Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Giuseppe Ungaretti, Carry-Ann Tjong-Ayong, Eugène Rellum, Thomas Platter, Vasily Zhukovsky

Bertolt Brecht werd op 10 februari 1898 in de Zuid-Duitse stad Augsburg als zoon van Berthold Friedrich en Sofie Brecht geboren. Brecht komt uit een gegoede familie; zijn vader was directeur van een papierfabriek. Brecht was in zijn jeugd een teruggetrokken en ziekelijk kind. Na de middelbare school koos Brecht aanvankelijk voor een serieuze carrière. In 1917 ging hij natuurkunde, medicijnen en literatuur studeren aan de Ludwig Maximilian Universiteit in München. Al na één jaar moest hij zijn studies afbreken om te dienen in het leger: hij moest dienst doen als verpleger in een Augsburgs lazaret. De Eerste Wereldoorlog was een traumatische ervaring voor Brecht, die helemaal niets voelde voor geweld of een eredood. In 1920 sloot Bertolt Brecht vriendschap met de in die tijd bekende Duitse cabaretier Karl Valentin. Vanaf die tijd reisde Brecht regelmatig van Augsburg naar Berlijn om een netwerk in de toneelwereld op te bouwen. In 1924 verhuisden de Brechts naar Berlijn, in die tijd het culturele middelpunt van Europa. Al direct in dat jaar regisseerde hij zijn eerste stuk in het Max Reinhardt Theater. De tweede helft van de jaren twintig was de periode van politieke bewustwording van Brecht. Hoewel hij nooit lid zou worden van enige partij, werd hij gegrepen door het communisme. Zijn werk kwam meer en meer in het teken van de politiek staan. In diezelfde periode (vanaf 1926) ontwikkelde Brecht zich richting het episch theater, een vorm van theater waarin een vertelling centraal staat. In mei 1933 werden de werken van Brecht in Duitsland tot verboden literatuur verklaard, ze vielen ten prooi aan de boekverbranding. In 1941 reisde Brecht naar Vladivostok om vervolgens per schip te vertrekken naar de VS, waar hij zijn intrek nam in Santa Monica, vlak bij Hollywood. Begin 1949 vertrok Brecht met een Tsjechisch paspoort weer via Praag naar Oost-Berlijn. Vlak voor zijn dood kreeg hij – in 1955 – nog de Stalin-Vredesprijs. Brecht sterft in 1956 aan een hartinfarct.

 

An die Nachgeborenen

 

I

 

Wirklich, ich lebe in finsteren Zeiten!
Das arglose Wort ist töricht. Eine glatte Stirn
Deutet auf Unempfindlichkeit hin. Der Lachende
Hat die furchtbare Nachricht
Nur noch nicht empfangen.

Was sind das für Zeiten, wo
Ein Gespräch über Bäume fast ein Verbrechen ist
Weil es ein Schweigen über so viele Untaten einschließt!
Der dort ruhig über die Straße geht
Ist wohl nicht mehr erreichbar für seine Freunde
Die in Not sind?

Es ist wahr: ich verdiene noch meinen Unterhalt
Aber glaubt mir: das ist nur ein Zufall. Nichts
Von dem, was ich tue, berechtigt mich dazu, mich sattzuessen.
Zufällig bin ich verschont. (Wenn mein Glück aussetzt, bin ich verloren.)

Man sagt mir: Iß und trink du! Sei froh, daß du hast!
Aber wie kann ich essen und trinken, wenn
Ich dem Hungernden entreiße, was ich esse, und
Mein Glas Wasser einem Verdurstenden fehlt?
Und doch esse und trinke ich.

Ich wäre gerne auch weise.
In den alten Büchern steht, was weise ist:
Sich aus dem Streit der Welt halten und die kurze Zeit
Ohne Furcht verbringen
Auch ohne Gewalt auskommen
Böses mit Gutem vergelten
Seine Wünsche nicht erfüllen, sondern vergessen
Gilt für weise.
Alles das kann ich nicht:
Wirklich, ich lebe in finsteren Zeiten!

 

 

II

In die Städte kam ich zur Zeit der Unordnung
Als da Hunger herrschte.
Unter die Menschen kam ich zu der Zeit des Aufruhrs
Und ich empörte mich mit ihnen.
So verging meine Zeit
Die auf Erden mir gegeben war.

Mein Essen aß ich zwischen den Schlachten
Schlafen legte ich mich unter die Mörder
Der Liebe pflegte ich achtlos
Und die Natur sah ich ohne Geduld.
So verging meine Zeit
Die auf Erden mir gegeben war.

Die Straßen führten in den Sumpf zu meiner Zeit.
Die Sprache verriet mich dem Schlächter.
Ich vermochte nur wenig. Aber die Herrschenden
Saßen ohne mich sicherer, das hoffte ich.
So verging meine Zeit
Die auf Erden mir gegeben war.

Die Kräfte waren gering. Das Ziel
Lag in großer Ferne
Es war deutlich sichtbar, wenn auch für mich
Kaum zu erreichen.
So verging meine Zeit
Die auf Erden mir gegeben war.

 

III

 

Ihr, die ihr auftauchen werdet aus der Flut
In der wir untergegangen sind
Gedenkt
Wenn ihr von unseren Schwächen sprecht
Auch der finsteren Zeit
Der ihr entronnen seid.

Gingen wir doch, öfter als die Schuhe die Länder wechselnd
Durch die Kriege der Klassen, verzweifelt
Wenn da nur Unrecht war und keine Empörung.

Dabei wissen wir doch:
Auch der Haß gegen die Niedrigkeit
Verzerrt die Züge.
Auch der Zorn über das Unrecht
Macht die Stimme heiser. Ach, wir
Die wir den Boden bereiten wollten für Freundlichkeit
Konnten selber nicht freundlich sein.

Ihr aber, wenn es so weit sein wird
Daß der Mensch dem Menschen ein Helfer ist
Gedenkt unserer
Mit Nachsicht.

 

Brecht

Bertolt Brecht (10 februari 1898 – 14 augustus 1956)

 

De Russische dichter en schrijver Boris Leonidovich Pasternak werd geboren in Moskou op 10 februari 1890  Hij werd geroemd om zijn poëzie, maar zijn roman Dokter Zjivago (1958), de sage over de avonturen van een jonge arts tijdens de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie bracht hem pas echt internationale faam. De Sovjetautoriteiten weigerden de publicatie van de roman toe te staan, maar het verscheen uiteindelijk toch in het Italiaans en het Engels in 1987. Pasternak won de Nobelprijs voor de Literatuur van 1958, maar hij werd door de Sovjetregering gedwongen de prijs te verwerpen.

 

Winter night

 

It snowed and snowed, the whole world over,

Snow swept the world from end to end.

A candle burned on the table;

A candle burned.

 

As during summer midges swarm

To beat their wings against a flame

Out in the yard the snowflakes swarmed

To beat against the window pane

 

The blizzard sculptured on the glass

Designs of arrows and of whorls.

A candle burned on the table;

A candle burned.

 

Distorted shadows fell

Upon the lighted ceiling:

Shadows of crossed arms,of crossed legs-

Of crossed destiny.

 

Two tiny shoes fell to the floor

And thudded.

A candle on a nightstand shed wax tears

Upon a dress.

 

All things vanished within

The snowy murk-white,hoary.

A candle burned on the table;

A candle burned.

 

A corner draft fluttered the flame

And the white fever of temptation

Upswept its angel wings that cast

A cruciform shadow

 

It snowed hard throughout the month

Of February, and almost constantly

A candle burned on the table;

A candle burned.

 

Nobel prize

Like a beast in a pen, I’m cut off
From my friends, freedom, the sun,
But the hunters are gaining ground.
I’ve nowhere else to run.

Dark wood and the bank of a pond,
Trunk of a fallen tree.
There’s no way forward, no way back.
It’s all up with me.

Am I a gangster or murderer?
Of what crime do I stand
Condemned? I made the whole world weep
At the beauty of my land.

Even so, one step from my grave,
I believe that cruelty, spite,
The powers of darkness will in time
Be crushed by the spirit of light.

The beaters in a ring close in
With the wrong prey in view,
I’ve nobody at my right hand,
Nobody faithful and true.

And with such a noose on my throat
I should like for one second
My tears to be wiped away
By someone at my right hand

PASTERAK

Boris Pasternak (10 februari 1890 – 30 mei 1960)

 

De Italiaanse dichter en schrijver Giuseppe Ungaretti werd geboren op 10 februari 1888 in Alexandrië, Egypte. Hij is de zoon van Antonio Ungaretti, een immigrant uit Toscane die had meegewerkt aan het Suez-kanaalproject, en Maria Lunardini. Hij bezocht in Alexandrië de Ecole Suisse Jacob waarna hij in 1912 verhuisde naar Frankrijk om te studeren aan het Collegè de France en de Sorbonne. Hier leerde hij verschillende dichters en kunstenaars kennen zoals Guillaume Apollinaire, Pablo Picasso, Giorgio de Chirico, Georges Braque, en Amedeo Modigliani. In 1915 werd zijn eerste gedicht gepubliceerd in de Lacerba. Ungaretti was een echte interventist en meldde zich vrijwillig aan bij het leger en vocht mee in WO I.In 1924 sloot hij zich aan bij het fascisme. Voor de Gazzetta del Popolo in Turijn bezocht hij verschillende buitenlandse steden (1931-1935) waaronder België en Nederland, en schreef hier reisartikelen over. In 1932 heeft hij de Premio del Gondoliere in ontvangst genomen. Tijdens een congres van de Pen Club in Brazilië ontving hij een uitnodiging voor de functie van docent van de Italiaanse taal en literatuur aan de universiteit van San Paulo. In 1942 keerde hij terug naar Italië waar hij docent werd aan de universiteit van Rome van hedendaagse Italiaanse literatuur. In 1956 ontving hij de Grand Prix International de Poesie.

 

Variations On Nothing

That negligible bit of sand which slides
Without a sound and settles in the hourglass,
And the fleeting impressions on the fleshy-pink,
The perishable fleshy-pink, of a cloud…

Then a hand that turns over the hourglass,
The going back for flowing back, of sand,
The quiet silvering of a cloud
In the first few lead-gray seconds of dawn…

The hand in shadow turned the hourglass,
And the negligible bit of sand which slides
And is silent, is the only thing now heard,
And, being heard, doesn’t vanish in the dark.

 

 

Vigil

 

A whole night long crouched close
to one of our men
butchered
with his mouth
clenched
grinning at the full moon
with the congestion
of his hands
thrust right
into my silence
I’ve written
letters filled with love
I have never been
So
coupled to life

 

UNGARETTI

Giuseppe Ungaretti (10 februari 1888 – 2 juni 1970)

 

Carry-Ann Tjong-Ayong werd op 10 februari 1941 in Paramaribo, Suriname geboren. Zij was het derde kind van dr. Frits Tjong-Ayong en Paulina Lydia Anna Comvalius.In 1955 werd ze met haar oudere zus en twee broers naar Nederland gestuurd voor een studie. Ze doorliep de HBS en studeerde Spaans aan de Rijksuniversiteit Groningen en Klinische Pedagogiek aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Na vijftien jaar in Provinciale Staten en gemeenteraad van Utrecht werd ze in 2000 getroffen door een hersenbloeding. Ze begon een nieuwe carrière als dichter en schrijver. In 2000 ontving ze de ZAMI Award voor poëzie en in 2001 debuteerde ze met De Wasvrouw. In 2004 verscheen haar poëtisch reisverhaal Masiakriki, het lied van de rivier. Pe dede de, libi de, Waar dood is, is leven is haar tweede bundel.

Wie ben ik?

ik ben de wijze Indiaanse
ik ben de hardwerkende Afrikaanse
ik ben de zedige Chinese
ik ben de statige Portugese
ik ben de vrije negerin
ik ben al die vrouwen
meer dan één

wie ben jij
die mij beter meent te kennen
dan ik zelf?
ik ben méér mij
en jij?

carryann

Carry-Ann Tjong-Ayong (Paramaribo, 10 februari 1941)

 

De Surinaamse dichter Eugène Rellum werd geboren in Paramaribo op 10 februari 1896. Hij debuteerde met Moesoedé (Ochtendkrieken, 1960), de eerste in Suriname verschenen bundel in het Sranan. Zijn latere bundels zijn in Sranan en Nederlands: Kren/Klim (1961), Faja lobi (Vurige liefde, 1975), Gedichten (1973), met uitzondering van Oembra foe Sranan (Schaduw van Suriname, 1973) die weer geheel in het Sranan was.

 

onderschatting

 

Hij zei:

’t is maar een neger

en

in zijn diepgevoelde

superioriteit,

mat hij mij

met de kleinste maat;

 

zijn zelf-ingenomenheid

zag niet

de lange schaduw,

die Negerschap

vooruitwerpt,

 

want anders

zei hij zeker:

wi, een Neger!

 

 

 

negerschap

 

Negerschap

is als bloeiende vanille

hoog in de bomen van het bos;

in wijde omtrek

laat de geur niemand los,

hij dwingt een ieder

om naar hem,

omhoog te kijken;

 

mij wikkelt het

in geur’ge, warme dekens,

mij smaakt het beter

dan ’t lekkerste gourmet-banket;

 

’t is mij een bron

van trots:

mijn vlag,

mijn vuist,

mijn zon.

Rellum

Eugène Rellum (10 februari 1896 – 29 juli 1989)

 

De Zwitserse humanistische schrijver en geleerde Thomas Platter de oudere werd geboren op 10 februari 1499 in Grächen in het kanton Wallis. Hij werkte zich door zelfstudie omhoog van herdersjongen tot professor voor Hebreeuws en Grieks aan de universiteit. Daarnaast was hij boekhandelaar, boekdrukker en uitgever. Beroemd werd hij door zijn levendig geschreven en gedetailleerde Lebensbeschreibung die van grote cultuurhistorische waarde is.

 

Uit:  Lebensbeschreibung

 

„Do ich nun by 6 iaren alt gsin, hatt man mich zu den Eisten than; ist ein tall innert Stalden, do hatt miner mutter säligen schwester ein man, der hieß Thoman an Riedyn, der saß uff eim hoff, hieß Imboden; dem mußt ich das erst jar der gitzin (Geißen) by dem huß hietten. Do mag ich mich denken, das ich etwen im schnee bstäkett, das ich kum drußt mocht kummen, mier offt die schülin do hinden bliben und ich barfuß zittrendt heim kam. Der selb pur hatt by 80 geiß; dären mußt ich das 7. und 8. jar hietten. Und als ich noch so klein was, wen ich den stall uff datt und nit glich näbendsich (beiseite) sprang, stießen mich die geiß nider, liffen über mich uß, dratten mir uff den kopff, oren und ruggen(Rücken), dan ich fiell mer teill für sich. Wen ich den die geiß über die Vispen (ist ein Wasser) uber bruggen treib, liffen mier die ersten in die säit (in die koren äcker), wen ich die druß treib, liffen die andren drin; do weinet ich den und schrey, dan ich wußt woll, das man mich znacht wurd strichen (prügeln“)

 

Platter

Thomas Platter (10 februari 1499 – 26 januari 1582)

 

(Nagekomen bericht)

 

De Russische dichter en vertaler Vasily Andreyevich Zhukovsky werd geboren op 29 januari 1783 in Mishenskoe bij Tula. Hij introduceerde de Romantiek in Rusland, met name door zijn vertalingen van o.a. Engelse, Duitse en Franse dichters. Ook was hij mentor van de toekomstige tsaar Alexander II, die beïnvloed werd door zijn liberale ideeën.

The Bard

My friends, can you descry that mound of earth
Above clear waters in the shade of trees?
You can just hear the babbling spring against the bank;
You can just feel a breeze that’s wafting in the leaves;
A wreath and lyre hang upon the boughs…
Alas, my friends! This mound’s a grave;
Here earth conceals the ashes of a bard;
Poor bard!

A gentle soul, a simple heart
He was a sojourner in the world;
He’d barely bloomed, yet lost his taste for life
He craved his end with yearning and excitement;
And early on he met his end,
He found the grave’s desired sleep.
Your time was but a moment – a moment sad
Poor bard!

He sang with tenderness of friendship to his friend, –
His loyal friend cut down in his life’s bloom;
He sang of love – but in a doleful voice;
Alas! Of love he knew naught but its woe;
Now all has met with its demise,
Your soul partakes of peace eternal;
You slumber in your silent grave,
Poor bard!

Here, by this stream one eventide
He sang his doleful farewell song:
“O lovely world, where blossomed I in vain;
Farewell forever; with a soul deceived
For happiness I waited – but my dreams have died;
All’s perished; lyre, be still;
To your serene abode, o haste,
Poor bard!

What’s life, when charm is lacking?
To know of bliss, with all the spirit’s striving,
Only to see oneself cut off by an abyss;
Each moment to desire and yet fear desiring…
O refuge of vexatious hearts,
O grave, sure path to peace,
When will you call to your embrace
The poor bard?”

The bard’s no more … his lyre’s silent…
All trace of him has disappeared from here;
The hills and valleys mourn;
And all is still … save zephyrs soft,
That stir the faded wreath,
And waft betimes above the grave,
A woeful lyre responds:
Poor bard!

Zhukovsy

Vasily Zhukovsky (29 januari 178312 april 1852)

John Coetzee, Thomas Bernhard, Brendan Behan, Herman Pieter de Boer, Maurits Sabbe

   

John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad als John Michael Coetzee (hij veranderde later zijn doopnaam). Coetzee studeerde wiskunde en Engels aan de universiteit van Kaapstad. Begin jaren zestig verhuisde hij naar Groot-Brittannië, waar hij werkte als computerprogrammeur. Zijn ervaringen werden later verwerkt in het boek Youth (2002). Daarna studeerde hij literatuur aan de University of Texas en vervolgens doceerde hij tot 1983 Engels aan de State University of New York. In 1984 keerde Coetzee terug naar Zuid-Afrika. Hij werd hoogleraar Engels aan de universiteit van Kaapstad en ging daar in 2002 met pensioen. Vervolgens verhuisde hij naar Adelaide (Australië), waar hij een ereaanstelling kreeg als onderzoeker aan de faculteit Engels van de University of Adelaide. Sinds 2002 is hij eveneens professor aan de University of Chicago. Coetzee schreef diverse romans, waarin steeds het thema terugkeert van de eenling die zich staande moet zien te houden binnen een groep. Daarnaast werkte hij als vertaler en heeft hij een aantal kritieken gepubliceerd. In 1976 vertaalde Coetzee de roman Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants in het Engels. Hij was de eerste schrijver die tweemaal de Booker Prize won, voor The Life and Times of Michael K in 1983 en voor Disgrace in 1999. Omdat hij de publiciteit omtrent de prijs wilde mijden is hij de prijzen niet op komen halen.

