Cees Nooteboom, Grand Corps Malade, Joanne Rowling

 

De Nederlandse dichter en schrijver Cees Nooteboom werd geboren in Den Haag op 31 juli 1933. Zie ook mijn blog van 31 juli 2010 en eveneens alle tags voor Cees Nooteboom op dit blog.

 

 

Zoals regen…

 

zoals regen zoekt een natuurlijk versmelten
en planten hun aarde ten zeerste bevroeden

zo drijvend op een lange zijden zeewind
blies jij in mijn gebied je oevers, mistiger,
heb jij verdriet voortdurend op mij ingesproken
zoals ook regen steeds zoekt een natuurlijk versmelten.

en groeit nu dit bitter stromen rustiger, zijns ondanks, en
opgesierd met vreemde dingen van het maanspel –
het blijft mijn grondwater van dagelijks versterven
en jij en ik is dood en verder machteloos.

 

 

 

Romantische herfst

 

schimmig vanavond jaagt die mist de velden
de maan sluipt terug in dodelijke bomen

nu is de grote rafelaar gekomen
een herfst een doodgaan een gekwelde smeekstem
hoor… ademend beweegt de aarde van heimwee
om mensen te bezetten met een adem van verdriet
om koeien zwaar en zwijgend in zich vast te zetten
als schepen, vastgegroeid aan het lichaam van de zee
of de dood, levend aan het gezicht van de mensen,
mééademend, méésprekend.

 

 

 

Iets

 

Het leven
je zou het je moeten kunnen
herinneren
als een buitenlandse reis
en er met vrienden of vriendinnen
over na moeten praten
en zeggen
Het was toch wel aardig,
het leven,
en flarden zien van vrouwen, geheimen
en landschappen

en dan tevreden achteroverleunen
maar doden kunnen niet achteroverleunen.

En ook verder kunnen ze niets.

 

 

Cees Nooteboom (Den Haag, 31 juli 1933)

Lees verder “Cees Nooteboom, Grand Corps Malade, Joanne Rowling”

Primo Levi, Daniel Bielenstein, Hans-Eckardt Wenzel

 

De Italiaanse schrijver Primo Levi werd geboren op 31 juli 1919 in Turijn. Zie ook mijn blog van 31 juli 2007 en ook mijn blog van 31 juli 2008 en ook mijn blog van 31 juli 2009 en ook mijn blog van 31 juli 2010

 

 

Reveille

 

In the brutal nights we used to dream
Dense violent dreams,
Dreamed with soul and body:
To return; to eat; to tell the story.
Until the dawn command
Sounded brief, low
‘Wstawac’
And the heart cracked in the breast.

Now we have found our homes again,
Our bellies are full,
We’re through telling the story.
It’s time. Soon we’ll hear again
The strange command:
‘Wstawac’

 

 

Shema

 

You who live secure
In your warm houses
Who return at evening to find
Hot food and friendly faces:

Consider whether this is a man,
Who labours in the mud
Who knows no peace
Who fights for a crust of bread
Who dies at a yes or a no.
Consider whether this is a woman,
Without hair or name
With no more strength to remember
Eyes empty and womb cold
As a frog in winter.

Consider that this has been:
I commend these words to you.
Engrave them on your hearts
When you are in your house, when you walk on your way,
When you go to bed, when you rise.
Repeat them to your children.
Or may your house crumble,
Disease render you powerless,
Your offspring avert their faces from you.

 

Vertaald door Ruth Feldman en Brian Swann

 

 

Primo Levi (31 juli 1919 – 11 april 1987)

 

Lees verder “Primo Levi, Daniel Bielenstein, Hans-Eckardt Wenzel”

Alain Nadaud, Ahmed Zitouni, Munshi Premchand, Peter Rosegger, Ahmad Akbarpour, Triztán Vindtorn

 

De Franse schrijver Alain Nadaud werd geboren op 31 juli 1948 in Parijs. Zie ook mijn blog van 31 juli 2007 en ook mijn blog van 31 juli 2008 en ook mijn blog van 31 juli 2009 en ook mijn blog van 31 juli 2010

 

Uit: Comment je ne suis jamais devenu écrivain

 

