Anneke Brassinga, Etgar Keret, Alfred Birney, James Rollins, Arno Surminski, Maren Winter, Edgar Guest, Charles de Coster, Tarjei Vesaas

De Nederlandse dichteres, schrijfster en vertaalster Anneke Brassinga werd geboren in Schaarsbergen op 20 augustus 1948. Zie ook alle tags voor Anneke Brassinga op dit blog.

Heen

In de hondsdagen versterft het wilde gezang.
Bij de kom in het gras is de merel komen drinken
vier lange teugen voor hij weer vloog –
wat leeft, leeft van schrik en beven.

Ik ken iemand; hij ligt in zijn groene graf,
het is nog vers. Hij zwijgt daar
als de schuwe vogel die hij altijd was.

Ook ik ben nog nooit zo stil geweest.
Er is beangstigend weinig te vrezen.

De zomer weelderig, de warme aarde
rustplaats waar overal
schaduwen lijken te groeien uit stralende zon.

 

Elementa

Als ieder ogenblik een ongekend begin is
van nasleep die pas over eeuwen
licht zal werpen op dit nu –

zijn de bekende woorden sterrenschijnsel,
amechtig arriverend, veel te laat.
Waar kunnen we dan nog over praten?

Alleen de lokstem van het water zwatelt
in strikt hedendaagse taal, geen touw
aan vast te knopen; zeker niet

op het razende tijdstip van je verschuimen
in een onophoudelijk liggen gaande
onophoudelijk weer opstekende storm.

 

Stof

Zo mooi is het om gedichten te schrijven
’s nachts als de dagtaak af is en iedereen
die bij de Nederlandsche Bank werkt al slaapt;
het is donker, dat spreekt, en ook stil,
in mijn hoofd suist het van woorden, woorden,
mijn vingers zijn hard van de schrijfmasjien.
De versterker kreunt na: laatste zenders
geven gruis. Het is nacht, maar de bomen blijven
staan. Dat denk ik althans; en ik denk aan alles
dat plaatsvindt, tot stuiven de overhand neemt.

Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 20 augustus 1948) 


De Israëlische schrijver Etgar Keret werd geboren op 20 augustus 1967 in Ramat Gan. Zie ook alle tags voor Etgar Keret op dit blog.

Uit: Suddenly, a Knock on the Door

“Tell me a story,” the bearded man sitting on my living-room sofa commands. The situation, I must admit, is anything but pleasant. I’m someone who writes stories, not someone who tells them. And even that isn’t something I do on demand. The last time anyone asked me to tell him a story, it was my son. That was a year ago. I told him something about a fairy and a ferret—I don’t even remember what exactly—and within two minutes he was fast asleep. But here the situation is fundamentally different. Because my son doesn’t have a beard, or a pistol. Because my son asked for the story nicely, and this man is simply trying to rob me of it.
I try to explain to the bearded man that if he puts his pistol away it will only work in his favor, in our favor. It’s hard to think up a story with the barrel of a loaded pistol pointed at your head. But the guy insists. “In this country,” he explains, “if you want something, you have to use force.” He just got here from Sweden, and in Sweden it’s completely different. Over there, if you want something, you ask politely, and most of the time you get it. But not in the stifling, sultry Middle East. All it takes is a single week around here to figure out how things work—or rather, how things don’t work. The Palestinians asked for a state, nicely. Did they get one? The hell they did. So they switched to blowing up kids on buses, and people started listening. The settlers wanted a dialogue. Did anyone pick up on it? No way. So they started getting physical, pouring hot oil on the border patrolmen, and suddenly they had an audience. In this country, might makes right, and it doesn’t matter if it’s about politics or economics or a parking space. Brute force is the only language we understand.
Sweden, the place the bearded guy made aliya from, is progressive, and is way up there in quite a few areas. Sweden isn’t just ABBA or IKEA or the Nobel Prize. Sweden is a world unto itself, and whatever they have, they got by peaceful means. In Sweden, if he’d gone to the Ace of Base soloist, knocked on her door and asked her to sing for him, she’d invite him in and make him a cup of tea. Then she’d have pulled out her acoustic guitar from under the bed and and play for him. And all this, with a smile. But here? I mean, if he hadn’t been flashing a pistol I’d have thrown him right out. Look, I try to reason. “Look yourself,” the bearded guy grumbles, and cocks his pistol. “It’s either a story or a bullet between the eyes.”

Etgar Keret (Ramat Gan, 20 augustus 1967)

 

De Amerikaanse schrijver James Rollins (pseudoniem van James Paul Czajkowski) werd geboren in Chicago op 20 augustus 1961. Zie ook alle tags voor James Rollins op dit blog.

 Uit: The Doomsday Key:

“Spring, 1086 England
The ravens were the first sign. As the horse-drawn wagon traveled down the rutted track between rolling fields of barley, a flock of ravens rose up in a black wash. They hurled themselves into the blue of the morning and swept high in a panicked rout, but this was more than the usual startled flight. The ravens wheeled and swooped, tumbled and flapped. Over the road, they crashed into each other and rained down out of the skies. Small bodies struck the road, breaking wing and beak. They twitched in the ruts. Wings fluttered weakly. But most disturbing was the silence of it all. No caws, no screams. Just the frantic beat of wing—then the soft impact of feathered bodies on the hard dirt and broken stone. The wagon’s driver crossed himself and slowed the cart. His heavy-lidded eyes watched the
These last were closer to the truth than anyone suspected. Martin had read the wax-sealed letter. He’d observed that lone scribe painstakingly recording the results of the royal commissioners in the great book, and at the end, he’d watched the scholar scratch a single word in Latin, in red ink.
Vastare.
Wasted.
Many regions were marked with this word, indicating lands that had been laid waste by war or pillage. But two entries had been inscribed entirely in crimson ink. One described a desolate island that lay between the coast of Ireland and the English shore. Martin approached the other place now, ordered here to investigate at the behest of the king. He had been sworn to secrecy and given three men to assist him. They trailed behind the wagon on their own horses. At Martin’s side, the driver twitched the reins and encouraged the draft horse, a monstrously huge chestnut, to a faster clop. As they continued forward, the wheels of the wagon drove over the twitching bodies of the ravens, crushing bones and splattering blood.”

James Rollins (Chicago, 20 augustus 1961)


De Nederlandse schrijver, essayist en columnist Alfred Alexander Birney werd geboren in Den Haag op 20 augustus 1951. Zie ook alle tags voor Alfred Birney op dit blog.

Uit: De tolk van Java

“Gitaar en schrijfmachine

Als jongeman zag mijn vader in Soerabaja de ‘vliegende sigaren’ van de Japanse luchtmacht zijn ouderlijk huis aan puin bombarderen, hij zag Japanse soldaten burgers onthoofden, hij werd gemarteld wegens sabotage in dienst van her zogenoemde Vernielingskorps en in een ijzeren kist onder de brandende zon te smoren gelegd, hij zag Japanse soldaten Austr-lische krijgsgevangenen in open bamboekisten aan de haaien voeren, hij zag Punjabisoldaten in Engelse dienst Japanse soldaten besluipen en ze de strot doorsnijden, hij hoorde over de dood van een neef aan de Birmaspoorlijn, hij hoorde hoe zijn lievelingsoom door Japanse soldaten was doodgemarteld op het landgoed van zijn vaders familie, hij verraadde de Japanse vriend van zijn zuster, die als animeermeisje aan de kost kwam, hij wees de geallieerden de weg in de hirte van de Javaanse Oosthoek, waar opstandige Indonesiërs ondersteboven hangend aan de enkels werden verhoord terwijl hij optrad als tolk en de schrijfmachine hanteerde, hij hielp de geallieerden met het platbranden van desa’•, hij zag brandende opstandige jongelingen schreeuwend van de pijn hun eenvoudige huisjes uit rennen en overhoopgeschoten worden, hij leerde schieten en doorzeefde op een treinstation een vrouw en zuigeling achter wie een Javaanse vrijheidsstrijder zich had verscholen, hij kreeg als hoofd van de afdeling Verhoor van Gevangenen in Djember de hard.nekkigste zwijgers aan het praten, hij reed met een pantserwagen op een landmijn en stortte tachtig meter een ravijn in, hij kreeg het bevel van een Hollandse adjudant om het transport te begeleiden van honderd gevangenen van de stadsgevangenis van Djember naar het station Wonokrorno en mocht aan het einde van de veertien uur durende rit zesenveertig lijken van gestikte mensen uit de goederentrein slepen, hij vond een Indo-vriend* terug die zichzelf voor de kop had geschoten nadat hij had ontdekt dat zijn meisje niet een Hollandse soldaat het bed had gedeeld, hij maakte tijdens de Bersiap* jongens af met wie hij nog een appeltje le schillen had, maar het ergst van alles vond hij dat tijdens de Eerste Politionele Actie de hals van zijn gitaar brak. Of ben je dat laatste vergeten, Pa, omdat je het misschien verzonnen had?”

Alfred Birney (Den Haag, 20 augustus 1951)


De Duitse schrijfster Maren Winter werd geboren op 20 augustus 1961 in Lübeck. Zie ook alle tags voor Maren Winter op dit blog.