Uit: Die jungen Jahre (“Youth”, vertaald door Reinhild Böhnke)

„In England beachten ihn die Mädchen nicht, vielleicht weil seiner Person immer noch eine gewisse koloniale Ungeschliffenheit anhaftet, vielleicht nur weil er nicht die richtigen Klamotten anhat. Wenn er nicht in einem seiner IBM-Anzüge steckt, hat er nur seine grauen Flanellhosen und das gründe Sakko, seine aus Kapstadt mitgebrachten Sachen. Die jungen Männer, die er in der U-Bahn und auf den Straßen sieht, tragen dagegen enge schwarze Hosen, spitze Schuhe, knapp sitzende Kastenjacken mit vielen Knöpfen. Sie tragen auch ihr Haar lang, in die Stirn und über die Ohren hängend, während er immer noch die im Nacken und an den Seiten kurz geschnittene Frisur mit dem ordentlichen Scheitel hat, die ihm in der Kindheit von kleinstädtischen Friseuren verpasst wurde und die von IBM gutgeheißen wird. In den Zügen gleiten die Blicke der Mädchen über ihn weg oder werden stumpf vor Verachtung.
Das ist misslich und irgendwie unfair: er würde sich beschweren, wenn er nur wüsste, wo und bei wem. Welche Jobs haben denn seine Rivalen, dass sie sich kleiden können, wie es ihnen passt? Und warum sollte er gezwungen sein, der Mode zu folgen? Zählen innere Qualitäten denn gar nichts?
Das Vernünftigste wäre, er würde sich eine Kluft wie die ihre zulegen und sie an den Wochenenden tragen. Aber wenn er sich vorstellt, dass er solche Sachen anziehen soll, Sachen, die ihm nicht nur wesensfremd vorkommen, sondern auch eher südländisch als englisch, fühlt er, wie sich sein Widerstand verhärtet. Er kann es einfach nicht: es wäre, als lasse er sich auf einen Mummenschanz, eine Verkleidung ein.
London ist voller schöner Mädchen. Sie kommen aus der ganzen Welt: als Au-pair-Mädchen, als Sprachschülerinnen, einfach als Touristinnen. In Bögen schwingen sich ihre Haare zu beiden Seiten ins Gesicht; ihre Augen sind mit dunklen Lidschatten versehen; sie haben etwas sanft Geheimnisvolles an sich. Am schönsten sind die hoch gewachsenen Schwedinnen mit dem Honigteint; aber die Italienerinnen, mandeläugig und zierlich, haben ihren eigenen Reiz. Die Liebe auf Italienisch stellt er sich scharf und heiß vor, ganz anders als die schwedische Liebe, die lächelnd und verträumt sein muss. Aber ob er jemals eine Chance bekommt, das selbst herauszufinden? Wenn er den Mut aufbringen könnte, eine dieser schönen Fremden anzusprechen, was würde er sagen? Wäre es eine Lüge, wenn er sich als Mathematiker vorstellte statt nur als Programmierer? Würden die Aufmerksamkeiten eines Mathematikers ein europäisches Mädchen beeindrucken, oder wäre es besser, ihr zu erzählen, er sei trotz seines langweiligen Äußeren ein Dichter?“

 

Coetzee

John Maxwell Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)

 

De Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard werd geboren op 9 februari 1931 in Heerlen. Bernhard had een zwakke gezondheid. In zijn vroege jeugd werd hij door zijn grootouders opgevoed, en in 1942 te Salzburg op pensionaat gestopt, waar hij boekhoudkunde volgde. Tussen 1951 en 1954 studeerde hij musicologie in Wenen, en volgde daarna in Salzburg les aan het Mozarteum. Ondertussen werkte hij als gerechtelijk verslaggever, en in 1957 publiceerde hij zijn eerste dichtbundel, Auf der Erde und in der Hölle. Het zijn sombere, evocatieve gedichten met een surrealistische inslag. Bernhard studeerde vervolgens dramaturgie te Salzburg, en ging in het dorpje Ohlsdorf wonen. In 1965 won Bernhard de Bremer Literaturpreis. Hij werd vooral actief als toneelauteur, en schreef theaterstukken aan de lopende band. Stuk voor stuk zijn het verbolgen, verbitterde en duistere schilderingen van de eenzaamheid, vijandelijkheid en stompzinnigheid van de mens, die denkt te kunnen liefhebben, maar in feite op lange termijn alleen nog maar kan haten en verafschuwen. Meer nog, die haat is noodzakelijk, want walging is wat mensen in beweging houdt. Hiermee profileerde Bernhard zich als een uitgesproken cultuurpessimist, met bovendien bijzonder veel zwarte humor en sarcasme. Ein Fest für Boris leverde hem in 1970 de Georg Büchner-Preis op. Zijn voortdurende afwijzing van Oostenrijk en zijn bewoners vonden hoofdzakelijk in intellectuele kringen resonantie. De excentrieke Bernhard dreef het nihilisme van zijn generatie tot het uiterste; ook zelfmoord is een courant thema in zijn werk. Een jaar vóór zijn dood ontketende Bernhard een schandaal met zijn toneelstuk Heldenplatz; hij beweerde dat het Oostenrijk van die tijd nog niets veranderd was ten opzichte van de tijd van het fascisme. Hij had echter ook verdedigers, die hem meer dan ooit loofden. Bernhard werd gehuldigd als een van de grootste auteurs van Oostenrijk. Hij wreekte zich op het land door middel van zijn testament, waarin hij stipuleerde dat, tot vijftig jaar na zijn dood, geen enkel van zijn toneelstukken op Oostenrijkse bodem mocht worden opgevoerd, wat inhoudt dat Bernhard tot 2039 niet in Oostenrijk gespeeld mag worden. Deze wil wordt gerespecteerd.

 

Uit: Der Untergeher

“.. denn die Fensterscheiben waren schwarz vor Schmutz. In dieser schmutzigen Küche wird gekocht, dachte ich, aus dieser schmutzigen Küche wird den Gästen das Essen in das Gastzimmer herausgetragen, dachte ich. Die österreichischen Gasthäuser sind alle verschmutzt und sind unappetitlich, dachte ich, kaum dass man in einem dieser Gasthäuser ein sauberes Tuch auf den Tisch bekommt, ganz zu schweigen von einer Stoffserviette, in der Schweiz beispielsweise eine Selbstverständlichkeit. Auch im kleinsten Gasthaus in der Schweiz ist es sauber und appetitlich, selbst in unseren österreichischen Hotels ist es schmutzig und unappetitlich. Und erst in den Zimmern! dachte ich. Oft überbügeln sie die schon gebrauchte Bettwäsche nur einmal für den nächsten Gast und es kommt nicht selten vor, dass in den Waschbecken noch die Haarbüschel des letzten liegen. Vor den österreichischen Gasthäusern hat es mich immer geekelt, dachte ich. Das Geschirr ist nicht sauber und bei näherer Betrachtung ist das Besteck fast immer schmutzig.”

bernhard_gr

Thomas Bernhard (9  februari 1931 — 12 februari 1989)

 

De Ierse dichter en schrijver Brendan Behan werd geboren op 9 februari 1923 in Dublin. In 1937 verhuisde de familie naar een nieuwe wijk in Crumlin. Hier werd Behan lid van Fianna Eireann, de jeugdbeweging van de IRA, en hij publiceerde zijn eerste gedichten en proza in het blad van de partij, Fianna: the voice of Young Ireland. In 1939 werd hij gearresteerd in Liverpool in bezit van explosieven die bedoeld waren voor een IRA campagne. Hij kreeg 3 jaar in de gevangenis van Borstal (Kent) en keerde pas in 1941 terug naar Ierland. In 1942 werd hij vervolgd voor de aanslag op twee politieofficieren, en kreeg veertien jaar. Hij werd naar Mountjoy Prison gestuurd, en later naar het Curragh Internment Camp. Hij werd in 1946 vrijgelaten in een algemene amnestie actie voor Republikeinse gevangenen. In 1947 zat hij korte tijd in de gevangenis in Manchester voor de hulp die hij een mederepublikein had gegeven bij diens ontsnapping uit de gevangenis. Behan’s ervaringen met het gevangenislevel staan centraal in zijn carrière als schrijver. In Mountjoy schreef hij zijn eerste toneelstuk, The Landlady, en schreef korte verhalen en andere stukken. Wat van zijn werk werd gepubliceerd in The Bell, het leidend Ierse literaire blad van die tijd. Hij leerde ook Iers in de gevangenis, en na zijn vrijlating in 1946 verbleef hij tijdlang in de Gaeltacht in Galway en Kerry, waar hij gedichten begon te schrijven in het Iers. Aan het begin van de 50er jaren werkte hij als schrijver voor radio en kranten, en had een reputatie gekregen als something of a character in de straten en literaire kringen van Dublin. Zijn grote doorbraak kwam in 1954 toen zijn toneelstuk The Quare Fellow, dat gebaseerd was op zijn ervaringen in de gevangenis, werd opgevoerd in het Pike theater in Dublin. Het toneelstuk stond 6 maanden op de planken. In mei 1956 opende het stuk in het Theatre Royal in Stratford, en bracht de schrijver internationale faam. In 1957 werd zijn Ierse stuk An Giall (De gijzelaar) opgevoerd in het Damer Theatre en werd zijn autobiografische boek The Borstal Boy uitgebracht.

 

Open the window softly

Open the door softly,
Shut it-keep out the draught,
For years and years, I’ve shed millions of tears,
And never but once have I laughed.
It was the time the holy picture fell,
And knocked me old Granny cold,
While she knitted and sang an old Irish song,
It was by traitors poor old Ulster was sold.
So open the window softly,
For Jaysus’ sake, hang an old latch,
Come in and lie down, and afterwards
You can ask me what’s the catch.
Before these foreign-born bastards, dear,
See you don’t let yourself down,
We’ll be the Lion and Unicorn,
My Rose unto your Crown.

 

I remember in september

I remember in September,
When the final stumps were drawn,
And the shouts of crowds now silent
And the boys to tea were gone.
Let us, oh Lord above us,
Still remember simple things,
When all are dead who love us,
Oh the Captains and the Kings,
When all are dead who love us,
Oh the Captains and the Kings.
Far away in dear old Cyprus,
Or in Kenya’s dusty land,
Where all bear the white man’s burden
In many a strange land.
As we look across our shoulder
In West Belfast the school bell rings,
And we sigh for dear old England,
And the Captains and the Kings.
I wandered in a nightmare
All around Great Windsor Park,
And what did you think I found there
As I stumbled in the dark?
It was an apple half-bitten,
And sweetest of all things,
Five baby teeth had written
Of the Captains and the Kings.

 

BEHAN

Brendan Behan (9 februari 1923 – 20 maart 1964)

 

De Nederlandse schrijver Herman Pieter de Boer werd geboren op 9 februari 1928 in Rotterdam. Hij richtte in 1954 samen met Dimitri Frenkel Frank en Hans Ferrée een Amsterdams reclame- en ideeënbureau op. In 1956 viel dit driemanschap uit elkaar. Later werd hij een vast medewerker van het weekblad De Tijd waarvoor hij verhalen en columns schreef. Naast verhalenbundels schreef hij ook (mee) aan gedichten, cabaretprogramma’s, radio en televisie.

Uit: De caissière

“Het waren snikhete dagen, dus slecht bioscoopweer, maar de directie van Cinema City had een Amerikaanse zaalkoeling laten installeren – een bord met ijspegelletters deed daar kond van bij de ingang. Bedrijfsleider Leupen was nieuwsgierig naar het resultaat en ging eens horen bij de kassa, hoe het met de matineeverkoop stond. Hij deed de deur van het hokje open en zei: ‘Wat nu!’

Juffrouw Mitzi, de nieuwe middag-caissière, keek verwonderd op. ‘Hoe bedoelt u?’

‘Wat stelt dat voor?’ Hij wees naar beneden, waar haar blote benen in een teiltje staken.

‘Dat ziet u toch? Ik neem een voetbad. Heerlijk met die warmte.’ Ze pakte de glastube die naast haar stempelkussen stond, en las voor:’… twaalf heilzame mineralen en zouten bruisen sprankelend als champagne om uw voeten en tussen uw tenen. Verkwikkend! U voelt u weldra als herboren!’

Het siste en bubbelde gezellig om haar enkels.

‘Ik heb er vier tabletten in gedaan,’ lichtte ze knus toe, ‘lekker veel, mm.’

‘Ja maar, dat is toch wel een beetje raar tijdens uw werk,’ meende de chef.

‘Ach meneer Leupen, niemand ziet het immers?’

Daar had ze gelijk in. Nochtans zei Leupen: ‘Ik heb het liever niet.’

Op dat moment echter kwamen er klanten aan, en in een mum stond er een heel rijtje, dus juffrouw Mitzi had mooi respijt. Mopperend verdween de chef.

De volgende middag kwam hij weer in het kassahokje kijken. Hij moest zich van schrik vasthouden aan de deurpost. De blonde caissière genoot nu niet alleen een voetbad, maar had bovendien haar rok tot het middel opgeschort en zat in haar charmeuse onderbroekje op de stoel. Meneer Leupen z’n mond viel open maar tot enige uitspraak kwam het niet, want er dromden al men­sen bij de kassa, verlangend om het gekoelde theater te betreden.

‘Warm, hè?’ zei juffrouw Mitzi, opkijkend naar Leupen. Ze had een schelmse tinteling in haar ogen, ook dat nog. Hij smeet de deur dicht en begaf zich naar zijn kantoor.”

 

DeBoer

Herman Pieter de Boer (Rotterdam, 9 februari 1928)

 

De Vlaamse schrijver Maurits Sabbe werd op 9 februari 1873 te Brugge geboren als zoon van de liberale voorman en schrijver Julius Sabbe. Hij was de oudste van zeven kinderen. Hij studeerde filosofie en letteren aan de Genste universiteit. Eerst was hij leraar Nederlands aan het Koninklijk Atheneum te Brugge. In 1903 werd hij leraar te Mechelen. Vanaf 1907 gaf hij ook les in de toneelklas van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Vervolgens werd hij in 1919 conservator aan het Plantijnmuseum te Antwerpen en vanaf 1923 was hij hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de universiteit te Brussel. Van zijn hand verschenen romans, verhalen, gelegenheidsgedichten, cantates, liederen, toneelstukken, bundels letterkundige kritiek, studies over litteratuurgeschiedenis,  muziek, drukkunst en de ontwikkeling van het nationaal bewustzijn in Vlaanderen. Zijn scheppend werk is zeer traditioneel en romantisch-realistisch en vertoont geen neiging tot het nochtans in die tijd opkomend naturalism. Het is eerder impressionistisch.

 

Uit: Antwerpen’s Boekenmarkt ten tijde van Keizer Karel

“Antwerpen die reeds op het einde van de 15e eeuw de belangrijkste havenstad der Nederlanden was, zag ten gevolge van Brugge’s volledig verval, en vooral na de ontdekking van de nieuwe wereld haar economische macht en haar hegemonie over onze gewesten steeds groeien. Zij was de natuurlijke stapelplaats van den Spaanschen en Portugeeschen groothandel in het Noorden, het natuurlijke middelpunt waar de nieuwe wereldverkeerswegen elkander ontmoetten, en door haar gulle inschikkelijkheid tegenover de vreemdelingen, door het onbevangen afbreken met de traditie der verouderde privilegies, waaraan Brugge zich bleef vastklampen, door het onbewimpeld huldigen van de ruimste vrijheid op het gebied van den handel en door het capitalisme te erkennen als een van de nieuwe grootmachten der maatschappij, vereenigde zij binnen haar muren naast de Spanjaarden en de Portugeezen de groote geldmagnaten van Zuid – Duitschland, de Hochstetters, de Fuggers, de Welzers, e.a., de Italiaansche bankiers, de Engelsche lakenhandelaars, de Fransche kooplieden en een uitgelezen schare wilskrachtige, ondernemende mannen uit de Nederlandsche gewesten zelf, zoo Waalsche als Dietsche, die in deze stad hun fortuin wilden beproeven”.

Sabbe

Maurits Sabbe (9 februari 1873 – 12 februari 1938)

John Grisham, Jules Verne, Neal Cassady, Kate Chopin, Gabriele Reuter, Eva Strittmatter, Henry Roth, Gert Jonke, Robin Block

De Amerikaanse schrijver John Grisham is het tweede kind uit een gezin met vijf kinderen, geboren in Jonesboro, Arkansas op 8 februari 1955. Zijn ouders waren gematigde Southern Baptists. Zijn vader was bouwvakker en katoenkweker. Na veelvuldig verhuisd te zijn, vestigde de familie zich in 1967 in het kleine stadje Southaven in Mississippi. Daartoe door zijn moeder aangemoedigd, was de jonge Grisham een fervent lezer die vooral beïnvloed werd door het werk van John Steinbeck, zijn studie begon Grisham een dagboek bij te houden, iets dat later hielp bij zijn creatieve activiteiten. Na het behalen van de J.D. titel aan de juridische faculteit (School of Law) van de University of Mississippi, in 1981, werkte Grisham bijna tien jaar als jurist in Southaven. In 1984 zag Grisham in de rechtszaal van De Soto County in Hernando de emotionele verklaring van een 12-jarig slachtoffer van een verkrachting. Grisham begon in zijn vrije tijd aan een roman te werken, waarin hij beschreef wat er gebeurd zou zijn als de vader van het meisje haar aanvallers vermoord zou hebben. Hij werkte 3 jaar aan A Time to Kill en voltooide het in 1987. Direct nadat Grisham A Time to Kill voltooid heeft, begint hij aan zijn tweede roman, het verhaal van een jonge advocaat die in dienst treed bij een ogenschijnlijk perfect advocatenkantoor, dat dat niet bleek te zijn. Deze roman, The Firm, werd in 1991 een bestseller.

Uit: A Painted House

“The hill people and the Mexicans arrived on the same day. It was a Wednesday, early in September 1952. The Cardinals were five games behind the Dodgers with three weeks to go, and the season looked hopeless. The cotton, however, was waist-high to my father, over my head, and he and my grandfather could be heard before supper whispering words that were seldom heard. It could be a “good crop.”

They were farmers, hardworking men who embraced pessimism only when discussing the weather and the crops. There was too much sun, or too much rain, or the threat of floods in the lowlands, or the rising prices of seed and fertilizer, or the uncertainties of the markets. On the most perfect of days, my mother would quietly say to me, “Don’t worry. The men will find something to worry about.”

Pappy, my grandfather, was worried about the price for labor when we went searching for the hill people. They were paid for every hundred pounds of cotton they picked. The previous year, according to him, it was $1.50 per hundred. He’d already heard rumors that a farmer over in Lake City was offering $1.60.”

john-grisham

John Grisham (Jonesboro, 8 februari 1955)

 

De Franse schrijver Jules Verne werd geboren in Nantes op 8 februari 1828 als oudste van de vijf kinderen van Pierre en Sophie Verne. Hij trouwde met Honorine de Viane, een weduwe die reeds twee dochters had. In 1861 kregen ze een zoon, Michel Jules Verne. Zijn boek Cinq semaines en ballon (Vijf weken in een ballon) betekende in 1863 zijn doorbraak, en werd in verschillende talen gepubliceerd. Vanaf dat moment werden er jaarlijks twee of meer boekdelen van zijn hand gepubliceerd. Verne is vooral bekend als de schrijver die “de toekomst voorspelde”. Hij beschreef in zijn boeken veel zaken die destijds als fantasie werden beschouwd, maar later in een indrukwekkend aantal gevallen werkelijkheid werden. Verder voorzag hij de langeafstandsreizen in luchtballonnen, hij voorzag de tochten van onderzeeboten onder het poolijs, etcetera. Zijn gave om deze voorspellingen te doen berustte echter niet alleen op fantasie. Hij was zeer intelligent, was zeer goed op de hoogte van de technische ontwikkelingen van zijn tijd.

Uit: 20.000 Mijlen onder Zee

“Ik voor mij vergenoegde mij niet meer met de door Koenraad gemaakte veronderstellingen. De brave jongen zag in den gezagvoerder van den  Nautilus slechts een van die miskende geleerden, die de menschheid enkel met verachting voor haar onverschilligheid betalen. Hij beschouwde hem nog als een onbegrepen vernuft, dat het bedrog der wereld moede, naar die ontoegankelijke oorden gevlucht was, waar zijn vernuft vrije speling had. Volgens mijn meening verklaarde die veronderstelling slechts één van Nemo’s karaktertrekken.

 

Ik meende evenwel andere reden voor zijn gedrag en zijn karakter te vinden in het geheimzinnige van den laatsten nacht, toen wij in onze gevangenis door slaap overmand lagen, in zijn zoo driftig genomen voorzorg om mij den kijker voor het oog weg te rukken, omdat ik den gezichteinder wilde onderzoeken, in de doodelijke wond van dien matroos, door een onverklaarbaren schok van den Nautilus veroorzaakt. Neen, kapitein Nemo ontvluchtte niet alleen de menschen! Zijn vreeselijk vaartuig diende niet alleen om hem geheel onafhankelijk te maken, maar misschien ook om–ik weet niet welke–verschrikkelijke wraak uit te oefenen.”

 

Verne

Jules Verne (8 februari 1828 – 24 maart 1905)

 

De Amerikaanse schrijver Neal Cassady werd geboren op 8 februari 1926 in Salt Lake City. Door zijn manier van leven en vroege dood liet hij maar een heel klein – en onaf – oeuvre na. Toen hij zes jaar oud was scheidden Cassady’s ouders en werd hij verder opgevoed door zijn vader, die werkloos en alcoholist was. Cassady had een roerige jeugd en ontwikkelde zich tot expert in het stelen van auto’s. Een groot gedeelte van zijn jeugd bracht hij door in jeugdinrichtingen. In 1946 ontmoette hij Jack Kerouac en Allen Ginsberg in New York. Met de eerste maakte hij de komende jaren vele en lange autoritten door de Verenigde Staten en Mexico. Een neerslag van die reizen bevindt zich in de roman On The Road van Kerouac. Cassady figureert hier als Dean Moriarty, terwijl Kerouac zelf Sal Paradise wordt. In het begin van de jaren ’60 was Cassady onderdeel van een historische bustocht naar New York. Samen met Ken Kesey en de Merry Pranksters trok een opmerkelijke groep ‘alternatieven’ van de westkust van Amerika naar het oosten, rijdend in een fel gekleurde bus, volgestouwd met muziekapparatuur. Cassady zat achter het stuur van de oude schoolbus die symbool kwam te staan voor de nieuwe alternatieve jeugdcultuur in de Verenigde Staten.  In 1968 werd Cassady’s lichaam gevonden in Mexico. Hij was in coma en slechts gekleed in T-shirt en spijkerbroek, hoewel het weer koud en nat was. Blijkbaar had hij na een avond van drugs- en alcoholgebruik besloten naar de volgende stad te lopen. Hij overleed later die dag in San Miguel de Allende.

