Jan Wolkers, Andrew Motion, Stephen L. Carter, Karin Boye

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Jan Wolkers op dit blog.

 

Uit: Langpootmuggen

„Gek van het licht zeilen ze door het open raam naar binnen. Hun achterpoten slierten slap achter hun lichamen aan, willoos laten ze zich meevoeren. Maar hun voorpoten zwemmen begerig door de ruimte, omarmen schokkend het licht. Dan tuimelen ze verblind omlaag en blijven trillend op de grond zitten tot ze weer omhoog kunnen vliegen om in een laatste waanzin het gloeiende glas van de lamp te omhelzen. Met verbrande poten en vleugels vallen ze als een dor reepje boombast naar beneden.

– Ik moet het raam sluiten, mompelt hij.

Hij loopt naar het raam en sluit het.

Het zijn schepselen Gods, denkt hij. Ik mag ze niet willens en wetens door het executiepeloton van 150 Watt laten ombrengen. Jeltsma, ja, die vuilak. Die stak, op de verjaardag van Mies nog wel, de stekker van het elektrisch straalkacheltje in het stopkontakt. En maar op zijn dronken poten door de kamer waggelen. In de ene hand het brandende kacheltje en in de andere een stoel. En overal waar er een zat ging hij op de stoel staan en drukte het gloeiende deksel tegen het plafond. Het leek wel of er menselijk geluid uit die hete kabine kwam. Een deernis-wekkend gefluister dat overging in gesis van pijn. Ik moest ineens kotsen. Met samengeklemde kaken rende ik naar de W.C., maar terwijl ik de bril omhoog klapte zag ik dat er een motvisje in de pot liep. Ik kon niet op dat beestje kotsen en het met mijn bedorven eten doortrekken. Ik kotste naast de W.C. en met het maagzuur druipend van mijn kin zei ik tegen dat diertje:

– Ben jij zo laat nog aan de wandel, klein druppeltje kwik, voortschuivend traantje. Je kan hier niet meer uit, hè. Ik zal je helpen. Voordat die goorling komt en je boven op je kop schijt.

En ik pakte een W.C.-papiertje en liet hem er op lopen en zette hem

[p. 42]

op de grond.

– Ga maar gauw naar je moeder toe, zei ik.

Maar toen kwam Mies en die zei:

– Hoe heb ik het nou met je Johan, je zit naast de W.C. te kotsen. Je ziet alles dubbel.

Er was maar één motvisje, zei ik.

Ach, jij, je bent hartstikke teut, zei ze.

Ze trok me overeind en veegde in de keuken mijn gezicht af met een natte punt van de handdoek.

Toen ik de kamer weer binnenkwam had Jeltsma een krant op de tafel uitgespreid en daarboven keerde hij het straalkacheltje om. De krant lag vol afgebrande lucifers, kromgetrokken door de hitte.

– Willem Jeltsma, zei ik langzaam en nadrukkelijk, dat had je niet mogen doen. Je kan zelf nog geen spijker in de muur slaan, laat staan een langpootmug maken. God is duizenden jaren bezig geweest met die beesten. Ontwerpen… ontwerpen en nog eens helemaal opnieuw beginnen. Tot hij zag dat het goed was. Je kan het zien aan de vleugeltjes. Ze zijn van allemaal kleine stukjes aan elkaar gezet. Tot ze groot genoeg waren om te vliegen. En toen zei God:

Gaat heen en vermenigvuldigt u!

Maar die Jeltsma begint me straal in mijn gezicht uit te lachen.“

 

Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

Lees verder “Jan Wolkers, Andrew Motion, Stephen L. Carter, Karin Boye”

Jan Wolkers, Andrew Motion, Stephen L. Carter, Karin Boye, Trevor Joyce, Pat Conroy, Ulrich Plenzdorf, Sorley MacLean, Andrej Bely

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie ook mijn blog van 19 oktober 2007 en mijn blog van 26 oktober 2006 en ook ook mijn blog van 26 oktober 2007 en ook mijn blog van 26 oktober 2008 en ook mijn blog van 26 oktober 2009.

Uit: De verschrikkelijke sneeuwman

‘Hoe lang ben ik er niet geweest, en hoe gelukkig was ik vroeger als ik er insecten en kikkers zocht. Als ik werkelijk blind was, zou ik op de tast zelfs de onder hanepoten en muur verborgen stenen feilloos kunnen vinden. Ik zou de namen kunnen noemen van de dieren die er onder wonen. Dit is een duizendpoot, rood als een Ierse setter, en dat daar dat zich tot een geschubd balletje maakt, een pissebed, kwalblauw. Als je hem tussen twee steentjes fijn knijpt komt er een bergje gele vla uit. Amberkleurige salamanders zoeken er ieder voorjaar vergeefs naar de sloot. Maar die is sinds jaren gedempt. Ze voelen aan als stukjes rubber. In water worden ze zilverachtig en glimmend als een meisjesbroche. Vlezige regenwormen met een gele band midden in het lichaam, of ze een verstuikte knie hebben. Als je een steen optilt waar er veel onder zitten is het net of het dak van een bordeel wordt opgelicht, zoals die naakte roze lijven zich wegreppen.’

(…)

‘Hoe heb ik ooit voor deze mensen kunnen voelen, dacht Herman. Hoe heb ik ooit als kind in bed nachten lang kunnen huilen bij de gedachte dat ze eens dood zouden gaan. Als een duif van mij dood ging mocht ik hem niet in de tuin begraven, en geen teken voor hem oprichten. Hij moest in de vuilnisbak. Een dier komt niet in de hemel, zei mijn vader. De eeuwigheid is voor de mens die naar Gods wil leeft, hij hoort in een graf, om daar te wachten tot de jongste dag. En de vogel wierp hij tussen de groenteafval.’

(…)

„Ze trok haar rok op, stak haar benen omhoog, zocht met haar handen het elastiek van haar broekje.

Herman keek tussen haar benen. Het schaamhaar puilde aan beide kanten uit haar broek, of men een veiligheidsscheermes over het midden van een behaarde kin had gehaald. Ze wipte met haar billen omhoog, trok het nylon er in één beweging vanaf en meteen door tot halverwege haar dijen. Ze hield de linkerpijp vast, trok haar been eruit, en liet het broekje op de wreef van haar rechtervoet hangen als een verlepte bloem. Toen drukte hij zich tegen haar aan.

– Vind je het niet vervelend in deze houding, vroeg hij.

– Ik vind het op iedere manier prettig, zei ze, maar doe een kussen onder je knieën, dan kom je er beter voor.’

 wolkers

 Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

 

 De Engelse dichter, schrijver en biograaf  Andrew Motion werd geboren op 26 oktober 1952 in Braintree in Essex. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2007 en ook mijn blog van 26 oktober 2008 en ook mijn blog van 26 oktober 2009.

Holy Island

I am behind you on the mainland, leaning
on your shoulder and pointing with one arm
in front of your face at weightless cinders
which are ravens blustering above the island.

Boulder clay on the outcrops, and beaches
dotted and dashed with coal dust. Guillemots
whitening the cliff face. Small orchids definitely
still evolving in a downpour of Arctic sunlight.

How many years are there left to cross over
and show you things themselves, not my idea
of things? Thirty, if I live to the age of my father.
I cannot explain why I have left it as late as this.

Your black hair blows into my eyes but I can see
everything moving fast now. Weather polishes
the silver fields ahead; the ravens swoop down
and settle among the gorgeous pages of the gospels.

 

Red Gloves

Reaching the restaurant late
I find the empty shells
Of your gloves on the cold kerb:

Stretchy, crushed red velvet
Which slithered off your lap
To float in the sodium stream.

What could they mean, except
You have arrived before me,
And simply taken your place?

The things we forget, or lose,
Live in a heaven of debris,
Waiting for us to collect them;

Already your naked hands
Are fluttering over the table,
Missing they don’t know what.

motion

Andrew Motion (Braintree, 26 oktober 1952)

 

De Amerikaanse schrijver Stephen L. Carter werd geboren op 26 oktober 1954 in Washington, D.C. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2008 en en ook mijn blog van 26 oktober 2009.