Uit: Das Lied des Glockenspielers

„An den Prähmen, den Schwimmstegen vor dem Ufer, konnten je drei Segler gleichzeitig anlegen, und normalerweise war genügend Stapelfläche für ihre Fracht vorhanden. Nicht jedoch, wenn Görgen von Kortholt dort die Befehle gab. Der drahtige Alte fuchtelte mit seinen Listen, rief scharf nach Gütern, die im Schiffsrumpf hinter allem anderen gelagert waren, und verlangte im nächsten Moment nach dem, was eben noch vorne gestanden hatte. Seine Kästen, Ballen und Fässer verteilten sich bald überall auf dem gesamten Steg, sodass für die Lasten weiterer Schiffe kein Durchkommen mehr blieb. Dadurch wurden Görgens Güter immer als Erstes auf die Wagen geladen, was ihm einen erheblichen Zeitvorteil verschaffte. Liron beschäftigte die Anwesenheit des Kaufmanns aber aus ganz anderen Gründen. Görgen von Kortholt war als Ratsherr auch Vorsteher von St. Marien. Er regierte über Kantor, Organist und Glöckner der bedeutenden Kirche, die alle Laute der Schöpfung in sich zu bergen schien und in minutenlangem Nachhall zu immer neuen Klängen verwob. Einmal war Liron dem Kaufmann schon so nahe gekommen, dass er ihn hätte berühren können. Wenn es nur eine Möglichkeit gäbe, ihn auf sich aufmerksam zu machen. «Beachtlich, dass der alte Pfeffersack bei diesem Wetter zum Hafen kommt», sagte er. «Nee, nee», brummte Eggert, «ich meine nicht den Alten, ich rede vom Junior, vom Sohn.» Lirons Interesse nahm deutlich ab. Er ruckte sein Fass zurecht und trat vorsichtig auf die Planke, die zum Steg hinunterführte. Das Holz war glatt, denn seit dem Morgen nieselte es schon. Wenigstens war die glitschige Schicht heute nicht gefroren. Er war erst wenige Schritte balanciert, als der schleppende Tross ins Stocken geriet. Zurück konnte Liron nicht mehr, und das schwankende Laufbrett war viel zu schmal, um das Fass darauf abzusetzen. Soweit es ihm in der gebückten Haltung möglich war, hob er den Kopf und spähte an den anderen Männern vorbei zum Prahm hinüber. Da stand er, der junge Thiedemann von Kortholt, in aufrechter Haltung, als ob er einem Maler Modell stehen würde. Seine Rechte ruhte auf dem Degen, in der Linken hielt er einen Federhut.“

Maren Winter (Lübeck, 20 augustus 1961)


De Duitse schrijver Arno Surminski werd geboren op 20 augustus 1934 in Jäglack in Oostpruisen. Zie ook alle tags voor Arno Surminski op dit blog.

Uit: Vaterland ohne Väter

„Im Dezember 1944 brauchten die Königsberger keine Rußlandkarten mehr.
Ich hefte die Karte mit Stecknadeln an die Wand über meinem Schreibtisch. Ein Riesenraum öffnet sich, ein Tor springt auf, Schnee weht mir ins Gesicht, Bäume brechen unter der weißen Last, Kälte strömt mir entgegen. Vor mir eine weiße Landschaft, in der wie Strichmännchen feldgraue Figuren umherirren. Ich entdecke schwarze und rote Linien, Kreuze, die so aussehen, als ständen sie auf Gräbern. Und die Kreise nicht zu vergessen, sie markieren die Kessel. “In den Kesseln faulte das Wasser”, sang mein Vater, als er marschierte. Ganz unten rechts finde ich Stalingrad, ein unerhört ferner Ort, fast könnte man denken, er gehöre nicht zu Europa. Die Stadt Leningrad links oben hat auch ihren Namen verloren. Nur Moskau ist geblieben. Ich entdecke Nadelstiche im alten Papier. Da steckten die Siegesfähnchen mit dem Hakenkreuz. Um Stalingrad bilden viele Nadelstiche einen Kreis, das war der Kessel … Wanderer, kommst du nach Sparta …
Aus den Briefen des Walter Pusch fällt ein verblichenes Foto. Es zeigt drei vermummte Männer in den damals üblichen Uniformen, dahinter eine Schneelandschaft wie in meinem Garten. Ein schwarzweißes Bild, aber doch mehr Weiß. Schwarz sind nur die Männer und das Ungetüm von Kanone im Hintergrund. Auf die Rückseite hat Walter Pusch geschrieben:
Drei Kameraden mit Kanone im Wald bei Orscha: Rosen, Godewind und ich.
Die Reihenfolge hat er nicht angegeben. Wie soll ich herausfinden, wer von ihnen mein Vater ist? Etwa der Kleine in der Mitte? Niemand hat mir gesagt, ob mein Vater groß oder klein war, ob er schwarzes Haar trug oder blondes. Und seine Augen, waren sie blau oder braun?“

Arno Surminski (Jäglack, 20 augustus 1934)
Cover

 

De Engelse dichter Edgar Albert Guest werd geboren op 20 augustus 1881 in Birmingham, Engeland. Zie ook alle tags voor Edgar Guest op dit blog.

He’s Taken Out His Papers

He’s taken out his papers, an’ he’s just like you an’ me.
He’s sworn to love the Stars and Stripes an’ die for it, says he.
An’ he’s done with dukes an’ princes, an’ he’s done with kings an’ queens,
An’ he’s pledged himself to freedom, for he knows what freedom means.

He’s bought himself a bit of ground, an’, Lord, he’s proud an’ glad!
For in the land he came from that is what he never had.
Now his kids can beat his writin’, an’ they’re readin’ books, says he,
That the children in his country never get a chance to see.

He’s taken out his papers, an’ he’s prouder than a king:
‘It means a lot to me,’ says he, ‘just like the breath o’ spring,
For a new life lies before us; we’ve got hope an’ faith an’ cheer;
We can face the future bravely, an’ our kids don’t need to fear.’

He’s taken out his papers, an’ his step is light to-day,
For a load is off his shoulders an’ he treads an easier way;
An’ he’ll tell you, if you ask him, so that you can understand,
Just what freedom means to people who have known some other land.

 

The Common Joys

THESE joys are free to all who live
The rich and poor, the great and low:
The charms which kindness has to give,
The smiles which friendship may bestow,
The honor of a well-spent life,
The glory of a purpose true,
High courage in the stress of strife,
And peace when every task is through.

Nor class nor caste nor race nor creed,
Nor greater might can take away
The splendor of an honest deed.
Who nobly serves from day to day
Shall walk the road of life with pride,
With friends who recognize his worth,
For never are these joys denied
Unto the humblest man on earth.

Not all may rise to world-wide fame,
Not all may gather fortune’s gold,
Not all life’s luxuries may claim;
In differing ways success is told.
But all may know the peace of mind
Which comes from service brave and true;
The poorest man can still be kind,
And nobly live till life is through.

These joys abound for one and all:
The pride of fearing no man’s scorn,
Of standing firm, where others fall,
Of bearing well what must be borne.
He that shall do an honest deed
Shall win an honest deed’s rewards;
For these, no matter race or creed,
Life unto every man affords.

Edgar Guest (20 augustus 1881 – 5 augustus 1959)


De Noorse dichter en schrijver Tarjei Vesaas werd geboren in in Vinje, Telemark op 20 augustus 1897. Zie ook alle tags voor Tarjei Vesaas op dit blog.

A Freed Channel

A freed channel
opened out in the frozen heart.
The ice melted at a warm word
and the water lay still and black
with new breath.

Overhead the wires sang
in a daring tension
between unlike minds,
a wide arc
in the pale blue.

All sorts of cold fish
darted to and fro
and stared.
But the still black water waited
impatiently,
and the first boat also appeared
as if from itself,
its painting peeling from the sides
after the winter,
and the water and the boat spoke quietly
together
about life’s blissful moments.

Vertaald door Anthony Barnett

Tarjei Vesaas (20 augustus 1897 – 15 maart 1970)

 

De Belgische schrijver Charles de Coster werd geboren in München op 20 augustus 1827. Zie ook alle tags voor Charles de Coster op dit blog.

 Uit: De legende en de heldhaftige, vroolijke en roemrijke daden van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderenland en elders

“Mevrouw de la Coena hing om zijn hals een zwarten steen tegen het vergif, met eene gouden schaal, zoo groot als eene hazelnoot. Mevrouw de Chauffade bond aan een zijden draadje dat hem op de maag hing, eene schelp, wolfsmuil geheeten, voor de goede spijsvertering; messire van den Steen van Vlaanderen bood hem eene Gentsche worst aan, van vijf ellebogen lang en een halven dik, daarbij wenschte hij hoogstnederig aan Zijne Hoogheid dat hij, alleen op den reuk van de worst, dorst kreeg naar Gentschen klauwaart, mits al wie het bier eener stad lustte, sprak hij, de brouwers niet haten kon; messire schildknaap Jacob Christoffel van Castilië bad Zijne Hoogheid den Infant groenen jaspis aan zijne doorluchtige voetjes te willen dragen, opdat hij goed zou kunnen loopen. Jan de Paepe, de nar, die daar was, sprak toen:
– Messire, geef hem liever den horen van Josuah, bij wiens geschal al de steden voor hem zullen beginnen loopen, met kuip, met huizen, met inwoners, mannen, vrouwlieden en kinderen, om alles van plaats te verzetten. Want Zijne Hoogheid moet niet leeren loopen, maar wel de anderen doen loopen.
De bedrukte weduwe van Floris van Borsele, die heer van Veere, in Zeeland was, schonk aan Z.H. Philips eenen steen die de eigenschap had, naar zij zegde, de mannen verliefd en de vrouwen ontroostbaar te maken.
Maar de infant schreide zonder ophouden.
Uilenspiegel schreide ook, maar Klaas stak een wisschen klater met belletjes in de hand van zijn zoon, deed Uilenspiegel op zijne hand dansen en sprak: ‘Klingelingeling, hadt gij maar altijd belletjes op uw kaproen, mijn zoon, want de gekken zijn meester van de wereld’.
En Uilenspiegel lachte zijn vader toe.”

Charles de Coster (20 augustus 1827 – 7 mei 1879)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e augustus ook mijn blog van 20 augustus 2017 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Dolce far niente, Gerrit Kouwenaar, Menno Wigman, Elly de Waard, Anneke Brassinga, Etgar Keret, Alfred Birney, Arno Surminski, Charles de Coster

 

Dolce far niente – Het poëziemuseum op het Museumplein 2

 

 
Impressie van het Poëzie Museum

 

De laatste dagen van de zomer

Trager de wespen, schaarser de dazen
groenvliegen grijzer, engelen gene, niets
dat hier hemelt, alles brandt langer

dit zijn de laatste dagen, men schrijft
de laatste stilstand van de zomer, de laatste
vlammen van het jaar, van de jaren

wat er geweest is is er steeds nog even
en wat men helder ziet heeft zwarte randen

men moet zich hier uitschrijven, de tuin
in de tuin insluiten, het geopende boek
het einde besparen, met moet zich verzwijgen

verzwijg hoe de taal langs de lippen invalt
hoe de grond het gedicht overstelpt, geen mond
zal spreken wat hier overwintert –

 

 
Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014

 

Lichaam, mijn lichaam

Lichaam, mijn lichaam, hoeveel handen
van hoeveel vreemden kreeg je op je af?

