Marc Degens, Ted Hughes

De Duitse schrijver Marc Degens werd geboren op 18 augustus 1971 in Essen. Zie ook alle tags voor Marc Degens op dit blog.

Uit: Auf Sendung

„Der Zug fährt pünktlich ein. Du stehst am Gleis und siehst, wie sich jemand vor den einfahrenden Zug wirft. Rote Jacke, blonde Haare. Der Zug überrollt die Person, wird langsamer, hält an. Leute strömen an dir vorbei. Du weißt nicht, was du tun sollst. Du läufst in die andere Richtung, durch die Glastür in die Bahnhofshalle. Der Schalter der Auskunft ist frei, und drei Angestellte in Uniform unterhalten sich. Du unterbrichst ihr Gespräch und sagst, dass sich auf Gleis eins gerade jemand vor den Zug geworfen hat. Die drei werden bleich. Und das am frühen Morgen, stöhnt einer. Der hinter dem Tresen sitzende Bahnmitarbeiter ruft in der Zentrale an, sie ist schon informiert. Durch die Glastür siehst du immer mehr Menschen in Richtung des Zugs laufen. Warum laufen die denn da jetzt alle hin, fragt der älteste der drei Männer. Du trittst einen Schritt zurück und schaust auf die Anzeige unter der Decke. In siebzig Minuten sollst du im Funkhaus sein, in neunzig Minuten beginnt die Sendung. Wahrscheinlich musst du eine Zeugenaussage machen, weil du gesehen hast, wie sich jemand vor den Zug warf. Flink mit einer Vorwärtsrolle, direkt vor den Zug auf die Gleise. Kaum war die Person auf die Gleise gesprungen, rollte der Triebwagen über sie. Einen Schrei hast du nicht gehört. Vielleicht standest du zu weit weg, vielleicht zwanzig oder fünfundzwanzig Meter. Aber auch wenn du keine Zeugenaussage machen musst, weißt du nicht, ob du jetzt ins Funkhaus gehen kannst, gehen sollst. Ob das Sinn hat, gleich in einer Sendung aufzutreten, live. Deine Fahrkarte ist schon abgestempelt. Wahrscheinlich wirst du es nicht mehr rechtzeitig ins Funkhaus schaffen. Zwei der drei Bahnmitarbeiter sind verschwunden. Einer sitzt noch da, leichenfahl, mit dem Rücken zum Gleis, und blickt immer wieder ängstlich über seine Schulter. Du trittst zu ihm und entschuldigst dich. Du sagst, dass du einen wichtigen Termin in Köln hast, und fragst, wie du am schnellsten dorthin kommst. Der Bahnmitarbeiter nickt. Nach Köln wird in der nächsten Stunde nichts mehr fahren, antwortet er, du sollst die Zweiundsechzig nehmen, auf die andere Rheinseite fahren und in den Intercity steigen. Du bedankst dich, verlässt das Gebäude und gehst über die Straße zur Haltestelle. Die nächste Bahn nach Beuel soll in neun Minuten eintreffen. Du setzt dich auf die Bank unter der Überdachung, holst aus dem Rucksack dein iPad und lässt dir die Verbindungen nach Köln anzeigen. Mit dem Zug wirst du es wahrscheinlich nicht rechtzeitig schaffen. Du hast nur zwanzig Euro bei dir und gehst zurück in das Bahnhofsgebäude. Vor dem Informationsschalter stehen inzwischen ganz viele Menschen. Du stellst dich zu ihnen, und der Bahnmitarbeiter erklärt ihnen dasselbe wie vorhin dir. Du verlässt das Bahnhofsgebäude zum zweiten Mal. Die Zweiundsechzig ist schon da. Bei Rot läufst du über die Straße, steigst in die Bahn und setzt dich auf einen freien Platz. Die Abfahrt verzögert sich immer wieder, weil mehr und mehr Menschen in die Bahn steigen. Endlich fährt die Bahn los.”

 

Marc Degens (Essen,  18 augustus 1971)

 

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Ted Hughes op dit blog.

 

Kerkhof van Heptonstall

Wind beukt over heuveltoppen.
Wolk van druppels stuift omhoog.

Jij klauwt je een weg over
Een reusachtige vliegende vleugel.

En Thomas en Walter en Edith
Zijn levende veren,

Esther en Sylvia
Levende veren

Waar alle horizonnen vleugels uitslaan,
Een familie van donkere zwanen

Die laag door stormzilver klapwiekt
Richting Atlantische Oceaan.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)
Portret door Michael Newton, 2021

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e augustus ook mijn blog van 18 augustus 2018 en ook mijn blog van 18 augustus 2017 en ook mijn blog van 18 augustus 2016 en ook mijn blog van 18 augustus 2013 deel 1 en ook deel 2.