Uit: The Emperor of Ocean Park

„When my father finally died, he left the Redskins tickets to my brother, the house on Shepard Street to my sister, and the house on the Vineyard to me. The football tickets, of course, were the most valuable item in the estate, but then Addison was always the biggest favorite and the biggest fan, the only one of the children who came close to sharing my father’s obsession, as well as the only one of us actually on speaking terms with my father the last time he drew his will. Addison is a gem, if you don’t mind the religious nonsense, but Mariah and I have not been close in the years since I joined the enemy, as she puts it, which is why my father bequeathed us houses four hundred miles apart.
I was glad to have the Vineyard house, a tidy little Victorian on Ocean Park in the town of Oak Bluffs, with lots of frilly carpenter’s Gothic along the sagging porch and a lovely morning view of the white band shell set amidst a vast sea of smooth green grass and outlined against a vaster sea of bright blue water. My parents liked to tell how they bought the house for a song back in the sixties, when Martha’s Vineyard, and the black middle-class colony that summers there, were still smart and secret. Lately, in my father’s oft-repeated view, the Vineyard had tumbled downhill, for it was crowded and noisy and, besides, they let everyone in now, by which he meant black people less well off than we. There were too many new houses going up, he would moan, many of them despoiling the roads and woods near the best beaches. There were even condominiums, of all things, especially near Edgartown, which he could not understand, because the southern part of the island is what he always called Kennedy country, the land where rich white vacationers and their bratty children congregate, and a part-angry, part-jealous article of my father’s faith held that white people allow the members of what he liked to call the darker nation to swarm and crowd while keeping the open spaces for themselves.

carter

Stephen L. Carter (Washington, 26 oktober 1954)

 

De Zweedse dichteres en schrijfster Karin Maria Boye werd geboren op 26 oktober 1900 in Göteborg. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2008 en ook mijn blog van 26 oktober 2009.

Das Beste

Das Beste, das wir haben,
das kann man nicht beschreiben,
nicht geben und nicht sagen;
es muß verborgen bleiben.

Das Tiefste deiner Seele
kann niemand je berühren.
Die unerreichte Stelle
kannst du und Gott nur spüren.

Das ist des Reichtums Quelle,
daß keiner sonst sie kennt.
Das ist der Armut Hölle,
daß sie vom andern trennt.

 

Waffenlos

Kampfbereit und zugeschlossen
einst ich kam-
Panzer war aus Schreck gegossen
und aus Scham. Ich will abtun meine Waffen,
Schild und Schwert.
Feindschaft kann nichts Gutes schaffen,
Kälte zehrt. Ich sah manchen trocknen Samen
noch erblühn,sah,
wie Zweige aus ihm kamen,
licht und grün. Kraftvoll ist das zarte Leben,
mehr als Stahl,
allem schutzlos preisgegeben
ohne Wahl. Frühling tagt in Winternächten,
Mutterschoß-
Ich will ringen mit den Mächten
waffenlos.
Vertaald door Hildegard Dietrich

boye.jpg

Karin Boye (26 oktober 1900 – 24 april 1941)
Standbeeld in Göteborg

 

De Ierse dichter Trevor Joyce werd geboren op 26 oktober 1947 in Dublin. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2008 en ook mijn blog van 26 oktober 2009.

o tiny
universe
alongside
the many other
possible
universes
some of which
could easily
be ten
or a thousand
times more
vast
you are
small
pretentious
and a little
pathetic
i will
keep you
for later

*

She is my love
was most my misery
preferred for wasting me
to her could cure
She is my fair
would fast enfeeble me
not whisper for my going oh!
or mind my grave
She is my dear
nature’s accessory
wouldn’t reach a hand to hold my head
lay me for gold
She is my why
drops not a hint to me
heeds no true word
spares no regard
Great is my grief
too long this lingering
who most suspects me
is all my love

joyce

 Trevor Joyce (Dublin, 26 oktober 1947)

 

De Amerikaanse schrijver Pat Conroy werd geboren op 26 oktober 1945 in Atlanta, Georgia. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2008 en ook mijn blog van 26 oktober 2009.

Uit: South of Broad

„It was my father who called the city the Mansion on the River.
He was talking about Charleston, South Carolina, and he was a native son, peacock proud of a town so pretty it makes your eyes ache with pleasure just to walk down its spellbinding, narrow streets. Charleston was my father’s ministry, his hobbyhorse, his quiet obsession, and the great love of his life. His bloodstream lit up my own with a passion for the city that I’ve never lost nor ever will. I’m Charleston-born, and bred. The city’s two rivers, the Ashley and the Cooper, have flooded and shaped all the days of my life on this storied peninsula.
I carry the delicate porcelain beauty of Charleston like the hinged shell of some soft-tissued mollusk. My soul is peninsula-shaped and sun-hardened and river-swollen. The high tides of the city flood my consciousness each day, subject to the whims and harmonies of full moons rising out of the Atlantic. I grow calm when I see the ranks of palmetto trees pulling guard duty on the banks of Colonial Lake or hear the bells of St. Michael’s calling cadence in the cicada-filled trees along Meeting Street. Deep in my bones, I knew early that I was one of those incorrigible creatures known as Charlestonians. It comes to me as a surprising form of knowledge that my time in the city is more vocation than gift; it is my destiny, not my choice. I consider it a high privilege to be a native of one of the loveliest American cities, not a high-kicking, glossy, or lipsticked city, not a city with bells on its fingers or brightly painted toenails, but a ruffled, low-slung city, understated and tolerant of nothing mismade or ostentatious. Though Charleston feels a seersuckered, tuxedoed view of itself, it approves of restraint far more than vainglory.
As a boy, in my own backyard I could catch a basket of blue crabs, a string of flounder, a dozen redfish, or a net full of white shrimp. All this I could do in a city enchanting enough to charm cobras out of baskets, one so corniced and filigreed and elaborate that it leaves strangers awed and natives self-satisfied. In its shadows you can find metalwork as delicate as lace and spiral staircases as elaborate as yachts“.

conroy

Pat Conroy (Atlanta, 26 oktober 1945)

 

De Duitse schrijver Ulrich Plenzdorf werd geboren op 26 oktober 1934 in Berlijn. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2006 en ook mijn blog van 26 oktober 2008.

Uit: Die neuen Leiden des jungen W.

“Bei Ed wußte man nie. Der dachte sich noch ganz andere Sachen aus. Ganze Songs zum Beispiel. Text und Melodie! Irgendein Instrument, das er nach zwei Tagen nicht spielen konnte, gab’s überhaupt nicht. Oder nach einer Woche, von mir aus. Er konnte Rechenmaschinen aus Pappe baun, die funktionieren heute noch. Aber die meiste Zeit haben wir gemalt.”
“Edgar hat gemalt? – Was waren das für Bilder?”
“Immer DIN A 2.”
“Ich meine: was für Motive? Oder kann man welche sehen?”
“Nicht möglich. Die hatte er alle bei sich. Und “Motive” kann man nicht sagen. Wir malten durchweg abstrakt. Eins hieß Physik. Und: Chemie. Oder: Hirn eines Mathematikers. Bloß, seine Mutter war dagegen. Edgar sollte erst einen “ordentlichen” Beruf haben. Ed hatte ziemlich viel Ärger deswegen, wenn sie das interessiert. Aber am sauersten war er immer, wenn er rauskriegte, daß sie, also seine Mutter, mal wieder eine Karte von seinem Erzeuger…, ich meine: von seinem Vater…, ich meine: von Ihnen zurückgehalten hatte. Das kam hin und wieder vor. Dann war er immer ungeheuer sauer.”
Das stimmt. Das stank mich immer fast gar nicht an. Schließlich gab es immer noch so was wie ein Briefgeheimnis und die Karten waren eindeutig an mich. An Herrn Edgar Wibeau, den ollen Hugenotten. Jeder Blöde hätte gemerkt, daß ich eben nichts wissen sollte über meinen Erzeuger, diesen Schlamper, der soff und der es ewig mit den Weibern hatte. Der schwarze Mann von Mittenberg. Der mit seiner Malerei, die kein Mensch verstand, was natürlich allemal an der Malerei lag.

 plenzdorf

Ulrich Plenzdorf (26 oktober 1934 – 9 augustus 2007)

 

De Schotse dichter Sorley MacLean (Schots Gaelic: Somhairle MacGill-Eain) werd geboren op 26 oktober 1911 Osgaig op het eiland Raasay. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2008.

The Choice

I walked with my reason
out beside the sea.
We were together but it was
keeping a little distance from me.

Then it turned saying:
is it true you heard
that your beautiful white love
is getting married early on Monday?

I checked the heart that was rising
in my torn swift breast
and I said: most likely;
why should I lie about it?

How should I think that I would grab
the radiant golden star,
that I would catch it and put it
prudently in my pocket?

I did not take a cross’s death
in the hard extremity of Spain
and how then should I expect
the one new prize of fate?

I followed only a way
that was small, mean, low, dry, lukewarm,
and how then should I meet
the thunderbolt of love?

But if I had the choice again
and stood on that headland,
I would leap from heaven or hell
with a whole spirit and heart.

manlean

Sorley MacLean (26 october 1911 – 24 november 1996)

 

De Russische schrijver en theoreticus van het symbolisme Andrej Bely werd geboren op 26 oktober 1880 in Moskou. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2008.