Ooit was de dood een klamme kappershand.
Toen kwam de vrieskou van een stethoscoop.

Weer later brak je in een tandartsstoel
of zat een valse leerkracht aan je hoofd.

En dan die metro’s met dat drukke vlees,
dat restvolk dat als vissen langs je gleed

in winkels, liften, stegen en coupés,
lichaam, mijn lichaam, denk toch aan de geur

van eerste kamers en verliefde lakens,
de lente die het in ons werd. Want wij

zijn bang. En angst duurt soms een lichaam lang.
Straks lig ik daar en wordt mijn haar gekamd.

 


Menno Wigman (10 oktober 1966 – 1 februari 2018)

 

Ouder geworden en…

Ouder geworden en
dieper verstrikt geraakt

in de verfijningen
van het bestaan, vonden

wij nooit het grotere
gemak waarnaar wij streefden

alleen een groeien
van de moeilijkheden;

de aarde zelf bleef mooi,
een regenwolk die jaagde

langs de lucht, een bries
die vochtig langs de wangen

strijkt, ze kust, konden
een dag al waardevol

maken. De rest was niets.
Wij zouden zo gelukkig

kunnen zijn als wij
onszelf niet waren.

 

 
Elly de Waard (Bergen, 8 september 1940)

 

De Nederlandse dichteres, schrijfster en vertaalster Anneke Brassinga werd geboren in Schaarsbergen op 20 augustus 1948. Zie ook alle tags voor Anneke Brassinga op dit blog.

 

Op weg

Mocht ik in het holst van het hart
van donkerste dagen te lijf gaan
achter al het uiterwaardse een stuk of wat
verlaten kusten onder razende luchten
waar albatrossen op hun wieken sinds jaar
en dag en eeuwen worden weggeblazen-

graag zou ik boven lege oceanen regen zijn
op reusachtige hoeven, zinnentuimel
van tempeest, het stormend paard dat louter
water is, uiteenvalt in geschuimbek-

zocht ik bij voorkeur echter diepten
die geen daglicht velen, omtrent
een steenworp van d’onoirbaar gloeiende
kern; daar zal betijen wat mij jaagt.

 

Hoe te zoenen op straathoeken

Laat op de avond laat het zijn of vroeg
in nanacht, licht liefst ver –
al leent ook paarlemoeren dageraad
aan dit publieke werk subliem cachet.

Het zij een zwijgen van koralen
vergaan van dorst in lafenis –
van wakend ontslapen bevinding wellicht
doe dus vooral de ogen dicht.

Men neme niet de tijd
die schenkt zich wijd en wijd –
in deze zachte voorportalen
heerst onafzienbaar innigheid.

Men neme afscheid evenmin
al is de hoek er om uiteen te gaan –
de weg is geen verwijdering.
men neme alles mee, alleen.

 

Liefdeslied

Als hij lacht dan sneeuwt het rozen
zijn wenkbrauw is een dennenbos
of brandnetels, wuivend in de wind.
Als hij lacht dan sneeuwt het rozen,
ik heb hem lief, ik ben zijn kind.

Zijn oor een vat vol fluistering,
het fluistert er vol rozen
en honinggeur hangt in zijn haar,
zijn hand, een korenaar.
Het sneeuwt, als hij lacht, vol rozen.

In een zwerm vlinders wandelt hij
aan mijn zij, tussen berken.
De vlinders aaien de rozen,
ik aai zijn korenaar
als een vlinder sneeuwt hij rozen.

 

 
Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 20 augustus 1948)

 

De Israëlische schrijver Etgar Keret werd geboren op 20 augustus 1967 in Ramat Gan. Zie ook alle tags voor Etgar Keret op dit blog.

Uit: The Seven Good Years: A Memoir

“My son, the junkie: I’d like to apologize to all the addicts and reformed addicts reading this, but with all due respect to them and their suffering, nobody’s jones can touch my son’s. Like every true addict, he doesn’t have the same options others do when it comes to spending leisure time—those familiar choices of a good book, an evening stroll, or the NBA play-offs. For him, there are only two possibilities: a breast or hell. “Soon you’ll discover the world—girls, alcohol, illegal online gambling,” I say, trying to soothe him. But until that happens, we both know that only the breast will exist. Lucky for him, and for us, he has a mother equipped with two. In the worst-case scenario, if one breaks down, there’s always a spare.
My son, the psychopath: Sometimes when I wake up at night and see his little figure shaking next to me in the bed like a toy burning through its batteries, producing strange guttural noises, I can’t help comparing him in my imagination to Chucky in the horror movie Child’s Play. They’re the same height, they have the same temperament, and neither holds anything sacred. That’s the truly unnerving thing about my two-week-old son: he doesn’t have a drop of morality, not an ounce. Racism, inequality, insensitivity, globalization—he couldn’t care less. He has no interest in anything beyond his immediate drives and desires. As far as he’s concerned, other people can go to hell or join Greenpeace. All he wants now is some fresh milk or relief for his diaper rash, and if the world has to be destroyed for him to get it, just show him the button. He’ll press it without a second thought.
My son, the self-hating Jew . . .
“Don’t you think that’s enough?” my wife says, cutting in. “Instead of dreaming up hysterical accusations against your adorable son, maybe you could do something useful and change him?”
“OK,” I tell her. “OK, I was just finishing up.”
Call and Response
I really admire considerate telemarketers who listen and try to sense your mood without immediately forcing a dialogue on you when they call. That’s why, when Devora from YES, the satellite TV company, calls and asks if it’s a good time for me to talk, the first thing I do is thank her for her thoughtfulness. Then I tell her politely that no, it isn’t.
“The thing is, just a minute ago I fell into a hole and injured my forehead and foot, so this really isn’t the ideal time,” I explain.”

 


Etgar Keret (Ramat Gan, 20 augustus 1967)

 

De Nederlandse schrijver, essayist en columnist Alfred Alexander Birney werd geboren in Den Haag op 20 augustus 1951. Zie ook alle tags voor Alfred Birney op dit blog.

Uit: De tolk van Java

‘Waarom heb jij mij verlaten?’
Zoiets vroeg Jezus ook eens aan God de Vader. Je sliep met de Bijbel onder je kussen, mafkees. Het ergste was nog dat ik werkelijk geloofde dat ik je had verlaten. Wat deed die foto van mij eigenlijk tussen die bijbelse bladzijden? Fungeerde ik als boekenlegger omdat je even je dolk niet bij de hand had? Je wou me toch niet wijsmaken dat je voor me bad, hè? Later heb ik nog gedacht dat je mijn foto met naalden doorstak. Toen ik dat aan twee Amerikaanse hippievriendinnen vertelde nadat ik je huis was ontvlucht, begonnen ze te huilen. Ze dachten dat ik gek geworden was, al wisten ze dat jij ook niet helemaal goed snik was. Toen ik ze een keertje bij je binnenliet, joeg jij ze onmiddellijk het huis uit, gewoon omdat ze er in jouw ogen liederlijk uitzagen. En een vriend van me, half Amerikaans half Nederlands, werd ook meteen het gat van de deur gewezen. Omdat hij zwart was, achterlijke racist die je bent. Die vriend zei later tegen me dat je gek was. Zoals Ma dat altijd had geroepen. Ik wilde dat toen liever niet geloven, en ik vrees nu nog niet.
Je nam me dus mee uit. Het was op een doordeweekse avond, op een dinsdag, zo’n dag waarop vrijwel geen hond naar de bioscoop ging. We namen de bus in Voorschoten, stapten uit bij station Den Haag Staatsspoor en liepen van daar naar bioscoop Odeon aan de Herengracht. Er speelde een Amerikaanse film waarin vijf ter dood veroordeelden hun laatste kans op gratie kregen als ze een belangrijke professor uit Vietnam zouden bevrijden. Het gespuis maakte de jungle van Vietnam onveilig op hun motorfietsen. Een voor een gingen ze eraan, maar de professor werd gered.”

 

 
Alfred Birney (Den Haag, 20 augustus 1951)

 

De Duitse schrijver Arno Surminski werd geboren op 20 augustus 1934 in Jäglack in Oostpruisen. Zie ook alle tags voor Arno Surminski op dit blog.

Uit: Vaterland ohne Väter

„Sie behauptet, einen so strengen Winter habe sie zuletzt 1941/42 erlebt. Da bin ich wieder bei meiner alten Geschichte, dem Guckloch im Fenstereis, den Scherenschnitten am Horizont, und Robert Rosen begleitet mich auf jener Straße, die immer weiter nach Osten führt. Als ich nach Hause komme, treffe ich mit dem Briefträger zusammen, der Mühe hat, sein Fahrrad durch den Schnee zu schieben. Er bringt mir einen dicken Umschlag von Wegener. Als ich die Haustür öffne, höre ich das Telefon, komme aber zu spät. Wer mag da angerufen haben? Wegener, mein Junge aus Prishtina oder eine unbekannte Stimme aus der Vergangenheit?
Wegener schickt mir die vollständige Spartarede. Dreieinhalb Jahre später hat der Kerl Gift geschluckt, steht am Rand des Textes. Ich finde Sparta tief im Süden. Kaum vorstellbar, daß dort am 31. Januar 1943 Schnee gefallen ist. Außerdem steckt in dem Umschlag das Tagebuch jenes Westfalen, der mit Napoleon nach Rußland gezogen ist. Schon wieder Rußland. Was ich auch berühre, höre, lese, es führt mich nach Osten.
Ich verzichte auf die Abendnachrichten im Fernsehen und setze mich an den Schreibtisch. Zu meinen Füßen das gelbe Paket, das Tante Ingeborg mir vor ihrem Tod geschickt hat. Bevor ich es öffne, lese ich die Spartarede:
Die Helden der Nibelungen kämpften in einer Hölle von Feuer und Flammen und stillten ihren Durst mit dem eigenen Blut. So kämpfen sie jetzt auch in Stalingrad. Noch in tausend Jahren wird jeder Deutsche mit Ehrfurcht über Stalingrad sprechen …
Einige nennen sie auch die Nibelungenrede, schreibt Wegener an den Rand. Mir läuft ein Schauer über den Rücken. Und dann doch noch Sparta:
Wanderer, kommst du nach Deutschland, berichte, du hast uns hier sterben gesehen, wie das Gesetz es befahl.
Vorsichtig löse ich den Bindfaden, immer in Sorge, es könnte mir etwas Erschreckendes entgegenspringen, ein modriger Gestank mich anwehen. Zur Abdeckung braunes Packpapier und eine Illustrierte aus dem Jahre 1962 mit Bildern von der Hamburger Sturmflut. Darunter mehrere Hefte, deren Deckel mit handgeschriebenen Daten versehen sind: 21. Juni bis 25. Juli lese ich auf dem Heft. Das ist die Handschrift meines Vaters. Außerdem finde ich eine zusammengefaltete Landkarte Osteuropas von Polen bis zum Ural, anderthalb Meter im Quadrat. Auf die Rückseite hat Tante Ingeborg geschrieben: Die Karte hing ab Juli 1941 in unserer guten Stube in Königsberg. Im Dezember 1944 wurde sie abgehängt und ging mit auf große Fahrt.“

 


Arno Surminski (Jäglack, 20 augustus 1934)

 

De Belgische schrijver Charles de Coster werd geboren in München op 20 augustus 1827. Zie ook alle tags voor Charles de Coster op dit blog.