Jonathan Franzen, Ted Hughes

De Amerikaanse schrijver en essayist Jonathan Franzen werd geboren op 17 augustus 1959 in Western Springs, Illinois. Zie ook alle tags voor Jonathan Franzen op dit blog.

Uit: De correcties (Vertaald door Marian Lameris, Gerda Baardman en Huub Groeneweg)

“De angst voor bonnen, in een la waarin kaarsen in artistieke herfstkleuren lagen. De bonnen werden bijeengehouden met een elastiek, en Enid besefte dat hun uiterste geldigheidsdatums (vaak zwierig rood omcirkeld door de fabrikant) maanden en zelfs jaren voorbij waren: dat die ruim honderd bonnen, met een totale nominale waarde van meer dan zestig dollar (wat kon oplopen tot honderdtwintig dollar bij de Chiltsville-supermarkt, waar ze bonnen verdubbelden), allemaal waardeloos geworden waren. Tilex, zestig cent korting. Excedrin PM, een dollar korting. De data waren niet eens kortgeleden. De data waren historisch. De alarmbel luidde al falen. Ze schoof de bonnen weer terug tussen de kaarsen en deed de la dicht. Ze zocht een brief die een paar dagen geleden per aangetekende post was gekomen. Alfred had de postbode op de deur horen kloppen en had zo hard: `Enid! Enid!’ geschreeuwd dat hij niet hoorde dat ze terug schreeuwde: ‘Al, ik ga wel!’ Hij was haar naam blijven schreeuwen, terwijl hij steeds dichterbij kwam, en omdat de afzender van de brief de Axon Corporation, 24 East Industrial Serpentine, Schwenksville, PA was, en omdat er aspecten aan de Axon-situatie waren waar Enid van wist en Alfred hopelijk niet, had ze de brief vlug ergens weggestopt, minder dan vijf meter bij de voordeur vandaan. Alfred was uit het souterrain te voorschijn gekomen, brullend als een of ander graafwerktuig: ‘Er is iemand aan de deur!’ en zij had zo ongeveer gekrijst: ‘De postbode! De postbode!’ en hij had zijn hoofd geschud omdat het allemaal zo gecompliceerd was. Enid was ervan overtuigd dat haar eigen hoofd wel zou opklaren als ze zich maar niet elke vijf minuten hoefde af te vragen wat Alfred uitvoerde. Maar hoe ze ook haar best deed, hij bleef ongeïnteresseerd in het leven. Als
ze hem aanmoedigde om zijn metallurgie weer op te nemen, keek hij haar aan alsof ze haar verstand verloren had. Als ze vroeg of hij niet iets aan de tuin kon doen, zei hij dat hij pijn in zijn benen had. Als ze hem eraan herinnerde dat de echtgenoten van haar vriendinnen allemaal een hobby hadden (Dave Schumpert zijn gebrandschilderde glas, Kirby Root zijn fijnbewerkte chaletjes voor nestelende roodmussen, Chuck Meisner zijn beleggingsportefeuille die hij ieder uur naliep), deed Alfred alsof zij hem probeerde af te leiden van een groot werk dat hij onder handen had. En wat was dat werk? Het verandameubilair overschilderen? Hij was al vanaf Labor Day bezig het bankje te schilderen. Ze meende zich te herinneren dat hij de vorige keer dat hij de meubels had geschilderd twee uur over het bankje had gedaan. Nu ging hij iedere ochtend naar zijn werkplaats, en na een maand waagde ze het te gaan kijken hoe het ging, en het enige wat hij van het bankje had geschilderd waren de poten.”

 

Jonathan Franzen (Western Springs, 17 augustus 1959)

 

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Ted Hughes op dit blog.

 

Fabrieksruïnes

Op een ochtend
Gaf de boemel de geest en kwam
Niet meer terug. (Japan had hem gevangen
In een nagebouwd weefgetouw gejat
Van glimlachende gekken uit Todmorden.)

Linnen hing daar te rotten, ondanks de behandeling.
De grote gonzende abdijen werden tot graftombes.

En de kinderen
Van rots en water en de tochtige afwezigheid
Van al het andere
Dat naar restjes zocht,

Verpletterden alles wat verpletterd kon worden,
Verbrandden wat niet verpletterd kon worden –
En wat niet verbrand kon worden

Werd losgewrikt en van heuvels afgeduwd.