Uit: Glossolalia (Vertaald door Thomas R. Beyer)

All motion of the tongue in the cavity of our mouth is – a gesture of an armless dancer, twirling the air, like a gaseous, dancing veil; as they fly off to the sides, the tips of the veil tickle the larynx; and – out comes a dry, aery, quick “h,” pronounced like the Russian “kh”; the gesture of arms extended (
upwards and to the side) is – “h”. The gestures of the arms reflect all the gestures of the armless dancer, dancing in a murky dungeon: beneath the arches of the palate; the movement of the arms relfects an armless mimicry; these movements are – giants of an enormous world, invisible to sound; in this way the tongue directs its bulk, the body, from out os its cave; and the body draws for us gestures; and the storms of meaning are – beneath them. Out armless tongue observed the gesture of the arm; and duplicated it in sounds; sounds know the mysteries of ancient movements of our spirits; just as we pronounce the sounding meanings of words, so too were we once created; pronounced with meaning; our sounds – words – will become the world: we create people out of words; and the words are acts. Sounds are – ancient gestures in the millenia of meaning; in the millenia of my coming being an arm will sing to me with cosmic meaning. Gestures are – youthful sounds of meanings implanted in my body, but not yet composed; the same thing that is occuring for the time being in a single place of the bosy, under the skullbone, will with the flow of time occur throughout my entire body. My entire body will brim full of meaning.“

bely

Andrej Bely (26 oktober 1880 – 8 januari 1934)
Portret door Leon Bakst

 

Jan Wolkers, Andrew Motion, Stephen L. Carter, Karin Boye, Trevor Joyce, Pat Conroy, Ulrich Plenzdorf, Sorley MacLean, Andrej Bely

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie mijn blog van 19 oktober 2007 en mijn blog van 26 oktober 2006 en ook ook mijn blog van 26 oktober 2007 en ook mijn blog van 26 oktober 2008.

 

 

De zomer kan me gestolen worden I

 

De zomer kan me gestolen worden.
Fris groen verschrompelt zinderend tot as.
Mijn vader die vurig gelooft
Dat God zijn goudreinetten stooft
In zonlicht van miljarden jaren oud.
De larf vreet zich tot worm des verderfs,
Begeerlijk vruchtvlees roest tot op het bot,
Het klokhuis wordt een tongewelf van smet.
De ledigheid van liggen in het gras,
De zonnebrand van Onans stuifmeel,
Verkleeft tot donorgift op het gewas.
Op blote voeten zijn de sintels scherp,
De boetedoening is geen vorm van straf
Een legpuzzel van woede stroomt de helling af.

 

 

 

Kalkstenen vlinders

 

kalkstenen vlinders vliegen naar je toe
de stad zegt met één oog de nacht gedag
straks vlieg ik op de vleugels van je rode haar
over de blauwe halswervel der stad
als een dragonder ga ik in de wolken rijden
maar jij wenkt met je kleine witte hand
een twijfeltorentje van vrees en beven
rijst uit de zwarte bronnen van je ogen
en als ik dichter doffer donkerder je aanrand
sta je te bloeien als een pruimenboom.

 

Wolkers

Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

 

De Engelse dichter, schrijver en biograaf  Andrew Motion werd geboren op 26 oktober 1952 in Braintree in Essex. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2007 en ook mijn blog van 26 oktober 2008.

 

Ice

 

When friends no longer remembered
the reasons we set forth,
I switched between nanny and tartar
driving us on north.

 

Will you imagine a human hand
welded by ice to wood?
And skin when they chip it off?
I don’t think you should.

 

By day the appalling loose beauty
of prowling floes:
lions’ heads, dragons, crucifix-wrecks,
and a thing like a blown rose.

 

By night the seething hiss
of killers cruising past –
the silence after each fountain-jet,
and our hearts aghast.

 

Of our journey home and the rest
there is nothing more to say.
I have lived and not yet died.
I have sailed in the Scotia Sea.

 

 

 

The Last Call

 

Death called me,
I did not hear.
He spoke again:
Come near.

 

I went to look
for pity.
Poor death, I thought,
he loves me.

 

I guessed right,
he does.
And now I love him too,
just because.

 

andrew-motion

Andrew Motion (Braintree, 26 oktober 1952)

 

De Amerikaanse schrijver Stephen L. Carter werd geboren op 26 oktober 1954 in Washington, D.C. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2008.

 

Uit: Jericho’s Fall

 

Darkness bore down on her as the car shuddered up the mountain. Distant lights danced at the edge of her vision, then vanished. Beck wondered how bad it would be. In her mind, she saw only the Jericho she had loved fifteen yeas ago and, in some ways, still did: the dashing scion of an old New England family that had provided government officials since the Revolution. One of his ancestors had a traffic circle named for him in Washington. A cousin served in the Senate. The family’s history was overwhelming; the Jericho for whom Beck had fallen had certainly overwhelmed her. He had been brilliant, and powerful, and confident, and fun, ever ready with eternal wisdom, or clever barbs. She did not like to think of that mighty man ravaged by disease. She had no illusions. She remembered what cancer had done to her own father.
Whatever was waiting, she had to go.
On Saturday afternoon, having cleared her decks with Pfister, Beck took the shuttle from Boston to Washington. She lived in Virginia, a stone’s throw from Reagan National Airport. Her daughter was at a church retreat, church being a thing that Beck did because she had been raised that way, and her mother would be offended if Rebecca dared differ. Beck decided to let Nina stay the night with the other kids. The two of them could ride together to the airport on Sunday, then enplane for their different destinations. Rebecca’s mother, Jacqueline, had been after her for weeks to send Nina for a visit, and maybe this was the time. The child was only in second grade; missing a few days of instruction would do her no harm. Beck hesitated, then made the inevitable call to Florida, to ask if her mother could look after Nina. The conversation soon turned into a battle.
I don’t know how you could even think about taking a six-year-old to visit a man like that.
I’m not taking her, Mom. That’s why I’m calling you.
You said you decided not to take her. That means you thought about it. I don’t understand how your mind works sometimes.
She tried, and failed, to remember a time when she and her mother had not been at odds. Because, in the eyes of her eternally disappointed mother, Beck would never be more than ten years old. Certainly their animosity predated Jericho; and perhaps it had played some sort of role (as every one of the therapists Rebecca had consulted over the years seemed to think) in her falling in love, as a college sophomore, with a married man thirty-two years her senior who tossed away his remarkable career in order to possess her.
I appreciate your help, Mom.
Oh, so you appreciate me now. Does that mean you’ll call more often?”
 

carterx

Stephen L. Carter  (Washington, 26 oktober 1954)

 

 

 

De Zweedse dichteres en schrijfster Karin Maria Boye werd geboren op 26 oktober 1900 in Göteborg. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2008.

 

Du sollst danken

 

Du sollst deinen Göttern danken

für den harten Zwang,

da du ohne Fußspur

irrst auf deinem Gang.

 

Du sollst deinen Göttern danken

für den schweren Schlag,

da du keine Zuflucht

hast bei Nacht und Tag.

 

Was die ganze Welt verworfen

ordnet sich im Kreise ein.

Vogelfrei gewinnst du

erst dein eignes Sein.

 

Ausgesetzt im Sand der Wüste

suchst du nach der Quelle Grund,

und du trinkst am Leben

dankbar dich gesund.

 

Du sollst deinen Göttem danken

für die zersprengende Qual.

Wirklichkeit und Kern

bleibt dir nur zur Wahl.

 

Reif wie eine Frucht

 

Reif wie eine Frucht liegt die Welt in meinen Armen,

sie ist gereift heute nacht,

und ihre Schale ist die zarte blaue Haut, die sich

um sie wölbt,

und ihr Saft ist die süße und duftende, glühende,

  sprühende Sonnenlichtflut.

 

Tief hinein in dies silbemschimmernde Weltall springe

  ich als Schwimmer,

getauft in Reife, wiedergeboren zur Fülle.

Geheiligt zur Tat.

Leicht wie ein Lachen

zerteile ich ein goldenes Honigmeer,

das begehrt nach meinen hungrigen Händen.

 

 

Vertaald door Hildegard Dietrich

 

KarinBoye

Karin Boye (26 oktober 1900 – 24 april 1941)
Standbeeld in Huddinge

 

De Ierse dichter Trevor Joyce werd geboren op 26 oktober 1947 in Dublin. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2008.

 

The Fall

 

I have mouthed names
that are names no longer,
draw no reply now
only hard silence and an image
of graven stone.

 

Yew-trees, evergreen,
viridian intensity of growth;
gravity derived from dirt.

 

The names draw no reply,
only a silence in the mind,
movement of smoke.
familiar shadows that are only smoke.

 

The sun marks time
among the evergreens:
posture of green fire.

 

Stone cracked in the jaws of ice,
splintered, grinding,
mixed with moisture,
becoming dirt.

 

There is no grave memorial in carven stone.
There is one gravity.

 

The names falling from use
down into stone,
down into my mind.
There is no grave memorial in the future of my mind.

 

All names will fall from use.

 

 

 

Parallax

 

Figures group on the frozen square,

into the black shadow of flats;

 

dark path of snow from the abattoir:

and sills of an old debtor’s prison

double this red-gold dusk.

 

call of a woman, a withered star,

falls, broken, through the resonant light.

