De Nederlandse schrijver Tommy Wieringa werd geboren in Goor op 20 mei 1967. Zie ook alle tags voor Tommy Wieringa op dit blog.
Uit: De heilige Rita
“Paul Krüzen spuwde in zijn handen, greep de steel vast en hief de bijl boven zijn hoofd. De stronk op het hakblok spleet maar barstte niet uit elkaar. Vogels die in de bomen beschutting hadden gezocht voor de nacht, vluchtten in de schemering. Door het onderhout schoten woest kwetterende merels. Paul Krüzen liet de bijl weer neerkomen, telkens opnieuw, tot het stuk eiken in tweeën brak. Toen werd het gemakkelijker. De stukken vlogen in het rond. Houtsnippers overal, lichtvlekken op de bosgrond. De bijl het werk laten doen, had zijn vader hem lang geleden geleerd, maar hij hield er juist van om kracht uit te oefenen.
Een paar bleke sterretjes verschenen aan de hemel. Diep daaronder, op de open plek in het bos, zwaaide de demon met zijn bijl. Hij liet hem knallen als een zweep. Blokken tolden door de lucht. De beuken rondom, sterk en glad als jongensarmen, rilden onder het geweld.
Dit was zijn leven, hij zette hout neer en kloofde het. Zijn hemd plakte aan zijn lijf. Steken in zijn onderrug. Elke klap was raak. Hij deed dit al zo lang, alles met afgemeten, bedwongen haast. Hij moest zweten, het moest pijn doen.
Hij haalde een deoroller langs zijn oksels en trok een schoon ruitjeshemd aan. ‘Ben ervandoor,’ zei hij tegen zijn vader, die zat te lezen onder de lamp.
De avond was fris, er hing een zweem van bleekselderij boven het gras. Met het autoraam open reed hij naar het dorp. Drie steile drempels telde de weg. Verkeersdrempels en rotondes waren een teken van vooruitgang, van een opgeschroefd levenstempo dat afgeremd moest worden, ook in Mariënveen, waar de knuppels zich bijwijlen doodreden in het weekeinde. Eens in de paar jaar zat Paul Krüzen rechtop in bed door de klap, de sirenes en de jankende kettingzagen een tijdje later; de spookachtige weerschijn op de eiken in de bocht van de weg. De volgende morgen zag hij dat er weer een hap uit de bast genomen was. De laatste jaren plaatsten nabestaanden er soms bloemen en foto’s bij.
Paul stopte bij Hedwiges Geerdink voor. Hij belde aan en ging weer in de auto zitten, het portier open. Hij had geen gedachten. Begin juni, het laatste licht aan de westelijke horizon. Even later schoof Hedwiges naast hem. ‘Goedenavond altezaam,’ zei zijn vriend met zijn hoge stem. Twee stemmen had Hedwiges in zich, je wist nooit welke er kwam: zijn hoge piepstem of zijn lage, hese borststem. Wie dat voor het eerst hoorde, zag hem op slag in twee mensen uiteenvallen: hoge Hedwiges en lage Hedwiges. Bakkers Hedwig, zoals ze hem op het dorp noemden. Pietje Piep.”
Tommy Wieringa (Goor, 20 mei 1967)
De Nederlandse schrijver, journalist en muzikant Auke Hulst werd geboren in Hoogezand-Sappemeer, op 20 mei 1975. Zie ook alle tags voor Auke Hulst op dit blog.
Uit: Motel Songs
“De reis begon toen mijn vriendin me verliet. Er waren, in de woorden van Joni Mitchell, geen ‘petty wars / that shell shock love away’, maar ze had goede redenen. Ik was afwezig: fysiek, voor reisverhalen, een tv-serie en research, maar ook mentaal. Er is iets inherent kwaadaardigs aan schrijvers: ze achten hun papieren wereld belangrijker dan de echte, waarop de papieren een reactie is.
Een roman schrijven betekent in een parallelle wereld leven, waarin je niet alleen rondstapt wanneer je achter je bureau zit, maar ook wanneer je in de Albert Heijn staat te dubben tussen Wokkels en Hamka’s. Dat is zelfgericht, ik weet het, want je verdwijnt in een gedachteleven waartoe anderen nauwelijks toegang krijgen. Tot het boek er is – dan is het van iedereen. Ik denk dat menig schrijver
schrijft over het onuitsprekelijke, waardoor slechts schijncontact mogelijk is via het werk, hun papieren huid.