En toen doelloos huiswaarts gesleept
Door de eerste
Thuisloze Noormannen.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e augustus ook mijn blog van 17 augustus 2021 en ook mijn blog van 17 augustus 2019 en ook mijn blog van 17 augustus 2016 en ook mijn blog van 17 augustus 2014 deel 2.

Pfingsten (Gustav Falke), Robert Creeley

 

 

Cheese Rolling on Cooper’s Hill, Gloucestershire door Charles March Gere, 1948. Kaasrollen is een traditioneel onderdeel van de vieringen met Pinksteren in Gloucestershire .

 

Pfingsten

Pfingsten, das heißt: das Neuste vom Schneider,
Helle Hosen und weiße Kleider,
Neue Sonnenschirme und neue Hüte
Mit Bändern und Blumen, jeder Güte.

Pfingsten, das heißt: sich drängen und stoßen,
Und quetschen und schieben, die Kleinen und Großen,
Besetzte Bahnen, Tramways und Breaks,
Heißt: Schinken und Spargel und Rührei und Steaks,
Maibowle, Bier, frohe Gesichter
Und ab und zu ein lyrischer Dichter.

Pfingsten heißt auch: Fiedel und Flöte,
Ein Zitat aus Reineke Fuchs von Goethe,
Heißt Tanz und Predigt, heißt Kirche und Schenke.
Was heißt Pfingsten nicht alles, wenn ichs bedenke.

Eins noch vor allem, vom ganzen Feste
Ist das das Schönste, ist das Beste:
Das junge lachende Maienlaub,
Hell wimpelnd über Lärm und Staub,
Des Lebens grüne Standarte. Hurra!
Freue dich, Mensch! Pfingsten ist da!

 

Gustav Falke (11 januari 1853 – 8 februari 1916)
De Dom van Lübeck, de geboorteplaats van  Gustav Falke

 

De Amerikaanse dichter Robert Creeley werd geboren op 21 mei 1926 in Arlington, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Robert Creeley op dit blog.

 

Gewoon vrienden

Uit de eindeloos deinende tafel,
zeeschelpen, en stevig,
zag ik een gezicht verschijnen
dat me lieverd noemde.

Bemind te zijn is de halve winst,
dacht ik.
Te zijn
moet beter zijn dan niet.

Maar wat zeg je als je oud bent?
Zeg maar niks,
zei ze.
Dat was donderdag.

Vrijdagavond ging ik weg
en ben niet meer terug geweest.
Alles is water
als je lang genoeg kijkt.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Robert Creeley (21 mei 1926 – 30 maart 2005)
In 196

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e mei ook mijn blog van 20 mei 2023 en ook mijn blog van 20 mei 2020 en eveneens mijn blog van 20 mei 2019.

Pfingsten (Hermann Lingg), Robert Creeley

 

 

Pinksteren door Anthony van Dyck, 1618

 

Pfingsten

Schöne Zeit von Himmelfahrt
Bis zum nahen Pfingsten,
Wo der Geist sich offenbart
Groß auch im Geringsten.

Glockenklang erschallt vom Dom,
Und zur Lust des Maien
Wallt hinaus der Menschenstrom,
Alles will sich freuen!

Freue sich, wer Gutes tat,
Wer dafür gestritten,
Wer gestreut der Zukunft Saat,
Und auch wer gelitten!

Ja, ich weiß, es wird geschehn,
Was wir jetzt noch hoffen,
Daß zum Glück die Tore stehn
Allen einst noch offen.

Daß man nicht mehr sieht verirrt
Scharen Lebensmüder;
Keine Herde und kein Hirt,
Freie nur, nur Brüder!

Wenn kein Druck den Geist mehr dämpft,
Wenn ein zweites Eden,
Aber schöner, weil erkämpft,
Folgt auf unsre Fehden.

Eines Himmels Erdenfahrt
Und ein andres Pfingsten,
Wo der Geist sich offenbart,
Groß auch im Geringsten.

 

Hermann Lingg ( 22 januari 1820 – 18 juni 1905)
Het Münster Onze-Lieve-Vrouw, de katholieke parochiekerk van Lindau aan het Bodenmeer, de geboorteplaats van Hermann Lingg.

 

De Amerikaanse dichter Robert Creeley werd geboren op 21 mei 1926 in Arlington, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Robert Creeley op dit blog.

 

De redding

De man zit in een tijdloosheid
met het paard op tijd onder hem
bewegend op de maat van poten
en hoeven over een tijdloos zand.

De verte komt op uit de voorgrond
in de film aanwezig als tijd
die hij van buiten in zich opneemt
en komt voort uit dat begin.

Een wind waait erin
en eruit en om de man heen
terwijl het paard rende
en rent om op tijd te komen.