Uit: The First Third

“I had gone to New York in the fall of 1946, and having just arrived, I looked up Hal Chase. After supper we went to a rather vapid bar near the campus. We had just ordered our drinks when Hal recognized a voice and said “that’s Allen Ginsberg” just as a head popped up from the next booth and looked at me. He had coal-black hair which struck my eye first. It was a bit too long yet not an over-done mass of garish distaste as some more normal poet of an intellectual nature might affect. I was pleased with the manner in which the hair parted and fell into a natural forelock and the swept back sides were perfect for his face, the appearance of its perfectious grooming was belied by the realization that he gave little attention to his crowning glory. Passing from his natural attribute my eyes fastened on his nose. It was a plainly jewish nose, but, more modified than most, in fact, instead of standing out on the face, as is the usual wont of jewish noses, his seemed to blend into a simple statement — “this is a nose, with which to breathe and smell” — his lips were heavy, over-full, almost negroid. At first glance I thought them sensual, yet, looking closer, I somehow felt they lay too peacefully when in repose and disappeared too quickly in a smile to be called sensual or lustful in the accepted sense. Rather, instinctively I felt them there just as the nose was, to be used, not accentuated. If there was any part of his face he was conscious of, it was the eyes. They were large, dark, and brooding. I was not quite sure how much of the brooding was there as such; and how much he was putting there for us to read into.”

 

cassady

Neal Cassady (8 februari 1926 – 4 februari 1968)

 

De Amerikaanse schrijfster Kate Chopin (pseudoniem van Katherine O’Flaherty) werd geboren op 8 februari 1851 in St. Louis. Zij was haar tijd ver vooruit. Niet alleen in maatschappelijk opzicht, als onafhankelijke rebelse tiener en (na het overlijden van haar Louisiaanse echtgenoot) als alleenstaande moeder; maar ook als vrijgevochten schrijfster, die tussen het huishouden door 150 verhalen en twee romans schreef. Het duurde vijftig jaar (en anderhalve feministische golf) voordat haar door moraalridders gewraakte overspelroman The Awakening (1899) de lof kreeg die ze verdiende. Tegenwoordig geldt Kate Chopin als een van de groten van het Amerikaanse realisme, en als een korte-verhalenschrijfster die als geen ander een beeld heeft gegeven van het platteland van Louisiana (Bayou Folk, 1894) en van de cultuur van de Cajuns, de afstammelingen van Frans-canadese immigranten, in New Orleans (A Night in Acadie, 1897).

Uit: The Awakening

 “She had a way of turning them swiftly upon an object and holding them there as if lost in some inward maze of contemplation or thought.

Her eyebrows were a shade darker than her hair. They were thick and almost horizontal, emphasizing the depth of her eyes. She was rather handsome than beautiful. Her face was captivating by reason of a certain frankness of expression and a contradictory subtle play of features. Her manner was engaging.

Robert rolled a cigarette. He smoked cigarettes because he could not afford cigars, he said. He had a cigar in his pocket which Mr. Pontellier had presented him with, and he was saving it for his after-dinner smoke.

This seemed quite proper and natural on his part. In coloring he was not unlike his companion. A clean-shaved face made the resemblance more pronounced than it would otherwise have been. There rested no shadow of care upon his open countenance. His eyes gathered in and reflected the light and languor of the summer day.”

 

chopin

Kate Chopin (8 februari 1851 – 22 augustus 1904)

 

De Duitse schrijfster Gabriele Reuter werd geboren op 8 februari 1859 in Alexandrië. Zij werd bekend door haar realistisch-naturalistische roman Aus guter Familie (1895), die het „lijdensverhaal van een meisje“ (ondertitel) beschrijft, dat wil zeggen van een dochter van de hogere burgerij tijdens het Wilhelminische tijdperk. Tot 1931 werd het boek 28 keer herdrukt.

 

Uit Aus guter Familie

 

„Über sich hörte Agathe die sanfte, ernst-feierliche Stimme des Geistlichen die Frage an sie richten: ob sie dem Teufel, der Welt und allen ihren Lüsten entsagen, ob sie Christo angehören und ihm folgen wolle. In süßer Schwermut hauchte sie „ja”, fühlte die Berührung der segnenden Hände auf ihrem Haupte und versuchte mit gewaltsamer Anstrengung alle ihre Sinne einzutauchen in die Anbetung der ewigen Gottheit –– des Herrn, der über ihr schwebte.

 

Aber sie vernahm das Rauschen ihres eigenen seidenen Kleides, ein gerührtes Flüstern und unterdrücktes Schluchzen drang aus dem Pfarrstuhl, wo ihre Eltern saßen, zu ihren Ohren, sie hörte ein Gesangbuch irgendwo polternd zur Erde fallen und eine gemurmelte Entschuldigung –– sie lauschte auf die falschen Töne, die der Küster bei seiner leisen Orgelbegleitung griff –– sie mußte an ein Buch denken, an eine anstößige Stelle, die sie verfolgte . . Thränen quollen unter ihren gesenkten Lidern hervor, krampfhaft falteten sich ihre Hände, auf den schwarzen Handschuhen sah sie die Thränentropfen nasse Flecke bilden –– sie konnte nicht beten . . .

 

Nicht in dieser Stunde? Nicht während weniger Sekunden konnte sie Gott allein angehören? Und sie hatte geschworen, für ihr ganzes Leben dem Irdischen abzusagen! Sie hatte einen Meineid geleistet –– eine untilgbarer Sünde begangen! Mein Gott, mein Gott, welche Angst.“

 

Reuter

Gabriele Reuter (8 februari 1859 – 18 november 1941)

 

De Duitse schrijfster en dichteres Eva Strittmatter werd als Eva Braun geboren op 8 februari 1930 in Neuruppin. Zij studeerde in Berlijn germanistiek, romanistiek en pedagogie. In 1950 trouwde zij (voor de tweede keer) met Erwin Strittmatter. Sinds 1951, na haar studie voltooid te hebben, werkte zij bij de Deutsche Schriftstellerverband van de DDR als lector. Vanaf 1952 schreef zij literaire kritieken. Sinds 1954 is zij zelfstandig schrijfster van vooral gedichten. Daarnaast publiceerde zij echter ook proza voor kinderen en volwassenen. In 1994 stierven binnen slechts negen maanden haar moeder, haar man en haar zoon Matti.

 

Abkühlung

Daß ich älter werde, merk ich daran,
Nicht daran, daß ich bequemer werde,
Sondern daran: gegen jedermann
Habe ich was: Nörgelei und Beschwerde.

Philosophisch bin ich wohlwollend bewegt
Von allgemeiner Menschenliebe.
Aber praktisch hat sich mein Bedürfnis gelegt,
Mich an Menschen zu binden. Ich bliebe

Am liebsten in meinen vier Wänden.
Die Antriebe sind mir abhanden gekommen,
Mich ohne Rücksicht auf mich zu verschwenden.
Ich habe mich in mich zurückgenommen

Und sitze wie ein Buchhalter da,
Der ein Kapital, im Auftrag, für Zinsen verwaltet.
Ich weiß nicht, wann das mir und was mir geschah.
Bin ich plötzlich oder allmählich erkaltet

Und kann ich noch auftaun? Paläontologen
Haben Gesetze der Eiszeit geschrieben.
Ich habe mich nie gern selber betrogen:
Ich werd nicht mehr auftaun. Ich müßte denn –
lieben.

strittmatter

Eva Strittmatter (Neuruppin, 8 februari 1930)

 

De Amerikaanse schrijver Henry Roth werd geboren op 8 februari 1906 in Galicië in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije. Hij schreef romans en short stories. Zijn eerste roman Call It Sleep verscheen in 1934. Het boek draagt autobiografische trekken en beschrijft de jeugd van een joodse immigrant in New York. Na een writers-block va
n 60 jaar nam hij de pen weer op en schreef de romancyclus Mercy of a Rude Stream.

Uit: Call it Sleep

“He left the stoop, turned west. The Chinese laundry was near the corner of Tenth Street and Avenue C. He walked slowly, idly, aware but no longer overcome or even troubled by the movement of vehicles and people. He knew his world now. With a kind of meditative assurance, he singled out the elements of the ever-present din – the far voices, the near, the bells of a junk wagon, the sing-song cry of the I-Cash-clothes man, waving his truncheon-newspaper, the sloshing jangle of the keys on the huge ring on the back of the tinker. There was more blue in the air of afternoons now ; the air was brisker, fixing houses in a cold, sunless, brittle light. He looked up. They were both gone – the two cages on the first floor fire-escape. A parrot and a canary. Awk! awk! the first cried. Eee – tee – tee – tweet! the other. A smooth and a rusty pulley. He wondered if they understood each other. Maybe it was like Yiddish and English, or Yiddish and Polish, the way his mother and aunt sometimes spoke. Secrets. What? Was wondering. What? Too cold now. Birds go south, teacher said. But pigeons don’t. Sparrows don’t. So how? Funny, birds were. In the park on Avenue C. Eat brown. Shit green. On the benches is green. On the railings. So how? Don’t you? Apples is red and white. Chicken is white. Bread, watermelon, gum-drops, all different colours. But – Don’t say. Is bad. But everybody says. Is bad though … And he drifted on towards the corner drug-store, glanced at the red and green mysterious fluid in the glass vases and turned right.”

 

ROTH

Henry Roth (8 februari 1906 – 13 oktober 1995)

 

De Oostenrijkse schrijver Gert Jonke werd geboren op 8 februari 1946 in Klagenfurt. Daar bezocht hij het gymnasium en het conservatorium. Hij studeerde daarna aan de Hochschule für Musik und Darstellende Kunst / Abteilung Film und Fernsehen in Wenen, maar brak deze studie af, zoals ook de studies germanistiek, geschiedenis en filosofie die daarop volgden. In 1971 ging hij met een beurs naar West-Berlijn, waar hij vijf jaar bleef. Er volgde een verblijf in Londen en uitgebreide reizen naar het Midden-Oosten en Zuidamerika. Sinds 1978 woont hij weer in Wenen.

 

Uit: “Himmelstraße – Erdbrustplatz oder Das System von Wien”

 

„Wenn Sie dort über den sogenannten ALTEN PLATZ gehen, werden Sie von den goldenen Hörnern auf der Spitze der Pestsäule geblendet werden oder auch von der goldenen Gans, unter der Sie, aus dem Landhaushof herauskommend, die Hirschkäfergestalten des sogenannten zwielichtigen Gesindels sich im Schatten des Landhauscafés verstecken sehen. Sie streifen weiter entlang der kunstvoll glänzenden Tänze der Beißzangen in der Auslage des Eisengeschäftes Zwick, schwimmen durchs Blitzschlaggelächter der Elektriker des Meisters Senekowitsch, wobei Ihnen die hilfreich entgegengespannten Zwirne und Wollfäden des Kurzwarenhändlers Dörfler sehr hilfreich sein werden, der in seinen Regalen aufgeregt herumhüpft und eine Revolte der Knöpfe, die aus den Schachteln herausspringen, niederschlägt, durchs Spektralspiegelfarbenkabinett des Farbenhübners über die aus den Fenstern rauschend Ihnen entgegen hervorquellenden, zu kunstvoll gemusterten Bewölkungen gebauschten Tuchballen des Stoffhändlers Stuller gelangen Sie zu den gut riechenden, regelmäßig aus den Mauern der Drogerie Leist herausschäumenden Seifenblasen, die manchmal eine Dimension erreichen, die es ohne weiteres möglich macht, daß Sie von einer solchen umhüllt sich vorfinden und in ihr gefangen ein paar Meter weiterschweben, bis Ihnen das alles zu viel wird, bis zum Hals steht und Sie den Alten Platz hinter sich einfach in braunes Packpapier sorgfältig einwickeln und das so entstandene etwas länglich geratene Platzpaket auch noch ordentlich zuschnüren.“

 

Werk o.a.: insektarium (2001), redner rund um die uhr. eine sprechsonate. (2003),
chorphantasie – konzert für dirigent auf der suche nach dem orchester
(2003), geometrischer heimatroman (1969 – heruitgave 2004)

 

Jonke

Gert Jonke (Klagenfurt, 8 februari 1946)

 

De Nederlandse dichter Robin Block werd geboren op 8 februari 1980 in Heemskerk. Hij was de winnaar van Poëzieslag 2004. Sindsdien heeft hij op diverse podia in het land voorgedragen, vaak ondersteund door muzikanten. Zo mocht hij een gastoptreden verzorgen tijdens het Poetry International Festival in Rotterdam. In datzelfde Rotterdam won hij de Poetry Slam 2004. Ook droeg hij voor op festivals als Wintertuin en Onbederf’lijk Vers. Zijn gedichten verschenen in ‘Krakatau’ en ‘Mens en Gevoelens’. In september 2005 verscheen zijn debuutbundel Bestialen in de Windroosreeks van uitgeverij Holland. Zie ook mijn blog van 30 maart 2006.

THE SCIENTIST

Het had je credo kunnen zijn
zoiets als

een ieder is zo groot als zijn kooi
of je hart geen voederbak voor varkenssnuiten

er moest een variabele zijn
er dienden vragen als

vond je parels in het modderrotte tandvlees
proefde je de smaak nog aan je gretige lippen

hoe strijkt men de haartjes van die zachtroze huid
hoe negeert men het gekrijs in het slachthuis

robin_block5gitaar

Robin Block (Heemskerk, 8 februari 1980)

Charles Dickens, Harry Sinclair Lewis, Peter Carey, Alban Nikolai Herbst, Paul Nizan, A. den Doolaard, Rhijnvis Feith

Charles Dickens werd geboren op 7 februari 1812 in Landport als zoon van John Dickens en Elizabeth Barrow. Toen hij tien was, verhuisde de familie naar Londen. Door financiële moeilijkheden van zijn vader (hij werd wegens schulden in de gevangenis gezet) moest de jonge Charles enkele malen zijn school verlaten om te gaan werken. Zo belandde hij op twaalfjarige leeftijd in een schoensmeerfabriek waar hij 10 uur per dag moest werken. De omstandigheden waaronder arbeiders moesten leven werden een belangrijk onderwerp in zijn latere werk. Veel van zijn werken verschenen in eerste instantie in de vorm van feuilletons in diverse bladen en werden pas later als boek uitgegeven. Grote bekendheid verwierf hij met The Pickwick Papers (The posthumous papers of the Pickwick Club), dat vanaf 1836 in maandelijkse afleveringen verscheen. Na het succes hiervan verschenen snel achtereen Oliver Twist (1837-1838), Nicholas Nickleby (1838-1839), The Old Curiosity Shop (1841) en Barnaby Rudge (1841).

Uit: Great Expectations

“My father’s family name being Pirrip, and my Christian name Philip, my infant tongue could make of both names nothing longer or more explicit than Pip. So, I called myself Pip, and came to be called Pip.

I give Pirrip as my father’s family name, on the authority of his tombstone and my sister – Mrs. Joe Gargery, who married the blacksmith. As I never saw my father or my mother, and never saw any likeness of either of them (for their days were long before the days of photographs), my first fancies regarding what they were like, were unreasonably derived from their tombstones. The shape of the letters on my father’s, gave me an odd idea that he was a square, stout, dark man, with curly black hair. From the character and turn of the inscription, “Also Georgiana Wife of the Above,” I drew a childish conclusion that my mother was freckled and sickly. To five little stone lozenges, each about a foot and a half long, which were arranged in a neat row beside their grave, and were sacred to the memory of five little brothers of mine – who gave up trying to get a living, exceedingly early in that universal struggle – I am indebted for a belief I religiously entertained that they had all been born on their backs with their hands in their trousers-pockets, and had never taken them out in this state of existence.

Ours was the marsh country, down by the river, within, as the river wound, twenty miles of the sea. My first most vivid and broad impression of the identity of things, seems to me to have been gained on a memorable raw afternoon towards evening. At such a time I found out for certain, that this bleak place overgrown with nettles was the churchyard; and that Philip Pirrip, late of this parish, and also Georgiana wife of the above, were dead and buried; and that Alexander, Bartholomew, Abraham, Tobias, and Roger, infant children of the aforesaid, were also dead and buried; and that the dark flat wilderness beyond the churchyard, intersected with dykes and mounds and gates, with scattered cattle feeding on it, was the marshes; and that the low leaden line beyond, was the river; and that the distant savage lair from which the wind was rushing, was the sea; and that the small bundle of shivers growing afraid of it all and beginning to cry, was Pip.”

dickens

Charles Dickens (7 februari 1812 – 9 juni 1870)

 

De Amerikaanse schrijver Harry Sinclair Lewis werd geboren in Sauk Centre op 7 februari 1885. Op jonge leeftijd leerde hij lezen en hield hij een dagboek bij. Op 13-jarige leeftijd probeerde hij zonder succes van huis weg te lopen om mee te vechten in de Spaans-Amerikaanse Oorlog. In 1908 studeerde hij af aan Yale University. Lewis begon zijn schrijverscarrière met romantische gedichten en verhalen. In 1912 publiceerde hij zijn eerste boek, Hike and the Aeroplane onder het pseudoniem Tom Graham. In 1926 won hij de Pulitzerprijs, die hij weigerde, voor Arrowsmith. Elmer Gantry, een boek over een opportunistische priester, werd verboden in Boston en andere Amerikaanse steden, wat ook al eens het geval was geweest bij eerdere boeken en wat later ook nog zou gebeuren. Bij zijn ontvangsttoespraak na het verkrijgen van de Nobelprijs klaagde hij dat veel Amerikanen nog steeds bang waren voor literatuur waarin niet slechts alles wat Amerikaans is verheerlijkt wordt. Zijn laatste grote werk was It Can’t Happen Here waarin de Verenigde Staten na de verkiezingsoverwinning van Berzelius “Buzz” Windrip omgevormd worden tot een fascistische dictatuur. Een poging dit boek te verfilmen werd tegengehouden. Alcohol speelde een belangrijke rol in zijn leven. Hij overleed in 1951 in Rome aan een hartkwaal die was ontstaan door zijn alcoholisme.In 1930 was hij de eerste Amerikaan die de Nobelprijs voor de Literatuur won.

Uit: Arrowsmith

“She had called Martin a ‘lie-hunter,’ a ’truth-seeker.’ They decided now that most people who call themselves ’truth-seekers’ — persons who scurry about chattering of Truth as though it were a tangible separable thing, like houses or salt or bread — did not so much desire to find Truth as to cure their mental itch. In novels, these truth-seekers quested the ‘secret of life’ in laboratories which did not seem to be provided with Bunsen flames or reagents; or they went, at great expense and much discomfort from hot trains and undesirable snakes, to Himalayan monasteries, to learn from unaseptic sages that the Mind can do all sort of edifying things if one will but spend thirty or forty years in eating rice and gazing on one’s navel. To these high matters Martin responded, ‘Rot!’ He insisted that there is no Truth but only many truths; that Truth is not a colored bird to be chased among the rocks and captured by its tail, but a skeptical attitude to
ward life. He insisted that no one could expect more than, by stubbornness or luck, to have the kind of work he enjoyed and an ability to become better acquainted with the facts of that work than the average job-holder.”

 

lewiss

Harry Sinclair Lewis (7 februari 1885 – 10 januari 1951)

 

De Australische schrijver Peter Carey werd geboren op 7 februari 1943 in Bacchus Marsh (Victoria). Hij woonde in Melbourne, Londen en Sydney, maar woont en werkt nu in New York waar hij verbonden is aan Hunter College, een onderdeel van de City University of New York. Aan het begin van zijn literaire carrière schreef hij copy voor reclamebureaus. Zijn boeken zijn vele malen bekroond, onder meer met de Booker Prize. Carey heeft ook meegewerkt aan de screenplay voor de film Until the end of the world van Wim Wenders.

Uit: Theft. A love story (2006)

“I don’t know if my story is grand enough to be a tragedy, although a lot of shitty stuff did happen. It is certainly a love story but that did not begin until midway through the shitty stuff, by which time I had not only lost my eight-year-old son, but also my house and studio in Sydney where I had once been about as famous as a painter could expect in his own backyard. It was the year I should have got the Order of Australia–why not!–look at who they give them to. Instead my child was stolen from me and I was eviscerated by divorce lawyers and gaoled for attempting to retrieve my own best work which had been declared Marital Assets.