 

Trevor_Joyce

Trevor Joyce (Dublin, 26 oktober 1947)

 

De Amerikaanse schrijver Pat Conroy werd geboren op 26 oktober 1945 in Atlanta, Georgia. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2008.

 

Uit: The Lords of Discipline

 

„When I crossed the Ashley River my senior year in my gray 1959 Chevrolet, I was returning with confidence and even joy. I’m a senior now, I thought, looking to my right and seeing the restrained chaste skyline of Charleston again. The gentleness and purity of that skyline had always pleased me. A fleet of small sailboats struggled toward a buoy in the windless river, trapped like pale months in the clear amber of late afternoon.
Then I looked to my left and saw, upriver, the white battlements and parapets of Carolina Military Institute, as stolid and immovable in reality as in memory. The view to the left no longer caused me to shudder involuntarily as it had the first year. No longer was I returning to the cold, inimical eyes of the cadre. Now the cold eyes were mine and those of my classmates, and I felt only the approaching freedom that would come when I graduated in June. After a long childhood with an unbenign father and four years at the Institute, I was looking forward to that day of release when I would no longer be subject to the fixed, irresistible tenets of martial law, that hour when I would be presented with my discharge papers and could walk without cadences for the first time.
I was returning early with the training cadre in the third week of August. It was 1966, the war in Vietnam was gradually escalating, and Charleston had never looked so beautiful, so untouchable, or so completely mine. Yet there was an oddity about my presence on campus at this early date. I would be the only cadet private in the barracks during that week when the cadre would prepare to train the incoming freshmen. The cadre was composed of the highest-ranking cadet officers and non-coms in the corps of cadets. To them fell the serious responsibility of teaching the freshmen the cheerless rudiments of the fourth-class system during plebe week. The cadre was a diminutive regiment of the elite, chosen for their leadership, their military sharpness, their devotion to duty, their ambition, and their unquestioning, uncomplicated belief in the system.“

 

pat-conroy-l

Pat Conroy (Atlanta, 26 oktober 1945)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 26 oktober 2008.

De Duitse schrijver Ulrich Plenzdorf werd geboren op 26 oktober 1934 in Berlijn. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2006.

 

De Schotse dichter Sorley MacLean (Schots Gaelic: Somhairle MacGill-Eain) werd geboren op 26 oktober 1911 Osgaig op het eiland Raasay.

 

De Russische schrijver en theoreticus van het symbolisme Andrej Bely werd geboren op 26 oktober 1880 in Moskou.

 

Jan Wolkers, Andrew Motion, Ulrich Plenzdorf, Stephen L. Carter, Karin Boye, Andrej Bely, Trevor Joyce, Pat Conroy, Sorley MacLean

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Jan Wolkers overleed vorig jaar op 19 oktober. Zie mijn blog van 19 oktober 2007 en mijn blog van 26 oktober 2006 en ook ook mijn blog van 26 oktober 2007.

 

 

Najaar

Soms zie ik dingen bewegen
Die onbewogen zijn,
Als roestvlekken op bladeren
Die wegtrekken als spinsels.

Een engel fluistert in mijn oor,
Een telefoonnummer
Dat is niet te ontcijferen.

De vershoudfolie
Van ons leven
Was al vergaan.

Zoals we ooit begonnen,
Op voetzolen van mos:
Daar stond het riet,
De danseressen van de gele lis,
De wilde roos,
Het schors als fronsen.
Het snoer van zeekraal
Verbrokkelde tot grind.

Een web van schrijnend zilver
Een glasdraad snijdend door het blauw,
Die het uitspansel verdeelt
Tot stellingen van as
Van uitgestrooid gebeente.

 

 

 

De herfst is het einde

De herfst is het einde.
De bomen verwelken tot granaat.
Geef mij toch ook wat van dat rode daar,
De soep wordt snel verorberd tot bedrog.
De morsetekens van het slakkenspoor
Glinsteren als tranenvegen op de stoep.
De poppenwagen schimmelt in de schuur,
Een wang van celluloid is nooit tevreden.
De vaas van mensenvlees wordt goed gevuld,
En volgt het bloedspoor van de vliegenzwammen.
Wie vangt het laatste gele blad?
De dode wesp zit in de kous gevangen,
De nerven kleuren in het weefsel zwart,
We wisten niet dat doodgaan kon gebeuren.

 

Wolkers

Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

 

De Engelse dichter, schrijver en biograaf  Andrew Motion werd geboren op 26 oktober 1952 in Braintree in Essex. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2007.

 

 

A Glass of Wine

 

Exactly as the setting sun

clips the heel of t
he garden,

 

exactly as a pigeon

roosting tries to sing

and ends up moaning,

 

exactly as the ping

of someone’s automatic carlock

dies into a flock

of tiny echo-aftershocks,

 

a shapely hand of cloud

emerges from the crowd

of airy nothings that the wind allowed

to tumble over us all day

and points the way

 

towards its own decay

but not before

a final sunlight-shudder pours

away across our garden-floor

 

so steadily, so slow

it shows you everything you need to know

about this glass I’m holding out to you,

 

its open eye

enough to bear the whole weight of the sky.

 

 

 

Diving

 

The moment I tire

of difficult sand-grains

and giddy pebbles,

I roll with the punch

of a shrivelling wave

and am cosmonaut

out past the fringe

of a basalt ledge

in a moony sea-hall

spun beyond blue.

Faint but definite

heat of the universe

 

flutters my skin;

quick fish apply

as something to love,

what with their heads

of gong-dented gold;

plankton I push

 

an easy way through

would be dust or dew

in the world behind

if that mattered at all,

which is no longer true,

with its faces and cries.

 

Motion

Andrew Motion (Braintree, 26 oktober 1952)

 

De Duitse schrijver Ulrich Plenzdorf werd geboren op 26 oktober 1934 in Berlijn. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2006.

 

Uit: DIE NEUEN LEIDEN DES JUNGEN W.

 

Alles Quatsch, meint Edgar. Er ging nur auf den Bau, weil er dringend Geld brauchte. Er kam bei den Malertrupp unter, führte sich aber als unfähiger, ewiger Querkopf mit zwei linken Händen auf. Bei der Truppe traf er auch Zaremba, einen 70jährigen Böhmer, der ihn als einziger durchschaute. Edgar entdeckte dann, dass die Truppe unter Addis Leitung an einem nebellosen Farbspritzgerät, kurz NFG, baute. Dieses NFG funktionierte mit Druckluft, explodierte dann aber bei der Vorführung vor Experten. Edgars bissige Kommentare nach dem Malheur, verleiten Addi dazu, ihn aus der Truppe zu schmeissen. Edgar beschloss daraufhin, sein eigenes NFG zu bauen. Er erkannte, dass der Nebel durch die Druckluft entsteht, also versuchte er den nötigen Druck mit einer hydraulischen Mechanik zu erzeugen. Auf Zarembas Initiative besuchte der ganze Trupp Edgar in seiner Laube, um ihn als Arbeiter wieder aufzunehmen. Edgar reihte sich wieder brav in den Trupp ein, denn er brauchte Geld und Ruhe, um an seinem NFG zu arbeiten. Wenig später erhielt er einen Brief von Charlie, in dem sie ihm von ihrer Hochzeit mit Dieter berichtet. Er besuchte sie dann und schien sich mit Dieter anzufreunden. Auch am folgenden Tag tauchte er bei ihr auf, weil er eine Rohrzange vergessen hatte. Charlie lud ihn zum Tee ein, während Edgar wieder mit dem Luftgewehr spielte, worauf sie ihn auffordert, sie schiessen zu lernen. Dieter, immer noch aufs Studium konzentriert, gab schliesslich nach und begleitete die beiden zum Bahndamm. Dieter versprach Charlie, am nächsten Sonntag einen Ausflug zu machen. Natürlich tauchte Edgar auch am nächsten Sonntag auf. Eigentlich wollte Charlie zum Bootfahren auf der Spree, doch es regnete wie aus Kübeln, während Dieter vor seiner Schreibmaschine sass. Charlie versuchte ihn mit allen Mitteln dazu zu bewegen, wenigstens nach draussen zu gehen. Endlich meinte Dieter miesig, Charlie und Edgar sollen doch alleine gehen. Stinksauer haute Charlie mit Edgar ab. Die beiden mieteten sich ein Bott (im Dezember) und donnerten über die Spree. Irgendwo ausserhalb Berlins musste Charlie mal und sie fuhren ins Schilf. Kaum war sie zurück, setzten sie sich gemeinsam unter eine Pelerine ins nasse Gras, wo Charlie Edgar fragte, ob er einen Kuss von ihr wolle. Er küsste sie leidenschaftlich. Sie kehrten dann nach Berlin zurück; Charlie hatte es plötzlich sehr eilig und unterwegs ging ihnen das Benzin aus. Edgar steuerte an Land, um Ersatzsprit zu holen; doch sobald er das Schiff festgebunden hatte, stieg Charlie aus und rannte davon. Edgar brachte das Boot schliesslich alleine zurück. In der Laube drehte er voll durch, hörte Musik, tanzte wie verrückt und legte sich schlafen, bis ihn der Lärm eines Bulldozers unsanft weckte. Er stürmte vor die Laube und schaffte es in letzter Sekunde ein Planierfahrzeug zu stoppen, dass die Lauben abreissen sollte. Der Arbeiter liess Edgar noch drei Tage, bis nach Weihnachten, bis die Bude endgültig eingerissen werde. Edgar fühlte sich unter Zeitdruck und wusste, dass er sich bei Charlie nie mehr blicken lassen konnte. Wie ein Verrückter stürzte er sich in die Arbeit und begann zu improvisieren. Er arbeitete mit Stossdämpfern, Dichtungsrohren und einem alten Elektromotoren, für den er die 220 Volt aus der Steckdose auf 380 V Industriestrom hochtransformieren muss. Er wollte unbedingt sein NFG fertigstellen und es Addi auf den Tisch knallen. Er klaute sich sogar die Düse aus Addis Spritze, um den ersten Versuch zu wagen. In der Nacht vom 24. auf den 25. Dezember testete er die Spritze in seiner Laube, merkte nur noch, wie er nicht mehr vom Einschaltknopf loskam und starb an einem Stromschlag.“