Een huis staat in brand in het zand.
Een man en een paard branden.
De wind brandt.
Ze rennen om aan te komen.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Robert Creeley (21 mei 1926 – 30 maart 2005)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e mei ook mijn blog van 19 mei 2023 en ook mijn blog van 19 mei 2022 en ook mijn blog van 19 mei 2020 en eveneens mijn blog van 19 mei 2019 en ook mijn blog van 19 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Juan Marsé, Alfred Tomlinson

De Catalaanse schrijver Juan Marsé werd geboren op 8 januari 1933 in Barcelona. Zie ook alle tags voor Juan Marsé op mijn blog.

Uit: Ringo. Een jeugd in Barcelona (Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu)

“Torrente de las Flores, Stroom van Bloemen. Hij had nooit gedacht dat een straat met zo’n naam het decor kon zijn voor een tragedie. De straat begint hoog, bij de Travesera de Dalt, en gaat dan met een forse helling, die steeds minder steil wordt, naar beneden om uiteindelijk dood te lopen op de Travesera de Gracia. De straat telt zesenveertig hoeken en drie kroegen, hij is zeveneneenhalve meter breed en de gebouwen zijn er niet al te hoog. ’s Zomers, wanneer de dagen geuren naar het grote buurtfeest, het Fiesta Mayor, ligt de straat te sluimeren onder een sierdak van stroken zijdepapier en kleurige slingers. Er klinkt een aangenaam geruis als van een door de wind gewiegd rietveld en er is een soort golvend onderwaterlicht, als uit een andere wereld. Op snikhete avonden is de straat na het eten een voortzetting van de huiskamer. Dit is allemaal al jaren geleden gebeurd, toen de stad onwaarschijnlijker, maar werkelijker was dan tegenwoordig. Op een zondag in juli, even voor twee uur ’s middags, smelt de stralende zon enkele minuten samen met een plotselinge regenbui en over de hele lengte van de straat ontstaat er een woelig licht, een bedrieglijke, stekelige transparantie. Het is heet deze zomer en de zwartige huid van de weg warmt op dit uur van de dag zo op dat de regen verdampt voordat hij hem aanraakt. Op de stoep voor de bar-bodega Rosales ligt een slordig in een juten zak gewikkelde staaf ijs, die daar is achtergelaten door het bestelbusje dat het ijs rondbrengt, en die in de meedogenloze zon begint te smelten zodra de regenbui voorbij is. Het duurt niet lang voordat de dikke Agustin, de kroegbaas, met een emmer en een priem naar buiten komt, op zijn hurken gaat zitten en de staaf haastig in stukken begint te hakken. Precies om halfdrie komt mevrouw Mir uit de portiek van nummer 117, iets voorbij het café, maar aan de overkant, in het gedeelte van de straat dat het gevoeligst is voor optische illusies, naar buiten hollen. Ze is zichtbaar in de war, alsof ze aan een brand is ontsnapt of net een geest heeft gezien. Op haar pantoffels en in haar half dichtgeknoopte, witte verpleegsters-jas gaat ze midden op straat staan zonder zich erom te bekommeren dat ze iets laat zien wat niet zichtbaar hoort te zijn. Zoals ze daar om haar as draait en met beide handen in de lucht tast, lijkt het heel even of ze niet weet waar ze is, maar dan staat ze stil, buigt haar hoofd en slaakt een lange, schorre kreet, die diep uit haar buik lijkt te komen, dan langzaam overgaat in gekreun en eindigt als het gemiauw van een klein katje. Over haar voeten struikelend loopt ze een eindje bergopwaarts en blijft dan staan, draait zich om en zoekt naar iets om zich aan vast te houden; nu sluit ze haar ogen, legt haar handen kruiselings over haar borst en laat zich langzaam voorovergebogen door haar knieën zakken, alsof ze op die manier rust of verlichting vindt, en ten slotte strekt ze zich op haar rug uit op de tramrails die nog in het laatste stuk van het oude plaveisel gevat liggen.”

 

Juan Marsé (8 januari 1933 – 18 juli 2020)

 

De Engelse dichter, vertaler en graficus Alfred Charles Tomlinson werd geboren op 8 januari 1927 in Stoke-on-Trent, Staffordshire. Zie ook alle tags voor Alfred Tomlinson op dit blog.

 

Het schillen van de appel

Er zijn portretten en stillevens.
En er is het schillen van de appel.

En verder? Hem langzaam schillend
Verrijst koudwit vanonder
Koudgeel vandaan. En dan…?

De veer van de concentrische schil
Die het wit loswindt;
Het lemmet schuilgaand, splijtend.