Emerging from Long Bay Prison in the bleak spring of 1980, I learned I was to be rushed immediately to northern New South Wales where, although I would have almost no money to spend on myself, it was thought that I might, if I could only cut down on my drinking, afford to paint small works and care for Hugh, my damaged two-hundred-and-twenty-pound brother.”

Carey

Peter Carey (Bacchus Marsh, 7 februari 1943)

 

De Duitse schrijver Alban Nikolai Herbst (pseudoniem van Alexander Michael v. Ribbentrop) werd geboren op 7 februari 1955 in Refrath. Hij studeerde filosofie en werkte ook als effectenmakelaar. In 1981 debuteerde hij met een verzameling prozateksten onder de titel Marlboro. Daarvoor kreeg hij het Niedersächsiche Nachwuchsstipendium für Literatur. Naast zijn talrijke romans en verhalenbundels publiceerde hij ook toneelstukken, hoorspelen en libretti. Van 1986 tot 1991 was hij uitgever van “Dschungelblätter – Zeitschrift für die deutschsprachige Kulturintelligenz. Tot zijn bekendste werken behoren Thetis. Anderswelt en Wolpertinger oder Das Blau, waarvoor hij de gerenommeerde Grimmelshausen-Preis ontving. Publicatie van zijn roman Meere werd in 2003 verboden, omdat er een sleutelroman in werd gezien. Bestaande personen voert hij vaker in zijn werk op. Zo bijvoorbeeld Hanna Schygulla en Klaus Kinski in “Wolpertinger oder Das Blau”. Sinds midden 2004 publiceert Herbst ook een weblog, waarop hij zijn actuele werk documenteert en experimenteert met theoretische fragnenten en het praktische schrijfproces van alledag.

 

Uit: Wolpertinger oder Das Blau

 

“…Muß seichen, der Lauscher: Er erhob sich, schlenderte an der jungen Frau vorbei, deren Kostüm er flüchtig strich. Sie nahm das nicht wahr oder verstellte sich. Er schob die Tür das Waggons auf, trat auf die rappelnde Metallplatte, in den Lamellenschlauch. Durch die schweren Gummifalten zog es. Deters bog nach links um die Ecke, stand vor der Toilettentür. BESETZT. Vielleicht, dachte er, brauche er nur ein paar Minuten zu warten, dann trete eine Frau heraus, die nichts anderes als einen Leopardenmantel trage. Die Sekunden vertickten. Deters wandte sich vom Bestarren der Abortstür fort, dem kleinen Fenster zu, das er hinabziehen wollte. Die Mechanik sperrte sich. Man mußte schon heftig daran rütteln, um den Glasrahmen wenigstens ein Stückchen herunterzubekommen. Ne se pencher pas au dehors, da kriegt sowieso keiner den Kopf durch. It’s not twenty-eight. Die Spülung gurgelt. Aber wenn nun doch… Guillotine: Kopf raus – Pfahl – Kopf ab…”

 

Herbst

Alban Nikolai Herbst (Refrath, 7 februari 1955)

 

De Franse filosoof en schrijver Paul Nizan werd geboren op 7 februari 1905 in Tours. Hij studeerde in Parijs waar hij bevriend raakte met J.P. Sartre op het Lycée Henri IV. Hij werd lid van de Franse communistische partij en veel van zijn werk weerspiegelt zijn politieke opvattingen, hoewel hij uit de partij trad toen hij hoorde van het Molotov-Ribbentrop Pact in 1939. Hij sneuvelde in de slag om Duinkerken. Zijn werk bestaat o.a. uit de romans Antoine Bloye (1933), Le Cheval de Troie en La Conspiration (1938) en de essays “Les Chiens de garde” (1932) and “Aden, Arabie” (1931), die in 1960 met een voorwoord van Sarte opnieuw gepubliceerd werden en hem bij een nieuw puliek introduceerden.

Uit: Les Chiens de garde

« Que font les penseurs de métier au milieu de ces ébranlements ? Ils gardent encore leur silence. Ils n’avertissent pas. Ils ne dénoncent pas. Ils ne sont pas transformés. Ils ne sont pas retournés. L’écart entre leur pensée et l’univers en proie aux catastrophes grandit chaque semaine, chaque jour, et ils ne sont pas alertés. Et ils n’alertent pas. L’écart entre leurs promesses et la situation des hommes est plus scandaleux qu’il ne fut jamais. Et ils ne bougent point. Ils restent du même côté de la barricade. Ils tiennent les mêmes assemblées, publient les mêmes livres. Tous ceux qui avaient la simplicité d’attendre leurs paroles commencent à se révolter, ou à rire. »

 

nizan

Paul Nizan (7 februari 1905 – 23 mei 1940)

 

De Nederlandse schrijver A. den Doolaard (pseudoniem van Cornelis Johannes George (Bob) Spoelstra jr.) werd geboren op 7 febrauri 1901 in Hoenderloo. Zijn vader was Nederlands-hervormd predikant. Op zijn zeventiende brak Cornelis met de kerk. Hij ging naar de HBS in Den Haag en na het overlijden van zijn vader werd hij boekhouder bij de Bataafse Petroleum Maatschappij (van 1920 tot 1928). In 1926 debuteerde hij met ‘de verliefde betonwerker’, een bundel vitalistische gedichten. In 1928 zegde hij zijn baan op en begon hij met een aantal zwerftochten door de Balkan en Frankrijk, waar hij diverse baantjes had zoals steenhouwer, druivenplukker, landarbeider en dokwerker. De ervaringen die hij tijdens deze zwerftochten opdeed, verwerkte hij in romans en krantenartikelen. Al vroeg waarschuwde Den Doolaard tegen het opkomende fascisme. Zijn onverbloemde artikelen leverden hem een uitwijzing op uit Oostenrijk, terwijl ook de toegang tot Duitsland en Italië hem ontzegd werd.

Uit: De herberg met het hoefijzer

“Vaarwel Piccadilly! Na een werkzaamheid van zes maanden op het Londensche hoofdkantoor van de Trepca Mining Company moest Erwin Raine, geoloog en explorateur, plotseling zijn paspoort inleveren, en toen hij twee dagen later bij de Directie geroepen werd wist hij reeds wat hem te wachten stond. ‘U kent wat Italiaansch, nietwaar? En Duitsch, van moederswege? U werkte ook drie jaar in de kopermijnen van Bor, en u spreekt dus goed Servisch? Uitstekend. Ziehier uw opdracht. In de Noordalbaneesche Alpen, het gebied tegen de Yougoslavische grens, moeten loonende koperlagen aanwezig zijn. U gaat er heen en zoekt de zaak uit. Hier zijn uw aanbevelingen: voor de regeering in Rome, want u weet waarschijnlijk dat Albanië een Italiaansch protectoraat is; voor het Albaneesche gouvernement, en voor de Yougoslavische autoriteiten, voor geval u over de grens mocht geraken. Het gebied heeft de roep niet geheel veilig te zijn, en u krijgt vanuit Scutari een gendarmerie-escorte; wapen u niettemin. Over drie weken uiterlijk verwacht ik uw berichten. Indien de exploratie gunstig uitvalt, komen Uw vier assistenten na. Dit is slechts een verkenningsreis. Telegrafeer “ill” of “good health” al naar de uitslag is, en neem met het oog op de concurrenten zwijgzaamheid in acht. Hier is de tegenwaarde van 500 pond, in lires en dollarbiljetten. Ik wensch u goede reis.’  Tegen alle verwachtingen in had Raine geen enkele bedenking laten hooren. Hij had goedmoedig geglimlacht, zooals gewoonlijk, en den directeur zelfs warm de hand gedrukt, alsof hij hem bedankte voor deze verbanning naar de wildernis. Toen hij weg was mompelde de directeur: ‘Een opofferende ziel, en een arbeidsezel…’ Hij wist niet dat Raine drie dagen geleden zijn verloving verbroken had.”

DENDOOLAARD

A. den Doolaard (7 februari 1901 –  26 juni 1994)

 

De Nederlandse schrijver Rhijnvis Feith werd geboren in Zwolle  en daar op 7 februari 1753 gedoopt. Rhijnvis Feith behoorde tot de literaire stroming het sentimentalisme en stond onder anderen onder invloed van Edward Young, Friedrich Gottlieb Klopstock en Baculard d’Arnaud.  Hij studeerde rechten in Leiden (1769-1770) en promoveerde hierop na één jaar. Zo rond 1780 sloot Feith zich aan bij de patriotten. Waarschijnlijk werd hij beïnvloed door Joan Derk van der Capellen tot den Pol t. Hierdoor werd hij in 1787, na een patriotse revolutie in Zwolle, tot magistraat gekozen. Deze functie bekleedde hij zeven maanden: toen vond er een tegenrevolutie plaats die het gezag van Willem V van Oranje-Nassau herstelde. Feith was van 1780 tot 1814 ontvanger van de belastingen op het belastingkantoor van zijn vader.

Uit: Raad aan eenen jongen dichter (Brieven)

“Van hier ook dat het eerste vernuft in Nederland – zo hij niets bezat dan zijne gaven – met alle die gaven gevaar lopen zou om van gebrek te stevren, en ’t ware onmogelijk, dat een Voltaire hier ooit met zijn vernuft schatten kon overgewonnen, of een Newton drie en een halve tonne gouds aan zijne erfgenaamen nagelaten hebben.

Maar mooglijk zult gij denken dat de Dichters zeer gemaklijk het goud voor de eer vergeten kunnen. De ondervinding van alle tijden strijkt het zegel aan uwe gedachten. Vergeet ondertusschen niet, dat het lot der Nederlandsche Dichters tot hier toe geweest is, en waarschijnlijk altijd zijn moet, om slechts door Nederlanders gelezen te worden. – Welk een doodsteek voor de Eerzucht! Doe wat gij wilt, uw roem blijft binnen den kleenen omtrek van ons Gemeenebest gekluisterd – niet om dat wij altijd in alles minder voortreffelijk geweest zijn – dan hadden Hoofd en Vondel zeker in Duitsland gelezen moeten worden, eer Gellert den smaak zijner Landgenooten verbeterd had. Neen! wat men ook praten moge, men leert geen taal (over ’t algemeen, en daar komt het hier op aan) enkel om werken van vernuft te kunnen lezen, maar uit noodzaaklijkheid.“

FEITH

Rhijnvis Feith (7 februari 1753 – 8 februari 1824)

Pramoedya Ananta Toer, Heinz Kahlau, John Henry Mackay, Ernst Wilhelm Lotz, Irmgard Keun, Christopher Marlowe, Ugo Foscolo

De Indonesische schrijver Pramoedya Ananta Toer werd geboren in Blora op  Midden-Java op 6 februari 1925  Pramoedya had veel kritiek op president Soeharto en ijverde voor democratie in Indonesië. Door deze houding moest hij veertien jaar in de gevangenis verblijven o.a. op het eiland Buru (van oktober 1965 tot december 1979). Tijdens zijn detentieperiode schreef hij zijn veelgeprezen en meest bekende Buru-tetralogie (Bumi Manusia, in het Nederlands Aarde der mensen), waarvan hij het manuscript op losse blaadjes de gevangenis liet uitsmokkelen. De vier delen van De Buru-tetralogie vormen een van de eerste historische romans van Indonesië, en spelen in de koloniale tijd, van het begin van de twintigste eeuw tot aan de bloei van de onafhankelijkheidsbeweging.

Uit: The Girl from the Coast

“She had left the nineteenth century behind and entered the twentieth. She was leaving childhood behind. Even so, the coastal wind that whistled through the tops of the casuarinas trees that fronted the shoreline did little to hasten her growth; and despite the passing of days, she remained a person of slight stature, the wisp of a thing she had always been, the girl with the bright and gleaming eyes. But unaware to her — enveloped as she was by the unceasing sound of the waves, the whistling of the wind, and the coming and going of fishing boats — there was a man who had taken note of her and informed his employer in the city of this village girl’s beauty. One day, the man returned to the village and paid a visit to the home of the girl’s parents. No more than a few days later, the girl learned she had to leave her hearth and home behind. She had to say good-bye to country ways, to her hometown and its salt-sea smell. She had to put out of her mind the nets she repaired each week, the tattered sail that hung in her mother’s kitchen, and even the odors of her native home.

She was taken to the city, where her body was wrapped in lengths of batik cloth and her torso cloaked in finely embroidered kebaya she had never before dreamed of owning. A gold necklace encircled her neck, its thin strand pulled downward toward the cleft of her small breast by a golden, heart-shaped locket”

Toer

Pramoedya Ananta Toer (6 februari 1925 — 30 april 2006)

 

De Duitse dichter en schrijver Heinz Kahlau werd op 6 februari 1931 geboren in het dorpje Drewitz, dat sindsdien opgeslorpt raakte door de stad Potsdam. In 1948 trad Kahlau toe tot de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands, de eenheidspartij die ontstaan was uit het samengaan van communisten en sociaal-democraten en hij kreeg ook een functie in de Freie Deutsche Jugend. Toen probeerde hij al gedichten te schrijven. In 1949 verhuisde hij naar het nabije Berlijn. In 1950 werd hij uit de partij gezet naar aanleiding van een misverstand, een domme persoonsverwisseling. Hij stelde zich meteen kandidaat voor een nieuw lidmaatschap, maar zal meer dan twintig jaar wachten tot hij, in 1972, opnieuw mocht toetreden. De hele tijd bleef hij zich als communistische dichter definiëren. Zelfs na de val van de Berlijnse Muur stapte hij daar niet van af. Daarna werd hij actief binnen de PDS (Partei des Demokratischen Sozialismus), de partij die de oude SED zou opvolgen, maar dan binnen het West-Duitse model van een pluralistische democratie. In 1954 verscheen zijn eerste bundel, de vertelling in verzen Hoffnung lebt in den Zweigen des Caiba. Vanaf 1956 werd Kahlau snel een van de meest geliefde dichters en theaterauteurs van de DDR.

 

Verletzt

Die Wärme, die so dicht um meine Schultern lag,
hast du mit einer harten Geste weggezogen.
Jetzt ist mir kalt am heißen Sommertag.

Der allzu scheue Vogel Zärtlichkeit,
von deiner bösen Stimme ist er aufgeflogen
bis zu den Toten. Zittert dort und schreit.

Du hast ihn um sein schönes Nest betrogen,
das er sich selten aus vier Händen baut.
Du warst zu schweigsam, und du warst zu laut.

 

Radfahren

Lieben ist wie Radfahren.
Man sieht dabei gut aus,
wenn es so mühelos geht.
Viele machen den Eindruck,
als ob es ganz leicht sei.
Von einem gewissen Alter an
kann man das einfach –
sonst grinsen die andern
und spotten.

Aber die Angst,
auf die Nase zu fallen,
schlecht auszusehen und ungeschickt,
ausgelacht zu werden und abgewiesen,
sich schämen zu müssen
und traurig dazustehn.

Lieben ist viel schwerer als Radfahren.
Radfahren kann man allein,
Lieben niemals.
Da ist man immer Tandem.
Aber gelernt muß es doch werden
wie Radfahren.

Kahlau

Heinz Kahlau (Drewitz, 6 februari 1931)

 

De Duitse dichter, schrijver en anarchist John Henry Mackay werd geboren in Greenock op 6 februari 1864. Mackay groeide op in Duitsland, alhoewel hij in Schotland werd geboren (zijn vader stierf al vroeg in zijn leven). Hij was lid van de Friedrichshagener Kreis, een groep van naturalistische dichters. Later verdiepte hij zich in het werk van Max Stirner. Samen met Rudolf Steiner schreef hij in 1898 het pamflet „Sind Anarchisten Mörder?“. Mackay heeft ook veel brieven uitgewisseld met de Amerikaanse anarchist Benjamin R. Tucker. De homosexuele Mackay schreef ook over pederastie, onder meer in zijn boek Der Puppenjunge (De Schandknaap).

Uit: Der Schwimmer

„In einigen lebe noch die Sehnsucht nach dir fort, wie das Verlangen nach der Reinheit aus dem Schmutze, und wenn sie zu dir kommen, so nimmst du sie in die Arme, wiegst sie, küssest sie und vergiltst tausendfach jede ihrer noch so ungeschickten Liebkosungen. Und wer sich dir einmal so zu eigen gab, der begehrt den Himmel nicht mehr und kehrt nur auf die Erde zurück, weil ihr Staub ihn gebar und ihn nährt, der kehrt zu dir zurück, wann immer er kann, der ist dein eigen geworden für Lebenszeit…

Einer von diesen wenigen war Franz Felder. Als sich kaum die kleinen, dicken Kinderfäuste von der Mutterbrustgelöst, hatte ihn das erste, selbständige Lebensverlangen nicht auf das weite Feld der Erde, sondern in die stummen Tiefen des Wassers gezogen. Und das Wasser hatte ihn empfangen wie sein eigenstes Kind, hatte ihn unterwiesen in der Kunst des Lebens, ihn verhätschelt, ihn auf alle Weise der gehaßten Erde zu entreißen versucht, die Sehnsucht nach sich auf alle Art genährt, bis er sein eigen geworden war mit Leib und Seele.

So war es sein erster Spielkamerad gewesen und sein einziger geblieben. So war es sein erster Freund geworden, und in der Stunde, als er, noch fast ein Kind, bei einem allzu hastigen Sprunge sich eine tiefe Fleischwunde an einem Nagel, den er streifte, in den Arm riß, und sein Blut sich mit dem Wasser mischte, das es trank, war zwischen ihnen die Blutsbrüderschaft entstanden, die sich erst lösen konnte mit seinem Leben. Die Wunde war geheilt, das Wasser heilte sie wie von selbst, aber die Freundschaft zwischen ihnen hatte gewissermaßen ihre Weihe erhalten, und alle seine kleinen Schmerzen und Wunden trug Franz fortab zu seinem Freunde und ließ sie von ihm heilen, die offenen und die verschwiegenen.

Nun war das Wasser sein Gegner geworden.“

MACKAY

John Henry Mackay (6 februari 1864 – 16 mei 1933)

 

De Duitse dichter Ernst Wilhelm Lotz werd geboren op 6 februari 1890 in Culm. Hij was een vertgenwoordiger van het expressionisme. Aanvankelijk koos hij voor een militaire loopbaan. Na anderhalf jaar dienst echter gaf hij in 1911 het soldatenberoep op en werkte hij als eerst als koopman en vervolgens als zelfstandig schrijver. Hij vertaalde gedichten van Rimbaud en Verlaine. In augustus 1914 meldde hij zich vrijwillig weer bij het leger, werd gelegerd in Straatsburg en vandaar naar het westelijk front gestuurd. Op 26 september 1914 sneuvelde hij in een schuttersputje bij de plaats Bouconville.

 

DER TÄNZER

Ich weiß, daß ich in lichtem Traume bin,
Der mich bewege und mich himmlich quäle:
Ich tanze über blanke Treppen hin,
Die auf und nieder gehn durch weite Säle.

Ich gleite ungehüllt auf nackten Füßen,
Viel Lichter breiten mir den Schaukelgang,
Mein Körper biegt sich spielend in dem süßen
Gefühl der Wellen und der Glieder Drang.

Und meine Augen langen in die Runde,
Wo drunten viele Hundert Männer stehn,
Die aufwärts starren mit beschämtem Munde
Und lüstern meine rühren Reize sehn.

Vorüber tanze ich den langen Blicken,
Durchpulst von einem eigen, sichern Schwung:
Ich weiß, ich banne hundert von Geschicken
In meines Leibes weißen Wellensprung.

Die Wände dehnen sich. Die Sterne scheinen
Vereist herein. Getilgt sind Raum und Zeit.
Und aller Erde Mannheit, sich um mich zu einen,
Umwogt die runde Fahne meiner Mannbarkeit.