 

plenzdorf

Ulrich Plenzdorf (26 oktober 1934 – 9 augustus 2007)

 

De Amerikaanse schrijver Stephen L. Carter werd geboren op 26 oktober 1954 in Washington, D.C. Carter studeerde aan de universiteiten Stanford en Yale. Daarna werkte hij als jurist, o.a. bij het Supreme Court. Sinds 1982 doceert hij rechten aan Yale. Hij publiceerde eerder allerlei boeken over recht, staat, kerk en integratie. In 2002 publiceerde hij zijn debuutoman The Emperor of Ocean Park. Dit was niet alleen een thriller over een familie van juristen, maar tevens een portret van d
e zwarte bourgousie die de zomer doorbrengt in in Martha’s Vineyard.

 

Werk o.a.: The Emperor of Ocean Park, (2002), New England White, (2007)

 

Uit: Palace Council (2008)

„The lawyer was nervous, and that was odd. His hands trembled on the steering wheel, and that was odder still. He had learned in the war that there was no sin in being afraid as long as the others never knew. He understood that courage was a discipline. As was confidence. In the marble caverns of Wall Street, the lawyer intimidated all around him with his breadth of knowledge and speed of mind. In the boardrooms of his clients, he had no equal. On his rare forays into the courtroom, he charmed the judges with his wit and persuaded them with his force. He had commanded a company of Rangers in North Africa and Europe. He provided his adoring wife and children with a house in the suburbs, equipped with every modern convenience. It was the summer of 1952, the era of such men as himself. The United States was about to elect a military man its President. The nation’s steelmakers had just crushed a nationwide strike. The Congress was about to add the words “Under God” to the Pledge of Allegiance. American science had invented a way to phone from California to New York without using an operator. Some people insisted on calling attention to the nation’s imperfections. But the lawyer believed in quiet progress. Quiet, gradual progress. The nation would move forward in its good time. So calm down, he commanded himself, annoyed to discover that he was drumming his fingers on the dash.

He tightened his grip on the wheel.

The driveway was full of cars. The house was long and low. Golden light spilled invitingly from the windows. Still the lawyer hesitated. August air, loamy and rich, drifted into the car. Clouds hid the moon, but the forecasted rain had yet to arrive. The lawyer glanced at the glowering sky and endured a shivering premonition of death. Fighting his growing unease, the lawyer focused his mind on the image of his wife’s glowing face. He shut his eyes and listened to her teasing South Carolina drawl. Calmer now, he reminded himself why he was here.

Dinner and conversation, his host had said, smiling, over coffee in Manhattan. And stag only. No wives.

Why no wives? the lawyer had asked, not unreasonably.

Trust me.

carterx

Stephen L. Carter  (Washington, 26 oktober 1954)

 

 

 

De Zweedse dichteres en schrijfster Karin Maria Boye werd geboren op 26 oktober 1900 in Göteborg. Tussen 1921 en 1926 studeerde zij aan de universiteit van Uppsala. In 1925 sloot zij zich aan bij de Zweedse afdeling van de Clarté-beweging van de Franse pacifist Henri Barbusse. Zoals veel Scandinavische intellectuelen bezocht zij in het interbellum de Sovjet Unie en keerde teleurgesteld door de realiteit naar haar land terug. Uiteindelijk studeerde zij af als filosofe aan de Hogeschool van Stochholm. In het begin van de jaren dertig werkte zij als lerares en als journaliste. In 1922 publiceerde Boye haar eerste gedichten. In 931 richtte zij samen met Erik Mesterton en Josef Riwkin het tijdschrift Spektrum op, om T.S. Eliot een de surrealisten in Zweden meer bekendheid te geven. Met Mesterton vertaalde zij ook het belangrijkste werk van Eliot. In 1941 pleegde Karin Boye zelfmoord door vergif in te nemen.

 

 

LERNE SCHWEIGEN

 

Voll Unheil ist der Erde Nacht.

Herz, lerne schweigen.

Nur harte Seelen, harte Schilder

spiegeln Glanz aus Sternenheimat.

 

Dein Klagen schwächt nur deine Kraft.

Herz, lerne schweigen.

Nur Stille heiligt, Stille härtet,

unberührt und rein und wahr.

 

Du suchst die heiße Lebensqual!

Herz, lerne schweigen.

Die Fieberschauer heilen dich nicht.

Stählern glänzt die Himmelsburg.

 

 

 

KINDER DES WASSERS

 

Um unsre Wiege wogten sanft wie Seegras

durchsichtige Wassergeister, ungreifbare.

Zeitlos ruhten wir glücklich in windloser Tiefe.

 

Wer vertrieb uns aus unserer Heimat?

Wie wirbelnde Blasen sausten wir gegen das Licht,

wie glänzende Silberfische glitten wir in bleigraue See.

So standen wir an einem Morgen mit tropfendem Haar

  am Ufer

in einem fremden Land.

 

Niemals finden wir heim.

Wir wandern weiter wie im Traum.

Unsere feuchten dunklen Augen scheuen die Sonne.

Unsere kühlen und sanften Hände scheuen das Handeln.

Unsere fließenden und fliehenden Seelen scheuen das

  Lieben.

Sie schlingen sich wie Schlangen um alles brennend

  Heiße . . .

 

Wie im Traum gehen wir, unsere Welt ist Schaum.

Unser fernes kühles Lächeln ist ein Gruß aus unseres

  Vaters Reich,

wo Portale aus glasgrünem Wasser sich wölben-

Portale zur ewigen Ruhe.

 

Vertaald door Hildegard Dietrich

Boye

Karin Boye (26 oktober 1900 – 24 april 1941)

 

De Russische schrijver en theoreticus van het symbolisme Andrej Bely werd geboren op 26 oktober 1880 in Moskou. Van 1899 tot 1903 studeerde hij aan de universiteit van Moskou. Een tweede studie in de historische filologie brak hij af om zich aan de literatuur te kunnen wijden. Als jonge schrijver stond hij onder invloed van o.a. Arthur Schopenhauer, het Boeddhisme en Friedrich Nietzsche. Tot diens dood in 1921 was Bely nauw bevriend met Alexander Blok. Vanaf 1904 werkte hij aan een theoretische grondslag van hhet symbolisme. Na zich verdiept te hebben in de filosofie van Kant hield hij zich tussen 1912 en 1916 bezig met de anthroposofie van Rudolf Steiner. In de jaren twintig keerde hij zich echter daar weer van af.

 

Uit: Petersburg (Vertaald door Charles B. Timmer)

 

„De planmatigheid en symmetrie kalmeerden de zenuwen van de senator die zowel door de schokken van zijn huiselijke leven als door de hulpeloze rotatie van ons staatswiel in de war waren geraakt. Zijn smaak blonk uit door harmonische eenvoud. Het meest van alles hield hij van de rechtlijnige prospekt die hem aan het tijdsverloop tussen twee levenspunten deed denken.

(…)

 

Hier, in zijn kamer, was Nikolaj Apollonovitsj inderdaad uitgegroeid tot het centrum waar hij voor zichzelf aanspraak op maakte, tot een reeks vanuit dat centrum voortvloeiende logische premissen die het denken, de ziel en die tafel daar bepaalden: hij vertegenwoordigde hier het enige centrum van het heelal, het denkbare zowel als het ondenkbare.
Dit centrum was een logische gevolgtrekking uit zijn denken“.

 

bakst_portrait_of_the_poet_and_writer_andrey_bely

Andrej Bely (26 oktober 1880 – 8 januari 1934)
Portret door Lion Bakst

 

 

De Ierse dichter Trevor Joyce werd geboren op 26 oktober 1947 in Dublin. In 1967 was hij medeoprichter van de New Writers’ Press in Dublin in 1967 en in 1968 van de The Lace Curtain; A Magazine of Poetry and Criticism. Tot zijn eerste boeken behoren Sole Glum Trek (1967), Watches (1968), Pentahedron (1972)  The Poems of Sweeny Peregrine (1976). Na een schrijversstilte van zo’n twintig jaar kwam hij terug met o.a. Syzygy en Without Asylum (1998).