Uit: De legende en de heldhaftige, vroolijke en roemrijke daden van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderenland en elders

“En, voor het verlichten der kerk zou, als blijk van genade Zijner Majesteit, aan het gilde der kaarsgieters toegestaan zijn, voor niet, over de twintig duizend waskaarsen te leveren, waarvan de onopgebrande einden naar ’t kapittel zouden gaan.
Al de andere kosten zou de keizer zelf betalen, om aldus te toonen dat het Zijner Goedertierenheid behaagde zijne volkeren niet te zeer te belasten.
De gemeente ging die bevelen uitvoeren, als jammerlijke tijdingen uit Rome kwamen. Oranje, Alençon en Frundsberg, kapiteins des keizers, waren in de heilige stad gedrongen, hadden er kerken, kapellen en huizen verwoest en geplunderd, zonder iemand, priesters, nonnen, vrouwlieden noch kinderen te sparen. Den Heiligen Vader hadden zij gevangen genomen. De plundering duurde reeds eene volle week, ridders en landknechten dwaalden door Rome, kroppend van ’t eten en zwelgend van ’t drinken, met hunne wapens uit de scheede, op zoek naar de kardinalen, schreeuwend en tierend dat zij er in hakken en kappen zouden, opdat geen hunner ooit paus worden zou. Anderen hadden die bedreigingen reeds ten uitvoer gebracht, liepen uitdagend rond de stad met, op hunne borst, paternosters van acht en twintig of meer bloedige bollekens, zoo groot als okkernoten. In sommige straten zag men, te midden van bloedplassen, de beroofde lijken van de vermoorden liggen.
Sommigen zegden dat de keizer die in nood van geld was, er wilde visschen in het bloed van de priesters en dat hij bekendheid had van het tractaat, door zijne kapiteins den gevangen paus opgelegd, en hem dwong afstand te doen van al de versterkte plaatsen zijner Staten, 400,000 dukaten te betalen en gevangen te blijven tot dat aan de twee eerste voorwaarden voldaan was.
Toch was de droefheid van Zijne Majesteit uittermate groot, al de toebereidselen van vreugde, feesten en vermakelijkheden zegde hij af, hij beval den heeren en edelvrouwen van zijn huis den rouw aan te nemen.
En de infant werd gedoopt in zijne witte doeken. Witte doeken zijn doeken van koninklijken rouw.
Dat alles aanschouwden de heeren en edelvrouwen als voorteekenen van rampspoed.
Niettegenstaande dat, kwam de voedster met den infant bij de heeren en edelvrouwen van het koninklijk huis, om hem, naar oudsher gebruik, hunne wenschen en giften te doen.”

 

 
Charles de Coster (20 augustus 1827 – 7 mei 1879)
Portret in het Uilenspiegelmuseum

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e augustus ook mijn blog van 20 augustus 2017 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Dolce far niente, Tom van Deel, Anneke Brassinga, Etgar Keret, James Rollins, Clemens Meyer, Arno Surminski

 

Dolce far niente

 

 
Het Rijksmuseum in Amsterdam

 

Uit: De middelmoot is het smakelijkste van de vis. Over beeldgedichten van S. Vestdijk

“Een museum weet niet wat het teweeg brengt. Neem het museum waar we vandaag te gast zijn, het Rijksmuseum te Amsterdam. Het hangt boordevol met de allermooiste beelden en elke dag lopen daar honderden mensen langs. Wat ze erbij denken komen we niet te weten, een enkele keer vangen we wel eens een eenvoudige uitdrukking op, zoals ‘prachtig’ of ‘vreselijk’, maar in het algemeen geeft het museum alles en krijgt het bijna niets terug.
Een enkele keer loopt er tussen de bezoekers een dichter en dan kan het voorkomen dat de indruk die een of ander kunstwerk op hem maakt wordt uitgesproken in een gedicht. Zo was, naar eigen zeggen, de jonge Pierre Kemp niet weg te slaan bij ‘Het Joodse Bruidje’.
(…)

Kemp is niet de enige dichter die in het Rijksmuseum een indruk voor het leven onderging. Hans Faverey kwam geregeld even langs bij het kleine, transparante stilleven met asperges van Adriaan Coorte, waarin hem vooral de lichtval aantrok. J. Bernlef zag zichzelf weer zitten in de Haarlemse St. Bavo toen hij naar het schilderij van Pieter Saenredam keek en zelfs meende hij in de minuscule figuur achter de pilaar, boven op de gaanderij, de gebochelde schilder te herkennen. H.H. ter Balkt moet naar de Hercules Seghers-tentoonstelling in het Rijksprentenkabinet zijn geweest, in 1967, want uit zijn gedichten over leven en werk van Seghers blijkt dat hij de catalogus met vrucht heeft gelezen.
(…)

De schrijver S. Vestdijk, over wie ik het nu in het vervolg wil hebben, is door het Rijksmuseum gevormd. Op tienjarige leeftijd bezocht hij het, samen met zijn tante, geheel tegen de regels die bepaalden dat kinderen beneden de twaalf, zelfs onder geleide, geen toegang hadden.[…] Maar het meest en wel tot in het diepst van zijn ziel werd hij getroffen door een schilderij dat Sint Sebastiaan voorstelde, dat toen nog aan A. Cano werd toegeschreven, maar tegenwoordig aan de Spaanse schilder Juan Carreño de Miranda. Het schilderij had een zelfde ingrijpende werking als, ongeveer in diezelfde tijd, de Apollo-tors uit Milete in het Louvre op Rilke had. Het veranderde zijn leven.”

 

 
Tom van Deel (Apeldoorn, 21 februari 1945)
Apeldoorn, Raadhuisplein

Lees verder “Dolce far niente, Tom van Deel, Anneke Brassinga, Etgar Keret, James Rollins, Clemens Meyer, Arno Surminski”

Anneke Brassinga, Etgar Keret, James Rollins, Clemens Meyer, Arno Surminski

De Nederlandse dichteres, schrijfster en vertaalster Anneke Brassinga werd geboren in Schaarsbergen op 20 augustus 1948. Zie ook alle tags voor Anneke Brassinga op dit blog.

 

Eik

Stug loof uit kromme takken barstend, querus robur,
wát u zegt! – meer heb ik niet te geef behalve schaduw,
als wolkendek ontbreekt. Dus hou uw mond,

tenzij u eikels vreten wou; ze vallen
straks na eerste kou. Mijn jas? Ik zou beschaamd zijn
u zo ruig doorgroeid te zien, vol mos.

En blijf ook af van al dat tere schemerweefsel
ondergronds, het treurt nog om Dodona
waar ik op rotsen stond en ruisend met mijn

doorwaaid blad uw god het woord gaf.
Licht was daar lavend vuur. Wat komt is duister:
ik voorspel mijzelf een stomme boom in windstille

verstuiving.

 

Blauw

kleine droefheid roept en raast
als regen in de duinen
kleine droefheid kijkt verdwaasd
naar de bramen neder.

zwarte vrucht van droefheid
in de regen, zoet en koud
roept en raast, verdwaasd en teder.
koude duinen, wolkenblauw

bewaasd, omringen de verdwaalde
droefheid, stervend haast,
die in al haar kleinheid
roept en raast.

 

Nachtpost

Alle licht gaat ergens heen –
het lampje boven in mijn pen
gekregen van Kees Hin de kineast,
schrijft in het donker dit gedicht in spiegelschrift
tussen de sterren heb ik gedacht;
en op de kop ook nog? Zodat jij, verhuisd
naar die omgekeerde averechtse onderwereld boven ons
nu lezen kunt een doodgewoon bericht?
En – vertel – heb je daarginder wel
net als hier de gamma-uil en jotavlinder?

 

 
Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 20 augustus 1948) 

Lees verder “Anneke Brassinga, Etgar Keret, James Rollins, Clemens Meyer, Arno Surminski”

Anneke Brassinga, Etgar Keret, Clemens Meyer, Arno Surminski, Maren Winter, Edgar Guest, Charles de Coster, Tarjei Vesaas

De Nederlandse dichteres, schrijfster en vertaalster Anneke Brassinga werd geboren in Schaarsbergen op 20 augustus 1948. Zie ook alle tags voor Anneke Brassinga op dit blog.

Tedere nacht

Er komt een nacht
dat je liefhebt

niet wat mooi –
wat lelijk is.

Niet wat stijgt –
maar vallen moet.

Niet waar je helpen kan –
waar je hulpeloos bent.

Het is een tedere nacht
de nacht dat je liefhebt

wat liefde
niet redden kan.

 

Jongste dag

aarde is het plafond, vol bleke tastende
ranken. We waren ten slotte onder het gras
beland, om van hartstocht te verteren.

Hoor, hoe in den hogen grote koren blij opeens kwelen!
Stop met ijle vingers me de oren toe: wie
kan er boodschap hebben aan ons, die heimelijk

en traag in humus opgaan, zinnen strelend
van de diepste stof? Wij zullen opstaan
als gesteente, als een zee, een zwerfhond

of een wilde ui. Of als een zon
die bloedig alle zijnsgordijnen scheurend
ondergaat daarboven.