 

Lotz3

Ernst Wilhelm Lotz (6 februari 1890 – 26 september 1914)

 

Irmgard Keun werd geboren op 6 februari 1905 en ze had twee boeken op haar naam toen in Berlijn Hitler aan de macht kwam: “Gilgi, eine von uns’ en ‘Das kunstseidene Mädchen’. Beide waren bestsellers en maakten van Keun een literaire sensatie, begin jaren dertig. ‘Hier is een talent,’ schreef het toenmalige zwaargewicht Kurt Tucholsky, ‘uit deze vrouw kan wat worden.’ Een vrouw met humor, zei hij erbij, kom je niet alle dagen tegen. Een paar jaar later waren beide boeken van Keun in beslag genomen en pleegde de jood Tucholsky zelfmoord in Exil. Irmgard Keun zelf vluchtte naar Oostende, waar ze een relatie begon met schrijver Joseph Roth, maar na een korte Amerikaanse episode bracht ze de oorlogsjaren illegaal in Duitsland door. Na de oorlog kreeg ze haar carrière niet meer vlot getrokken. Haar laatste roman verscheen in 1950. Ze dronk, en zonk weg in een instellingenbestaan. Pas eind jaren zeventig was haar een revival gegund toen de Duitse feministen haar ontdekten. Zelf was ze niet zo wild van feministen, liet ze nog weten voor haar dood in 1982, omdat ze wild was van mannen. Keun was geen joodse, maar de nazi-censoren vergisten zich niet toen ze haar boeken als ‘asfaltliteratuur met een anti-Duitse tendens’ veroordeelden en er ‘hatelijke aanvallen tegen de burgerlijke moraal en het Deutschtum’ in ontwaarden. Irmgard Keun was in die jaren precies een fenomeen omdat ze de nieuwe vrouw die ze zelf was, neerzette in de Duitse letteren: een zoekende vrouw die een zelfbewustzijn bijeenscharrelt in een nerveuzere wereld en zich eigen opvattingen over seksuele moraal en mannen permitteert

Uit: Das kunstseidene Mädchen

„Jetzt sitze ich hier in einem Lokal und habe furchtbar viel Leberwurst gegessen, trotzdem jeder Bissen mir im Hals würgte, aber ist dann doch runtergegangen, und hoffentlich schadet es mir nicht auf die entsetzliche Aufregung. Denn ich bin aus meiner Stellung entlassen und zittre in den Gliedern. Und nach Hause gehen habe ich geradezu Angst, ich kenne meinen Vater als ausgesprochen unangenehmen Mensch ohne Humor, wenn er zu Hause ist. Man kennt das – daß Männer, die am Stammtisch und in der Wirtschaft italienische Sonne markieren und immer die Schnauze vorneweg und alles unterhalten – daß die zu Haus in der Familie so sauer sind, daß man sie am Morgen nach einer versoffenen Nacht nur ansehen braucht und spart einen Rollmops.

Und alles kam so: ich hatte zu wenig Briefe geschrieben wegen an Hubert denken und mußte auf einmal mit Dampf loslegen, um noch was fertig zu kriegen – natürlich weit und breit keine Komma in den Briefen, was aber ein System von mir ist: denn lieber gar keine Kommas als falsche, weil welche reinstricheln unauffälliger geht als falsche fortmachen. Und hatte auch sonst Fehler in den Briefen und dunkle Ahnungen daraufhin. Und guck schon gleich beim Reinbringen wie Marlene Dietrich so mit Klappaugen- Marke: husch ins Bett“.

 

keun1

Irmgard Keun (6 februari 1905 – 5 mei 1982)

 

Christopher Marlowe werd geboren op 6 februari 1564 in Canterbury als de zoon van een schoenmaker. Hij studeerde met een beurs in Cambridge en woonde vanaf ongeveer 1586 in Londen. Over zijn leven zijn niet veel details bekend. Hij werd wel beschuldigd van atheïsme, maar mogelijk was hij alleen maar antiklerikaal. Hij werd gedood bij een vechtpartij, maar de omstandigheden waaronder dat gebeurde zijn niet duidelijk. Er bestaan verschillende versies van de gebeurtenis. Het zou een dronkemansgevecht in een kroeg zijn geweest, of een moord uit jaloezie. Mogelijk was het ook een ongeluk. Al in zijn studententijd schreef hij ‘Tamburlaine’. Toen al viel zijn stijl van schrijven in blanke verzen op. Vele schrijvers na hem, met name Shakespeare, volgden hem hierin na. ‘The Jew of Malta’ (1588) behandelt min of meer hetzelfde thema als Shakespeares ‘Merchant of Venice’. Bekend is hij ook als schrijver van het eerste historische stuk in de Engelse literatuur: ‘Edward II’ (1593). ‘The tragical history of dr. Faustus’ was de eerste toneelversie van het Faust-verhaal.

Uit: The Tragicall History of D. Faustus

Enter Faustus in his Study.
Faustus
Settle thy studies, Faustus, and begin
To sound the depth of that thou wilt profess;
Having commenced, be a divine in show,
Yet level at the end of every art,
And live and die in Aristotle’s works.
Sweet Analytics ’tis thou has ravished me:
Bene disserere est finis logicis.
Is, to dispute well, Logic’s chiefest end?
Affords this Art no greater miracle?
Then read no more, thou has attained the end;
A greater subject fitteth Faustus’ wit.
Bid Oncaymaeon farewell; Galen come:
Seeing, Ubi desinit philosophus, ibi incipit medicus,
Be a physician Faustus, heap up gold,
And be eternis’d for some wondrous cure.
Summum bonum medicinae sanitas:
The end of physic is our bodies health.
Why, Faustus, has thou not attained that end?
Is not thy common talk sound aphorisms?
Are not thy bills hung up as monuments,
Whereby whole cities have escaped the plague,
And thousand desperate maladies been eased?
Yet art thou still but Faustus, and a man.
Wouldst thou make man to live eternally?

 

marlowe

Christopher Marlowe (6 februari 1564 30 mei 1593)

 

De Italiaanse schrijver en dichter Ugo Foscolo (eig. Niccolò Foscolo) werd geboren op 6 februari 1778 in Zákynthos. Toen hij begon met schrijven in 1795 koos hij de voornaam Ugo. Twee jaar later debuteerde hij succesvol met de tragedie Tieste. Hij was politiek geengageerd en enthousiast over de Franse Revolutie. Hij nam o.a. deel aan de slag bij Marengo, maar keerde gedesillusioneerd en teleurgesteld naar Milaan terug, waar hij zich eerder had gevestigd. Daar voltooide hij de roman Ultime lettere di Jacopo Ortis die meteen na verschijnen gevierd werd als de Italiaanse Werther. In 1816 emigreerde hij naar Engeland, waar hij als beroemd schrijver met open armen ontvangen werd. Omdat Foscolo boven zijn stand leefde verarmde hij, ondanks zijn successen, steeds meer. Hij stierf ook arm, al op 49 jarige leeftijd, in Turnham Green bij Londen. In 1871 werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar Italie.

 

A  Zacinto

Nè più mai toccherò le sacre sponde

Ove il mio corpo fanciulletto giacque,

Zacinto mia, che te specchi nell’onde

Del greco mar da cui vergine nacque

 

Venere, e fea quelle isole feconde

Col suo primo sorriso, onde non tacque

Le tue limpide nubi e le tue fronde

L’inclito verso di colui che l’acque

 

Cantò fatali, ed il diverso esiglio

Per cui bello di fama e di sventura

Baciò la sua petrosa Itaca Ulisse.

 

Tu non altro che il canto avrai del figlio,

O materna mia terra; a noi prescrisse

Il fato illacrimata sepoltura.

 

Ugo Foscolo

 

 

 

A  Zacinto

Nor ever more to touch the sacred shores
Where I was cradled as a tiny boy,
Zakynthos mine, mirroring in the waves
Of the Greek sea whence Venus, virgin, rose

And with her first smile fecundated all
Those islands, so thy fronds and limpid clouds
Entered unsilenced the illustrious tale
Of him who sang the fateful waters and

The roaming exile from whose changing paths
Ulysses, splendid with ill-luck and fame,
Returned to kiss his rocky Ithaca.

Naught else thy son can give thee but his song,
O my maternal earth: for us stern fate
Prescribed an unlamented burial

 

Vertaling door Carl Selph

 

foscolo

Ugo Foscolo (6 februari 1778 – 10 september 1827)

Joris-Karl Huysmans, William S. Burroughs, Luc Indestege, Henriette Hardenberg, Honorat de Bueil, Madame de Sévigné

De Franse schrijver Charles-Marie-Georges Huysmans werd geboren op 5 februari 1848 in Parijs. Huysmans hadeen Franse moeder en een Nederlandse vader; zijn grootvader was tekenleraar aan de Militaire Academie in Breda. Om zijn Nederlandse afkomst te onderstrepen publiceerde de auteur onder de naam Joris-Karl Huysmans. Hij behoorde tot de kring van Zola en schreef aanvankelijk naar diens naturalistische stijl. In 1884 keerde hij deze de rug toe met de publicatie van zijn roman À rebours (Tegen de keer). Deze roman werd door critici en bewonderaars de bijbel van het decadentisme genoemd. Net als zijn hoofdpersonage hertog des Esseintes leed Huysmans aan zenuwziektes. In 1891 publiceerde hij de ‘satanische roman Uit de diepte rond het historische personage Gilles de Rais. Later bekeerde hij zich tot het katholicisme; ook daarin behield hij echter zijn hang naar het vreemde, afwijkende en decadente. Men kan zich dan ook afvragen of zijn bekering wel oprecht was. Zijn roman La Cathédrale vormt in elk geval een keerpunt in zijn literaire productie. Vanaf dan zouden alleen nog maar katholiek geïnspireerde werken verschijnen: in 1903 L’Oblat, gebaseerd op zijn eigen toetreding als oblaat van de Benedictijnen en later Les foules de Lourdes, over Maria en de wonderen in Lourdes, waar Huysmans indirect afrekent met Emile Zola.

Uit: À Rebours

« Chez les jésuites où Jean fut dépêché pour faire ses classes, son existence fut plus bienveillante et plus douce. Les Pères se mirent à choyer l’enfant dont l’intelligence les étonnait; cependant, en dépit de leurs efforts, ils ne purent obtenir qu’il se livrât à des études disciplinées; il mordait à certains travaux, devenait prématurément ferré sur la langue latine, mais, en revanche, il était absolument incapable d’expliquer deux mots de grec, ne témoignait d’aucune aptitude pour les langues vivantes, et il se révéla tel qu’un être parfaitement obtus, dès qu’on s’efforça de lui apprendre les premiers éléments des sciences.
Sa famille se préoccupait peu de lui; parfois son père venait le visiter au pensionnat: « Bonjour, bonsoir, sois sage et travaille bien. » Aux vacances, l’été, il partait pour le château de Lourps; sa présence ne tirait pas sa mère de ses rêveries; elle l’apercevait à peine, ou le contemplait, pendant quelques secondes, avec un sourire presque douloureux, puis elle s’absorbait de nouveau dans la nuit factice dont les épais rideaux des croisées enveloppaient la chambre.
Les domestiques étaient ennuyés et vieux. L’enfant, abandonné à lui-même, fouillait dans les livres, les jours de pluie; errait, par les après-midi de beau temps, dans la campagne. »

Huysmans

Joris-Karl Huysmans (5 februari 1848 – 12 mei 1907)

 

De Amerikaanse schrijver William S. Burroughs werd geboren in Saint Louis (Missouri) op 5 februari 1914. Hij geldt, samen met Jack Kerouac en Allen Ginsberg, als een van de bekendste voormannen van de Beat Generation. Typeringen: trekken door de Verenigde Staten, luisteren naar jazz en gebruikmaken van verschillende geestverruimende of verdovende middelen. In zijn vroege werk past hij de ‘knip- en plak techniek’ toe waarbij hij letterlijk tekst verknipt en op een andere manier weer samenvoegt. Dit blijkt een voorbeeld te zijn waarop zijn latere boeken zijn gebaseerd. Deze hebben echter wel een meer samenhangend plot.

Uit: Interzone

“The sun spotlights the inner thigh of a boy sitting in shorts on a doorstep, his legs swinging open, and you fall in spasms-sperm spurting in orgasm after orgasm, grinding against the stone street, neck and back break . . . now lying dead, eyes rolled back, showing slits of white that redden slowly, as blood tears form and run down the face-

Or the sudden clean smell of salt air, piano down a city street, a dusty poplar tree shaking in the hot afternoon wind, pictures explode in the brain like skyrockets, smells, tastes, sounds shake the body, nostalgia becomes unendurable, aching pain, the brain is an overloaded switchboard sending insane messages and countermessages to the viscera. Finally the body gives up, cowering like a neurotic cat, blood pressure drops, body fluids leak through stretched, flaccid veins, shock passes to coma and death.

Somebody rapped on the outside shutter. Lee opened the shutter and looked out. An Arab boy of fourteen or so-they always look younger than they are-was standing there, smiling in a way that could only mean one thing. He said something in Spanish that Lee did not catch. Lee shook his head and started to close the shutter. The boy, still smiling, held the shutter open. Lee gave a jerk and slammed the shutter closed. He could feel the rough wood catch and tear the boy’s hand. The boy turned without a word and walked away, his shoulders drooping, holding his hand. At the corner the small figure caught a patch of light.

I didn’t mean to hurt him, Lee thought. He wished he had given the boy some money, a smile at least. He felt crude and detestable.”

 

BURROUGHS

William S. Burroughs (5 februari 1914 – 2 augustus 1997)
(Tekening door S.C. Jones)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Luc Indestege werd geboren in Zonhoven op 5 februari 1901. Hij studeerde Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven en promoveerde in 1925 met een proefschrift over Henriette Roland Holst. Hij werd leraar aan het atheneum te Brussel en tussen 1952 en 1956 was hij lector Nederlands te Padua (Italië). Hij is voornamelijk bekend als dichter van melancholische verzen. Verder vertaalde hij ook werken van buitenlandse schrijvers en dichters en schreef hij werken over de Italiaanse letterkunde. In 1942 kreeg hij de August Beernaertprijs voor zijn dichtbundel Orpheus en Eurydice.

 

Sonnetten van Louise Labé

 

Het veertiende sonnet

Zoolang mijn oogen tranen kunnen weenen

En treuren om ’t verleên geluk met u,

En mijn stem over snik en zuchten henen

Zich nauw verneembaar spreken hoort tot u:

 

Zoolang mijn hand de snaren nog kan spannen

Der zoete luit, om ’t zingen van uw prijs:

Zoolang mijn geest, door uwen geest gebannen,

Geen andre rede erkent dan die naar uwen eisch:

 

Zoolang roep ik den dood niet naderbij.

Maar, als ‘k mijn oogen voel verdrogen bei,

Mijn stem breekt en mijn hand geen kracht meer heeft

 

En als mijn geest in sterfelijke kluister

Geen teeken meer van vroegre liefde geeft,

Vraag ik dat Dood mijn klaarsten dag verduister’.

Vertaald door Luc Indestege

 

Indestege3

(Portret van Louise Labé)

Luc Indestege (5 februari 1901 – 11 juli 1974)

(Geen foto beschikbaar)

 

De Duitse dichteres Henriette Hardenberg werd geboren op 5 februari 1894 in Berlijn als Margarete Rosenberg. Zij was een van de weinige vrouwelijke dichters van het expressionisme. Haar eerste publicaties verschenen in 1913 in het tijdschrift Die Aktion. In 1914 leerde zij de dichter Alfred Wolfenstein kennen met wie ze in 1916 trouwde. In 1918 verscheen haar enige afzonderlijke bundel Neigungen. In 1930 verbrak zij haar huwelijk, emigreerde in 1937 naar Engeland en in 1948 werd zaij Brits staatsburger. Een uitgave van haar werk (Dichtungen) verscheen in 1988 en in 1994 volgde Südliches Herz (nagelaten gedichten).

 

Deine Hände

Deine Hände sind groß, Frau.
Du legst sie in schönen Winkeln mir gegenüber,
Auswanderer von dir,
und segnest Griffe, Lehnen, mit ihrer Schwere.
Nie spürte ich von ihrem Greifen unser Sein, dein Bedenken,
Und sehen muß ich deine Hände Gegenstände lösen,
Tief durchbrechen feste Rahmen.
Dir bleibt wundersam Umgebung,
Deine Bleichheit ruhet blauen Sammet ein.
Fühlst du nicht Regung, meinen Kopf zu tragen,
Dich zu verbinden seinen ebengroßen Träumereien?
Ich bin so steif,
Du reichst die Überwege nicht,
Die unbeendet zu dir leiten müssen.
Ich liebe deine kalten Gelassenheiten
Bis in meine Trauer.
Richtest du nicht neu, mit Kraft für Leben,
Will ich gegen deine Ferne stehen.

 

HARDENENBERG

Henriette Hardenberg (5 februari 1894 – 26 oktober 1993)

 

De Franse dichter en toneelschrijver Honorat de Bueil, seigneur de Racan  werd geboren op kasteel La Roche-Racan op 5 februari 1589 en overleed op 21 januari 1670. Hij was een page aan het hof van Hendrik IV, en ging daarna in het leger. Hij erfde uiteindelijk land en een woning en kreeg hierdoor de kans om zich geheel aan de poëzie te wijden. Hij was een navolger van Malherbe, die hij kende uit zijn tijd aan het hof. Hij schreef gedichten en een toneelstuk, Bergeries. Hij was een van de eerste leden van de l’Académie française.

 

Pour un marinier

Dessus la mer de Cypre où souvent il arrive
Que les meilleurs nochers se perdent dès la rive,
J’ai navigué la nuit plus de fois que le jour.

La beauté d’Uranie est mon pôle et mon phare,
Et, dans quelque tourmente où ma barque s’égare,
Je n’invoque jamais d’autre dieu que l’Amour.

Souvent à la merci des funestes Pléiades
Ce pilote sans peur m’a conduit en des rades
Où jamais les vaisseaux ne s’étaient hasardés,
Et, sans faire le vain, ceux qui m’entendront dire
De quel art cet enfant a guidé mon navire,
Ne l’accuseront plus d’avoir les yeux bandés.

Il n’est point de brouillards que ses feux n’éclaircissent ;
Par ses enchantements les vagues s’adoucissent ;
La mer se fait d’azur et les cieux de saphirs,
Et, devant la beauté dont j’adore l’image,
En faveur du printemps, qui luit en son visage,
Les plus fiers aquilons se changent en zéphyrs.

Mais, bien que dans ses yeux l’amour prenne ses charmes,
Qu’il y mette ses feux, qu’il y forge ses armes,
Et qu’il ait établi son empire en ce lieu,
Toutefois sa grandeur leur rend obéissance ;
Sur cette âme de glace il n’a point de puissance,
Et seulement contre elle il cesse d’être dieu.

Je sais bien que ma nef y doit faire naufrage ;
Ma science m’apprend à prédire l’orage ;
Je connais le rocher qu’elle cache en son sein ;
Mais plus j’y vois de morts et moins je m’épouvante ;
Je me trahis moi-même, et l’art dont je me vante,
Pour l’honneur de périr en un si beau dessein.

Honorat

Honorat de Bueil (5 februari 1589 – 21 januari 1670)

 

Madame de Sévigné werd op 5 februari 1626 in Parijs geboren als Marie de Rabutin-Chantal, Marquise de Sévigné. Zij geldt als de Franse brievenschrijgster par excellence. Die brieven vormen opmerkelijke lectuur. Vooral omdat we maar één deelneemster van deze dialoog kennen. Door de status van Madame de Sévigné bieden zij  een schat aan wetenswaardigheden uit adellijke kringen en de hofcultuur van die dagen. Maar niet alleen uit historisch oogpunt zijn de brieven interessant. Zij vormen ook een afspiegeling van een intense persoonlijke uitwisseling die bovendien nooit bedoeld was om door derden gelezen te worden.