We woonden al een tijdje niet meer bij elkaar omdat mijn werk te aanwezig was, het appartement te klein. Die afstand bleek niet afdoende. De ochtend nadat ik thuis was gekomen van de laatste draaidag van Von Amsterdam nach Odessa (arte) barstte de bom met de tederst denkbare ontploffing.
Hoewel het besluit me ergens opluchtte, vreesde ik het zwarte gat.
De breuklijnen in het leven, wanneer een nieuwe koers en een nieuw equilibrium gevonden moeten worden, zijn voor de opgewekten onder ons al riskant, en ik behoor niet tot die groep. Dus besloot ik het leven ferm bij de horens te vatten. De volgende dag al boekte ik een open jaw-ticket naar Amerika: vliegen op Philadelphia, terug vanuit San Francisco. Ik hou van de vs en zijn eindeloze wegen, terwijl zij een hekel had aan alles wat Amerikaans was. Nu gaan was een daad van liefde én verzet.
Toen ik een halfjaar later onderweg was, trof ik deze woorden in William Least Heat-Moons Blue Highways, dat verhaalt over een trip over de B-wegen van de States: ‘Pas op voor gedachten die ’s nachts opkomen. Ze zijn ongericht; ze komen zijdelings op je af, onlogisch en niet te stuiten, opstijgend uit de diepste bronnen.”
Auke Hulst (Hoogezand-Sappemeer, 20 mei 1975)
De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.
Nevel gumt alles boven de grasvlakte uit
Nevel gumt alles boven de grasvlakte uit
en stilte trekt op als slaap. Geruisloosheid
zoals thuis, daar zijn bleke dames.
Ze dragen dolle kervel in hun haren, ze kolken
beneden je stuur. Flarden komen op
als een steigerend ros. In de verte zie je dat
boven in de mist een luikje opengaat.
Een mensje eruit staart. Het nog even zwaait.
Over schedels
Ik ben tien en heb geen idee
waar vrouwen worden gekweekt. Hoe ik moet
uitharden als tantes die langs de velden hollen,
aansteker in de ene hand, tampon in de andere.
Ik val vaak en zing als ik omhoog kom:
Onder mijn haar draag ik mijn schedel.
Onder mijn schedel draag ik mijn geloof.
Telkens worden ze vernieuwd, mijn knieën,
hoe hard ik zo ook schaaf. Ik bedenk me
dat vers vlees alleen het gevolg kan zijn van een flinke
smak.
Mijn nichten nemen toe in omvang. We hopen het
meer te zijn dan een magere combinatie
van skelet en schaamte.
Onder mijn geraamte draag ik een baarmoeder,
tjokvol rijpe stokken, om meisjes te telen.
Ze zeggen dat vrouwen geen mannen zijn.
Dat mannen meisjes zijn die wachten
op hun eerste menstruatie.
Ik schud mijn losse lokken.
Daaronder draag ik een schedel.
Ze vragen waarom heb je nog geen hoofddoek
terwijl je allang bloedt. Ik antwoord dat onder
mijn haar, een schedel zit, onder die schedel
zit mijn hoofddoek,
het gaat niet over hoe hard ik ook zing.
Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)
De Nederlandse schrijver Jeroen Thijssen werd geboren op 20 mei 1959 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Jeroen Thijssen op dit blog.
Uit: Hazer
“Hij staarde omhoog langs de gevel van het oude politiebureau, die raam na raam tot aan de hemel leek te lopen. Links en rechts staken balkonnetjes uit, tinnen pinakels piekten hoog boven het plaveisel.
Weer belde hij. Weer klonk het harde rinkelen in een grote ruimte. Van ver weg kwamen voetstappen aan, steeds dichterbij. De grote blauwe deur ging krakend open.
‘Hij zit niet op slot,’ zei de jongen die opendeed. Licht vlas wuifde om zijn kin, donkere ogen scholen onder zware richels vol haar.
‘Ik zoek een kamer,’ zei Rogier.
De jongen trok de deur verder open.