 

Verschiet te Rome

Ruïnes? Ik weet ze in mijn leven al.
Een weids terrein vol brokken, zelf gemaakt,
uit eigen grond gestampt. Maar avondgloed
te Rome, zachtvurige zonsravage regenboogbekroond
laat door geen glorieus verwoest bestaan
zich evenaren. Ik aanzie die wondere
ondergang, besef hoe mijne evenmin fataal
en keer op keer als voor het eerst zal zijn.

 
Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 20 augustus 1948) 

Lees verder “Anneke Brassinga, Etgar Keret, Clemens Meyer, Arno Surminski, Maren Winter, Edgar Guest, Charles de Coster, Tarjei Vesaas”

Etgar Keret, Maren Winter, Arno Surminski, Edgar Guest, Charles de Coster, Tarjei Vesaas, Salvatore Quasimodo, Colin MacInnes

De Israëlische schrijver Etgar Keret werd geboren op 20 augustus 1967 in Ramat Gan. Zie ook alle tags voor Etgar Keret op dit blog.

Uit: Crazy Glue

“She said, ‘Don’t touch that.’
‘What is it?’ I asked.
‘It’s glue,’ she said. ‘Special glue. The best kind.’
‘What did you buy it for?’
‘Because I need it,’ she said. ‘A lot of things around here need gluing.’
‘Nothing around here needs gluing,’ I said. ‘I wish I understood why you buy all this stuff.’
‘For the same reason I married you,’ she murmured. ‘To help pass the time.’
I didn’t want to fight, so I kept quiet, and so did she.
‘Is it any good, this glue?’ I asked. She showed me the picture on the box, with this guy hanging upside-down from the ceiling.
‘No glue can really make a person stick like that,’ I said. ‘They just took the picture upside-down. They must have put a lamp on the floor.’ I took the box from her and peered at it. ‘And there, look at the window. They didn’t even bother to hang the blinds the other way. They’re upside down, if he’s really standing on the ceiling.
Look,’ I said again, pointing to the window. She didn’t look.
‘It’s eight already,’ I said. ‘I’ve got to run.’ I picked up my briefcase and kissed her on the cheek. ‘I’ll be back pretty late. I’m working—’
‘Overtime,’ she said. ‘Yes, I know.’
I called Abby from the office.
‘I can’t make it today,’ I said. ‘I’ve got to get home early.’
‘Why?’ Abby asked. ‘Something happen?’
‘No … I mean, maybe. I think she suspects something.’
There was a long silence. I could hear Abby’s breathing on the other end.
‘I don’t see why you stay with her,’ she whispered. ‘You never do anything together. You don’t even fight. I’ll never understand it.’
There was a pause, and then she repeated, ‘I wish I understood.’
She was crying.“

 
Etgar Keret (Ramat Gan, 20 augustus 1967)

Lees verder “Etgar Keret, Maren Winter, Arno Surminski, Edgar Guest, Charles de Coster, Tarjei Vesaas, Salvatore Quasimodo, Colin MacInnes”

Etgar Keret, Maren Winter, Arno Surminski, Edgar Guest, Charles de Coster, Tarjei Vesaas, Salvatore Quasimodo

De Israëlische schrijver Etgar Keret werd geboren op 20 augustus 1967 in Ramat Gan. Zie ook alle tags voor Etgar Keret op dit blog.

 

Uit: The Nimrod Flipout: Stories (Vertaald door Miriam Shlesingeren Sondra Silverston)

 

“Surprised? Of course I was surprised. You go out with a girl. First date, second date, a restaurant here, a movie there, always just matinees. You start sleeping together, the sex is mind-blowing, and pretty soon theres feeling too. And then, one day, she shows up in tears, and you hug her and tell her to take it easy, everythings going to be OK, and she says she cant stand it anymore, she has this secret, not just a secret, something really awful, a curse, something shes been wanting to tell you from the beginning but she didnt have the guts. This thing, its been weighing her down, and now shes got to tell you, shes simply got to, but she knows that as soon as she does, youll leave her, and youll be absolutely right to leave her, too. And then she starts crying all over again.

I wont leave you, you tell her. I wont. I love you. You try to look concerned, but youre not. Not really. Or rather, if you are concerned, its about her crying, not about her secret. You know by now that these secrets that always make a woman fall to pieces are usually something along the lines of doing it with an animal, or a Mormon, or with someone who paid her for it. Im a whore, they always wind up saying. And you hug them and say, no youre not. Youre not. And if they dont stop crying all you can do is say shhh. Its something really terrible, she insists, as if shes picked up on how nonchalant you are about it, even though youve tried to hide it. In the pit of your stomach it may sound terrible, you tell her, but thats just acoustics. As soon as you let it out it wont seem anywhere near as bad youll see. And she almost believes you. She hesitates and then she asks: What if I told you that at night I turn into a heavy, hairy man, with no neck, with a gold ring on his pinkie, would you still love me? And you tell her of course you would. What else can you say? That you wouldnt? Shes just trying to test you, to see whether you love her unconditionally and youve always been a winner at tests.”

 

 

 

Etgar Keret (Ramat Gan, 20 augustus 1967)

Lees verder “Etgar Keret, Maren Winter, Arno Surminski, Edgar Guest, Charles de Coster, Tarjei Vesaas, Salvatore Quasimodo”

Arno Surminski, Ernst-Jügen Dreyer, Maren Winter, Edgar Guest

De Duitse schrijver Arno Surminski werd geboren op 20 augustus 1934 in Jäglack in Oostpruisen. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2007 en ook mijn blog van 20 augustus 2008. en ook mijn blog van 20 augustus 2009 en ook mijn blog van 20 augustus 2010.

Uit: Irina oder die Uhr

 

“Kennen Sie Leningrad? Nicht das zerschossene, belagerte, ausgehungerte Leningrad, in dem die Kinder von Ratten und Mäusen lebten. Ich meine das heitere Leningrad mit dem geschäftigen Newski-Prospekt1 und den geheilten Wunden. Die Endstation gemütlicher Bummelfahrten über die Ostsee. Sonnenuntergänge über der Newa 2.

Da fuhr im heißen Sommer 75 ein Reisebus durch die nordische Stadt, erträglich klimatisiert, grünlich mattierte Fensterscheiben. Zwanzig, vielleicht auch fünfundzwanzig Menschen, die nur mit Mühe ihren westlichen Wohlstand verbergen konnten, fuhren aus, um einen Schauer Oktoberrevolution über ihren Rücken zu jagen.

Neben dem Fahrer stand Irina, Studentin der Architektur. In ihrer Freizeit führte sie Leningrad vor. Ein Mädchen von natürlicher Frische. Ein Kranz blonder Haare, nicht schön, aber auch nicht hässlich. Irina war stolz auf ihre Stadt und die Heldengeschichte Leningrads. Solche Menschen braucht man zum Vorführen. 

>Drüben liegt der Kreuzer Aurora, seine Kanonen gaben 1917 das Signal zur Revolution.< Irina sprach in eckigem Schuldeutsch und gab ihre private Erläuterung des schönen Namens: >Aurora hieß die römische Göttin der Morgenröte.

Und das, was Sie hier sehen, war die Morgenröte der großen Weltrevolution.<

Na also.

Die Reisenden blickten in das träge fließende Wasser der Newa, in dem die Morgenröte für alle Ewigkeiten vor Anker gegangen war.

Nur die Frau in der zweiten Reihe nicht. Sie war weder vom Sturm auf das Winterpalais des Zaren noch von der Kanonade des Kreuzers Aurora zu beeindrucken. Sie starrte Irina an, als wäre sie eine alte Bekannte, deren Name in Vergessenheit geraten ist, die man sicher zu kennen glaubt, aber doch nicht erkennen kann.

>Vor dem Besuch der Eremitage4 machen wir einen Abstecher zum Ehrenfriedhof für die Opfer der Belagerung<, sprach Irina über die Köpfe hinweg. >Da haben wir Zeit für eine Gedenkminute.< Oh, Gedenkminuten sind immer gut. Die Frau in der zweiten Reihe nahm das Wort auf, begann zu denken, dachte immer weiter zurück … von wegen Gedenkminuten, das wurden Jahre und Jahrzehnte.

>Für den Skythenschatz haben wir nur eine Viertelstunde.<

Das war Irina, die ihnen den Weg wies, die ihre Gruppe zusammenhielt, die alles wusste … “

 

 


Arno Surminski (Jäglack, 20 augustus 1934)

Lees verder “Arno Surminski, Ernst-Jügen Dreyer, Maren Winter, Edgar Guest”

Arno Surminski, Ernst-Jürgen Dreyer, Maren Winter, Edgar Guest, Charles de Coster, Salvatore Quasimodo, Boleslaw Prus, Menno Lievers, Vasili Aksjonov, Jacqueline Susann, Tarjei Vesaas, Sylvie Richterová

De Duitse schrijver Arno Surminski werd geboren op 20 augustus 1934 in Jäglack in Oostpruisen. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2007 en ook mijn blog van 20 augustus 2008. en ook mijn blog van 20 augustus 2009.

Uit: Amanda oder Ein amerikanischer Frühling

„SIE HATTE IHM den Fensterplatz zugewiesen, zwischen ihnen lag die Krücke, ein Stück schwarzes Ebenholz mit goldverziertem Knauf.

Ich habe schon alles gesehen, erklärte sie und erzählte von ihrem ersten Flug mit einer »Superconstellation« vor fünfunddreißig Jahren. Stundenlang saß ich am Fenster und zählte Schiffe. Wir sahen siebenunddreißig Dampfer, bevor wir vor Neufundland in den Nebel gerieten.

Mit geschlossenen Augen saß sie neben ihm. Ab und zu zuckten ihre Lider, er hatte das Gefühl, sie beobachte ihn. Er vertiefte sich in die PanAm-Safety-Informationen, die so furchtbare Dinge wie das Aufblasen von Schwimmwesten und den Gebrauch der Notrutschen schilderten. Über den Rand des Papiers hinweg sah er ihre überpuderten Krähenfüße, die braunen Flecken auf den vertrockneten Händen und die hervortretenden blauen Adern. Amanda hatte einen Adligen geheiratet, seitdem besaß sie blaues Blut. War Vegesack nicht ein Vorort von Bremen?

