Samuel Johnson, Omer Karel De Laey, Jan Mens, Tomás de Iriarte, Judite Maria de Carvalho

De Britse lexicograaf, dichter, essayist en criticusSamuel Johnson werd geboren in Lichfield op 18 september 1709. Zie ook mijn blog van 18 september 2008 en ookmijn blog van 18 september 2009 en ook mijn blog van 18 september 2010.

 

A Short Song of Congratulation

LONG-EXPECTED one and twenty

Ling’ring year at last has flown,

Pomp and pleasure, pride and plenty

Great Sir John, are all your own.

Loosen’d from the minor’s tether,

Free to mortgage or to sell,

Wild as wind, and light as feather

Bid the slaves of thrift farewell.

Call the Bettys, Kates, and Jenneys

Ev’ry name that laughs at care,

Lavish of your Grandsire’s guineas,

Show the spirit of an heir.

All that prey on vice and folly

Joy to see their quarry fly,

Here the gamester light and jolly

There the lender grave and sly.

Wealth, Sir John, was made to wander,

Let it wander as it will;

See the jocky, see the pander,

Bid them come, and take their fill.

When the bonny blade carouses,

Pockets full, and spirits high,

What are acres? What are houses?

Only dirt, or wet or dry.


If the Guardian or the Mother

Tell the woes of willful waste,

Scorn their counsel and their pother,

You can hang or drown at last.

 

Samuel Johnson (18 september 1709 – 13 december 1784)

Portret door Joshua Reynolds

Lees verder “Samuel Johnson, Omer Karel De Laey, Jan Mens, Tomás de Iriarte, Judite Maria de Carvalho”

H.H. ter Balkt, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg

De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook mijn blog van 17 september 2010 en eveneens alle tags voor H. H. Ter Balkt op dit blog.

 

Grote Beuk

Hij is het zwijgen rechtop de hemel in;
de wind, de hitte en regen hieuwen zijn stam
en takken, zijn wortels als houten fonteinen
wellend uit de bronnen. Alle seizoenen

krijgen kwartier, hij is het opgetaste
korte en lange jaar, in de zomer fluistert
nog de witte sneeuwjacht in zijn blad en bronzen
herfst omarmt stormend zijn schors in de meimaand.

Toen de bleke, felle bliksems kwamen die hun
harpoenen plantten in jouw hart en vier takken
woedend versplinterden, sapstromen dempten

die opstijgen wilden na de winter, wachtte,
grote beuk, achter je de kuil (doodkalm kraken
slaapt in het veld) slechts voor jou daar gegraven.

 

De peppels

In hun windschermen tegen ’t noodweer
Vielen kijkgaten voor verspieders;
In hun marskramerskist geen proviand;
Niet langer land van melk en honing.

Het jaagt drukdoend door je bladeren,
Peppels. Wijk niet voor de klompenmakers.
Met groot materieel rukt de nacht uit,
Langs je stammen siddert wind en geest.

 

Het mooie wandbord

Het stamt uit de hoeve; van rendierhoeders,
ergens waar de weg ophoudt en elektriciteit
eindigt; uit een noordelijk land. De luxe
specialiteit van die herberg is kluizenarij.

Er werden stroppen verkocht, te nauw
voor de hals. Maar als Noorderlicht straalde
daar het wandbord, bol als een drinkend oog,
blauwe en rode bloemen op zwart hout.

Ik zweer niet zo bij wandborden, maar deze
ernstig op hout geverfde verbeelding toonde
een samenhang die voorheen ooit bestond.
blik van ’t innerlijk oog en van de bergen.