‘Kom binnen,’ zei hij. ‘Ik ben Marcel.’
Een koele golf lucht, beladen met de geur van grote ruimten, muf als uit een kelder, schimmelig en vol vocht, wreef Rogiers gladde wangen – hij had zich speciaal geschoren om een goede indruk te maken.
‘Dit is de grote hal,’ zei Marcel.
Gekraak klonk en geritsel: aan weerszijden van de deuren stonden twee enorme, dode palmen, hun dorre bladeren bewogen in de tocht. Twee trappen liepen van de granito vloer in een vierkante spiraal omhoog, leken elkaar te naderen en weken dan weer tot ze ergens boven het dagelijks leven zomaar ophielden tegen een daklicht dat, hoewel klein van hieraf bezien, op die hoogte enorm moest zijn. Het zonlicht kleurde grijs in de matglazen panelen.
‘Wacht hier,’ zei Marcel en hij verdween door klapdeuren aan de overkant. Na een ogenblik keerde hij terug met een soort dwerg: een breedgeschouderd mannetje dat niet hoger kwam dan Rogiers schouders. Lange haren slierden om zijn kalende hoofd, een baard groeide tot zijn ogen, een ketting van houten kralen bloeide op een paarse bloes.
‘Ha vogel,’ zei de kabouter. ‘Ik ben Ernst. Wie ben jij?’
‘Ik ben Rogi,’ stotterde Rogier en hij zweeg. Het was een verspreking, maar een freudiaanse. ‘En ik zoek een kamer,’ zei hij.
De kabouter hield zijn hoofd scheef. Zijn blik zakte van Rogiers kruin, langs zijn geschoren wangen, zijn rode bloes en blauwe spijkerbroek tot aan zijn basketballers.
‘Kamers genoeg,’ zei hij. ‘Zoek maar een mooie uit. Welkom in de Hazer.’ Hij draaide zich om.”
Jeroen Thijssen (Haarlem, 20 mei 1959)
De Nederlandse schrijver en journalist Maurits de Bruijn werd geboren op 20 mei 1984 in Delft. Zie ook alle tags voor Maurits de Bruijn op dit blog.
Uit: Broer
“Ik houd van dit huis. De eerste plek waar ik zonder mijn ouders woonde, waar ik zonder Broer leefde. Waar ik met jongens het bed deelde. Waar ik echte vrienden maakte. Waar ik zomaar een dag thuisbleef. Elke kamer is leeg, op de woonkamer en één van de slaapkamers na. Alsof het huis die leegte nodig heeft, alsof de leegte eenzelfde noodzakelijkheid kent als de meubels. Alle muren zijn leeg en wit, en dat maakt dat dit niet de plek is die je bij mij zou verwachten.
In dit huis vergeet je dat het wordt omringd door andere huizen, dat er zeven huizen rechts van dit huis zijn, en vier links. Dat er een galerij is voor het huis. Dat er zeven verdiepingen onder het huis zitten en vijf boven dit huis.
Dit huis stelt zich aan je voor. Ik kijk een hoek in, de bank staat verkeerd. Het was mooi geweest als je door het raam naar buiten had kunnen kijken, naar de vele bomen, de kleine haven, een stuk van de plas. Dit noemt men het getto van Amsterdam.
Het huis is overzichtelijk. Maar nog overzichtelijker dan de kamers, de grote gang en de vele ramen, is de buitenwereld die door die ramen te zien is. Zo helder ingedeeld dat zij onecht lijkt. Dat er geen mensen in thuis lijken te horen en alle voorbijgangers opvallen. De wereld lijkt van bovenaf plat. Het benzinestation heeft de vorm van een simkaart, het grasveld lijkt op een fruitschaal. De bomen van het park staan in een rechthoek, geflankeerd door straatlantaarns die elke dag te vroeg aanspringen.
Ik heb het huis niet meer nodig, maar dat heeft het nog niet door. Ik bedenk dat ik dit jaar geen dertig word, niet ga trouwen, geen kind heb verwekt, geen baas heb, geen tandartsverzekering. Ik bekijk mijn huis vanaf de straat. Ik moet het zoeken op achthoog. Het gebouw lijkt op een schip. Veel te groot, zoals dat ging in de jaren zestig.”