 

Love songs from a dead tongue

4

Breaks the heart keening
as the edge keen the king,
keen Niall Blackknee
gracious as great.

[This is doubtful]

Ask what breaks my heart:
keening Niall the bright laughing;
till doomsday the heart hurt
atrociously wasting.

First I came into Munster:
high-king’s consort queen
to arch-bishop Cormac
the perfectly-bright.

Then next into Leinster
in which rich realm
though some muttered
I did not starve.

[This transition is difficult]

. . . came Tara’s heir,
that true prince,
successor to arch-kings.

Together we shared
childhood in Tara,
concentric city
of the true promised land.

That destroyer of pastures,
that master of plunder,
that fiercest of men,
deepest red amongst Irish.

The place where he fell
broke my heart
[this line is lost]
nor does Donal survive him.

Niall, king, son of kings,
Donal, soft face unfurrowed,
dead detach me from kin,
reduce heart to sheer blood.

I am Gormlaith, the keening:
first husband-king Cormac,
son Donal, fierce Niall,
these three broke my heart.

O King of the stars,

grant mercy to Niall,
O Mary, great queen,
shield this cold keening
breaks.

 

trevor2

Trevor Joyce (Dublin, 26 oktober 1947)

 

De Amerikaanse schrijver Pat Conroy werd geboren op 26 oktober 1945 in Atlanta, Georgia. Hij kreeg een opkeiding aan The Citadel, een militaire school in South Carolina. Hij publiceerde zijn eerste roman The Great Santini in 1976. Omdat het boek nogal autobiografisch was leverde het moeilijkheden met zijn familie op. Conroy werkte ook als leraar, maar werd vanwege zijn onconventionel lessen ontslagen. Deze ervaringen verwerkte hij in The Water is Wide, in 1974 verfilmd als Conrack, met Jon Voight. De publicatie van The Lords of Discipline in 1980 leidde opnieuw tot veel commotie, ditmaal bij zijn oud-medeleerlingen van de militaire opleiding. In 1986 verscheen The Prince of Tides, dat in 1991 werd verfilmd met Nick Nolte en Barbara Streisand.

 

Uit: My Losing Season (2002)

 

“It was on the morning of October 15, 1966, that the final sea-son officially began. For a month and a half, my teammates and I had gathered in the field house to lift weights, do isometric exercises, and scrimmage with each other. Right off, I could tell our sophomores were special and were going to make our team faster, scrappier, and better than the year before. In the heat of September, there was a swiftness and feistiness to the flow of these pickup games that was missing in last year’s club. My optimism about the coming season lifted perceptibly as I observed my team beat up on each other in the vagrancy of our uncoached and unmonitored scrimmages.

I could feel the adrenaline rush of excitement begin as I donned my cadet uniform in the dark, and it stayed with me as I marched to mess with R Company. I could barely concentrate on the professors’ voices in my classes in Coward Hall as I faced the reality of the new season and stared at the clock with impatience. It was my fourth year at The Citadel and the fourth time October 15 had marked the beginning of basketball practice. Mel Thompson was famous for working his team hard on the first day and traditionally ran us so much that the first practice was topped off by one of us vomiting on the hardwood floor.

I made my way to the locker room early that afternoon because I wanted some time to myself to shoot around and think about what I wanted to accomplish this season. Four of my teammates were already dressed when I entered the dressing room door. The room carried the acrid fragrance of the past three seasons for me, an elixir of pure maleness with the stale smell of sweat predominant yet blended with the sharp, stinging unguents we spread on sore knees and shoulders, Right Guard deodorant spray, vats of foot powder to ward off athlete’s foot, and deodorant cakes in the urinals. It was the powerful eau de cologne of the locker room. I realized that my life as a college athlete was coming to its inevitable end, but I did not know that you had to leave the fabulous odors of youth behind when you hurried out into open fields to begin life as an adult.”

 

conroy

Pat Conroy (Atlanta, 26 oktober 1945)

 

De Schotse dichter Sorley MacLean (Schots Gaelic: Somhairle MacGill-Eain) werd geboren op 26 oktober 1911 Osgaig op het eiland Raasay. Hij studeerde in  Edinburgh en keerde na zijn studie naar zijn eiland terug om les te geven. MacLean keerde zich af van Presbyteraanse geloof. Hoe had meer sympathie voor links en hij was communist tot het midden van de jaren veertig, hoewel hij geen marxist was. Tijdens WO II diende hij in het noorden van Afrika in het Britse leger en raakte verschillende keren gewond. Zijn vroegste gedichten schreef hij in het Engels, maar na zijn eerste Gaelic gedicht, An Corra-Ghridheach (“The Heron”), besloot hij dat dit beter was dan al zijn Engelse werk en bleef hij in zijn moedertaal schrijven.

 

Calvary

 

My eye is not on Calvary
nor on Bethlehem the Blessed,
but on a foul-smelling backland in Glasgow,
where life rots as it grows;
and on a room in Edinburgh,
a room of poverty and pain,
where the diseased infant
writhes and wallows till death.

 

 

 

The Cry of Europe

 

Girl of the yellow, heavy-yellow, gold-yellow hair,

the song of your mouth and Europe’s shivering cry,

fair, heavy-haired, spirited, beautiful girl,

the disgrace of our day would not be bitter in your kiss.

 

Would your song and splendid beauty take

from me the dead loathsomeness of these ways,

the brute and the brigand at the head of Europe

and your mouth red and proud with the old song?

 

Would white body and forehead’s sun take

from me the foul black treachery,

spite of the bourgeois and poison of their creed

and the feebleness of our dismal Scotland?

 

Would beauty and serene music put

from me the sore frailty of this lasting cause,

the Spanish miner leaping in the face of horror

and his great spirit going down untroubled?

 

What would the kiss of your proud mouth be

compared with each drop of the precious blood

that fell on the cold frozen uplands

of Spanish mountains from a column of steel?

 

What every lock of your gold-yellow head

to all the poverty, anguish and grief

that will come and have come on Europe’s people

from the Slave Ship to the slavery of the whole people?

 

MacLean

Sorley MacLean (26 october 1911 – 24 november 1996)

Jan Wolkers, Andrew Motion, Ulrich Plenzdorf

De Nederlandse schrijver Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Jan Wolkers overleed vorige week vrijdag op 81 jarige leeftijd. Zie ook mijn blog van 19 oktober 2007 en mijn blog van 26 oktober 2006.

Zelfportret zonder kik

Ik was gewend aan vrouwen op mijn schoot,

Een sjerp bedekt maar tijd’lijk het fatsoen,

Korsetten zijn het bladerdeeg van `nee, niet doen’,

Het glas geheven tegen het verval.

De warmte van het vlees zet zelfs een schots in brand,

Fluweel is zachter dan een poes zijn vel.

Het duurt maar kort de omlooptijd op aarde,

Wolken van sepia verduisteren de blik,

Volgen de stramme loop van het papier.

Wie drukt mij in de cirkel der voleinding,

Een kraai krast dat het is volbracht.

Ik sluit mijn mond en geef geen kik,

Dit is de dood en dat ben ik.

 

 

Uit : Turks fruit

 

“Toen kon ik niets anders doen dan haar wat voorlezen. Zomaar onzin uit de Libelle. Het gaf niet waar ik begon. Als ik even ophield zei ze soms iets. Het werd steeds onsamen- hangender, maar soms begreep ik dat ze iets over vroeger wilde zeggen. Als het tot haar doordrong wie ik was. (…) Er overviel me zo ’n verstikkend troosteloosheid als ik bij haar binnenkwam dat ik wel als Oliver Hardy met schuchtere en lompe opgewektheid er binnen had willen stuiven terwijl ik keihard riep: ‘Aloha babe!’ En dan door dat glas en dat horregaas had willen springen en met mijn rozen als parachute over de uitlopende kastanjes weg had willen zweven met haar. Als bij toverslag weer veranderd in het meisje van mijn dromen. Op een van de eerste voorjaarsdagen toen ik ’s middags kwam, was ze dood. Ze was de avond ervoor gestorven…”

 

wolkers1

Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

 

De Engelse dichter, schrijver en biograaf  Andrew Motion werd geboren op 26 oktober 1952 in Braintree in Essex. Hij volgde een opleiding aan Radley College. Toen hij zeventien jaar was kreeg zijn moeder een autoongeluk. De volgende negen jaar bracht zij deels in coma door, totdat zij stierf. Motion studeerde vervolgens Engels in Oxford. In mei 1999 werd hij benoemd tot Poet Laureate.

