicht op het geboomte rondom Appelteen — eiken, elzen, hoge meidoornhagen — voltrok zich een creatief proces dat niet meer te achterhalen is. Werd de ‘Brief’ in één ruk, spontaan, geschreven, om een overvol gemoed te luchten, of moeizaam samengesteld uit fragmenten en flarden van brieven, brochures en toespraken van en over ‘Capellen’? Wist Joan Derk vanuit een veelzeggende gespletenheid zijn eigen zaak te bepleiten als gold het een door hem vurig vereerde ander? Was hij de spreekbuis van de patriotten, van de zich in hun belangen bedreigd voelende Amsterdamse kooplieden en bankiers, of van een gekwetste excessieve eigenliefde? Het is mogelijk dat hij, min of meer tegen zijn zin, in opdracht, en onder druk gezet, ondanks vermoeidheid en preoccupatie met andere zaken, zichzelf tot het schrijven van de ‘Brief’ gedwongen heeft; maar evengoed kan die tekst de vrucht zijn van een zorgvuldig in praktijk gebrachte propagandatheorie, volgens methoden die in zijn tijd voor het eerst op uitgebreide schaal werden toegepast. Blijft de vraag of hij de enige auteur van het pamflet is geweest. Was zijn denken tenslotte niet gevormd, gevoed, door de ideeën van voorgangers en tijdgenoten? Dichter bij huis: had hij een medewerker, een helper? Misschien moet men zich in die kamer op Appeltern, het studeervertrek van de baron, tegenover hem of naast hem aan de schrijftafel nóg iemand voorstellen, een vertrouweling, een vriend, wie weet een alter ego.”

 


Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Eich werd geboren op 1 februari 1907 in Lebus an der Oder. Zie ook alle tags voor Günter Eich op dit blog.

 

Optiek

Als je ogen slechter worden
ga je dichterbij staan
om je vrienden te herkennen.

Je zet een bril op,
gebruikt contactlenzen
en ziet

heel dichtbij
het zwart
onder de nagels van je vijand.

 

Vertaald door Jan Gielkens

 


Günter Eich (1 februari 1907 – 20 december 1972)

 

Zie ook alle tags voor Maria Lichtmis op dit blog.

Zie voor de schrijvers van de 2e februari ook mijn blog van 2 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

February (Jane Goodwin Austin), Hugo von Hofmannsthal

 

Bij het begin van februari

 


Een ochtend in februari in Moret sur Loing door Alfred Sisley, 1881

 

February

I thought the world was cold in death;
The flowers, the birds, all life was gone,
For January’s bitter breath
Had slain the bloom and hushed the song.

And still the earth is cold and white,
And mead and forest yet are bare;
But there’s a something in the light
That says the germ of life is there.

Deep down within the frozen brook
I hear a murmur, faint and sweet,
And lo! the ice breaks as I look,
And living waters touch my feet.

Within the forest’s leafless shade
I hear a spring-bird’s hopeful lay:
O life to frozen death betrayed
Thy death shall end in life to-day.

And in my still heart’s frozen cell
The pulses struggle to be free;
While sweet the bird sings, who can tell
But life may bloom again for thee!

 


Jane Goodwin Austin (25 februari 1831 – 30 maart 1894)
Worcester, Massachusetts, de geboorteplaats van Jane Goodwin Austin

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Hugo von Hofmannsthal werd geboren op 1 februari 1874 in Wenen. Zie ook alle tags voor Hugo von Hofmannsthal op dit blog.

 

Ballade vom kranken Kind

Das Kind mit fiebernden Wangen lag,
Rotgolden versank im Laub der Tag.
Das Fenster hing voller wildem Wein,
Da sah ein fremder Jüngling herein.

»Laß, Mutter, den schönen Knaben ein,
Er beut mir die Schale mit leuchtendem Wein,
Seine Lippen sind wie Blumen rot,
Aus seinen Augen ein Feuer lobt.«

Der nächste Tag verglomm im Teich,
Da stand am Fenster der Jüngling, bleich,
Mit Lippen wie giftige Blumen rot
Und einem Lächeln, das lockt und droht.

»Schick, Mutter, den fremden Knaben fort,
Mich zehrt die Glut und mein Leib verdorrt,
Mich ängstigt sein Lächeln, er hält mir her
Die Schale mit Wein, der ist heiß und schwer!

Ach Mutter, was bist du nicht erwacht!
Er kam geschlichen ans Bett bei Nacht:
Und, weh, seinen Wein ich getrunken hab
Und morgen könnt ihr mir graben das Grab!«

 

Dichter sprechen

Dichter sprechen:

Nicht zu der Sonnen frühen Reise,
Nicht wenn die Abendwolken landen,
Euch Kindern, weder laut noch leise,
Ja, kaum uns selber seis gestanden,
Auf welch geheimnisvolle Weise
Dem Leben wir den Traum entwanden
Und ihn mit Weingewinden leise
An unsres Gartens Brunnen banden.