Uit: Madame de Sévigné, Correspondance

“Aux Rochers, ce mercredi 13e novembre 1675

Les voilà toutes deux, ma bonne ; il me paraît que je les aurais reçues comme à l’ordinaire sans le voyage qu’a fait Rippert à Versailles. Quelque amitié que vous ayez pour mes lettres, elles ne peuvent jamais vous être ce que les vôtres me sont. Et puisque Dieu veut qu’elles soient présentement ma seule consolation, je suis heureuse d’y être très sensible. Mais en vérité, ma très chère, il est douloureux d’en recevoir si longtemps, et cependant la vie se passe sans voir et sans jouir d’une présence qui m’est si chère. Je ne puis m’accoutumer à cette dureté. Toutes mes pensées et toutes mes rêveries en sont noircies ; il me faudrait un courage que je n’ai pas pour m’accoutumer à cette extraordinaire destinée. J’ai regret à tous mes jours qui s’en vont et qui m’entraînent sans que j’aie le temps d’être avec vous. Je regrette ma vie et je sens pourtant que je la quitterais avec moins de peine, puisque tout est si mal rangé pour me la rendre agréable. Dans ces pensées, ma pauvre bonne, on pleure quelquefois sans vous le dire, et je mériterai vos sermons plus souvent, malgré moi, que je ne le voudrai. Car ce n’est jamais volontairement que je me trouve dans ces tristes méditations ; elles se placent tout naturellement dans mon coeur, et je n’ai pas l’esprit de les en tirer. Je suis au désespoir, ma bonne, de n’avoir pas été aujourd’hui maîtresse d’un sentiment si vif. Je n’ai pas coutume de m’y abandonner ; parlons d’autre chose (…) »

 

sevignee

Madame de Sévigné (5 februari 1626 – 18 april 1696)

Louis Ferron, Norman Ohler, Stewart O’Nan, Robert Coover, E. J. Pratt, Alfred Andersch, Jacques Prévert, Jean Richepin, Carl Michael Bellman

De Nederlandse schrijver Louis Ferron werd op 4 februari 1942 geboren in Leiden. Tijdens zijn jeugd verhuisde Louis vele malen. Op school wilde het niet zo lukken. Hij ging in dienst bij het Vreemdelingenlegioen, maar werd na twee weken afgekeurd. Sinds 1962 woonde Ferron in het centrum van Haarlem. In “De keldergang der heren” (1981) beschreef hij zijn dualistische houding ten opzichte van zijn woonplaats: “Haarlem is een vervallen, provinciaal nest. Als ik dat zeg nemen veel Haarlemmers me dat kwalijk maar ik bedoel het als een compliment”. Louis Ferron debuteerde in 1967 met de dichtbundel “Zeg nu zelf, is dit ontroerend”. Hij schakelde daarna over op het schrijven van romans. Ferron maakte grote indruk met zijn romans “Gekkenschemer” (1974), “Het stierenoffer” (1975) en “De keisnijder van Fichtenwald of de metamorfosen van een bultenaar” (1976). Het centrale thema in deze romans is het fascisme. Ferron schreef ook een groot aantal essays. Een aantal van deze stukken werden ook in boekvorm uitgegeven, waaronder “De hemelvaart van Wammes Waggel” (1978) en “De gallische ziekte” (1978). Ferron werd in 1978 onderscheiden met de Multatuliprijs. In 2001 werd de Constantijn Huygensprijs aan Louis Ferron toegekend.

Uit: NOG ÉÉN BREEZERTJE

“Het lukt me niet meer: het communiceren met mijn naasten die me toch echt dierbaar zijn. De woordenschat blijkt niet alleen verkoeterwaalst, ook blijkt hij nog eens teruggebracht tot een monosyllabisch gemompel waar ik althans geen kanen meer van kan braden.
Als mijn naasten het al laten afweten, hoe erg moet het dan met de versten zijn, de broedsels vanaf de jaren zeventig die wildplassend en Breezerzuipend door de nachten gaan en het jegens hen verlangde respect afdwingen met een enkele oerkreet, dan wel een schokschouderend gebaar dat, in het treurigste geval, in een niet eens goedgemikte vuistslag overgaat? Een panische rochel, een spookachtig nagalmende boer zijn nog de vriendelijkste reacties die je verwachten kunt.
Dat hebben we er dus van: nog geen generatie nadat de arbeidende klasse zich de burgerlijke beschaving had eigen gemaakt en zich met gepaste trots massaal `doctorandus’ mocht noemen, heeft de Hydra, de monsterachtige slang van de sociale emancipatie zichzelf in de staart gebeten en staan we, oerklanken uitstotend als troglodieten tegenover elkaar. Mens en medemens, teruggebracht tot rat onder de ratten.
Dat is, op zijn zachtst gezegd, jammer. Een `Sonate in Urlauten’ is maar eventjes leuk en dan nog alleen omdat de dadaïst Kurt Schwitters die deze aanval op de zijns inziens verouderde poëzie ooit schreef, verdomd goed wist welk kind hij met het badwater weggooide. Voor de huidige generatie taalgebruikers lijkt me zelfs Schwitters protest nog te intelligent geformuleerd.
Een en ander is een ramp voor de poëzie in het bijzonder en de literatuur in het algemeen. Maar wie maalt daar nog om? Poëzie en literatuur? Een meerkeuzetoets weet er geen raad mee en geld valt er niet mee te verdienen. Onzin dus!”

Ferron

Louis Ferron (4 februari 1942 – 26 augustus 2005)

 

De Duitse schrijver en journalist Norman Ohler werd geboren op 4 februari 1970 in Zweibrücken. In 1988 haalde hij het U.S. High School Diploma aan de Powers Catholic High School in Flint (Michigan), in 1990 deed hij eindexamen gymnasium in Zweibrücken. Hij bezocht de Hamburgse journalistenschool en werkte voor Stern, Spiegel en Geo. In de herfst van 2004 was Ohler stadsschrijver in Rahmallah. Toen had hij als een van de laatste Europese journalisten de gelegenheid voor een interview met Yasser Arafat, vlak voor zijn dood. Later in dat jaar werd hij stadsschrijver van Jeruzalem Zijn belevenissen werden gepubliceerd in Die Zeit en zijn op zijn weblog na te lezen. In 1995 publiceerde hij de geschiedenis van de stomme detective Maxx Rutenberg op het internet. Deze „eerste internetroman“ werd later door Hoffmann und Campe onder de titel Die Quotenmaschine in een papieren versie uitgegeven. Ohlers tweede roman Mitte verscheen op 11 september 2001 bij Rowohlt in Berlijn. Het laatste deel van de zogeheten Metropolen-Trilogie is Stadt des Goldes uit 2002.

 

Uit: Die Quotenmaschine (1996)

 

“Buchstaben rasten von rechts nach links, von unten nach oben, verschwanden, tauchten aus dem nichts auf, verdoppelten, veränderten ihre Groesse, Farben explodierten, wuschen ueber den Schrim, seltsam zerhackte Grafikreste zuckten wie angeschossenen Tiere: Paul katapultierte eine weitere Ladung von Giftsequenzen in seine digitale Umgebung: baute darauf, einen genuegend hohen Anteil von LEBENSNETZ-Strukturen verletzt, somit das System paralysiert zu haben … hatte ein ersetzbares Subsystem zerstoert, einen einzelonen Moment  gefrohrener Interkation … alles ist Bewegung: Hilflos fixiert er den losgelassenen Punkt, der durch Gespraeche anderer hindurchbricht, durch Transaktionen von Grafiken, Texten, Programmen: Alles wird zerstoert: Alles geht so schnell: Pauls Finger haemmern auf die Tastatur, folgend dem Punkt, von dem er nichts mehr weiss …der er selbst geworden ist: ein Virus …, der nicht stirbt, der uns nicht befaellt, der wir: ist”.

 

Ohler

Norman Ohler (Zweibrücken, 4 februari 1970)
(Her met Yasser Arafat, 2004)

 

De Amerikaanse schrijver Stewart O’Nan werd geboren op 4 februari 1961 in Pittsburgh, Pennsylvania. Hij groeide op in Boston, werkte eerst als vliegtuigingenieur en studeerde daarna in Cornell literatuurwetenschap. Voor zijn eerste roman, Snow Angels, kreeg hij in 1993 de William Faulkner Prijs.

 

Werk o.a.: The Names of the Dead (1996), A World Away (1998), Everyday People (2001), Wish You Were Here (2002), The Good Wife (2005)

 

Uit: The speed queen (1997)

 

“The first time I had sex I threw up.

This was at the Sky-Vue Drive-In, in the bed of Monty Hunt’s Ford Ranger. We were watching Halloween and drinking pink Champale. We’d been going out all summer, and I was going to be a junior, so I thought it was time. We’d been close before. I’d made him beg me.

I heard it hurt, so I was two bottles ahead of Monty. He had the truck backed up on a hump with the speaker hanging over the side. It was warm but the bugs were bad, and we were under a blanket. We were kissing, getting our faces wet. I was wearing anklets with little pom-poms in the back, that was all. I’d started the night with shorts and a tube top but they were gone. In my bag I had another pair of underwear.

I opened my legs and let Monty put his hand there. I think I surprised him. He dug around down there, then got on top of me; the movie was blue on his face. The music was building up to a killing. Two speakers over sat a family in lawn chairs, eating popcorn out of a giant yellow bag.

He couldn’t find his way in at first, and I had to help him. It’s funny how they want it so much and them don’t know what to do. I could barely feel it in me. He had his mouth open and I could see up his nose. It felt uncomfortable, almost like the beginning of cramps, and then something gave way, like when you realize you have a nosebleed. It stung, and I tipped my chin up so he couldn’t see that it hurt me. The Champale wasn’t working. He was pushing against my stomach; I felt like I had to go to the bathroom. Above me, upside down, Jamie Lee Curtis was riding through a graveyard with this other girl, getting stoned. Monty stopped all of a sudden and let out a hot breath right in my face and fell on top of me like he’d been stabbed. His back was sweaty, and I could feel him seeping inside of me. We didn’t use anything, and I knew I was going to get pregnant.”

 

ONan

Stewart O’Nan (Pittsburgh,  4 februari 1961)

 

De Amerikaanse schrijver Robert Coover werd geboren op 4 februari 1932 in Charles City, Iowa. Hij is een representant van het postmodernisme. In zijn experimentele werk heeft hij vaak het principe van de hypertext aangewend. Zijn eerste roman was The Origin of the Brunists, waarin de enige overlevende van een mijnramp een religieuze cultus begint. Coover kreeg voor dit werk de Faulkner Prijs voor literatuur. Hij werkte als hoogleraar in Providence, Rhode Island. Ook is hij een van de oprichters van de Electronic Literature Organization.

Uit: The Origin of the Brunists

“Games are what kept Miller going. Games, and the pacifying of mind and organs. Miller perceived existence as a loose concatenation of separate and ultimately inconsequential instants, each colored by the actions that preceded it, but each possessed of a small wanton freedom of its own. Life, then, was a series of adjustments to these actions and, if one kept his sense of humor and produced as many of these actions himself as possible, adjustment was easier.”

 

Coover

Robert Coover (Charles City,  4 februari 1932)

 

De Canadese dichter E. J. Pratt werd op 4 februari 1882 geboren in Western Bay, Newfoundland. Hij studeerde psychologie aan de universiteit van Toronto en doceerde tot 1953 psychologie en Engelse literatuur aan het Victoria College. Zijn eerste  gedichten verschenen in 1914, maar de echte doorbraak kwam met de bundel Newfoundland Verse in 1923. Van 1936 tot 1943 was hij uitgever van het Canadian Poetry Magazine.

 

From Stone to Steel

From stone to bronze, from bronze to steel
Along the road-dust of the sun,
Two revolutions of the wheel
From Java to Geneva run.

The snarl Neanderthal is worn
Close to the smiling Aryan lips,
The civil polish of the horn
Gleams from our praying finger tips.

The evolution of desire
Has but matured a toxic wine,
Drunk long before its heady fire
Reddened Euphrates or the Rhine.

Between the temple and the cave
The boundary lies tissue thin:
The yearlings still the altars crave
As satisfaction for a sin.

The road goes up, the road goes down –
Let Java or Geneva be –
But whether to the cross or crown,
The path lies through Gethsemane.

Pratt

E. J. Pratt (4 februari 1882 – 26 april 1964)

 

De Duitse schrijver Alfred Andersch werd geboren op 4 februari 1914 in München. In 1933 werd hij organisator van de Kommunistische Jugendverband in Beieren. Wegens zijn politieke aktiviteiten werd hij drie maanden vastgezet in Dachau. Tijdens WO II, waarin hij als soldaat diende, raakte hij in Amerkiaans krijgsgevangenschap. Daarin werkte hij mee aan het tijdschrift Ruf. In 1947 nam hij deel aan de bijeenkomsten van de Gruppe 47.  Zijn eerste roman, “Die Kirschen der Wahrheit”, werd door Rowohlt geweigerd en verscheen in 1954 in de Frankfurter Verlagsanstalt. In hetzelfde jaar begon hij aan “Sansibar oder der letzte Grund”. Deze roman werd in 1956 gepubliceerd en zou een van de klassiekers worden uit de naoorlogse Duitse literatuur.

 

Uit: Sansibar oder Der letzte Grund

 

„Die Anderen sind zu stark, sagte Knudsen. Ist doch alles Murks, was wir gegen sie machen. Steht doch nicht dafür. Sag doch selbst – wenn sie jetzt hereinkämen und uns schnappen würden: hätte es dafür gestanden?
Wenn wir nichts mehr tun, gibt es uns auch nicht mehr, sagt Gregor. Er wusste, dass nicht sehr viel Energie hinter seinen Worten saß.
Knudsen deutete mit dem Finger auf seine Stirn. Da drin müssen wir noch da sein, sagte er. Das ist viel wichtiger als Flugblätter verteilen und Parolen an die Wände schmieren.
Der Mann hat ganz recht, dachte Gregor. Natürlich waren seine auch von der Furcht bestimmt, aber selbst wenn man ein gewisses Maß von Furcht einkalkulierte stimmten sie. Man musste übrigbleiben, darauf kam es an. Aber er durfte ihm nicht zustimmen, daswäre gegen die Linie der Partei gewesen. Es blieb nicht mehr viel zu sagen. Sein Auftrag war ausgeführt. Er konnte ins Zentralkomitee zurückkehren und sagen, das Außenwerk Rerik sei gefallen. Denn als gefallen würden sie es betrachten, wenn er berichten würde, dass es in Rerik nur noch einen einzigen Genossen gab und dass dieser der Meinung war es genügte, an die Partei zu glauben, ohne etwas für sie zu tun. Sie würden nicht bereit sein, diese These auch nur einen Augenblick lang zu diskutieren. Es ist mir wurscht, dachte er, worüber se reden oder nicht reden. Ich werde sie nicht mehr wiedersehen.“

 

Andersch

Alfred Andersch (4 februari 1914 – 21 februari 1980)

 

Jacques Prévert (Neuilly-sur-Seine, 4 februari 1900) is misschien wel Frankrijks bekendste, en in ieder geval populairste dichter, niet alleen in Frankrijk zelf, maar ook daarbuiten. In eerste instantie schreef hij alleen voor volwassenen, maar in 1945 verscheen Contes pour enfants pas sages (Verhalen voor niet brave kinderen). Zijn werk is veel vertaald. Een aantal van zijn gedichten zijn op muziek gezet en beroemde liedjes geworden. Prévert overleed op 11 april 1973 in Omonville-la-petite.

 

Le miroir brisé

 

Le petit homme qui chantait sans cesse
le petit homme qui dansait dans ma tête
le petit homme de la jeunesse
a cassé son lacet de soulier
et toutes les baraques de la fête
tout d’un coup se sont écroulées
et dans le silence de cette fête
j’ai entendu ta voix heureuse
ta voix déchirée et fragile
enfantine et désolée
venant de loin et qui m’appelait
et j’ai mis ma main sur mon coeur
où remuaient
ensanglantés
les septs éclats de glace de ton rire étoilé.

 

 

La belle saison 

A jeun perdue glacée 
Toute seule sans un sou 
Une fille de seize ans 
Immobile debout 
Place de la Concorde 
A midi le Quinze Août. 

 

prevert

Jacques Prévert (4 februari 1900 – 11 april 1973)

 

De Franse dichter en schrijver Jean Richepin werd geboren op 4 februari 1849 in Médéa, Algerije. In 1871 sloot hij zich aan bij de dichtersgroep Cercle des poètes Zutiques rondom Charles Cros, Paul Verlaine, Arthur Rimbaud en Léon Valade. Bekend werd Richepin in 1876 met de bundel Chanson des gueux, die op grond van zijn grofheid een publikatieverbod kreeg. Richepin werd korte tijd vastgezet en moest een boete van 500 Franc betalen wegens outrage aux mœurs (Belediging van de goede zeden).

Epitaphe pour n’importe qui

On ne sait pourquoi cet homme prit naissance.
Et pourquoi mourut-il ? On ne l’a pas connu.
Il vint nu dans ce monde, et, pour comble de chance,
Partit comme il était venu.

La gaîté, le chagrin, l’espérance, la crainte,
Ensemble ou tour à tour ont fait battre son coeur.
Ses lèvres n’ignoraient le rire ni la plainte.
Son oeil fut sincère et moqueur.

Il mangeait, il buvait, il dormait ; puis, morose,
Recommençait encor dormir, boire et manger ;
Et chaque jour c’était toujours la même chose,
La même chose pour changer.

Il fit le bien, et vit que c’était des chimères.
Il fit le mal ; le mal le laissa sans remords.
Il avait des amis ; amitiés éphémères !
Des ennemis ; mais ils sont morts.

Il aima. Son amour d’une autre fut suivie,
Et de plusieurs. Sur tout le dégoût vint s’asseoir.
Et cet homme a passé comme passe la vie
Entrez, sortez, et puis bonsoir !

Richepin

Jean Richepin (4 februari 1849 – 12 december 1926)

 

De Zweedse Rokoko-dichter en componist Carl Michael Bellman werd geboren op 4 februari 1740 in Stockholm. Hij is de beroemdste schrijver van liederen van Zweden en wordt beschouwd als Zwedens nationale dichter. Wat Europa betreft vond zijn werk vooral in Duitsland veel weerklank. Zijn hoofdwerk vormen de twee bundels Fredmans epistlar (Fredmans epistels) en Fredmans sånger (Fredmans liederen). Ook de in Zweden wonende Nederlandse zanger Cornelis Vreeswijk had liederen van Bellman op zijn repertoire.

 

Hab ich Geld genug zum Trinken
Fredmans Lied Nr. 56

Hab ich Geld genug zum Trinken,
Nota bene, Wein vom Rheine,
Und ein schönes Kind zur Linken,
Nota bene, die die Meine;
Herzensfroh bin ich im Grunde –
Nota bene, nur ‘ne Stunde.

Fast zu schön sind unsre Tage,
Nota bene, bis aufs Blut
quält mich arger Neider Plage
So verlier ich Hab und Gut.
Mancher fühlt sich dann befreit,
Nota bene, Kleinigkeit!

Mag der Kreis sich wieder schliessen.
Nota bene, haltet ein!
Meine Schöne darf im Alter
Nicht zum Troll verwandelt sein.
Wein und Schönheit mich erregen,
Bis zum, N.B., letzten Segen.
Vertaald door Gerhard Miksche

bellman

Carl Michael Bellman (4 februari 1740 – 11 februari 1795)

Georg Trakl, Andrzej Szczypiorski, Ferdinand Schmatz, Gertrude Stein, Lao She, Ernst von Wildenbruch, James A. Michener

Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Daar bezocht hij een protestantse lagere school, hoewel zijn ouders katholiek waren. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Hij stond te boek als een slecht scholier met onvoldoendes voor Wiskunde, Latijn en Grieks. Zijn interessen gingen veeleer uit naar drank, roken, opium en frequent prostitueebezoek en beëindigde zijn schoolperiode zonder eindexamen. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Na zijn tijd bij de apotheker verhuisde hij in 1908 naar Wenen om een tweejarige apothekersopleiding te volgen. Tevens kwam hij in deze tijd in contact met een groep bohémiens en kunstenaars die hem hielpen enkele van zijn gedichten te publiceren. Deze opleiding rondde hij, kort nadat zijn vader was overleden, in 1910 met de graad ‘Magister Pharmaciae’ af. Vervolgens trad hij voor de periode van één jaar in dienst van het leger. Zijn terugkeer in het burgerlijk leven was niet succesvol. Hij kon geen werk vinden als apotheker en trad weer in dienst van het leger. Hij werd in een ziekenhuis in Innsbruck geplaatst. Aldaar ontmoette hij ook de lokale kring van kunstenaars, die zijn ontkiemende talent herkenden. Ludwig von Ficker, de redacteur van het tijdschrift “Die Brenner” fungeerde als zijn patroon. Ficker bracht hem ook onder de aandacht van Ludwig Wittgenstein, die hem een genereuze beurs gaf, zodat hij zich aan zijn schrijven kon wijden.

Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. Tijdens een van de voorvallen in Gródek, leidde hij het herstel van zo’n negentig soldaten, die in de felle strijd tegen Russen gewond waren geraakt. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd. Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne. Het is niet geheel duidelijk of dit zelfmoord (gezien zijn gedichten niet onwaarschijnlijk) of een ongeluk was. Hij werd, op aansporing van Ludwig von Ficker, in Innsbruck begraven. Bij het ziekenhuis is een gedenksteen opgericht.

 

Grodek

Am Abend tönen die herbstlichen Wälder
Von tödlichen Waffen, die goldnen Ebenen
Und blauen Seen, darüber die Sonne
Düstrer hinrollt; umfängt die Nacht
Sterbende Krieger, die wilde Klage
Ihrer zerbrochenen Münder.
Doch stille sammelt im Weidengrund
Rotes Gewölk, darin ein zürnender Gott wohnt
Das vergoßne Blut sich, mondne Kühle;
Alle Straßen münden in schwarze Verwesung.
Unter goldnem Gezweig der Nacht und Sternen
Es schwankt der Schwester Schatten durch den schweigenden Hain,
Zu grüßen die Geister der Helden, die blutenden Häupter;
Und leise tönen im Rohr die dunkeln Flöten des Herbstes.
O stolzere Trauer! ihr ehernen Altäre
Die heiße Flamme des Geistes nährt heute ein gewaltiger Schmerz,
Die ungebornen Enkel.