Auch im Flugzeug trug sie ihr Hütchen. Die Goldkette schien zu schwer für den zarten Hals, ein mit Steinen besetzter Ring hob sich vorteilhaft vom Schwarz der Krücke ab. Im Central Park in New York werden sie dir die Kette vom Hals reißen und den Finger samt Ring abschneiden, dachte er und

versuchte sich vorzustellen, wie die zierliche Person vor fünfzig Jahren ausgesehen haben mochte: Bubikopf, Rehaugen, Grübchen im Gesicht, ein sehr kleiner Mund. Sicherlich eine Schönheit, nach der sich die Männer in Berlin, Hamburg, München, Paris und New York umschauten. Etwas Geheimnisvolles umgab die kleine Frau; die wenigen Stunden bis New York würden nicht ausreichen, um das Geheimnis zu lüften.

Eine Viertelstunde lang fiel kein Wort, nur das Flugzeug dröhnte und die Stewardessen flüsterten. Amanda kommentierte die ungewöhnliche Stille später mit den Worten: Durch Schweigen hat sich noch keiner um Kopf und Kragen geredet“

surminski

Arno Surminski (Jäglack, 20 augustus 1934)

 

De Duitse schrijfster Maren Winter werd geboren op 20 augustus 1961 in Lübeck. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2007 en ook mijn blog van 20 augustus 2008. en ook mijn blog van 20 augustus 2009.

Uit: Das Lied des Glockenspielers

„Wenn Liron Dulzian zuhörte, wurde alle Welt gesprächig.
Dabei versuchte er gar nicht, sein Gegenüber zum Reden zu bewegen, er zeigte weder überzogenes Interesse, noch fragte er besonders häufig nach.
Er hörte einfach nur zu, so auch dem Dreimaster
Engel, der an einem nasskalten Februarmorgen 1665 im Hafen zu Lübeck vor Anker lag. Vom Knattern der Flagge angefangen bis hin zum Schlagen der Takelage hatte der Tonfall der Galeone etwas Gereiztes. Es brauste in den gerefften Tuchen, der Rumpf knurrte, sogar die Masten reckten sich in den eisigen Wind und raunten von widriger Fahrt.
All das vernahm Liron noch tief unter Deck, etwas gedämpft und verwoben mit dem Murmeln der Trave. Kräuselwellen schwappten gegen die Steuerbordplanken, während sich Backbord das Wasser zwischen Schiffsrumpf und Steg in Strudeln verschluckte. Er selbst war nur ein einziges Mal mit einem Schiff gereist, von Dassow über die Trave hierher nach Lübeck. Und keinen Moment war das offene Meer zu sehen gewesen.
Im gewohnten Tempo ging er in die Hocke und wuchtete sich das Heringsfass auf den Rücken. Zum hundertsten Mal folgte er dem Keuchen seines Vordermannes, dem dumpfen Trampeln auf den Bohlen, dann dem hohleren Klang der Schritte auf der Stiege.
Liron liebte den Moment, wenn er mit dem Kopf aus der Schiffsluke tauchte und das Spektakel von Hafen und Stadt plötzlich wieder klar von allen Seiten auf ihn einstürmte.
„He Dulzian“, rief Eggert ihm von hinten zu. „Pass auf, wenn du hinuntergehst, Kortholt kontrolliert. Meint wohl, seine Fässer könnten Beine bekommen.“
„Schön wär’s“, gab Liron zurück.
Eggert lachte. Dieses volle Lachen aus den Tiefen seines massigen Leibes hatte Liron vor ein paar Wochen bewogen, Zimmer und Miete mit dem Hünen zu teilen.“

 winter.jpg

Maren Winter (Lübeck, 20 augustus 1961)
Boekomslag

 

De Duitse schrijver, dichter, vertaler en muziekwetenschapper Ernst-Jürgen Dreyer werd geboren op 20 augustus 1934 in Oschatz in Saksen. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2007 en ook mijn blog van 20 augustus 2008. en ook mijn blog van 20 augustus 2009.

Rechtschreibung

Hunderte Tonnen Fisch
vergiftende Photoselene,
hunderte Tonnen Krebs
erzeugende Nitrobenzene,

gefüllt in das grüne Glas
klar sprudelndes Wasser der Seine,
verdanken wir einer Hand
voll Wirtschaftskapitäne.

Und schwimmen auch hier zu Land
vieltausend lecke Tonnen Schrott
versenkende Riesensärge –

dein Wasserglas, hebs aus dem Sand
und leere es auf die Welt und Gott
vergessenen Riesenzwerge.

 

dreyer

Ernst-Jürgen Dreyer (Oschatz, 20 augustus 1934)
Oschatz

 

De Engelse dichter Edgar Albert Guest werd geboren op 20 augustus 1881 in Birmingham, Engeland. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2006 en ook mijn blog van 20 augustus 2007 en ook mijn blog van 20 augustus 2008 en ook mijn blog van 20 augustus 2009.

A Father’s Prayer

Lord, make me tolerant and wise;
Incline my ears to hear him through;
Let him not stand with downcast eyes,
Fearing to trust me and be true.
Instruct me so that I may know
The way my son and I should go.

When he shall err, as once did I,
Or boyhood folly bids him stray,
Let me not into anger fly
And drive the good in him away.
Teach me to win his trust, that he
Shall keep no secret hid from me.

Lord, strengthen me that I may be .
A fit example for my son.
Grant he may never hear or see
A shameful deed that I have done.
However sorely I am tried,
Let me not undermine his pride.

In spite of years and temples gray,
Still let my spirit beat with joy;
Teach me to share in all his play
And be a comrade with my boy.
Wherever we may chance to be,
Let him find happiness with me.

Lord, as his father, now I pray
For manhood’s strength and counsel wise;
Let me deal justly, day by day,
In all that fatherhood implies.
To be his father, keep me fit;
Let me not play the hypocrite!

guest

Edgar Guest (20 augustus 1881 – 5 augustus 1959)

 

De Belgische schrijver Charles de Coster werd geboren in München op 20 augustus 1827. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2007 en ook mijn blog van 20 augustus 2008 en ook mijn blog van 20 augustus 2009.

Uit: De legende en de heldhaftige, vroolijke en roemrijke daden van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderenland en elders

“Klaas kwam aan de Brugsche vaart, niet verre van de zee. Daar stak hij het aas aan zijne hengelroede, wierp uit en liet ook zijn net in ’t water zinken. Op den overkant der vaart lag een netgekleede knaap vast te slapen, op eene mosselbank.

Op het gerucht dat Klaas maakte, werd de jongen wakker en wilde hij wegvluchten, hij dacht dat het een serjant der naburige gemeente was, die kwam om hem te pakken en naar het Steen te brengen, voor landlooperij.

Doch hij had geen schrik meer als hij Klaas herkende en deze hem toeriep:

– Wilt gij zes duiten verdienen? Ja?… Jaag dan de visch langs hier.

Op die woorden ging het knaapje, dat reeds een kleine dikzak was, het water in; hij trok er eenige lischbladeren, vatte die samen tot een bundel en joeg er meê de visch naar Klaas.

Als de vangst gedaan was, trok Klaas net en lijn uit ’t water, daarna ging hij over de sluis, tot bij het knaapje.

– Gij zijt het, zegde hij, die Lamme heet bij uw doopnaam, en Goedzak ter wille van uw zachtaardig karakter, en bachten Onze-Lieve-Vrouwekerk, in de Reigerstraat woont. Hoe komt het dat gij, zoo jong en zoo netgekleed, onder den blooten hemel slaapt?

– Laas! baas kooldrager, antwoordde het jongentje, ik heb t’huis eene zuster die een jaar jonger is dan ik en mij troef geeft bij den minsten twist. Maar op haren rug durf ik mijne weerwraak niet nemen, want ik zou haar zeer doen, baas. Gisteravond, onder het eten, wischte ik met de vingers eene teil uit, waarin ossenvleesch met boonen geweest was, en zij wou er heur deel van hebben. Daar was niet eens genoeg voor mij, baas. Als ze mij zag likkebaarden om den goeden smaak der saus, werd ze als razend en sloeg ze mij met de volle hand zóó in ’t gezicht, dat ik heel gekneusd het huis uitgeloopen ben.

Klaas vroeg hem wat zijn vader en zijne moeder zeiden, terwijl hij zoo geslagen werd.

Lamme Goedzak antwoordde:

– Vader stompte mij op den rechterschouder en moeder klopte mij op den andere, roepende: ‘Verweer u, laffe Lamme’. Maar ik wilde geen meisje slaan en daarom ben ik weggeloopen.

Eensklaps verbleekte Lamme en begon hij te beven als een riet.

En Klaas zag eene lange vrouw afkomen, met een mager meisje naast zich, dat er barsch uitzag.

– Ah! zuchtte Lamme, terwijl hij Klaas bij zijne broek vastgreep, daar komen moeder en zuster mij halen. Bescherm mij toch, baas kooldrager.”

coster

Charles de Coster (20 augustus 1827 – 7 mei 1879)
Uilenspiegel, kunstwerk in Damme

 

De Italiaanse dichter en criticus Salvatore Quasimodo werd geboren op 20 augustus 1901 in Modica op Sicilië. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2006. en ook mijn blog van 20 augustus 2007 en ook mijn blog van 20 augustus 2008. en ook mijn blog van 20 augustus 2009.

Wind at Tindari

Tindari, I know you
mild between broad hills, overhanging the waters
of the god’s sweet islands.
Today, you confront me
and break into my heart.

I climb airy peaks, precipices,
following the wind in the pines,
and the crowd of them, lightly accompanying me,
fly off into the air,
wave of love and sound,
and you take me to you,
you from whom I wrongly drew
evil, and fear of silence, shadow,
– refuge of sweetness, once certain –
and death of spirit.

It is unknown to you, that country
where each day I go down deep
to nourish secret syllables.
A different light strips you, behind the windows
clothed in night,
and another joy than mine
lies against you.

Exile is harsh
and the search, for harmony, that ended in you
changes today
to a precocious anxiousness for death,
and every love is a shield against sadness,
a silent stair in the gloom,
where you station me
to break my bitter bread.