 

Der nächtliche Weg

Ich ging den Weg einmal: da war ich sieben,
So arm und reich!
Mir war, ich hielt ein nacktes Schwert in Händen,
Und selbst die Sterne bebten seinem Streich.

Mit siebzehn ging ich wiederum den Weg
Erst recht allein:
Ein Etwas huschte in den blassen Winden,
Von oben kam der fremden Welten Schein.

Nun führ ich dich, du spürst nur meine Hand:
Einst war ich sieben …
Und das Vergangne glimmt, von Geisterhand
Mit blassem Schein ins Dunkel hingeschrieben!

 

Dageraad

Nu ligt en trilt aan vale horizon,
Verzonken in zichzelf, de donderbui.
Nu denkt de zieke: ‘Dag! Nu zal ik slapen!’
En doet de hete ogen dicht. Nu strekt
De vaars op stal naar frisse morgenlucht
De brede neus. Nu, in het stille bos,
Richt de landloper, ongewassen, zich
Uit ’t zachte bed van lang verwelkt blad op,
Grijpt met brutaal gebaar zomaar een steen,
Gooit die naar ’n duif die nog slaapdronken vliegt,
En huivert zelf wanneer de steen zo dof
En zwaar op aarde valt. Nu rent het water,
Als wilde het de nacht die wegsloop na,
Het duister in, snel, onverschillig, wild,
Als koude luchtvlaag voort, terwijl daarboven
De Heiland en zijn moeder zachtjes, zachtjes,
Op ’t brugje met elkander spreken; zachtjes,
En toch zijn hun luttele woorden eeuwig
En onverwoestbaar als de sterrenhemel.
Hij draagt zijn kruis en zegt alleen maar: ‘Moeder!’
En kijkt haar aan, en: ‘Ach, mijn lieve zoon!’
Zegt zij. – Nu heeft de hemel met de aarde
Een stom, beklemmend tweegesprek. Dan gaat
Een rilling door het oude, zware lijf:
Zij maakt zich op een nieuwe dag te leven.
Nu klimt het schimmig ochtendlicht. Nu glipt
Er iemand blootsvoets uit een vrouwenbed,
Snelt als een schaduw, klautert als een dief
Zíj́n kamer door het venster binnen, ziet
Zich in de spiegel, is plotseling bang
Voor deze bleke, nachtdoorwaakte vreemde,
Als had hij zelf de brave jongen die
Hij was in deze nacht vermoord, als kwam
Hij nu zijn handen wassen in de kan
Als om het offer dat hij bracht te honen;
Daarom misschien was de hemel zo drukkend
En alles in de lucht zo wonderlijk.
Nu knarst de staldeur. En nu is het dag.

 

Vertaald door Nini Brunt

 


Hugo von Hofmannsthal (1 februari 1874 – 15 juli 1929)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e februari ook mijn blog van 1 februari 2022 en ook mijn blog van 1 februari 2019 en ook mijn blog van 1 februari 2015 deel 2.

Anton Korteweg, Günter Eich

De Nederlands dichter en neerlandicus Anton Korteweg werd geboren in Zevenbergen op 31 januari 1944. Zie ook alle tags voor Anton Korteweg op dit blog.

 

Brasserie Streek, Culemborg

Een eersteklaswagon van voor de Grote Oorlog;
een afgeplatte Mahlerkop is de patron.
Hij runt de zaak met voorschoot en op sneakers.

Het dagmenu is duif vooraf, dan hert of kabeljauw;
in Streek te Culemborg doen ze niet flauw.
Gekrijt op een zwart bord geven twee glazen wijn
te kennen liever vol dan leeg te zijn.

Voor een geniepig drempeltje bij het toilet
word je attent gewaarschuwd: ‘Mind your steps’.

Een mollig manneke met zwarte krullenbol
in rode trui waarop een blauwe vlinder
holt langs de tafeltjes. ’t Is lang niet vol.

Als gast krijg je, of je er zin in hebt of niet,
een flinke kaars in een lantaarntje op je tafel.
Dat is, aldus de ober, voor de romantiek.

Links voor me zit een heerachtige man
met zorgelijke blik en naast zijn toetje
een soort pamflet: ‘Wij artsen zeggen nee’
– viermaal herhaald, in rood – ‘tegen 5g.’
Hij pakt zijn pen en tekent op de achterkant
een nijlpaard, neushoorn en een olifant.

Achter een waterval van ongewassen haar
tracht zich een meisje, even verderop,
schokkerig en onstuimig append te verschuilen.
Ik wist niet of ik om haar lachen moest
of toch voor alle zekerheid een beetje huilen.

 

De schrijn van Hagestein

Boven mijn afgematte lijf een vlucht
ganzen in v-vorm, snaterend als gekken.
Links, ver nog weg, de Culemborgse brug,
een reuzenbadmuts glinsterend in de Lek en

tussen twee bankjes op de dijk voorbij de stuw
bij Hagestein een houten schrijn, waarop geschreven:
‘Een gastenboek voor U. Wie schrijft, die blijft.’
Ik had het koud. Ik hield het maar bij lezen.