“Parmi les héros dont je partageais les aventures dans les livres que j’empruntais à la bibliothèque de la pension : agents secrets, bandits de grand chemin, chevaliers en armure, coureurs des bois, détectives privés, explorateurs, etc., il y en avait un qui demeurait auréolé de mystère et dont l’activité restait pour moi énigmatique : celui-là même qui avait donné naissance à tous ces personnages et qui, invisible en arrière-fond, en tirait les ficelles. J’enviais sa capacité à me tenir en haleine au récit des dangers qu’il leur faisait courir et qui me poussaient à prendre fait et cause pour eux comme s’ils existaient vraiment, à me transporter page après page dans des paysages créés par les seules puissances de son imagination, à me faire croire des choses qui n’avaient jamais eu lieu.
Voilà, c’est dans ce rôle-là que j’aurais aimé être : à contre-jour sous la lampe, solitaire face au clavier de ma machine à écrire et néanmoins susceptible de me déplacer à volonté dans les mondes inexplorés de mes fantasmagories ; maître des rêves d’autrui, souverain de l’improbable.”

 

 

Alain Nadaud (Parijs, 31 juli 1948)

Lees verder “Alain Nadaud, Ahmed Zitouni, Munshi Premchand, Peter Rosegger, Ahmad Akbarpour, Triztán Vindtorn”

Patrick Modiano, Cherie Priest, Salvador Novo, Emily Brontë

De Franse schrijver Patrick Modiano werd geboren in Boulogne-Billancourt op 30 juli 1945. Zie ook mijn blog van 30 juli 2007 en ook mijn blog van 30 juli 2008 en ook mijn blog van 30 juli 2009 en ook mijn blog van 30 juli 2010.

 

Uit: Die Kleine Bijou (Vertaald door Peter Handke)

„An dem Abend, da ich in der Metro meine Mutter wiederzuerkennen glaubte, war es schon länger her, daß ich dem begegnet war, der sich entweder Moreau oder Badmaev nannte. Das war in der

Buchhandlung Mattei gewesen, am Boulevard de Clichy. Die hatte am Abend lange offen. Ich suchte einen Kriminalroman. Um Mitternacht waren wir die beiden einzigen Kunden, und er empfahl mir einen Titel der Série Noire. Wir gingen dann miteinander den Boulevard entlang und unterhielten uns. Momentweise betonte er die Worte eigentümlich, was mich auf den Gedanken brachte, er sei

Ausländer. Später erklärte er mir, der Name Badmaev stamme von seinem Vater, den er kaum gekannt habe, einem Russen. Doch seine Mutter sei Französin gewesen. Auf dem Stück Papier, auf das er mir an jenem ersten Tag seine Adresse notiert hatte, stand: Moreau-Badmaev.

Wir redeten über alles und nichts. In jener Nacht erzählte er mir nicht viel von sich, außer daß er in der Nähe der Porte d’Orléans wohne, und er sei nur zufällig in die Gegend gekommen. Und das sei ein glücklicher Zufall gewesen, er habe mich getroffen. Er wollte wissen, ob ich noch andere Bücher läse, nicht bloß Kriminalromane. Ich habe ihn begleitet bis zur Metrostation Pigalle. Er hat mich gefragt, ob wir uns wiedersehen könnten. Und mit einem Lächeln hinzugefügt:

Auf diese Weise werden wir versuchen, klarer zu sehen.

Dieser Satz hatte mich sehr beeindruckt. Es war, als errate er meine Gedanken. Ja: ich befand mich in einer Periode meines Lebens, da ich klarer sehen wollte.

Alles erschien mir so verworren, von Anfang an, seit meinen frühesten Kindheitserinnerungen… Manchmal streiften sie mich gegen fünf Uhr früh, in der gefährlichen Stunde, da man nicht mehr

einschlafen kann. So wartete ich, bevor ich hinaus auf die Straße ging; ich wollte sicher sein, daß die ersten Cafés schon offen hätten. Denn ich wußte: mit dem Moment, da ich ins Freie träte,

würden diese Erinnerungen sich verflüchtigen wie die Fetzen eines bösen Traums. Und das zu gleichwelcher Jahreszeit.“

 


Patrick Modiano (Boulogne-Billancourt, 30 juli 1945)

Lees verder “Patrick Modiano, Cherie Priest, Salvador Novo, Emily Brontë”

Alexander Trocchi, Pauline van der Lans, Jacques de Kadt, Paul Rigolle

De Schotse schrijver Alexander Trocchiwerd geboren op 30 juli 1925 in Glasgow. Zie ook mijn blog van 30 juli 2007 en ook mijn blog van 30 juli 2008 en ook mijn blog van 30 juli 2009 en ook mijn blog van 30 juli 2010

 

Uit: Young Adam

“Salt?” I said, the monosyllable carrying the cynical weight of my disbelief.