Er zijn portretten en stillevens
En de eersten, want ‘menselijk’,
Overtreffen geenszins de laatsten, en
Geen van twee wordt minder bezwaard
Door een menselijk gebaar dan het schillen
Van de appel door menselijke onbeweeglijkheid.

Het koele lemmet snijdt
Scheidend door de frisheid, terwijl appelschil
Herkenning afdwingt.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Alfred Tomlinson (8 januari 1927 – 22 August 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e januari ook mijn blog van 8 januari 2019 en ook mijn blog van 8 januari 2017 deel 2.

Amy Waldman, Robert Creeley

De Amerikaanse schrijfster en journaliste Amy Waldman werd geboren op 21 mei 1969 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Amy Waldman op dit blog.

Uit: A Door in the Earth

“As soon as she saw the road, she understood how it had seduced him. Unmarked and unpaved, it rose up between mauve foothills, then slipped through them. If you were bored, as Gideon Crane had been—by your traveling companion, by the very journey (to where, exactly?) that you’d insisted on undertaking—the mouth of the road would have leaped at you like a spark. You would’ve ordered the driver, as Crane did, to leave the highway, and when he refused to risk either his truck or his payload of melons to satisfy a foreigner’s curiosity about a shit road to nowhere, you too would have climbed from the truck and taken the road by donkey.
Parveen Shams was being carried onto the same turnoff in a white Land Cruiser, which made her admire Crane’s grit all the more. She was giddy at retracing his steps, six years after he’d first made this journey. In his memoir—the book that had propelled her here—Crane had written of the “hunger for adventure” that had thrust him onto this road and of his conviction that going deeper into Afghanistan would take him deeper into himself: What we think of as comforts are buffers, ways of not knowing ourselves, not becoming ourselves. I wanted to turn myself inside out, to empty my pockets and so to learn what I contained. At twenty-one—roughly half Crane’s age then—Parveen believed herself similarly fashioned. She was traveling to a remote village to join Crane’s crusade to save Afghan women from dying in childbirth; she would live with a family there and share its privations. Clearly she was hungry too.
But that self-conception soon jolted against the rocks littering the way. Crane had described the road as a “wretched rutted hell,” a condition that felt less romantic beneath the axle than it had sounded on the page. The surface was an obstacle course of pebbles to jog over, boulders to ease around, craters to gingerly traverse. Mud bogs sucked at the wheels as if trying to draw marrow from bone. All of this slowed the car to a walking, lurching pace, and time seemed to slow too. As the minutes crept by, as her apprehension mounted, Parveen began to question her own fortitude. She’d been born in Afghanistan but left at the age of one and hadn’t returned until now. She’d lived a sheltered American life—just how sheltered she saw only as its comforts receded. She’d consciously tried not to drink too much tea before they’d set out four hours earlier, but the Land Cruiser’s jerks still sent unwelcome tremors through her bladder.”

 

Amy Waldman (Los Angeles, 21 mei 1969)

 

De Amerikaanse dichter Robert Creeley werd geboren op 21 mei 1926 in Arlington, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Robert Creeley op dit blog.

 

Zingen

Ik zing het lied van de slapende vrouw,
die trouwde om te kunnen slapen,
die domweg niet wilde slapen om te trouwen;

die op kan staan bij het ochtendgloren en toch
nooit niet kan slapen als er een goede
reden is om niet te gaan slapen;

die slaapt om het slapen,
die aan niets anders kan denken,
die je zelfs niet zou horen als je haar ernaar zou vragen.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Robert Creeley (21 mei 1926 – 30 maart 2005)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e mei ook mijn blog van 21 mei 2021 en ook mijn blog van 21 mei 2020 en eveneens mijn blog van 21 mei 2019 en ook mijn blog van 21 mei 2018.

De Wijzen (Hélène Swarth), Alfred Tomlinson

 

Bij de viering van Driekoningen

 

De aanbidding der Wijzen door Luigi Miradori (il Genovesino), 1640-1650

 

DE WIJZEN

Zij zagen blank een wonderster verrijzen.
Die ster te volgen dreef hun zieledrang.
Door woestenij geen dooltocht zwaar en bang:
Trouw blonk de ster en bleef hen wijzen.

Plots in den hoge hoorden ze engelzang –
Een arme grot was ’t einddoel van hun reizen.
De kemels knielden. En de grote wijzen
Aanschouwden ’t kind, geprofeteerd zó lang.

Een arme stal – Daar lag en lachte zoetjes,
In schamel stro het stralend Godekind
En hief zijn handje zegenend met groetjes.

De wijzen bogen door zijn glans verblind
En vlijden, wenend, blij door Hem bemind,
Goud, mirre en wierook aan zijn blote voetjes.