Een greep: ‘Hier aan het wandelen met Sjoerd, mijn hond.
Wat heeft God de natuur toch schitterend gemaakt!
Zijn zegen toegewenst.’ Getekend: Sjaak.

‘Een mooie plek voor bier en de natuur
is ook al mooi hier. Proost voor alle geile mensen.’
De schrijver onbekend. De tijd: ’s morgens acht uur.

Dan had je nog Corine. Zij deelt ons mee
dat ze hier maar wat graag zou willen wonen,
maar woont al lang in Krommenie. Dus nee

Gelaafd aan deze brandstof klom ik welgemoed
weer op mijn tamelijk uitgeruste fiets.
Wind tegen, regen, rare bochten? Deed me niets.

Voor de avond nog was ’k waar ik wilde zijn.
In Culemborg. Terug ging ik met de trein.

 

Jong talent

Veertien jaar ouder dan Perk,
Lodeizen tien jaar voorbij,
De Genestet ruim gepasseerd.

Jaarlijks één jaar méér te oud
om jong, veelbelovend te sterven.

Haar groeit thans uit de neus.
Oren moeten geknipt.

 


Anton Korteweg (Zevenbergen, 31 januari 1944)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Eich werd geboren op 1 februari 1907 in Lebus an der Oder. Zie ook alle tags voor Günter Eich op dit blog.

 

Filologisch

Ik dacht, dat ik voor twee schreef.
Maar dat verduvelde,
aan naaldhouttakken hangende schrift!

Je moet een examen doen
en je medestudenten
blijven na een paar colleges weg.

Ik wacht, want ik heb medelijden met de docent.
Hij hurkt eenzaam te midden van zijn smakgeluiden,
rilt bij de gedachte aan sneeuw.

               

Vertaald door Jan Gielkens

 


Günter Eich (1 februari 1907 – 20 december 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e januari ook mijn blog van 31 januari 2024 en ook mijn blog van 31 januari 2019 en ook mijn blog van 31 januari 2017 en ook mijn blog van 31 januari 2016 deel 2.

Bernard Dewulf, Günter Eich

De Vlaamse dichter, schrijver en journalist Bernard Dewulf werd op 30 januari 1960 in Brussel geboren. Zie ook alle tags voor Bernard Dewulf op dit blog. Bernard Dewulf is op 23 december 2021 overleden.

 

Véronique

1
dit huis, waar zonlicht licht verrast
de kasten raakt, en hout verrassend
kraakt, waar vroegten één voor één
verzameld liggen in een bed, dat niets
doet dan wat bergen,

kent haar goed, en weet hoe vloeibaar
zij zich wist te leggen op een blad
nog zonder regels,

hoe zij ongehoord op tafel staat,
de haren langs getande rand, geel al
van de jaren licht,

en wie zij was: het diertje dat van gras
ras wolken dacht, en onverwacht kon
sterven, met zoiets als welgeteld

de vlucht van nimfen, of de lach van
pijnlijk fijne proevers.

 

2
soms bleef ze heel alleen in zalen
achter, waar zonet nog walsen gaande
waren, en de weelde voor het rapen lag,

soms wou ze doodgewoonweg leven met
wat lange haren uitgerekend langs
een hals, en verre minnaars bij de hand,

soms kon ze ook verrassend stil in
tuinen staan: zie toch al die
horizonten, zei ze dan, en haag na haag

begreep ik meer en meer waarom ze ’s avonds
dikwijls bij de ramen stond, de vingers op
de ruiten, en het licht dat ongezien vertrok,

ze zag het en ze zweeg verbeten.

 

3
soms wou ze enkel soms zijn, en soms
zoveel meer: ze liep dan langs

bekende lanen – haren hopeloos gezwind –
en dacht aan reizen in de hoven vol
seringen en de wind erin,

ze ging met minnaars aan de haal, en streelde
urenlang verdriet: een kwestie van
wat weelde, deed ze teken, met
de glimlach listig in het water,

eens zelfs werd het haar te veel:
ze speelde licht en zou pas jaren later
hier zijn, in een vroegte, want
ze kwam van ver,

ze heeft het nooit begrepen: dat ze toen
te sterven stond in veel te prille sneeuw,
nog ongemerkt, dat wel, maar minder weggeborgen
toch dan in haar roze lakens.

 


Bernard Dewulf (30 januari 1960 – 23 december 2021)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Eich werd geboren op 1 februari 1907 in Lebus an der Oder. Zie ook alle tags voor Günter Eich op dit blog.

 

Rand van de stad

Nieuwe huizen, ongeboren
kamers, na tien uur
stilte in de doodskist a.u.b.

Het zout, het brood
voor de alleenstaande onderhuurders –
leg het maar neer, de kakkerlakken
hebben meer geduld en
zullen troost
in je wittebrood fluisteren.

 

Vertaald door Jan Gielkens

 


Günter Eich (1 februari 1907 – 20 december 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e januari ook mijn blog van 30 januari 2019 en ook mijn blog van 30 januari 2016 deel 2.