“Starin’ you in the face,” she said.

It was damp. I had to scrape it from the side of the dish with my knife. Ella ignored the scratching sound and Leslie, his face twitching as it sometimes did, went on reading the paper. It was only when I had began to eat my bacon that it occurred to me they’d had an egg. I could see the traces on the prongs of their forks. And after I’d gone all the way across the dock to the telephone… Leslie got up noisily, without his second cup of tea. He was embarrassed. Ella had her back to me and I swore at her under my breath. A moment later she too went up on deck, taking the kid with her, and I was left alone to finish my breakfast. young adam

We were all on deck when the ambulance arrived. It was one of those new ambulances, streamlined, and the men were very smart. Two policemen arrived at the same time, one of them a sergeant,

and Leslie went ashore to talk to them. Jim, the kid, was sitting on an upturned pail near the bows so that he would get a good view. He was eating an apple. I was still annoyed and I sat down on a hatch and waited. I looked out across the water at the black buffalo-like silhouette of a tug which crept upstream near the far shore. Beyond it on the far bank, a network of cranes and girders closed in about a ship. “To sail away on a ship like that,” I thought, “away. Montevideo, Macao, anywhere. What the hell am I doing here? The pale North.” It was still early and the light was still thin but already a saucer of tenuous smoke was gathering at the level of the roofs.

Then the ambulance men came across the quay and on to the

barge and I pointed to where we had put the body under the sacks. I left them to it. I was thinking again of the dead woman and the egg and the salt and I was bored by the fact that it was the beginning of the day and not the end of it, days being each the same as the other as they were then, alike as beads on a string, with only the work on the barge, and Leslie to talk to.”

 

Alexander Trocchi (30 juli 1925 – 15 april 1984)

In 1967

Lees verder “Alexander Trocchi, Pauline van der Lans, Jacques de Kadt, Paul Rigolle”

Harry Mulisch, Chang-Rae Lee, Wolfgang Bittner, Stanley Kunitz, Sten Nadolny

De Nederlandse schrijver Harry Mulisch werd geboren op 29 juli 1927 in Haarlem. Zie ook mijn blog van 29 juli 2010 en eveneens alle tags voor Harry Mulisch op dit blog.

 

Uit: Archibald Strohalm en het paradijs

„Een beetje schutterig draaide hij zich om. Aangedaan met een opgetogen witlinnen jasje en een broek met een levensgevaarlijke plooi naderde lachend en geweldig Boris Bronislaw. Hij liep snel en maakte begroetingsgebaren met een arm; aan de andere trok hij een grote vrouw met zich mee, die niet zo vlug kon lopen en achterover helde van haar zware zwangerschap. Ze droeg breed en prachtig in haar heupen.

‘Dag familie van me!’ riep hij, en sloeg archibald met twee handen op de schouders. ‘Leef je nog steeds? Haha! Hoe is het er mee, neef?’ De schilder was in een beste stemming; alleen dat oog knipperde nog net zo als een half jaar geleden. ‘Hier, dit is mijn vrouw. Hilde – Strohalm.’ Hij gebaarde heen en weer.

‘Ik ben strohalm,’ zei deze en stak zijn hand uit.

‘Aangenaam,’ zei Hilde. Ze begon archibald strohalms hand te schudden; op en neer schudde ze hem; het was duidelijk dat ze niet vaak handen gaf.

‘Bravo!’ riep Bronislaw. ‘Kom, laten we een eindje gaan wandelen. Of nee, wat vind je, liefje – zullen we liever op die bank gaan zitten? Je mag je niet te moe maken. Geen gepraat verder! We wandelen niet, maar gaan op die bank zitten!’ Ze namen plaats; de schilder in het midden. ‘Ziezo! Zit je goed, schat?’

Hilde knikte. Toen ze zag dat hij haar aankeek, glimlachte ze.