Maurits de Bruijn (Delft, 20 mei 1984)
De Nederlandse dichter Gerrit Achterberg werd geboren in Nederlangbroek op 20 mei 1905. Zie ook alle tags voor Gerrit Achterberg op dit blog.
Droomlot
Je toonde me vannacht de kamers weer;
geheel dezelfde. ’t Werd de eerste keer
dat ik ze zag van duizend malen meer.
Jij was toen nog mevrouw en ik meneer.
We stonden waar wij later zouden leven.
Er was nog niets over ons heen geweven.
Zo is het tussen ons een tijd gebleven
en daarna kwam je voornaam op een keer.
In deze doodsslaap heb ik terug gekund
door andere adressen voor te geven
en weg te gaan eer ik ontwaken zou.
Dan was ik nu misschien handelsagent
of bij mijn vader op het dorp gebleven
en trouwde later een gewone vrouw.
Maar nu ik wakker ben is om het even
wat op die drempel wankelde en wou
en heeft het noodlot mij geen stap gegund.
Liberty
Soms, in een etalage, komt gij voor,
tussen geslachtgenoten opgesteld.
beskleed met nieuwe kleren en vermeldt
het kaartje op uw borst de prijs waarvoor.
Dan weet ik weer hoeveel ik u behoor.
Het enige wat in mijn leven geldt
wordt binnen op de toonbank neergeteld.
Wij gaan er samen voor een uur vandoor.
’s Avonds na zessen is de winkelruit
van binnen manshoog met een doek bespannen.
Gij komt er met uw ogen bovenuit.
Vale personen maken zich gereed
de boze geesen bij u uit te bannen,
opdat geen pop zich met een man vergeet.
Eine Kleine Nachtmusik
Terwijl hij onder de vleugel sliep
alsof geen morgen hem meer riep,
begonnen zacht op ’t wit en zwart
van ’t doodstil glanzend mechaniek
de snelle maten van het lied
dat in zichzelf verdronken sliep,
dat in zichzelf verzonken zag
naar wie het riep
met klare, jubelende kracht.
Haastig en diep gelukkig schiep
Mozart zijn kleine nachtmuziek.
Gerrit Achterberg (20 mei 1905 – 17 januari 1962)
Hommage aan Gerrit Achterberg. Bronzen beeld in Noordwijk door Willem Berkhemer
De Nederlandse schrijfster en dichteres Anna M G Schmidt werd op 20 mei 1911 geboren in Kapelle. Zie ook alle tags voor Annie M.G. Schmidt op dit blog.
Het fluitketeltje
Meneer is niet thuis en mevrouw is niet thuis,
het keteltje staat op het kolenfornuis,
de hele familie is uit,
en het fluit en het fluit en het fluit: túúúút
De pan met andijvie zegt: Foei, o, foei!
Hou eindelijk op met dat nare geloei!
Wees eindelijk stil asjeblief,
je lijkt wel een locomotief.
De deftige braadpan met lapjes en zjuu
zegt: Goeie genade, wat krijgen we nu?
Je kunt niet meer sudderen hier,
ik sudder niet meer met plezier!
Het keteltje jammert: Ik hou niet meer op!
Het komt door m’n dop! Het komt door mijn dop!
Ik moet fluiten, zolang als ik kook
en ik kan het niet helpen ook!
Meneer en mevrouw zijn nog altijd niet thuis
en het keteltje staat op het kolenfornuis,
het fluit en het fluit en het fluit.
Wij houden het echt niet meer uit… Jullie?
De brievenbus wou niet meer
Er was er ’s een brievenbus, die op een pleintje stond,
een mooie roje brievenbus; hij had een open mond,
daar gingen alle brieven in, de hele dag maar door
en nu en dan kwam er een man van ’t grote postkantoor,
die haalde dan de brieven uit die brievenbus z’n buik,
en deed ze in een grote zak. O, jongens ’t ging zo puik.
Maar gisteren zei die brievenbus: Nou wil ik het niet meer,
ik heb er schoon genoeg van, leg de brieven daar maar neer.
Hij deed z’n mond dicht met een klap en deed ‘m niet meer open
en alle mensen kwamen daar met brieven aangelopen,
ze riepen: Kijk, de bus is dicht, hoe komt dat nou, zeg hee!