 

Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
Kerstsfeer in Amsterdam, de geboorteplaats van Hélène Swarth

 

De Engelse dichter, vertaler en graficus Alfred Charles Tomlinson werd geboren op 8 januari 1927 in Stoke-on-Trent, Staffordshire. Zie ook alle tags voor Alfred Tomlinson op dit blog.

 

De mergelgroeven

Het was naar een landschap van water, licht en lucht
Dat ik zocht – om mijzelf vrij te spreken van een wereld
Waarin stoïcijnse lethargie de enige repliek scheen
Op horizonnen en de straten die hen de weg versperden
In een monotone damp, een gloed van grijsheid.
Ik vond mijn spraak. En nu, na jaren teruggekeerd
Om te verhalen van alles wat bezielde en verstikte,
Inhaleer ik de vertrouwde, groezelige lucht
Uit een landschap van opgegraven ingewanden, onderwerelden
Vrijgegeven door omringend klei. Met het delven
Van de mergel werd een tweede natuur blootgelegd
En water dat, omhooggesijpeld om de groeven op te vullen,
Hen uitstrekte tot knipperende, schitterende meren
Tussen torens en spitsen, straten en braakland
In trage ontginningen, glinsterplekken, balanceringen,
Alsof ontvlammend Eden zijn eigen val herriep
En woorden en water uit dezelfde bron voortkwamen.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Alfred Tomlinson (8 januari 1927 – 22 August 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e januari ook mijn blog van 8 januari 2019 en ook mijn blog van 8 januari 2017 deel 2.

Herta Müller, Ted Hughes

De Duitse schrijfster Herta Müller werd geboren op 17 augustus 1953 in Nitzkydorf, Roemenië. Zie ook alle tags voor Herta Müller op dit blog en ook mijn blog van 17 augustus 2010.

Uit: Niederungen

„Auf allen Bildern war Vater mitten in einer Geste erstarrt.
Auf allen Bildern sah Vater so aus, als ob er nicht mehr weiterwusste. aber Vater wusste immer weiter. deshalb waren alle diese Bilder falsch. Von den vielen falschen Bildern, von allen seinen falschen Gesichtern war es kalt geworden im Zimmer. Ich wollte mich vom Stuhl erheben, aber mein
Kleid war an dem Holz festgefroren. Mein Kleid war durchsichtig und schwarz. Wenn ich mich rührte, knirschte es.
Ich saß darin wie in Glas gegossen. ich erhob mich und berührte Vaters Gesicht. es war kälter als die Gegenstände in dem Zimmer. draußen war es Sommer. die Fliegen ließen im Flug ihre Maden fallen. Das Dorf zog sich neben dem breiten Sandweg hin. er war heiß und braun und brannte einem mit seinem Glimmer die Augen aus.

Der Friedhof war aus Geröll. Auf den Gräbern lagen große Steine.
Als ich auf den Boden sah, merkte ich, dass meine Schuhsohlen nach oben gekehrt waren. ich war die ganze Zeit über auf meinen Schnürsenkeln gegangen. Sie lagen lang und dick hinter mir. an den Enden ringelten sie sich ineinander.
Zwei kleine wankende Männchen hoben den Sarg vom Leichenwagen und senkten ihn mit zwei zerriebenen Stricken ins Grab. der Sarg schaukelte. ihre arme und ihre Stricke wurden immer länger. Das Grab war trotz der Trockenheit mit Wasser gefüllt.
Dein Vater hat viele Tote auf dem Gewissen, sagte eines der betrunkenen Männchen.
Ich sagte: er war im Krieg. Für fünfundzwanzig Tote hat er eine Auszeichnung bekommen. Er hat mehrere Auszeichnungen mitgebracht.
In einem Rübenfeld hat er eine Frau vergewaltigt, sagte das Männchen. Zusammen mit vier anderen Soldaten. Dein Vater hat ihr eine Rübe zwischen die Beine gesteckt. Als wir weggingen, hat sie geblutet. es war eine Russin. Nach her nannten wir noch wochenlang alle Waffen Rübe.
Es war Spätherbst, sagte das Männchen. Die Rübenblätter waren schwarz und zusammengeklappt vom Frost.
Dann trug das Männchen einen dicken Stein auf den Sarg.
Das andere betrunkene Männchen sprach weiter:
Im neuen Jahr gingen wir in einem deutschen Städtchen in die Oper. Die Sängerin sang so schrill, wie die Russin geschrien hatte. Wir verließen der Reihe nach den Saal.“

 

Herta Müller (Nitzkydorf, 17 augustus 1953)

 

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Ted Hughes op dit blog.