‘Goedzo! Als ik geld had,’ wendde hij zich tot archibald strohalm, ‘zou ik wel op koffie trakteren, maar ik heb het niet. Ik geef alles uit aan luiers en spenen. Haha!’ lachte hij en porde archibald strohalm in de zij. ‘Ik heb me voortgeplant, kerel! Ik heb de soort in stand gehouden! Het kost een hoop geld. Ik zou wel gemainteneerd willen worden, wil je dat geloven; maar ik zou het zelf verpesten. Tegen iedere rijke patser, die me geld wilde geven, zou ik zeggen dat hij de moordenaar is van alle mensen die van armoe kreperen, terwijl hij nog geld heeft. Ik ben een verschrikkelijk sociaal mens, moet je weten.“

 

Harry Mulisch (29 juli 1927 – 30 oktober 2010)

Lees verder “Harry Mulisch, Chang-Rae Lee, Wolfgang Bittner, Stanley Kunitz, Sten Nadolny”

Thomas Rosenlöcher, Eyvind Johnson, Michail Zostsjenko, August Stramm, Marja Brouwers

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook mijn blog van 29 juli 2007 en ook mijn blog van 29 juli 2008 en ook mijn blog van 29 juli 2009 en ook mijn blog van 29 juli 2010

 

 

Der Mensch

Er sitze auf der Bank vor seiner Laube,
den Regenbogen häuptlings hingestellt.
Mit Laub und Äpfeln rings bestückt die Bäume,
Gänseblümchengezwitscher tief im Gras.

Indes der Wurm des umgebrochnen Beetes
den Kopf erhebt und stumm herüberblickt.
Sich fragend, ob der Mensch denn ewig lebe.
Silberne Tropfen fallen ins Wasserfaß.

 

 

 

Die Hoffnungsstufen

Dass ich den Birnbaum vorm Haus wieder sehe.
Ich meine den, den ich jeden Tag sehe.

Dass mich eine Frau im Dunkeln entkleidet
und mit silbernen Fingern was Finstres vorfindet.

Dass wir, im Schlaf zu Staub entrückt,
des Birnbaums Blüten donnern hören.

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947)

 

Lees verder “Thomas Rosenlöcher, Eyvind Johnson, Michail Zostsjenko, August Stramm, Marja Brouwers”

Remco Campert, Malcolm Lowry, Angélica Gorodischer, Gerard Manley Hopkins

 

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook mijn blog van 28 juli 2010 en eveneens alle tags voor Remco Campert op dit blog.

 

Uit: De Schrijver (Het leven een droom)

 

“Suzie was met haar rug naar me toe gaan liggen en deed er het zwijgen toe. Ik ging achter haar liggen en legde een verkennende hand op haar heup. Ze duwde mijn hand weg en schoof een stukje van me af – niet erg ver, omdat ze anders uit het bed zou vallen.

Opnieuw stuurde ik mijn hand in de richting van haar onwillige lijf. Opnieuw werd hij weggebonjourd. ‘Hou op.’

‘Suzie, het spijt me. Ik geef toe dat ik niet erg aardig was. Het komt door die nachtmerrie. Die zat me dwars, maar het is nu over.’

‘Echt?’

‘Echt.’

Nu liet ze mijn hand toe. Ik kuste haar op haar oor. Ze maakte een knorrend geluidje en draaide zich om. Ik streelde haar rug en haar billen, maar toen haar hand die langs mijn dijen omhoog was gekropen zich om mijn stijve pik sloot, was mijn reactie heftig en tegengesteld aan waar we beiden op uit waren.

Ik trok me met een ruk terug en ging overeind zitten.

‘Wat is er nu weer?’

 

 

Uit: Het leven is vurrukkulluk

 

“Ik heb Etta Zoon versiert’, zei Boelie. ‘Maar ik ben stom geweest. Ik heb gezegd dat ik van haar hou, want ik dacht dat het me anders niet zou lukken.’
‘En hou je van haar?’
‘Misschien nu wel, maar morgen waarschijnlijk niet meer.’
‘Zij waarschijnlijk ook niet.’
‘Ik weet het niet. Ze is erg serieus. Ik schijn haar maanden geleden eens gekust te hebben en dat wist ze nu nog.’
‘Dat is niet zo best.’
‘Wat moet ik nu doen? Ik bedoel, zal ik er mee doorgaan? Voor je het weet komen er scheidingen van en dan zit ik aan haar vast.’
‘Nou, en?’
‘Dat kan toch niet. Dat wil ik niet.’
‘Veel bidden maar.’