Return, serene Tindari,
stir me, sweet friend,
to raise myself to the sky from the rock,
so that I might shape fear, for those who do not know
what deep wind has searched me.

quasimodo

Salvatore Quasimodo (20 augustus 1901 – 14 juni 1968)
Buste van Giuseppe La Bruna

 

De Poolse schrijver Bolesław Prus (eig. Aleksander Glowacki) werd geboren in Hrubieszów, Lublin, op 20 augustus 1847. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2007 en ook mijn blog van 20 augustus 2009.

Uit: The Pharaoh and the Priest (Vertaald door Christopher Kasparek)

“They not only performed the minute ceremonies of religion for the gods and the pharaohs, but they healed the sick as physicians, they influenced the course of public works as engineers, and also politics as astrologers, but above all they knew their own country and its neighbors.

In Egyptian history the first place is occupied by the relations which existed between the priests and the pharaohs. Most frequently the pharaoh laid rich offerings before the gods and built temples. Then he lived long, and his name, with his images cut out on monuments, passed from generation to generation, full of glory. But many pharaohs reigned for a short period only, and of some not merely the deeds, but the names disappeared from record. A couple of times it happened that a dynasty fell, and straightway the cap of the pharaohs, encircled with a serpent, was taken by a priest.”

prus

Bolesław Prus (20 augustus 1847 – 19 mei 1912)
Standbeeld in Warschau

 

De Nederlandse schrijver Menno Lievers werd geboren op 20 augustus 1959 in Oosterwolde. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2009.

Uit: Dat is waar

„In ons land regent het altijd, er zijn tenminste altijd; wolken, ook waait het altijd en toch komt het voor, een paar dagen per jaar, dat het zo warm is, dat de vogels in het laatste beetje water in de dakgoot hun vleugels spreiden om verkoeling te zoeken. Gisteren was zo’n dag.
Alle ramen had ik thuis tegen elkaar opengezet, maar geen zuchtje wind kwam er. De ventilator blies alleen maar hete lucht in mijn gezicht. Voor mijn werkkamer, in de rivier, was het een vrolijke boel. Het leek wel of iedereen zich in het water had laten zakken.
Achterin een oude rommelkast had ik nog een korte broek liggen en een paar sandalen. Ik wrong mijzelf erin, het laatste knoopje van de broek ging niet meer dicht, maar met een riem kon ik de broek nog hooghouden.
Ik liep door de achtertuin naar het water en ging op een grote zware biels zitten, die in de schaduw van een rode beuk lag, deed de sandalen uit en liet mijn voeten i het water bengelen. Om mij heen zwommen kinderen in het water, voeren bootjes af en aan en doken anderen van surfplanken af. Wat een vrolijk festijn!
Voor mij verschenen opeens Bas en Elsemiek in een rubberbootje. Elsemiek had het goed voor elkaar. Ze hing lui achterover met haar voeten in het water, terwijl Bas voorzichtig aan het roeien was.
Het was geen dag om nu eens in een verhit gesprek te raken, het was al warm genoeg, dus ik deed geen moeite om hun aandacht te trekken. ‘Laat ze maar lekker varen,’ zei ik tot mijzelf.“

lievers

Menno Lievers (Oosterwolde, 20 augustus 1959)

 

De Russische schrijver Vasili Pavlovitsj Aksjonov werd geboren in Kazan op 20 augustus 1932. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2009.

Uit: The New Sweet Style

„The customs specialist reads faces, gestures, any movement. The potential violator is always spotted from a long way off. For example, the balding, finely featured head. An individual difficult to put in a category. The shoulders were twitching strangely–too much, somehow. A drug smuggler doesn’t give little jumps like that. Let the head and ears go by, or check him out? It’s always a toss-up. “Please open your suitcase,” he asked politely, and added: “sir.” The individual thrusts a piece of paper at him: “Declaration! Declaration!” Doesn’t even understand English! Jim Corbett makes a gesture: a sharp turn of the wrists followed by an elegantly proportioned raising of the palms. “If you don’t mind, sir.”
There is nothing attractive, but nothing particularly repulsive either, in the suitcase. Among perspiration-stained shirts is a book in an old binding, embossed with a large gold D. Obviously no false bottom. Corbett glances in the passport: you don’t get many of them, these Soviets. “Got any vodka?” the officer jokes. “Only in here,” the new arrival jokes in reply, tapping himself on the forehead. Great guy–Corbett laughs to himself–it’d be nice to sit with him at Tony’s.
A Russian must carry a lot of interesting stuff around inside, Corbett went on thinking for several minutes, allowing potential violators to pass without a check. A country of exceptional order, everything under control, no homosexuality–how do they manage it?
Meanwhile, Alexander Korbach was making his way in a crowd toward the entrance to a yawning tunnel, at the other end of which, in fact, the land of freedom began. A body that has just flown across an ocean might not yet be at full strength. Maybe the astral threads, all of these chakras, idas, pingalas, kundalinis, had to reassemble themselves into their natural order after having been transported at a speed so unnatural to human creatures, he mused with a melancholy chuckle. The shuffling of feet doesn’t mean anything yet–it’s just the movement of indistinguishable mechanisms wanting to end up in America. It takes time for old passions to rekindle.“

Aksjonov

Vasili Aksjonov (20 augustus 1932 – 6 juli 2009)

 

De Amerikaanse schrijfster Jacqueline Susann werd geboren op 20 augustus 1918 in Philadelphia, Pennsylvania. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2009.

Uit: Shadow of the Dolls

“Prologue, 1987.
Whatever happened to Anne Welles? people used to ask.
It was a parlor game played at parties, after the dishes were cleared and the fresh bottle of vodka came out, after everyone had drunk too much but no one wanted to go home yet. Whatever happened to that sitcom star who got arrested for carrying the gun onto the airplane? Whatever happened to that rock-and-roll singer who married the swimsuit model? Whatever happened to that talk-show host, that child actress, that overweight comedian? And, Whatever happened to Anne Welles?
No one ever had to ask what happened to Neely O’Hara.
Everyone knew. She was still in the tabloids at least once a month.
The pictures were always the same: Neely caught off-guard, looking grim and puffy in her signature oversize dark blue sunglasses, wearing a thousand-dollar designer version of sweatshirt and track pants, her hair tucked up into a baseball cap, her hands covered with jewelry.
The headlines screamed from supermarket checkout stands: Neely O’Hara hires live-in psychic after third marriage fails! Neely and Liz make bizarre rehab pact! Neely O’Hara threatens suicide after record-company lawsuit! Neely O’Hara’s Comeback Diet!
But whatever happened to Anne Welles?
Women recalled her Gillian Girl commercials almost word for word. They could recite the names of the products they had bought because of her. Candlelight Beige lipstick. Summersong perfume. Forever Roses nail polish.”

susann

Jacqueline Susann (20 augustus 1918 – 21 september 1974)

 

De Noorse dichter en schrijver Tarjei Vesaas werd geboren in in Vinje, Telemark op 20 augustus 1897. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2009.

Uit: The Ice Palace (Vertaald door Elisabeth Rokkan)

“Is anything the matter ?” she asked.
“Yes. Things aren’t the same as they used to be yet,” he replied, looking her straight in the eyes.
She felt a desire to touch him, or rather that he would do something of the sort. Neither made any move.
“No, it’s not the same as it used to be,” said Siss, more unwillingly than her expression warranted. “And you surely know why.”
“It can be as it used to be,” he said obstinately.
“Are you so sure ?”
“No, but it can be as it used to be just the same.”
She was glad he had said it, and yet …

(…)

 

A Dream of Snow-Covered Bridges

As we stand the snow falls thicker.
Your sleeve turns white.
My sleeve turns white.
They move between us like
snow-covered bridges.

But snow-covered bridges are frozen.
In here is living warmth.
Your arm is warm beneath the snow, and
a welcome weight on mine.

It snows and snows
upon silent bridges.
Bridges unknown to all.

 vesaas

Tarjei Vesaas (20 augustus 1897 – 15 maart 1970)

 

De Tsjechische schrijfster Sylvie Richterová werd geboren op 20 augustus 1945 in Brno. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2007.
Uit: Retours et autres pertes (Vertaald door Nathalie Zanello)

“Mon intention première était d’écrire un livre sur ma mère. Non, à vrai dire, ma toute première intention était de devenir romancier (et non romancière). Seulement, maman me refusa toujours l’espoir de pouvoir devenir un jour écrivain. Elle me conseillait plutôt de choisir un mari écrivain ou critique littéraire, qui m’introduirait au moins dans le milieu…”

(…)

 “Je me glissai jusqu’à ma place, se souvient-elle, et essayai de me pétrifier, en vitesse, comme les autres. Je levai les yeux à l’oblique, là où mes camarades pointaient leur regard, et j’aperçus un bandeau noir autour du portrait de Staline. Un horrible pressentiment me fit frissonner, les dernières notes de musique retentirent et nous, nous restions toujours debout. Puis une voix s’éleva du haut-parleur de la radio scolaire: “Josef Vissarionovic Staline est mort.” Je ne compris pas la suite, mais c’était terrible et injuste.”

Richterová

Sylvie Richterová (Brno, 20 augustus 1945)

Arno Surminski, Ernst-Jürgen Dreyer, Maren Winter, Edgar Guest, Charles de Coster, Salvatore Quasimodo

De Duitse schrijver Arno Surminski werd geboren op 20 augustus 1934 in Jäglack in Oostpruisen.

Uit: Jokehnen oder Wie lange fährt man von Ostpreußen nach Deutschland?