 

Pibroch

De zee schreeuwt met haar nietszeggende stem
Die haar doden en levenden eender bejegent,
Wellicht verveeld door de komst van de hemel
Na zoveel miljoenen nachten zonder slaap,
Zonder bedoeling, zonder zelfmisleiding.

Steen idem dito. Niets in dit Universum
Zit zozeer in zichzelf gevangen als een kiezel.
Geschapen voor de zwarte slaap. Zich heel soms
Heel even bewust van de rode vlek van de zon,
En dan weer dromend dat ze de foetus van God is.

Over het steen stormt de jagende wind
Die in staat is zich met niets te vermengen,
Zoals het gehoor van het blinde steen zelf.
Of omdraait, alsof de geest van het steen
Een fantasie van richtingen kwam betasten.

Terwijl ze van de zee drinkt en de rots eet
Zwoegt een boom om bladeren te groeien –
Een uit de ruimte gevallen oude vrouw
Onvoorbereid op deze omstandigheden.
Ze klampt zich vast omdat haar hoofd volkomen leeg is.

Minuut na minuut, eeuwigheid na eeuwigheid
Neemt niets af of groeit niets aan. En dit is
Noch een mislukte variant noch een gelukt probeersel.
Dit is waar de starende engelen doorheen gaan.
Dit is waar alle sterren zich neerbuigen.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e augustus ook mijn blog van 17 augustus 2021 en ook mijn blog van 17 augustus 2019 en ook mijn blog van 17 augustus 2016 en ook mijn blog van 17 augustus 2014 deel 2.

Hans Sahar, Paul Celan

De Nederlandse schrijver van Marokkaanse afkomst Hans Sahar (pseudoniem van Farid Boukakar) werd geboren in Al Hoceima, Marokko, op 24 november 1974. Zie ook alle tags voor Hans Sahar op dit blog.

Uit: Hoezo bloedmooi

“Mooie zwartharige jongen verwent dames. Bel voor een afspraak naar Abi: Telefoon 17775.
Dat was de definitieve tekst voor de advertentie. Hij had er lang aan zitten prutsen en proberen. Verschillende kladjes had hij verscheurd en door de plee getrokken. Al vonden ze thuis maar een flintertje van zo’n tekst dan kon dat al fataal zijn.
Nu zat hij eindelijk in lijn 8 om de advertentie op te gaan geven bij de krant. Hij keek de mensen om hem heen even aan, maar kon maar aan één ding denken.
Hij was op het idee gekomen toen hij in de snackbar zat te lullen met een andere Marokkaan, een man die in zaken zat, foute zaken, en die altijd met zijn zaktelefoon bezig was. Ideaal ding. Altijd en overal ben je bereikbaar en geen kip die je pikt. En omdat Hassan toch een maand naar Marokko ging, kon Abi hem mooi gebruiken.
De juffrouw achter de balie pakte het briefje aan, nam een formulier, begon in te vullen, stopte, keek hem aan, probeerde achteloos verder te gaan. Simpel, mager ding. Er kwam een ander vrouwtje bij. Keek mee. Abi schaamde zich een beetje maar nam de telefoon uit z’n jack om te laten zien dat het ernst was.
Die tweede was aantrekkelijk genoeg om zelf in de termen te vallen: dertiger, lekker sensuele lippen, ogen die vragen, een lijf dat uitdaagt.

‘Dat is dan drie plaatsingen maal achtenzeventig dat is tweehonderdvierendertig gulden inclusief.’
Hij schoof het geld over de toonbank en kreeg een reçuutje. Bij het verlaten van het kantoor keek hij even snel in de grote spiegelruit: daar heb je de nieuwe gigolo. Maar hij zag ook dat de meiden hem nakeken en smoesden. Niks van aantrekken, misschien belt die ene wel.
‘You are the reason God created girls.’
Hoe vaak had hij die clip van Prince al gezien? Die woorden zaten op de raarste ogenblikken in zijn hoofd. Die avond thuis, de volgende dag op school. En hij dacht niet eens speciaal aan meisjes die hij kende.
‘You are the most beautiful girl in the world.’
Nou, het zou misschien druk worden aan de telefoon, maar most beautiful zouden ze vast niet zijn.
Toch belde er een meisje van twintig. Hij zat op zijn zoldertje mtv te kijken en zette het geluid zachter. Heel gesprek.
‘Hoe zie je eruit?’
Lang blond haar. Ze was studente. Wat de prijs was. Had ontzettend veel zin in een man maar was te verlegen. Geen maagd meer maar gewoon weinig vrienden. Weinig uitgaan, zulk gepraat. Ze zou er even over denken en terugbellen.
‘Daaaag schatje, ik hoor wel van je.’
Intussen de zwarte boys en girls van Inner Circle. Geluid harder. Een heftige clip, sexy, wild, wreed, dansen, swingen, tekeergaan. En die stemmen: ‘I’m looking in your big brown eyes.’