 

 

Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)

Lees verder “Remco Campert, Malcolm Lowry, Angélica Gorodischer, Gerard Manley Hopkins”

Stephan Sanders, Shahyar Ghanbari, John Ashbery, Drew Karpyshyn, Collin Higgins, Józef Ignacy Kraszewski, Hilde Van Cauteren

 

De Nederlandse schrijver, columnist, presentator en essayist Stephan Sanders werd geboren in Haarlem op 28 juli 1961. Zie ook mijn blog van 28 juli 2008 en ook mijn blog van 28 juli 2009 en ook mijn blog van 28 juli 2010

 

Uit: Kleurling

 

„Of eigenlijk moet ik het anders vertellen:

Paramaribo is de stad waarmee ik voor het eerst werd geconfronteerd in Amsterdam, toen ik daar als 17-jarige student net was komen wonen. In een avondwinkel werd ik aangesproken door een mij vriendelijk toeknikkende man, die iets aardigs tegen mij zei, dat jammer genoeg ook onverstaanbaar was. Hij zei het nog een keer, iets luider, en ik begon van de schrik maar eens in het Engels terug te praten. “Ben jij geen Surinamer dan?” vroeg hij uiteindelijk beteuterd. Ik geloof dat hij dat vooral sneu vond voor mij, zo’n niet-blanke jongen in Nederland, die niet eens de geringste notie had van het

Sranan.

Paramaribo is dus de stad die ik in Amsterdam heb leren kennen, vooruitlopend op een later bezoek, en Nederlandse Surinamers hebben me sindsdien zo’n beetje geadopteerd als een van hen. Ze herkende mij als een ‘rode neger’ en besloten dat ik precies leek op een neef of achterneef die ook nog ergens in de familie rondzwierf. Ik paste daar moeiteloos bij.

Ik vond dat deel van ze, want Nederlanders zijn, zeker de laatste tijd niet zo scheutig met het delen van hun nationaliteit.

En toen kreeg ik een Surinaamse geliefde, een man van mijn leeftijd die op achtduizend kilometer afstand van mij is opgegroeid, en die precies dezelfde kinderrijmpjes heeft geleerd. Ook een bruine man, ook in het Nederlands gedrenkt, als een onbekend broertje op afstand.

Inmiddels ben ik vaak in Paramaribo geweest. De laatste keer dat ik er was, liet ik mij ontvallen dat het straatbeeld me zo aan Kaapstad deed denken. Ik bedoel niet de vier- of zesbaans autowegen die Kaapstad kent en die in Paramaribo zo goed als afwezig zijn; niet de gebouwen van downtown Capetown, waarbij Paramaribo provinciaal afsteekt. Ik bedoel de mensen, het overheersende beeld van allerlei soorten bruin op straat (licht-, middel-, donker-bruin), de onnavolgbare raciale mixen die je op de markt tegenkomt, in busjes.“

 

 

Stephan Sanders (Haarlem, 28 juli 1961)

Lees verder “Stephan Sanders, Shahyar Ghanbari, John Ashbery, Drew Karpyshyn, Collin Higgins, Józef Ignacy Kraszewski, Hilde Van Cauteren”

Michael Longley, Hilde Domin, Theodore Dreiser, Marijke Höweler, Julien Gracq

De Ierse dichter Michael Longley werd geboren op 27 juli 1939 in Belfast. Zie ook alle tags voor Michael Longley op dit blog

 

The Ice-Cream Man

Rum and raisin, vanilla, butter-scotch, walnut, peach:
You would rhyme off the flavours. That was before
They murdered the ice-cream man on the Lisburn Road
And you bought carnations to lay outside his shop.
I named for you all the wild flowers of the Burren
I had seen in one day: thyme, valerian, loosestrife,
Meadowsweet, tway blade, crowfoot, ling, angelica,
Herb robert, marjoram, cow parsley, sundew, vetch,
Mountain avens, wood sage, ragged robin, stitchwort,
Yarrow, lady’s bedstraw, bindweed, bog pimpernel
.

 

 Eurycleia

I
Eurycleia fetched a basin, poured cold water into it,
Added hot water, and got ready to wash his feet.
But Odysseus shifted out of the firelight, afraid
She might notice his scar, the key to his identity,
A wound a boar inflicted years back, a flesh-wound.
His wet-nurse cradled his foot in her hands and touched
The scar, and recognising him she let go of his leg
Which clattered into the basin — water everywhere,
Such pain and happiness, her eyes filling with tears,
Her old voice cracking as she stroked his beard and whispered
You are my baby boy for sure and I didn’t know you
Until I had fondled my master’s body all over.’

II
I began like Odysseus by loving the wrong woman
Who has disappeared among the skyscrapers of New York
After wandering for thousands of years from Ithaca.
She alone remembers the coppice, dense and overgrown,
Where in a compost of dead leaves the boar conceals
Its bristling spine and fire-red eyes and white tusks

 

Michael Longley (Belfast, 27 juli 1939)

Lees verder “Michael Longley, Hilde Domin, Theodore Dreiser, Marijke Höweler, Julien Gracq”