Hee, doe je mond ‘ns open! Maar de brievenbus zei: Nee.
Toen kwam de directeur, de directeur van ’t postkantoor,
die kwam al met een hamer en een beitel en een boor,
maar wat hij ook probeerde, het hielp allemaal geen steek,
de brievenbus bleef dicht en werd alleen een beetje bleek.
Maar toen kwam kleine Petertje en zei: O, asjeblief,
doe nou je mond eens open, want ik heb zo’n mooie brief!
En als je ’t niet voor mij doet, doe het dan voor deze dame!
En toen begon de brievenbus zich vreselijk te schamen.
Hij werd nog roder dan tevoor, en riep: Pardon, pardon…
hij deed zijn mond wijd open, zeg, zo wijd als hij maar kon.
De mensen dansten om hem heen, en al die mensen zeien:
Jij bent de beste brievenbus van heel de posterijen.
Annie M.G. Schmidt (20 mei 1911 – 21 mei 1995)
De Duitse schrijver en acteur Sky du Mont (eigenlijk Cayetano Neven du Mont) werd geboren op 20 mei 1947 in Buenos Aires, Argentinië. Zie ook alle tags voor Sky du Mont op dit blog.
Uit: Full House. Liebeserklärung an die Chaosfamilie
»Mein Benni ist der beste Handwerker mit zwei linken Händen, den es gibt.« Alles lacht — außer mir. »Ich bin gar kein Handwerker, Schatz, ich arbeite mit dem Kopf.« Sie beugt sich zu ihrer Freundin und gluckst: »Neulich hat er mir so einen Schreck eingejagt, weil er mal wieder eine Lampe angeschraubt hat und vergessen hatte, die Sicherung rauszudrehen …«
»Ich hatte dich darum gebeten …« »Jedenfalls steht er da oben auf der Leiter, und du müsstest ihn mal auf einer Leiter stehen sehen …« Lautes Lachen, die Freundin kichert schon vor der Pointe. »Hantiert da mit so einem Schraubending rum.« »Schraubenzieher, Schatz.« »Und auf einmal, bzzzzzz, ich dachte, ich falle gleich in Ohnmacht. Und dann kippt er, das hättest du sehen müssen, mit der Leiter wie in Zeitlupe aufs Sofa. Aufs Sofa!« Quieken und Quietschen zweier völlig ausgetickter Frauen, die sich über das Schicksal eines armen Elektro-Amateurs einen Affen lachen. Ich gebe zu, ich war etwas verschnupft. »Du hattest mich gebeten, die Lampe auszutauschen.« »Ich weiß doch, wie gern du dich als Handwerker ausgibst, mein kleiner Bob der Baumeister.«
Aber es waren nicht nur die handwerklichen Fähigkeiten, die mir plötzlich abverlangt wurden. Nein, auf einmal wurde mir klar, was Bea von meinem Einrichtungsstil hielt, zumindest was die Gestaltung unseres neuen Heims betraf. Während wir Männer bekanntlich eher zu kühlen Farben und glatten Formen tendieren, also Schwarz und Chrom, Lack und Leder, gilt so was bei Frauen meist nur für das Outfit. Was die Wohnung betrifft, sind die meisten aus der Schneewittchen-Phase nie herausgekommen. Und damit meine ich nicht den Glassarg, der ja im Zweifel einen top Wohnzimmertisch abgeben würde. Entweder, sie tendieren zu Plüsch und Blümchen und wollen am liebsten den ganzen Laura-Ashley-Laden leer kaufen, oder sie richten die Wohnung ein, als müssten sie es richtig gemütlich für die sieben Zwerge machen. Das nennt sich dann Landhaus-Stil. Aber glauben Sie nicht, dass Sie da mit Gummistiefeln reindürfen. Im Gegenteil: Der Mann soll zwar zur Einrichtung passen, aber nur in dekorativer Hinsicht. Wenn Ihre Frau karierte Vorhänge bestellt, sehen Sie sich vor: Demnächst werden Sie zu Tweed-Jacken gedrängt. Cord-Sofa?“
Sky du Mont (Buenos Aires, 20 mei 1947)
Zie voor nog meer schrijvers van de 20e mei ook mijn vorige blog van vandaag.