 

„Gegen Mittag setzten die Wehen ein. Da Steputat eines der drei Telefone besaß, die es im Dorf Jokehnen gab, konnte er selber die Hebamme in Drengfurt anrufen, die einzige, die in der kleinen Stadt und den umliegenden Dörfern die Kinder ans Licht der Welt brachte, sofern die Klapperstörche sie nicht aus den zahlreichen Poggenteichen der Umgebung fischten. Bis vor einem Jahr war die gute Frau noch zu Fuß auf die Dörfer gekommen, aber die neuen Herren, die es gern sahen, wenn viele Kinder schnell auf die Welt kamen, hatten ihr ein Fahrrad besorgt. Aber was hilft ein Fahrrad im Herzen Ostpreußens! Das reicht doch höchstens für die Angerburger Chaussee, die über Drengfurt an Jokehnen vorbei nach Korschen führt. Auf den je nach Jahreszeit verschlammten oder versandeten Nebenwegen der Dörfer bedeutete ein Fahrrad eher ein Hindernis als eine Erleichterung. Aber immerhin, ein Fahrrad! Steputat beruhigte der Gedanke, daß die Hebamme für die sechs Kilometer von Drengfurt nach Jokehnen nur eine halbe Stunde brauchen würde. Als er Martha nebenan stöhnen hörte, spielte er für einen Augenblick mit dem Gedanken, die Hebamme für zwanzig Reichsmark im Auto kommen zu lassen. Aber das ließ sich nicht machen, nicht in Jokehnen. Die Jokehner würden ihn für verrückt halten, wenn er wegen einer Geburt viel Aufhebens machte. Kinder bekam man in Jokehnen zur Vesperpause hinter der Haferhocke oder beim Kühemelken. Um eins wollte sie in Jokehnen sein. Also gut, nun fahr los mit dem Fahrrad! Hol ihn raus, den kleinen Steputat, damit die Geschichte beginnen kann. Denn es ist seine Geschichte und dazu noch ein bißchen Geschichte der zweihundert Jokehner Seelen. Da radelte sie endlich aus der Drengfurter Vorstadt den Berg hinunter, an den entgegenkommenden Erntewagen vorbei, an den Knechten, die die Mütze zogen vor der Wehfrau. Und sie saß steif auf dem Sattel, ganz aufrecht, und sah ziemlich böse aus, wie eine Amtsperson. Wie sollte Karl Steputat die Zeit bis zum Eintreffen der Wehfrau verbringen? In der Schneiderstube hielt es ihn nicht. Mit seinem Gesellen, dem alten Heinrich aus Masuren, konnte er kein Gespräch über das Kinderkriegen führen. Der verstand davon so viel wie vom Hühnerfühlen. Nein, Steputat mußte hinaus ins Freie.“

 

surminski

Arno Surminski (Jäglack, 20 augustus 1934)

 

De Duitse schrijver, dichter, vertaler en muziekwetenschapper Ernst-Jürgen Dreyer werd geboren op 20 augustus 1934 in Oschatz in Saksen.

 

 

Die Brücke

 

Ein Hampelmann taucht vor euch auf im Dunkeln,

im Fernlicht-Konus weiße Marionette;

er zappelt, wedelt – Brillengläser funkeln –

und springt beiseite, schrumpft zur Silhouette.

 

…ein Unfall? Leute, die im Dunkeln munkeln?

ob man zu halten und zu helfen hätte?

nicht fragen! singen! lachen! weiterschunkeln!

gib Gas! – und aufgedreht die Popkassette! –

 

da neigt sich – ungehört verhallt die Hupe –

die Welt, die Kiste stürzt sich von der Piste

des Viadukts, der einbrach knall und fall.

 

Im Flußbett schlummern andere Vermißte:

die Schrecksekunde, groß wie durch die Lupe,

wird Aufgang eines Lichts schon vor dem Knall.

 

Dreyer

Ernst-Jürgen Dreyer (Oschatz, 20 augustus 1934)

 

De Duitse schrijfster Maren Winter werd geboren op 20 augustus 1961 in Lübeck.

 

Uit: Der Stundensammler

 

Severin wurde zur Unzeit geboren.
Das Jahr hatte sich soeben vollendet und das nächste noch nicht begonnen.
Genau zwischen Tag und Nacht, im Wechsel der Sternbilder, als die Erde für einen Augenblick stillstehen wollte, krümmte sich eine kleine Bettelmaid verborgen im Röhricht und biss auf ein Bündel Segge, damit man ihren Wehenschrei nicht hörte.
In jenem Moment glitt Severin aus dem Mutterleib und fiel zwischen die jungen Spitzen des Rohrkolbens, die wie Lanzen aus dem Uferschlamm staken.
Das Wasser des Dutzenteiches begann gerade zu gefrieren. Myriaden von winzigen Eissplittern schaukelten auf den kleinen Wellen, rieben sich aneinander und rieben die Schilfhalme wund, sodass sich ein feines
Sirren über dem ganzen Ufer erhob.
Lais kippte vornüber auf die Knie. Sie stützte sich in den Morast und tastete nach Messer und Faden in ihrer Manteltasche. Mit steifen Fingern band sie die Nabelschnur ab. Wie sie es bei Nachbarinnen gesehen hatte, versuchte sie dann die Fessel zu durchtrennen. Sie brauchte mehrere Schnitte dazu. Ihre Haut war nass von Schweiß und Tränen, und der schneidende Wind machte ihren Körper fast empfindungslos. Mit einer mechanischen Bewegung strich sie sich Unterrock und Wollkleid über die Schenkel und zog den abgewetzten Mantel fest um ihre Schultern. Befremdet starrte sie auf das dampfende Häuflein Leben unter sich.

Wie groß der Knabe schon aussah, und weißlich, wie die Larve einer Drohne, die nach Honig verlangte, um nichts weiter zu tun als zu wachsen. Selbst sein erster Laut war fordernd gewesen. Aber seine Augen blickten Lais einsichtsvoll und ernst von unten an. Sollten Neugeborene nicht blaue Augen haben? Konnten sie überhaupt schon etwas erkennen?”

 

winter

Maren Winter (Lübeck, 20 augustus 1961)

 

De Engelse dichter Edgar Albert Guest werd geboren op 20 augustus 1881 in Birmingham, Engeland. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2006.

  

 

A Boy and His Dog

 

A boy and his dog make a glorious pair:

No better friendship is found anywhere,

For they talk and they walk and they run and they play,

And they have their deep secrets for many a day;

And that boy has a comrade who thinks and who feels,

Who walks down the road with a dog at his heels.

 

He may go where he will and his dog will be there,

May revel in mud and his dog will not care;

Faithful he’ll stay for the slightest command

And bark with delight at the touch of his hand;

Oh, he owns a treasure which nobody steals,

Who walks down the road with a dog at his heels.

 

No other can lure him away from his side;

He’s proof against riches and station and pride;

Fine dress does not charm him, and flattery’s breath

Is lost on the dog, for he’s faithful to death;

He sees the great soul which the body conceals–

Oh, it’s great to be young with a dog at your heels!

 

guest

Edgar Guest (20 augustus 1881 – 5 augustus 1959)

 

De Belgische schrijver Charles de Coster werd geboren in München op 20 augustus 1827.

 

Uit: De legende en de heldhaftige, vroolijke en roemrijke daden van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderenland en elders

 

“Terwijl Uilenspiegel zich laafde aan de levensbron, ontwaakten al de vogelkens in ’t veld.

Klaas, die mutsaards bond, bezag zijne vrouw, die Uilenspiegel de borst gaf.

—Zeg eens, vrouw, sprak hij, hebt ge nog veel van die lekkere melk?

—De kruiken zijn vol, man, antwoordde zij, maar dat is niet voldoende om mijn hert te verblijden.

—Gij spreekt zoo treurig en het is zoo vroeg nog in den morgen.

—Ik denk er aan, dat er geen oortje meer steekt in de tassche, die daar aan den muur hangt.

Klaas nam de tassche van den wand; maar hij had goed schudden, er rinkelde geen geld in. Hij was er onthutst over; doch hij wi
lde zijne vrouw moed inspreken, en zei:

—Waarover bekommert gij U? Hebben wij in de schapraai den koek niet liggen, dien Katelijne ons gisteren gaf? Zie ik daar geen groot stuk vleesch, dat ten minste voor drie dagen goede melk aan ’t kind zal geven? Die zak boonen daar in den hoek, is die een voorteeken van hongersnood? En dat kuipje boter bestaat toch niet in mijne verbeelding? In mijne verbeelding ook niet, die appelen, welke, met elven in ’t gelid, op onzen zolder liggen? En de dikke tonne schuimende Brugsche kuite, noodt zij ons niet, met haren vollen buik, tot een gulle drinkpartij?

—Als ’t kind gedoopt wordt, zei Soetkin, moeten er twee oortjes zijn voor den pastoor en één gulden voor ’t festijn.

Daarop kwam Katelijne het huis binnen met een grooten bundel kruiden en zij sprak:

—Aan het kind bied ik de angelica, die den man voor ontucht behoedt en de venkel, die Satan van hem verwijderd houdt….

—Hebt gij het kruideken niet, vroeg Klaas, dat guldens aantrekt?

—Neen, zegde zij.

—Dan ga ik zien of er iets in de vaart is te vinden.

Hij ging heen, met zijn hengel en zijn net, zeker dat hij niemand ontmoeten zou, want het was nog een heel uur vóór oosterzon, wat in Vlaanderen vijf uren zeggen wil.”

 

Coster_Uilenspiegel_Brugge

Charles de Coster (20 augustus 1827 – 7 mei 1879)
Beeld van Uilenspiegel in Brugge

 

De Italiaanse dichter en criticus Salvatore Quasimodo werd geboren op 20 augustus 1901 in Modica op Sicilië. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2006.

 

 

Enemy of Death
(For Rossana Sironi)

You should not have
ripped out your image
taken from us, from the world,
a portion of beauty.
What can we do
we enemies of death,
bent to your feet of rose,
your breast of violet?
Not a word, not a scrap
of your last day, a No
to earth’s things, a No
to our dull human record.
The sad moon in summer,
the dragging anchor, took
your dreams, hills, trees,
light, waters, darkness,
not dim thoughts but truths,
severed from the mind
that suddenly decided,
time and all future evil.
Now you are shut
behind heavy doors
enemy of death.

Who cries?
You have blown out beauty
with a breath, torn her,
dealt her the death-wound,
without a tear
for her insensate shadow’s
spreading over us.
Destroyed solitude,
and beauty, failed.
You have signalled
into the dark,
inscribed your name in air,
your No
to everything that crowds here
and beyond the wind.
I know what you were
looking for in your new dress.
I understand the unanswered question.
Neither for you nor us, a reply.
Oh, flowers and moss,
Oh, enemy of death.

salvatore-quasimodo

Salvatore Quasimodo (20 augustus 1901 – 14 juni 1968)

 

Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 20 augustus 2007 en ook mijn blog van 20 augustus 2008.

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e augustus ook mijn vorige blog van vandaag.