 

 

SPRING WEDDING

I took your news outdoors, and strolled a while
In silence on my square of garden-ground
Where I could dim the roar of arguments,
Ignore the scandal-flywheel whirring round,

And hear instead the green fuse in the flower
Ignite, the breeze stretch out a shadow-hand
To ruffle blossom on its sticking points,
The blackbirds sing, and singing take their stand.

I took your news outdoors, and found the Spring
Had honoured all its promises to start
Disclosing how the principles of earth
Can make a common purpose with the heart.

The heart which slips and sidles like a stream
Weighed down by winter-wreckage near its source –
But given time, and come the clearing rain,
Breaks loose to revel in its proper course.

 

 

Regime Change

Advancing down the road from Nineveh
Death paused a while and said ‘Now listen here.

You see the names of places roundabout?
They’re mine now, and I’ve turned them inside out.

Take Eden, further south: At dawn today
I ordered up my troops to tear away

Its walls and gates so everyone can see
That gorgeous fruit which dangles from its tree.

You want it, don’t you? Go and eat it then,
And lick your lips, and pick the same again.

Take Tigris and Euphrates; once they ran
Through childhood-coloured slats of sand and sun.

Not any more they don’t; I’ve filled them up
With countless different kinds of human crap.

Take Babylon, the palace sprouting flowers
Which sweetened empires in their peaceful hours –

I’ve found a different way to scent the air:
Already it’s a by-word for despair.

Which leaves Baghdad – the star-tipped minarets,
The marble courts and halls, the mirage-heat.

These places, and the ancient things you know,
You won’t know soon. I’m working on it now.’

 

andrew-motion

Andrew Motion (Braintree, 26 oktober 1952)

 

De Duitse schrijver Ulrich Plenzdorf werd geboren op 26 oktober 1934 in Berlijn. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2006.

 

Jan Wolkers, August Graf von Platen, Onno Kosters, Ernest Claes, Belle van Zuylen

De schrijver, beeldhouwer en schilder Jan Wolkers werd vanmiddag om 15.30 uur op begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam gecremeerd. Bij dit afscheid hier een gedicht van hem zelf. Zie ook mijn blog van 19 oktober 2007.

 

De winterslaap

Als de sneeuw niet meer
Smelten wil,
Een boterham met dubbel jam
De mond niet opent,
een oog kijkt eerder scheel
naar een gebroken ruit –
Dan hangt men lakens voor het raam,
De kille bloedsomloop
Zakt naar de modder,
Er is geen wakker worden aan.

Wolkers3

Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen-Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook mijn blog van 24 oktober 2006.

 

Was gibt dem Freund

Was gibt dem Freund, was gibt dem Dichter seine Weihe?
Daß ohne Rückhalt er sein ganzes Selbst verleihe:
Erleuchten soll er klar der Seele tiefste Winkel,
Ob auch ein Tadler ihn verlorner Würde zeihe;
Ihr Halben hofft umsonst, mit enger Furcht im Herzen,
Daß euer Lied man einst zu großen Liedern reihe:
Stumpfsinnige, was wähnt ihr rein zu sein? Ich hörte,
Daß keine Schuld so sehr, als solch ein Sinn, entweihe:
Ich fühlte, daß die Schuld, die uns aus Eden bannte,
Uns brünst’ge Fittige zu höhern Himmeln leihe.
Noch bin ich nicht so bleich, daß ich der Schminke brauchte,
Es kenne mich die Welt, auf daß sie mir verzeihe!

 

 

Venedig

 

Dem deutschen Freunde, den die Sterne lenken
Zu dieser Inselstadt vom Meer beschäumet,
Sei dieses kleine Buch ein Angedenken,

Wann er am Ufer der Lagune säumet,
Wann Lieb’ und Kunst ihm schöne Stunden schenken,
Wann er, gestreckt in einer Gondel, träumet;

Und legt er’s weg, so mag er leise sagen:
Hier hat vor mir ein fühlend Herz geschlagen!

 

 

Mein Auge ließ das hohe Meer zurücke,
Als aus der Flut Palladios Tempel stiegen,
An deren Staffeln sich die Wellen schmiegen,
Die uns getragen ohne Falsch und Tücke.

 

Wir landen an, wir danken es dem Glücke,
Und die Lagune scheint zurück zu fliegen,
Der Dogen alte Säulengänge liegen
Vor uns gigantisch mit der Seufzerbrücke.

 

Venedigs Löwen, sonst Venedigs Wonne,
Mit eh’rnen Flügeln sehen wir ihn ragen
Auf seiner kolossalischen Kolonne.

 

Ich steig ans Land, nicht ohne Furcht und Zagen,
Da glänzt der Markusplatz im Licht der Sonne:
Soll ich ihn wirklich zu betreten wagen?

 

Erforsche mein Geheimnis nie,

Erforsche mein Geheimnis nie,
Du darfst es nicht ergründen,
Es sagte dir’s die Sympathie,
Wenn wir uns ganz verstünden.

 

Nicht jeder ird’sche Geist erkennt
Sein eignes Los hienieden:
Nicht weiter frage, was uns trennt,
Genug – wir sind geschieden!

 

Es spornt mich ja nicht eitle Kraft,
Mich am Geschick zu proben:
Wir alle geben Rechenschaft
Für unsern Ruf von oben.

 

Was um mich ist, errät mich nicht
Und drängt und drückt mich nieder;
Doch, such ich Trost mir im Gedicht,
Dann find ich ganz mich wieder!

 

AugustGrafVonPlaten-Hallermuende

August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)

 

De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Hij studeerde Engels en Algemene Literatuurwetenschappen aan de V.U. te Amsterdam, promoveerde in 1999 op het rusteloze einde in het verhalend proza van James Joyce. Kosters werkte als keeper, dichter, vertaler, redacteur. Hij publiceerde proza, poëzie en essays, en vertalingen van onder anderen Simon Armitage, Samuel Beckett, Weldon Kees en Wallace Stevens, in onder meer De Brakke Hond, De Gids, De Revisor, Dietsche Warande en Belfort, Parmentier, Poëziekrant en Raster. Zijn vertaling van Amandla! Nelson Mandela in zijn eigen woorden verscheen in 2005 bij Uitgeverij Contact. Zijn vertaling van Samuel Becketts roman Watt verscheen in 2006 bij Uitgeverij IJzer en werd bekroond met de Filter Vertaalprijs 2007. De dichtbundel Callahan en andere gedaanten verscheen in 2004

Zijn laatste wedstrijd

Zijn laatste wedstrijd en
terwijl de lucht betrekt
en het spel zich bij de
andere zestien afspeelt en

meeuwen op het middenveld

en het geroep om de bal
als van een commentator

met een kop als een boei,
die uitkraamt kosmische vlieger,
van welke planeet kom je?! en

dan nog net een machteloze
stap naar een niet onhoudbare bal.

Hij is tekort geschoten. Verre

van uitgekiept of helemaal terug
in de wedstrijd; op een enkele actie
van Sinouh na, doet weinig hem nog
aan zichzelf denken. Zo zonder doel

achter zich, zo – zo – ongewis.

 

kosters

Onno Kosters (Baarn,  24 oktober 1962)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 24 oktober 2006.

 

De Vlaamse auteur Ernest Claes werd geboren op 24 oktober 1885 te Zichem.

 

De Nederlandse schrijfster Belle van Zuylen werd op 20 oktober 1740 geboren in slot Zuylen, gemeente Maarssen bij Utrecht.

 

In memoriam Jan Wolkers

De Nederlandse schrijver en beeldhouwer Jan Wolkers is vrijdagmorgen, 19 oktober 2007, om 1.30 uur, overleden. Hij was 81 jaar

Uit: Terug naar Oegstgeest

“Toen ik een halfjaar was kreeg ik bronchitis. ‘De wieg schudde van het hoesten’, zei mijn moeder. ‘Je werd er angstig van. Het was net of er een oude man in lag te kuchen.’ Naast mijn wieg werd een koperen kroepketel gezet. Als hij aangestoken was en het water ging koken, werd de lange gebogen tuit door een spleet in de gordijnen naar binnen gestoken en stroomde de stoom mijn wieg in. Ik heb nu nog angstige dromen dat ik drijfnat van het zweet wakker word uit een tropisch oerwoud waar de verstikkende waterdamp door het dichte bladerdak wordt tegengehouden. En altijd krijsen er die waanzinnige vogels. ‘Je vader en ik waren al bang dat er iets niet in orde was met dat ding, want als het water hard kookte maakte hij een piepend geluid’, zei mijn moeder later. ‘Net of er iets in die tuit zat.’ Toen hij een paar keer gebruikt was spoot het soldeerlood met het hete water tegen mijn linkerslaap. Het was tot vlak bij mijn oog gekomen, dat maanden erna nog dichtzat en waarvan ze in het begin niet wisten of het blind was. Mijn ouders hebben mij verteld dat de apotheker die de ketel had verhuurd hem niet goed gerepareerd had. Dat hij na het ongeluk nog schadevergoeding heeft willen betalen. ‘Lichamelijk letsel toegebracht aan mijn kind, dat is met geld niet goed te maken’, moet mijn vader gezegd hebben. Maar kan het ook te wijten zijn geweest aan nalatigheid van mijn vader en moeder? Het blijft mij bezighouden, vooral omdat een buurvrouw mij verleden jaar zei toen ik haar er naar vroeg: ‘Dat zal ik nooit vergeten. Ik zie je moeder nog zo met jou in een dekentje de taxi ingaan. Later hoorde ik dat je op haar schoot zat en de theepot omgetrokken had.’ ‘De theepot. Was ik dan niet ziek?’, vroeg ik verwonderd. ‘Jij ziek’, zei ze lachend. ‘Je zag wel altijd lijkwit en je kuchte zo hard dat we het soms door de muren heen hoorden, maar je was zo gezond als een vis. Nee, je moeder heeft het mij zelf verteld, je trok de theepot om.’