 

Hans Sahar (Al Hoceima, 24 november 1974)

 

De Duits-Roemeense dichter Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Paul Celan op dit blog.  Hier volgt de vertaling van een vroeg gedicht uit 1947.

 

De koningsweg achter de schijndeur,

het door het tegen-
teken met dood omgeven
Leeuwsteken ervoor,

het gesternte, gekapseisd,
vermoerast,

jij, met de
de wonde doorgrondende
wimpers

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e november ook mijn blog van 24 november 2020 en ook mijn blog van 24 november 2018 deel 1 en ook deel 2.

Paul Celan

De Duits-Roemeense dichter Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Paul Celan op dit blog.

 

Drüben

Erst jenseits des Kastanien ist die Welt.

Von dort kommt nachts ein Wind im Wolkenwagen,
und irgendwer steht auf dahier…
Den will ich über die Kastanien tragen:
`Bei mir ist Engelsüß und roter Fingerhut bei mir!
Erst jenseits der Kastanien ist die Welt.‘

Dann zirp ich leise, wie es Heimchen tun
dann halt ich ihn, dann muss er sich verwehren:
ihm legt mein Ruf sich ums Gelenk!
Den Wind hör ich in vielen Nächten wiederkehren:
`Bei mir flammt Ferne, bei dir ist es eng…‘
Dann zirp ich leise, wie es Heimchen tun.

Doch wenn die Nacht auch heut sich nicht erhellt,
und wiederkommt der Wind im Wolkenwagen:
‘Bei mir ist Engelsüß und roter Fingerhut bei mit!’
Und will ihn über die Kastanien tragen –
dann halt, dann halt ich ihn nicht hier.. .

Erst jenseits der Kastanien ist die Welt.

 

EIN LIED IN DER WÜSTE

Ein Kranz ward gewunden aus schwärzlichem Laub in der Gegend von Akra:
dort riss ich den Rappen herum und stach nach dem Tod mit dem Degen.
Auch trank ich aus hölzernen Schalen die Asche der Brunnen von Akra
und zog mit gefalltem Visier den Trümmern der Himmel entgegen.

Denn tot sind die Engel und blind ward der Herr in der Gegend von Akra,
und keiner ist, der mir betreue im Schlaf die zur Ruhe hier gingen.
Zuschanden gehaun ward der Mond, das Blümlein der Gegend von Akra:
so blühn, die den Dornen es gleichtun, die Hände mit rostigen Ringen.

So muss ich zum Kuss mich wohl bücken zuletzt, wenn sie beten in Akra…
O schlecht war die Brünne der Nacht, es sickert das Blut durch die Spangen!
So ward ich ihr Iächelnder Bruder, der eiserne Cherub von Akra.
So sprech ich den Namen noch aus und fühl noch den Brand auf den Wangen.

 

VOR EINER KERZE

Aus getriebenem Golde, so
wie du’s mir anbefahlst, Mutter,
formt ich den Leuchter, daraus
sie empor mir dunkelt inmitten
splitternder Stunden:
deines
Totseins Tochter.

Schlank von Gestalt,
ein schmaler, mandeläugiger Schatten,
Mund und Geslecht
umtanzt von Schlummergetier,
entschwebt sie dem klaffenden Golde,
steigt sie hinan
zum Scheitel des Jetzt.

 

Tenebrae

Nabij zijn wij, Heer,
nabij en grijpbaar.

Gegrepen reeds, Heer,
de klauwen reeds in elkaar geslagen, alsof
het lichaam van ieder van ons
uw lichaam was, Heer.

Bid, Heer,
bid tot ons,
wij zijn nabij.

Windscheef gingen wij heen,
gingen wij heen, om ons te buigen
over trog en kratermeer.

Naar de drenkplaats gingen wij, Heer.

Het was bloed, het was
wat u vergoten had, Heer.

Het glansde.

Het wierp ons uw beeld in de ogen, Heer.
Ogen en mond staan zo open en leeg, Heer.
Wij hebben gedronken, Heer.
Het bloed en het beeld dat in ’t bloed stond, Heer.

Bid, Heer.
Wij zijn nabij.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)
Monument in Tsjernivtsi (Duits: Czernowitz)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e november ook mijn blog van 23 november 2018 en eveneens mijn blog van 23 november 2014 deel 2.