 

Menschheit

Menschheit vor Feuerschlünden aufgestellt,
Ein Trommelwirbel, dunkler Krieger Stirnen,
Schritte durch Blutnebel; schwarzes Eisen schellt,
Verzweiflung, Nacht in traurigen Gehirnen:
Hier Evas Schatten, Jagd und rotes Geld.
Gewölk, das Licht durchbricht, das Abendmahl.
Es wohnt in Brot und Wein ein sanftes Schweigen
Und jene sind versammelt zwölf an Zahl.
Nachts schrein im Schlaf sie unter Ölbaumzweigen;
Sankt Thomas taucht die Hand ins Wundenmal.

 

Verval

Wanneer de klokken ’s avonds vrede luiden,
volg ik de wondermooie vogelscharen,
die, lang als pelgrimsstoeten vroeger waren,
verdwijnen in het helder herfstgetijde.

Ik wandel door de tuin vol schemerkleuren,
volg dromend er hun schitterender wegen,
voel haast de urenwijzer niet bewegen,
kan boven wolken nog hun tocht bespeuren.

Dan adem ik verval, begin te beven.
De merel klaagt in de ontloofde twijgen.
De wijn, om roestig traliewerk geweven,

zwaait heen en weer. Als dans vol ijzig zwijgen
lijkt kinderdood rondom de put te zweven,
waar blauwe asters in de vrieswind nijgen.

 

Vertaald door Frans Roumen

trakl

Georg Trakl  (3 februari 1887 – 4 november 1914)

 

De Poolse schrijver Andrzej Szczypiorski werd geboren op 3 februari 1928 in Warschau. Hij was 15 jaar toen hij meemaakte dat de Duitsers zijn land bezetten. In deze tijd studeerde hij aan de ondergrondse universiteit die zijn vader, een socialistische historicus en wiskundige had mee georganiseerd. In 1944 deed hij mee aan de opstand van Warschau. Hij werd gearresteerd en vastgezet in KZ Sachsenhausen. Szczypiorski zette zich al vroeg in voor een verzoening tussen Duitsland en Polen. In 1995 kreeg hij daar voor het Bundesverdienstkreuz. Andrzej Szczypiorskis bekendste werk is de in 1986 onder de titel Poczatek gepubliceerde roman „De mooir mevrouw Seidenmann“. Het boek verscheen niet in het socialistische Polen. Het beschrijft de verschillende lotgevallen – van slachtoffers en daders – in de jaren 1941 – 1943 in Warschau in kleine, onafhankelijk van elkaar plaatsvindende, episoden.

Uit: “Die schöne Frau Seidenman”

 

„Die Welt log. Jeder Blick tückisch, jede Geste niederträchtig, jeder Schritt gemein. Gott hatte die schwerste Prüfung zurückgehalten, das Joch der Sprache. Noch hatte er die Meute der unermüdlichen, mit dem Schaum der Heuchelei bedeckten Wörter nicht von der Kette gelassen. Die Wörter kläfften hier und da, kraftlos an der Leine. Nicht die Wörter töteten damals, erst später sollte aus ihnen eine Mörderbande erwachsen. Das Joch der Wörter war noch nicht gekommen, als sich Bronek Blutman vor dem Angesicht Stucklers befand. Stuckler stand im hellen Fensterrechteck. Draußen vor dem Fenster bewegte sich ein frisch begrünter Zweig im Wind.

“Sie hat gelogen”, sagte Blutman. “Ich kenne sie aus der Zeit vor dem Krieg.”

Stuckler schüttelte den Kopf.

“Ein Jude darf die Worte eines Deutschen nicht in Zweifel ziehen”, sagte er ruhig. “Es geht nicht um den Irrtum, obwohl keiner passieren darf, sondern um den Trotz und die Selbstsicherheit.”
“Herr Sturmführer, mein Gedächtnis trügt nicht. Bevor wir hierher kamen, hat sie überhaupt nicht so getan, als ob…”
Stuckler schlug ihm ins Gesicht. Bronek Blutman trat zurück, ließ den Kopf sinken und verstummte. Die Welt log. Ihre Fundamente waren von Lüge, Hinterlist und Gemeinheit zerfressen. Die Doppeldeutigkeit der Lüge, ihre Vieldeutigkeit und Vielfalt machten ihn schwindlig. Eine Unmenge Verräterreien und Erniedrigungen. Die Unterschiedlichkeit der Verfahren, Methoden und Verkörperungen des Verrats. Ich habe diese Jüdin verraten, aber auch sie mich. Das hat nicht einmal Christus voraus- gesehen. Er war gradlinig. Zu Judas sagte er: “Mein Freund” und Petrus rief er zu “Hebe dich, Satan, von mir!” Vielleicht war das seine Art von Humor?“

 

 

SCCZYPIORSKI

Andrzej Szczypiorski (3 februari 1928 – 16 mei 2000)

 

De Oostenrijkse schrijver Ferdinand Schmatz werd geboren op 3 februari 1953 in Korneuburg. Hij studeerde geschiedenis, filosofie en germanistiek in Wenen. Van 1983 tot 1985 was hij lector voor Duitse taal en literatuur aan de Nihon universiteit in Tokio. Van 1985 tot 1987 docent moderne literatuur aan de universwiteit in Linz. Sinds 1988 had hij een leeropdracht kunst en poëtica aan de Universität für angewandte Kunst in Wenen. In 1999 ontving hij de Christine-Lavant-Preis, in 2001 de Förderungspreis zum Grossen Österreichischen Staatspreis für Literatur, in 2004 de Georg-Trakl-Preis, in 2004 de .C. Artmann-Preis.

Uit: Portierisch

„- ah!, riecht das stark, entfährt es mir auf dem Hügel darüber, als ich auf ein Stück Baumrinder trete im Ohrwaschlgraben, wie gut doch geschnittenes Holz schmeckt, es tanzt mir auf der Zunge und treibt meine Empfindungen aus, dass sie weiterblühen – vom gut riechenden Holz zum knusprigen Braten und zum überschäumenden Bier, zu den sich zuprostenden Holzfällern, Jägern und Förstern an den sich biegenden, aus handwarmem Holz zusammengenagelten Tischen, in ihren Händen die übervollen Biergläser, vor denen die gar nicht so schamhaften Frauen aus dem ganzen Tal warteten, warteten auf das, was zu erwarten war, die hatten noch was zu tragen, – aber zu ertragen auch, wirft Courier ein, als ich ein wenig zu euphorisch das Hohelied der guten alten Zeit anstimme, in mein Innenohr, dennoch, noch einmal bitte, fordert er die Mutter der Friseuse von Rotten auf, im grösseren Einkaufsdorf einige Kilometer weiter unten im Tal Richtung Süden, wie war das früher, als es die Waldbahn noch gab, – ja, da war was los, viele Feste gab es damals bei denen im Graben drinnen, jede Woche wurde getanzt und getrunken, wir sind immer wieder hineingefahren mit der Waldbahn oder zu Fuss hingewandert, Kirtag für Kirtag, Lohntag für Lohntag, aufgeregt waren wir, schön hergemacht und so überhaupt“

schmatz

Ferdinand Schmatz (Korneuburg, 3 februai 1953)

 

De Amerikaanse schrijfster Gertrude Stein werd geboren op 3 februari 1874 in Allegheny (Pennsylvania) als jongste van de vijf kinderen van Daniel Stein en Amelia Keyser. Haar ouders zijn beiden van Duits-Joodse afkomst. Haar moeder, een ‘achtergrondfiguur’ die alleen bezig was met de huishouding, stierf aan kanker wanneer Gertrude veertien jaar oud is. Haar vader, altijd al een rusteloze natuur, was met de jaren dominanter en excentrieker geworden. Gertrude zal later schrijven dat ze vaders deprimerend vindt, maar zelf leek ze qua karakter meer op hem dan op haar moeder. In 1903 schreef ze een roman over haar romance met May Bookstaver, die maar na Gertrudes dood wordt uitgegeven onder de titel Things As They Are.
Samen met haar broer Leo vestigde ze zich in Parijs in de de Rue de Fleurus 27 waar de bijeenkomsten op zaterdagavond al snel zeer bekend waren bij kunstenaars, zowel Franse als Amerikaanse. Leo en Gertrude kochten ook schilderijen en hun appartement leek weldra op een museum voor moderne kunst met schilderijen van Picasso, Césanne, Matisse en anderen. In 1907 maakte Gertrude kennis met de drie jaar jongere Alice Babette Toklas, afkomstig uit eenzelfde soort milieu in Californië, en het werd liefde op het eerste zicht. Vanaf 1909 kreeg Gertrude stilaan een zekere bekendheid als schrijfster, tot groot ongenoegen van Leo. Dit leidde in 1914 tot een definitieve breuk tussen hen. Gertrude schreef niet alleen werken die werden uitgegeven in Engeland en de Verenigde Staten, maar ze gaf ook lezingen. Haar manier van schrijven hield niet altijd rekening met de geldende grammaticaregels, maar zij beweerde dat er behoefte was aan een shockeffect en onsamenhangendheid. De bekendheid van Gertrude als letterkundige was zo groot dat aankomende schrijvers haar vroegen om hun werk te lezen en haar oordeel te geven, zoals o.a.Ernest Hemingway in 1922.

 

Uit : Tender buttons

Rooms

“Act so that there is no use in a centre. A wide action is not a width. A preparation is given to the ones preparing. They do not eat who mention silver and sweet. There was an occupation.

A whole centre and a border make hanging a way of dressing. This which is not why there is a voice is the remains of an offering. There was no rental.

 

So the tune which is there has a little piece to play, and the exercise is all there is of a fast. The tender and true that makes no width to hew is the time that there is question to adopt.

To begin the placing there is no wagon. There is no change lighter. It was done. And then the spreading, that was not accomplishing that needed standing and yet the time was not so difficult as they were not all in place. They had no change. They were not respected. They were that, they did it so much in the matter and this showed that that settlement was not condensed. It was spread there. Any change was in the ends of the centre. A heap was heavy. There was no change.

 

Burnt and behind and lifting a temporary stone and lifting more than a drawer.

The instance of there being more is an instance of more. The shadow is not shining in the way there is a black line. The truth has come. There is a disturbance. Trusting to a baker’s boy meant that there would be very much exchanging and anyway what is the use of a covering to a door. There is a use, they are double.”

 

stein

Gertrude Stein (3 februari 1874 – 27 juli 1946)

 

Lao She (pseudoniem voor Shu Qingchun werd geboren op 3 februari 1899. Hij was een van China’s meest prominente moderne schrijvers. Geboren in Beijing als zoon van een arme paleiswacht, die tijdens de bokseropstand in 1900 om het leven was gekomen. Van oorsprong was Lao She onderwijzer en leraar Engels, later universitair docent. Hij leefde in Engeland van 1924 tot 1929. Hij schreef een aantal korte verhalen, komische romans en toneelwerken. Tot zijn meest bekende werken behoort de roman “De riksjarenner” uit 1937 (Chinese titel: “Luotuo Xiangzi” =”Kameel Xiangzi“). Dit boek werd ook verfilmd. Lao She had linkse sympathieën, maar heeft zich nooit tot het marxisme bekeerd. Zoals vele linkse intellectuelen vestigde hij zich na 1949 in de Volksrepubliek.Lao She werd een van China’s eerste prominente slachtoffers van de uitwassen van de Culturele Revolutie. Naar verluid – de feiten staan nog niet vast – moest Lao She zich in 1966 verantwoorden tegenover Rode Gardisten tijdens een massabijeenkomst in Beijing. Thuisgekomen van deze vernedering vond hij zijn huisraad alsmede al zijn manuscripten vernield. Hierop pleegde Lao She zelfmoord door zich in een vijver van het park bij de Verboden Stad te verdrinken.

 

Uit Vier Generationen unter einem Dach

 

»Wenn der alte Herr sein Haus, seine Söhne und Enkel sowie die selbstgezüchteten Blumen und Gewächse betrachtete, hatte er das Gefühl, daß sich die Anstrengungen seines Lebens gelohnt hatten. Peking war eine unverwüstliche Stadt, und sein Haus war es ebenso. Er war wie ein alter Baum, der seine Äste über den ganzen Hof ausgebreitet und alle Blüten an den Zweigen selbst hervorgebracht hatte.«

 

 

LaoShe

Lao She (3 februari 1899 – 24 augustus 1966)

 

De Duitse dichter en schrijver Ernst von Wildenbruch werd op 3 februari 1845 geboren in Beiroet, waar zijn vader consul was. Deze vader, Louis von Wildenbruch, was een buitenechtelijk kind van prins Louis Ferdinand van Pruisen uit diens langdurige liaison met de Magdeburger ambtenaarsdochter Henriette Fromme. De kinderen uit deze liaison werden door koning Willen Frederik III in 1810 in de Pruisische adelstand verheven. Tot von Wildenbruchs oeuvre behoren talrijke balladen, toneelstukken, romans en verhalen. Hij is een vertegenwoordiger van het grote drama uit de Gründerzeit (jaren 1880) en van de nationalistische „Bismarcklyrik“ rond 1900.

 

Christkind im Walde

 

Christkind kam in den Winterwald,
der Schnee war weiß, der Schnee war kalt.
Doch als das heil’ge Kind erschien,
fing’s an, im Winterwald zu blühn.

 

Christkindlein trat zum Apfelbaum,
erweckt ihn aus dem Wintertraum.
“Schenk Äpfel süß, schenk Äpfel zart,
schenk Äpfel mir von aller Art!”

 

Der Apfelbaum, er rüttelt sich,
der Apfelbaum, er schüttelt sich.
Da regnet’s Äpfel ringsumher;
Christkindlein’s Taschen wurden schwer.

 

Die süßen Früchte alle nahm’s,
und so zu den Menschen kam’s.
Nun, holde Mäulchen, kommt, verzehrt,
was euch Christkindlein hat beschert!

 

 

wildenbruch-00

Ernst von Wildenbruch (3 februari 1845 – 15 januari 1909)

 

De Amerikaanse schrijver James A. Michener werd geboren op 3 februari 1907 in New York. Zijn bekendste boek is waarschijnlijk Centennial, dat zich afspeelt in een fictief dorpje in Colorado. Het boek begint in ver-prehistorische tijden (ten tijde van het ontstaan van de aarde en dinosaurussen) en loopt tot 1973. Van dit boek – dat ruim 900 bladzijden telt – werd een bekroonde televisieserie gemaakt van 26 afleveringen. Hij ontving in 1948 de Pulitzer-prijs voor zijn roman Tales of the south Pacific (Verhalen van de Stille Zuidzee)in de categorie “Fictie.

Uit: This Noble Land

“Of all forms of goverment operating today, ours is the longest-lived.  We are an outstanding success.  In the next half century we can light new candles of excellence, we can protect the ones we already have, we can gain an extension.  The next years are ones of decision as we face one crucial choice after another.  I hope our genius for doing the right thing will guide us.” 

 

michener_j

James A.  Michener (3 februari 1907 – 16 oktober 1997)

James Joyce, Hella Haasse, Eriek Verpale, James Dickey, Ayn Rand, Xuân Diệu

De Ierse schrijver James Joyce werd geboren in Dublin op 2 februari 1882. Hij studeerde literatuur aan het Dublin University College, alwaar hij het katholicisme afzwoer. Toen in 1902 zijn studie was afgerond, besloot hij schrijver te worden, en bezocht Parijs voor de eerste maal. In 1904 verhuisde hij met zijn kamermeisje Nora Barnacle naar het continent, en woonde 10 jaar in Triëst, in Italië. WO I dwong hen te verhuizen naar Zürich in het neutrale Zwitserland. Hier begon hij te werken aan ‘Ulysses’. Na een korte terugkeer naar Triëst woonde hij vanaf 1920 in Parijs. In Ulysses gebruikt Joyce de mythen van Odysseus, Penelope en Telemachus in een moderne setting. Leopold Bloom, en respectievelijk zijn vrouw Molly Bloom en Stephen Dedalus vervullen de hoofdrollen, en tonen middels een parodie het contrast met hun mythische modellen. Het boek laat het leven in Dublin zien, met de nadruk op de vervallenheid en eentonigheid van de stad. In 1922 werd Ulysses uiteindelijk uitgebracht door een Parijse boekhandel (Shakespeare & Co), en het bleek een onmiddellijk succes. In 1939 werd de eerste versie van Finnegans Wake uitgebracht.

 

Uit: Ulysses

…I know them well who was the first person in the universe bnefore there was anybody that made it all who ah that they dont know neither do I so there you are they might as well try to stop the sun from rising tomorrow the sun shines for you he said the day we were lying among the rhododendrons on Howth head in the grey tweed suit and his straw hate the day I got him to propose to me yes first I gave him the bit of seedcake out of my mouth and it was leapyear like now yes 16 years ago my God after that long kiss I near lost my breath yes he said I was a flower of the mountain yes so we are flowers all a womans body yes that was one true thing he said in his life and the sun shines for you today yes that was why I liked him because I saw he understood or felt what a woman is and I knew I could always get round him and I gave him all the pleasure I could leading him on till he asked me to say yes and I wouldnt answer first onlly looked out over the sea and the sky I was thinking of so many things he didnt know of Mulvey and Mr Stanhope and Hester and father and old captain Groves and the sailors playing all birds fly and I say stoop and washing up dishes they called it on the pier and the sentry in front of the governors house with the thing round his white helmet poor devil half roasted and the Spanish girls laughing in their shawls and their tall combs and the auctions in the morning the Greeks and the jews and the Arabs and the devil knows who else from all the ends of Europe and Duke street and the fowl market all clucking outside Larby Sharons and the poor donkeys slipping half asleep and the vague fellows in the cloaks asleep in the shade on the steps and the big wheels of the carts of the bulls and the old castle thousands of years old yes and those handsome Moors all in white and turbans like kinds asking you to sit down in their little bit of a shop and Ronda with the old windows of the posadas 2 glancing eyes a lattic hid for her lover to kiss the iron and the wineshops half open at night and the castanets and the night we missed the boat at Algeciras the watchman going about serene with his lamp and O that awful deepdown torrest O and the sea the sea crimson sometimes like fire and the glorious sunsets and the figtrees in the Alameda gardens yes and all the queer little streets and the pink and blue and yellow houses and the rosegardens and the jessamine and geraniums and cactuses and Gibraltar as a girl where I was a Flower of the mountain yes when I put the rose in my hair like the Andalusian girls used or shall I wear a red yes and how he kissed me under the Moorish wall and I thought well as well him as another and then I asked him with my eyes to ask again yes and then he asked me would I yes to say yes my mountain flower and first I put my arms around him yes and drew him down to me so he could feel my breasts all perfume and yes his heart was going like mad and yes I said yes I will Yes.”

Joyce

James Joyce (2 februari 1882 – 13 januari 1941)

 

De Nederlands schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Ze was één van de eersten die haar werk bekend maakte in het buitenland. Momenteel is zij een van de in het buitenland meest gelezen Nederlandse schrijvers. Met maar liefst zestig schrijversjaren is zij nog steeds actief. Zij begon haar carrière met het schrijven van cabaretteksten, onder andere voor Wim Sonneveld. Daarna legde zij zich toe op de literatuur. Een aantal boeken heeft het leven in Nederlands-Indië als onderwerp. Daarnaast heeft ze een aantal historische romans geschreven, waarvan de bekendste Het woud der verwachting is. In 1988 kreeg Haasse een eredoctoraat in de letterkunde van de Universiteit van Utrecht. Koningin Beatrix onderscheide haar met de prestigieuze Eremedaille voor Kunst en Wetenschap van de Huisorde van Oranje.