 

Jan Wolkers 75

Al bijna losgezongen van zijn werk
Zijn boeken zweven ergens aan de top
Werd Wolkers een begrip, een handelsmerk.
De recensenten kregen lelijk klop.

Er groeide uit de pesterige vlerk
Een ideale vader, grijs van kop,
Zonder verraad aan Gorter en Jacques Perk,
Zonder vermindering van harteklop.

Vier zonen en een vrouw, het kan niet op,
En tóch liefst voor het zingen uit de kerk.
Zijn boeken schiep hij, leek het, met miljoenen.

Hij gaf ons lachend allemaal een schop.
Nu is ook Jan een man van vier seizoenen.
In winters laaien vuren extra sterk.

 

© Gerrit Komrij

 

wolkers

Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

Jan Wolkers en Ulrich Plenzdorf

Jan Wolkers wordt geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925 als derde kind in een streng gereformeerd gezin dat later tien kinderen zal tellen. Zijn ouders hebben een levensmiddelenwinkel. In de dertiger jaren daalt de omzet, daarom wordt Wolkers in 1938 van de MULO gehaald om zijn ouders te helpen in de winkel. Hij keert niet meer terug naar school, maar neemt baantjes als onder meer dierenverzorger in een laboratorium en tuinman. In deze periode verliest Wolkers zijn geloof.  Tijdens de oorlog heeft Wolkers les op de Leidse kunstacademie, na de oorlog studeert hij aan de Haagse Academie van Beeldende Kunsten en de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Ook krijgt hij een beurs om deel te nemen aan de zomeracademie van de kunstenaars Manzù en Kokoschka in Salzburg, Oostenrijk. In 1957 studeert Wolkers op uitnodiging van de Franse regering een jaar bij Zadkine in Parijs. In Parijs begint hij zijn eerste verhalen te schrijven en in 1958 debuteert Wolkers met een verhaal in Podium. In 1963 wordt zijn Toneelstuk De Babel opgevoerd door toneelgezelschap Studio, in 1966 gevolgd door de eenakter Wegens sterfgeval gesloten door het Nieuw Rotterdams Gezelschap.  In 1963 krijgt hij de Novelleprijs van de Gemeente Amsterdam toegekend voor de verhalenbundel Serpentina’s petticoat (1961). Deze prijs stuurt hij drie jaar later terug uit protest tegen de acties die de Amsterdamse politie houdt tegen de provo’s bij het huwelijk van Beatrix en Claus. Vanaf 1965 uit Wolkers ook in zijn werk kritiek op de maatschappij. In Terug naar Oegstgeest (1965) wordt het kapitalisme veroordeeld, in De walgvogel (1974) wordt de Nederlandse koloniale politiek gehekeld. Ook zijn beeldende werk getuigt in de loop van de tijd meer en meer van maatschappelijke betrokkenheid. Omdat hij vindt dat critici zijn werk steeds rancuneuzer en slordiger bespreken, accepteert Wolkers geen literaire onderscheidingen meer. ‘Literaire prijzen zijn een farce in Nederland,’ zegt hij in een interview met Jan Brokken.  In 1982 weigert hij de Constantijn-Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre, in 1989 weigert hij de P.C. Hooftprijs. In 1986 wordt in het Leidse museum De lakenhal de eerste overzichtstentoonstelling gehouden van Wolkers beeldende kunst. Verschillende boeken van Wolkers worden verfilmd. Turks Fruit (1969) in 1973 door Paul Verhoeven, Kort Amerikaans (1962) in 1979  door Guido Pieters, Brandende Liefde (1981) in 1983 door Ate de Jong en Terug naar Oegstgeest (1965) in 1987 door Theo van Gogh. Sinds de jaren negentig schrijft Wolkers geen proza meer. Wel verschijnen er regelmatig gedichten en essays van hem in NRC Handelsblad. De essays worden samen met voordrachten van Wolkers gebundeld in o.m. Wolkers in Wolkersdorf (2000) en Schuimspaan van de tijd (2001). Meer en meer wijdt hij zich aan beeldhouwkunst en schilderkunst. Ook draagt hij bij aan radio- en televisieprogramma’s van de VPRO. Jan Wolkers woont sinds 1980 op Texel.

Uit:De achtste plaag

“Eerst was er niets dan een roodachtige schemer, vochtig en benauwd. Maar toen ik de deken van mijn gezicht had geslagen werd mijn huid droog en prikkelend. Ik keek opzij naar mijn broer. Zijn gezicht was diep weggezakt in het kussen dat in dikke plooien om zijn hoofd gegolfd lag. Zijn mond stond scheef open maar ik hoorde hem niet ademen. Ik kwam overeind in bed en boog mij over hem heen. Door zijn oogleden liepen kleine paarse aderen waarachter zijn ogen heen en weer leken te rollen. In mijn onderarm prikte een veertje. Ik trok het uit de matras en legde het vlak voor zijn mond. Over het kussen zweefde het langzaam naar mij toe. De neiging om er zachtjes mee over zijn oogleden te strijken bedwong ik. Ik stak het vlak boven zijn voorhoofd in zijn haar. Daarna stapte ik, om hem niet wakker te maken, aan de achterkant het bed uit en liep voorovergebogen langs de schuine zolderwand naar het raam.

Voor de bomen in de verte hing damp, maar ijl, dun, alsof het landschap beslagen was. De zon was nog niet op. Het was wel licht, maar het was geen licht dat de dingen kleur gaf. Alles leek met potlood getekend. Alleen vlak voor mij in de dakgoot was het zink geel uitgeslagen tussen een grijze schilferige verrotting van vergane bladeren.

Toen ik mij aangekleed had trok ik mijn trui tot over mijn broekzakken en deed mijn padvindersriem om. Straks zou ik hem toch af moeten doen omdat het zondag was en Pasen. Ik pakte de onderkant van mijn mouw met mijn vingertoppen vast en wreef de gesp met een gevoerde pols tot hij glom. Voor ik de kamer uitging keek ik nog even naar mijn broer. Het leek nog of hij geen ademhaalde, maar omdat ik nu van achteren langs zijn gezicht keek zag ik dat het vochtig was van zweet.”

 

wolkers2

Jan Wolkers (Oegstgeest, 26 oktober 1925)

 

De Duitse schrijver Ulrich Plenzdorf werd geboren op 26 oktober 1934 in Berlijn. Hij studeerde filosofie in Leipzig en doorliep later de Filmhochschule. Daarna werkte hij als scenarioschrijver in de DEFA studio’s. Bekend werd de DDR-auteur in Oost-en Westduitsland door zijn maatschappijkritische theaterstuk Die neuen Leiden des jungen W. Het was geschreven in het jargon van de DDR-jeugd in de jaren zeventig en vertelt het verhaal van een jongeman die probeert te ontsnappen aan het kleinburgerlijke milieu en die bij het lezen van Goethes roman Die Leiden des jungen Werthers (1774) steeds weer parallelen met zijn eigen leven tegenkomt.

Enkele fragmenten uit: Die neuen Leiden des jungen W.

“Dieser Salinger ist ein edler Kerl. Wie er da in diesem nassen New York rumkraucht und nicht nach Hause kann, weil er von dieser Schule abgehauen ist, wo sie ihn sowieso exen wollten, das ging mir immer ungeheuer an die Nieren. Wenn ich seine Adresse gewußt hätte, hätte ich ihm geschrieben, er soll zu uns rüberkommen.”

“Schätzungsweise war es am besten so. (…) Ich war jedenfalls fast so weit, daß ich Old Werther verstand, wenn er nicht mehr weiterkonnte. (…) Ich weiß nicht, ob das einer versteht. Das war vielleicht mein größter Fehler: Ich war zeitlebens schlecht im Nehmen. Ich konnte einfach nichts einstecken. Ich Idiot wollte immer der Sieger sein.”

Ich hatte nichts gegen Lenin und die. Ich hatte auch nichts gegen Kommunismus und das, die Abschaffung der Ausbeutung auf der ganzen Welt. Dagegen war ich nicht.”

PLENZDORF

Ulrich Plenzdorf (Berlijn, 26 oktober 1934)