 

Uit: Het dieptelood van de herinnering

 

‘Soms, als ik toneelspeelde of voordroeg (…) overviel me dat gevoel waarvoor acteurs bereid zijn alle lasten van hun bestaan te dragen: de sterke, ja dwingende gewaarwording, dat het publiek mij wilde zien worden tot wat het zich droomde, maar zelf niet verwezenlijken kon. Ik moest hun fantasie gestalte geven. Dankzij dat collectieve verlangen kon ik het soms min of meer. Tegelijkertijd stond ik zeer kritisch tegenover deze plasticiteit, die me ook in het dagelijks leven kenmerkte, en die de oorzaak was van veel misverstanden, omdat ik – meegesleept door mijn eigen aanpassingsvermogen –  tot op zekere hoogte de gedaante aannam van wat men in mij wilde zien, maar het niet werkelijk kon worden. Aangevuurd door de wens van anderen om aangevuurd te worden, vuurde ik aan. Dit is een eigenschap, die tot grote waakzaamheid verplicht. Vaak heb ik- vele jaren later- als ik ergens een lezing hield, datzelfde fluïdum tussen mij en de toehoorders gevoeld, en waargenomen hoe bijna onmerkbaar de sfeer verandert, tot het niet langer
gaat om de objectieve informatie, maar om de uitstraling van de persoonlijkheid (die weer te danken is aan de vonk die uit het publiek overspringt). Het heeft mij altijd weer overrompeld en soms verbijsterd, hoe dankbaar ik overigens ook mocht wezen voor zoveel warme aandacht. Ik houd niet van dat effect, want het bewijst hoe kwetsbaar de mensen zijn in hun overgave.’

 

haasse

Hella Haasse (Batavia, 2 februari 1918)

 

De Vlaamse schrijver Eriek Verpale werd geboren op 2 februari 1952 te Zelzate. Hij volgde economie-talen als interne leerling bij de broeders in Oostakker-Lourdes en studeerde aan de Universiteit Gent, toen nog RUG, 1 jaar Germaanse filologie en 1 jaar slavistiek (1970-1972). Opgevoed door zijn overgrootmoeder, die vlak naast hem woonde werd zijn belangstelling gewekt voor de joodse cultuur, hij heeft dan ook verschillende vertalingen uit het Jiddisch en Hebreeuws op zijn naam staan.

 

Innamorati

Hoe één mens zo soms

van een ander, en dat maar eens.

Hoe iemand in zijn leven van altijd

maar één vrouw, van haar.

Hoe ik, oud, van jou dus.

 

Hoe een man van geen andere vrouw

dit verdragen kan: een rimpel al,

kwaaltjes, zelfs de muren

van een andere man. En dat je

kunt weggaan, doodgaan, opgaan

in rook, zo simpel. Maar het niet doet.

Er woedt nog oorlog.

 

Want hoe een mens in zijn leven

maar één keer. Hoe een man van

altijd maar één vrouw het meisje,

de poppetjes in haar ogen, het haar

toch snipverkouden.

 

Hoe ik, een trage dwaas,

juist dààrom. En in al mijn winters.

 

VERPALE

Eriek Verpale (Zelzate, 2 februari 1952)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver James Dickey werd geboren op 2 februari 1923 in Atlanta, Georgia. Hij diende zowel in WO II als in de Koreaanse oorlog. Daar tussenin studeerde hij filosofie en Engels. Zijn eerste boek, Into the Stone, werd gepubliceerd in 1962. Voor Buckdancer’s Choice ontving hij in 1966 de National Book Award. Zijn populariteit steeg tot grote hoogte door de verfilming van zijn roman Deliverance in 1972, waarin hij zelf een bijrol speelde als sheriff.

 

In the Child’s Night

On distant sides of the bed
We lie together in the winter house
Trying to go away.

Something thinks, “You must be made for it,
And tune your quiet body like a fish
To the stars of the Milky Way

To pass into the star-sea, into sleep,
By means of the heart of the current,
The holy secret of flowing.”

Yet levels of depth are wrestling
and rising from us; we are still.
The quilt patterns—a child’s pink whale—

Has surfaced through ice at midnight
And now is dancing upon
The dead cold and middle of the air

On my son’s feet:
His short legs are trampling the bedclothes
Into the darkness above us

Where the chill of consciousness broods
Like a thing of absolute evil.
I rise to do battle

With my bare hands.
I enter the faraway other
Side of the struggling bed

And turn him to face me.
The stitched beast falls, and we
Are sewn warmly into a sea-shroud

It begins to haul through the dark.
Holding my son’s
Best kicking foot in my hand,

I begin to move with the moon
As it must have felt when it went
From the sea to dwell in the sky,

As we near the vast beginning,
The unborn stars of the wellhead,
The secret of the game.

dickey

James Dickey (2 februari 1923 – 19 januari 1997)

 

De Amerikaanse schrijfster van Russische komaf Ayn Rand (eig. Alissa “Alice” Zinovievna Rosenbaum) werd geboren in Sint-Petersburg op  2 februari 1905. Zij was de grote filosofe van het Objectivisme en heeft in de VS vele volgelingen. Hoewel ze in Rusland geboren is en in 1926 naar de VS kwam, heeft ze de theorieën van Aristoteles weer doen herleven, maar sloot haar eigen theorieën daarbij in (zoals haar bewondering voor het kapitalisme). Ze heeft de meeste bekendheid gekregen met haar boeken The Fountainhead (geïnspireerd op Frank Lloyd Wright) en Atlas Shrugged (geïnspireerd op de uitvinder Nikola Tesla) maar heeft nog vele andere boeken geschreven.

Uit: ATLAS SHRUGGED, CHAPTER VII, “THIS IS JOHN GALT SPEAKING” (1957)

“The doorbell was ringing like an alarm, in a long, demanding scream, broken by the impatient stabs of someone’s frantic finger.
Leaping out of bed, Dagny noticed the cold, pale sunlight of late morning and a clock on a distant spire marking the hour of ten. She had worked at the office till four A.M. and had left word not to expect her till noon.
The white face ungroomed by panic, that confronted her when she threw the door open, was James Taggart.
“He’s gone!” he cried.
“Who?”
“Hank Rearden! He’s gone, quit, vanished, disappeared!”
&nbsp
;    She stood still for a moment, holding the belt of the dressing gown she had been tying; then, as the full knowledge reached her, her hands jerked the belt tight–as if snapping her body in two at the waistline–while she burst out laughing. It was a sound of triumph.
He stared at her in bewilderment. “What’s the matter with your?” he gasped. “Haven’t you understood?”
“Come in, Jim,” she said, turning contemptuously, walking into the living room. “Oh yes, I’ve understood.”
“He’s quit! Gone! Gone like all the others! Left his mills, his bank accounts, his property, everything! Just banished! Took some clothing and whatever he had in the safe in his apartment–they found a safe left open in his bedroom, open and empty–that’s all! No word, no note, no explanation! They called me from Washington, but it’s all over town! The news, I mean, the story! They can’t keep it quiet! They’ve tried to, but…Nobody knows how it got out, but it went through the mills like one of those furnace break-outs, the word that he’d gone, and then…before anyone could stop it, a whole bunch of them vanished! The superintendent, the chief metallurgist, the chief engineer, Rearden’s secretary, even the bastards! Deserting us, in spite of all the penalties we’ve set up! He’s quit and the rest are quitting and those mills are just left there, standing still! Do you understand what that means?”

 

Rand

Ayn Rand (2 februari 1905 – 6 maart 1982)

 

De Viëtnamese dichter Xuân Diệu werd geboren op 2 februari 1916 in Gò Bồi, gemeente Tùng Giản als zoon van een leraar. Hij studeerde onder andere in Hanoi en haalde een graad als landbouwkundig ingenieur. Hij was een van de leiders van de literaire beweging Thơ Mới (New Poetry). Belangrijke werken van hem zijn Thơ Thơ (Poetry poem, 1938), Gửi Hương Cho Gió (Perfume Flies with the Wind, 1945), en de short story Phấn Thông Vàng (Golden Pine Pollen, 1939). In 1943 sloot hij zich aan bij de Viet Minh en werd een van de belangrijkste dichters die opriepen tot verzet tegen de Fransen.

 

On the phone

On the phone, suddenly I saw you clearly,
Your voice lovely familliar smooth smooth, warm warm.
We embraced forgetting days and nights,
The light of the soul crossed hundreds of miles!

Ten seconds… a half a minute… you speak with me.
We are together, the heart beats in the chest…
Like when thirsty, drinking soft kind water,
Like missing someone for a long time and suddenly meeting
them on the way…

“On the ferry crossing, take care back and forth”
In each of my step, your words echo…
We separate the waves, tear the water to look for each other,
The sea of distance stays quiet.

 

Vertaald door Hoang Giang en Beth Weatherby

 

Dieu

Xuân Diệu (2 februari 1916 – 18 december 1985)

Hugo von Hofmannsthal, Günter Eich, F. B. Hotz, Langston Hughes, Jevgeni Zamjatin

De Oostenrijkse dichter en schrijver Hugo von Hofmannsthal werd geboren op 1 februari 1874 in Wenen. Von Hofmannsthal was de zoon van een bankdirecteur in Wenen. Tijdens zijn jeugd kreeg hij privéles als voorbereiding op het Akademisches Gymnasium van Wenen, dat hij tussen 1884 en 1892 bezocht. Hij leerde er onder andere Frans, Engels en Italiaans. Hij ontmoette Arthur Schnitzler in 1890, en in 1891 Stefan George en Henrik Ibsen. Reeds als scholier publiceerde hij gedichten, wat toentertijd verboden was; deswege gebruikte hij het pseudoniem Loris. Hij oogstte zeer snel succes en werd op zijn zeventiende in de schrijverskring van Griensteidl opgenomen; daarmee werd hij een van de vertegenwoordigers van het zogenaamde Jonge Wenen. hij publiceerde tevens in Georges Blätter für die Kunst. Met George had hij een ambigue relatie — in feite heeft hij George afgewezen —, en hij werd door hem tot een duel uitgedaagd, dat evenwel nooit plaatsgreep. In zijn vroege periode was Hofmannsthal nog, zoals George, een estheticist, die niets dan de schoonheid en de harmonie wenste te cultiveren, zonder zich om de maatschappij te bekommeren. Von Hofmannsthal was sterk aangedaan door het verval van de Habsburgse monarchie. Tijdens WO Ikreeg hij van het Ministerie van Cultuur de opdracht voor cultuur te zorgen: het resultaat was de oprichting van de Salzburger Festspiele, samen met Max Reinhardt en Richard Strauss. Met Strauss werkte hij in de daaropvolgende jaren nog vaker samen: hij leverde libretti voor onder andere Der Rosenkavalier en Ariadne auf Naxos. Hofmannsthal begon ook komedies te schrijven en oefende geleidelijk aan een steeds sterkere invloed uit op het Oostenrijkse culturele leven. Hij bewerkte, zoals Grillparzer, La vida es sueño van Calderón de la Barca: dit werd bij hem Das Salzburger Große Welttheater. Op deze manier speelde hij in op de gevestigde traditie van het Baroktheater, dat in Oostenrijk nog levendig was. Ook zijn bewerking van het middeleeuwse Jedermann is een klassieker geworden.

Die beiden

Sie trug den Becher in der Hand
– Ihr Kinn und Mund glich seinem Rand -,
So leicht und sicher war ihr Gang,
Kein Tropfen aus dem Becher sprang.
So leicht und fest war seine Hand:
Er ritt auf einem jungen Pferde,
Und mit nachlässiger Gebärde
Erzwang er, daß es zitternd stand.
Jedoch, wenn er aus ihrer Hand
Den leichten Becher nehmen sollte,
So war es beiden allzu schwer:
Denn beide bebten sie so sehr,
Daß keine Hand die andre fand
Und dunkler Wein am Boden rollte.

 

Ballade des äußeren Lebens

Und Kinder wachsen auf mit tiefen Augen,
die von nichts wissen, wachsen auf und sterben,
und alle Menschen gehen ihre Wege.

Und süße Früchte werden aus den herben
und fallen nachts wie tote Vögel nieder
und liegen wenig Tage und verderben.

Und immer weht der Wind, und immer wieder
vernehmen wir und reden viele Worte
und spüren Lust und Müdigkeit der Glieder.

Und Straßen laufen durch das Gras, und Orte
sind da und dort, voll Fackeln, Bäumen, Teichen,
und drohende, und totenhaft verdorrte…

Wozu sind diese aufgebaut? Und gleichen
einander nie ? Und sind unzählig viele ?
Was wechselt Lachen, Weinen und Erbleichen?

Was frommt das alles uns und diese Spiele,
die wir doch groß und ewig einsam sind
und wandernd nimmer suchen irgend Ziele ?

Was frommt’s, dergleichen viel gesehen haben?
Und dennoch sagt der viel, der “Abend sagt,
ein Wort, daraus Tiefsinn und Trauer rinnt

wie schwerer Honig aus den hohlen Waben.

 

Über Vergänglichkeit I

Noch spür ich ihren Atem auf den Wangen:
Wie kann das sein, dass diese nahen Tage
Fort sind, für immer fort, und ganz vergangen?

Dies ist ein Ding, das keiner voll aussinnt,
Und viel zu grauenvoll, als dass man klage:
Dass alles gleitet und vorüberrinnt.

Und dass mein eignes Ich, durch nichts gehemmt,
Herüberglitt aus einem kleinen Kind
Mir wie ein Hund unheimlich stumm und fremd.

Dann: dass ich auch vor hundert Jahren war
Und meine Ahnen, die im Totenhemd,
Mit mir verwandt sind wie mein eignes Haar,

So eins mit mir als wie mein eignes Haar.

 
Hugo von Hofmannsthal (1 februari 1874 – 15 juli 1929)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Eich werd geboren op 1 februari 1907 in Lebus an der Oder. Eich studeerde na zijn Brandenburgse schoolperiode rechten en Oosterse talen in Parijs, Berlijn en Leipzig. Al vroeg begon hij als zelfstandig auteur. In de oorlog werd hij als soldaat ingezet in de Duitse troepenmacht, en kwam zo als Krijgsgevangene in Engelse handen. In 47 richtte hij met enkele andere auteurs (o.a.Wolfdietrich Schnurre, und Ilse Aichinger, waarmee hij later zou trouwen) een literaire club; ‘Gruppe 47’ op.

Erster Januar

Nur ein Kalender spricht morgens vom neuen Jahre,
die Wände wissen, daß nichts Neues beginnt.
Draussen die Wolken flattern wie immer so leicht wie Haare,
und an die Fenster greift mit denselben Händen der Wind.

März und April wird kommen, und später
füllt dich ein Tag mit ewigen Stunden aus,
fällt mit Himmel und mit geblähter
Wolke in deine Hände und in dein Haus.

Manchmal erblickst du dich nachts in einem Spiegel,
das Gesicht undeutlich von Altern erfüllt,
wie ein verblichener Brief mit nie geöffnetem Siegel,
der immer die gleiche Schrift verhüllt.

Alle Tage sind neu und sind Jubiläen,
aber der Schmerz ist fern,
und du hast von den ewigen Trophäen
nur noch den Abendstern.

 
Günter Eich (1 februari 1907 – 20 december 1972)

 

De Nederlandse schrijver Frits Bernard Hotz werd geboren op 1 februari 1922 in Leiden. Hotz wilde als jongen al schrijver worden en schreef vanaf de jaren vijftig verhalen, geïnspireerd door Van Oudshoorn, maar hij stuurde die pas in 1974 naar een uitgever. Nog datzelfde jaar debuteerde hij in Maatstaf met het verhaal ‘De tramrace’. Zijn debuutbundel Dood weermiddel werd enthousiast ontvangen, en voor de tweede bundel – Ernstvuurwerk – kreeg hij in 1978 de Ferdinand Bordewijkprijs. In 1998 werd hem de P.C. Hooftprijs toegekend voor zijn totale oeuvre.

Uit: De vertegenwoordigers (Verhalen en beschouwingen)

‘Theodicee’
“We hebben Gods best mogelijke van alle werelden teruggehaald, riep men. En het was feest. (. . .) De stad kreeg zijn vereiste aantal invaliden (. . .). In een park werd de eerste exhibitionist gesignaleerd en opgepakt. Een vrouw adverteerde met haar lijf in een regionaal dagblad. Kunst, zo lang voor overbodig gehouden, ontstond in een schuur, in het geniep, waar een man een pijpje houtskool vond en een vergeeld maar nog bijna leeg schetsboek. God glimlachte en zag dat het goed was.”

 
F. B. Hotz (1 februari 1922 – 5 december 2000)

 

De Amerikaanse schrijver van romans, korte verhalen, gedichten en toneelstukken (James Mercer) Langston Hughes werd geboren op 1 februari 1902 in Joplin, Missouri. Zijn moeder was lerares en zijn vader verdiende de kost als magazijnbediende. Na zijn eindexamen van de middelbare school maakte Langston Hughes een reis naar Mexico. Na terugkomst studeerde hij een jaar aan de Columbia Universiteit. Na zijn studietijd had Langston Hughes allerlei baantjes. Zo was hij matroos op de vaart naar Europa, werkte hij in een nachtclub in Parijs en een hotel in Washington. Hij was een belangrijk figuur in de beweging, die men de “Harlem Renaissance” is gaan noemen. Vanaf de jaren dertig gebruikte hij zijn dichtkunst om sociale misstanden aan de kaak te stellen.

Cross

My old man’s a white old man
And my old mother’s black.
If ever I cursed my white old man
I take my curses back.
If ever I cursed my black old mother
And wished she were in hell,

I’m sorry for that evil wish
And now I wish her well
My old man died in a fine big house.
My ma died in a shack.
I wonder were I’m going to die,
Being neither white nor black?

 

Harlem

What happens to a dream deferred?

Does it dry up
like a raisin in the sun?
Or fester like a sore—
And then run?
Does it stink like rotten meat?
Or crust and sugar over—
like a syrupy sweet?

Maybe it just sags
like a heavy load.

Or does it explode?

 
Langston Hughes (1 februari 1902 – 22 mei 1967)

 

De Russische revolutionair en schrijver Jevgeni Zamjatin werd geboren op 1 februari 1884 in Lebedjan. Hij schreef vele boeken met novellen en korte verhalen (deze laatste vaak in sprookjesvorm), waaronder Wij. ‘Wij’ heeft bekendheid gekregen, met name door de invloed die dit boek heeft gehad op Orwell’s Nineteen Eighty-Four (dat bijna 25 jaar later werd geschreven) en Huxley’s Brave New World. Terugkerend thema in Zamjatins werk is de ontsnapping van over-ontwikkelde steden naar de vrijheid van de niet-stedelijke gebieden en de natuur. Zamjatin werd gearresteerd tijdens de revolutie van 1905 en kreeg in 1931, omdat hij verdacht werd van betrokkenheid bij de revolutie in 1917 (o.a. door zijn politieke schrijfwerk), toestemming om Rusland te verlaten. Van 1931 tot 1937 leefde hij in Parijs, waar hij stierf.

Uit: Wir

EINTRAGUNG NR. 1
Übersicht: Eine Zeitungsnotiz. Die weiseste aller Linien. Ein Poem.
„Ich schreibe hier genau ab, was ich in der heutigen Staats­zeitung lese:
»In hundertzwanzig Tagen ist unser erstes Raketenflug­zeug Integral vollendet. Es naht die große historische Stunde, da sich der Integral in den Weltraum aufschwin­gen wird. Vor einem Jahrtausend haben eure heroischen Vorfahren diesen Planeten dem Einzigen Staat Untertan gemacht. Ihr seid es, deren gläserner, elektrischer, Feuer speiender Integral die unendliche Gleichung des Alls inte­grieren wird. Eure Aufgabe ist es, jene unbekannten Wesen, die auf anderen Planeten — vielleicht noch in dem unzivilisierten Zustand der Freiheit — leben, unter das segensreiche Joch der Vernunft zu beugen. Sollten sie nicht begreifen, dass wir ihnen ein mathematisch-fehler­freies Glück bringen, haben wir die Pflicht, sie zu einem glücklichen Leben zu zwingen. Doch bevor wir zu den Waffen greifen, wollen wir es mit dem Wort versuchen. Im Namen des Wohltäters wird sämtlichen Nummern des Einzigen Staates bekannt gegeben: jeder, der sich dazu befähigt glaubt, ist verpflichtet, Trak­tate, Poeme, Manifeste, Oden und andere die Schönheit und erhabene Größe des Einzigen Staates preisende Werke zu verfassen.
Diese Werke werden die erste Botschaft sein, die der Integral in den Weltraum trägt. Heil dem Einzigen Staat! Heil dem Wohltäter! Heil den Nummern!« Mit glühenden Wangen schreibe ich diese Worte nieder. Ja, wir werden diese herrliche, das ganze Weltall um-
fassende Gleichung integrieren! Wir werden die wilde, krumme Linie geradebiegen, sie zur Tangente, zur Asymptote machen. Denn die Linie des Einzigen Staates ist die Gerade. Die große, göttliche, weise Gerade, die weiseste aller Linien.

 
Jevgeni Zamjatin (1 februari 1884 – 10 maart 1937)