H.H. ter Balkt (Usselo, 17 september 1938)

Lees verder “H.H. ter Balkt, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg”

Ludwig Roman Fleischer, Dilip Chitre, Albertine Sarrazin, Mary Stewart

De Oostenrijkse schrijver Ludwig Roman Fleischer werd geboren op 17 september 1952 in Wenen. Zie ook mijn blog van 17 september 2008 en ook mijn blog van 17 september 2009 en ook mijn blog van 17 september 2010

 

Uit: Seewinkler Dodekameron

„Das Zeichenbuch

Wieder einmal Probleme mit dem vaterlosen Vaterhaus im Grenzdorf. Andreas ist in der Stadt geblieben, bei der Mutter, und wird nach der Mutter greinen: vaterloses Einzelkind. Seufzend lenkt sie ihren Kleinwagen an der gedrungenen Kirche vorbei in die Untere Hauptstraße: zwei Reihen ebenerdig hingeduckter Vaterhäuser, deren bestes die Fassade ist. Hier wohnt ein halb bankrotter Landwirt, da ein versoffener Winzer, dort ein Jungbauer, der keine Frau bekommt, weil er Jungbauer ist. Die Dorfmehrheit wird von Nebenerwerbstätigen und Alten gestellt, die Jungen pendeln oder wandern ab: ein Niemandsland, in dem sich jeder Ort hundertfach wiederholt, dazwischen grenzenlose Leere, wie geschaffen, sie mit eigenen Bildern zu füllen.
Sie parkt den Wagen vor dem Haustor, zwischen den beiden Rasenrechtecken, so, wie Tante Agathe es nie haben wollte, denn wozu haben wir die Einfahrt? Im Grenzdorf wird alles hinter geschlossenen Toren verwahrt. Der Rasen ist vor kurzem gemäht worden, von der Nachbarin, die dafür an jedem Neujahrstag für zwölf Monate im voraus bezahlt werden muß.
Sie öffnet ihre Handtasche und kramt nach dem Schlüssel. Dein Vaterhaus mußt du halt jetzt ganz allein erhalten, gell, Andrea, ich mit meiner Mindestrente kann dir nicht helfen. Um Tante Agathes Drachennüstern zuckte es mißbilligend. Sie hatte Andrea die Scheidung nie verziehen. Schon für den Buben mußt du das Haus erhalten, der ist ja schließlich der Stammhalter. Euch jungen Leuten geht’s zu gut, drum könnt’s ihr nicht zusammenhalten.“

 

fleischer

Ludwig Roman Fleischer (Wenen, 17 september 1952)

Lees verder “Ludwig Roman Fleischer, Dilip Chitre, Albertine Sarrazin, Mary Stewart”

Breyten Breytenbach, James Alan McPherson, Michael Nava, Hans Arp

De Zuid-Afrikaanse schrijver en dichter Breyten Breytenbach werd geboren op 16 september 1936 in Bonnievale. Zie ook mijn blog van 16 september 2010 en eveneens alle tags voor Breyten Breytenbach op dit blog.

 

Voor Juan Carvajal

het vlees van hoeren is treurig
ik heb ze zien staan
met de donkere kreet tussen de dijen
langs de boulevard die de zee
omzoomde en afstootte
onder een hemel vol sterren
als dode vissen

het vlees van hoeren is triest
ik heb ze naakt zien liggen
in de woorden en de handen
van dichters en schilders
die de dood in leven
probeerden te houden
dingen zijn de verdonkeremaande
betekenis van dingen

ik heb in de tuin gezeten
en de schelle kreet van de papegaai
in de palmboom gehoord
en het hartzeer van het leven
groeide in mij aan
als een donkere vrucht
als een hoerenhart

 

Blind op reis

ek het in die skadu van Witberg oornag
maar om die berg se hoë slape
oor die silwer slaaprnus van ewige sneeu
kon ek die kranse lig sien beef
so groot so onaantasbaar so wit
so hoog kom my begrip nooit na bo
en deur my vingers het ek die bidkrale
van sterre probeer tel
om jou naam weer te proe
om jou bitter naam soos ligte druppels
reën op my tong te vang om jou naam
soos’ n afgod in my droom se grond te plant
‘n god om my verdere reis te seën
want met die roep van jou naam
met die bloed van jou naam in my mond
kruip ek al hoe yler al hoe witter skuinstes uit

Vertaald door: Krijn PeterHesselink

 

Das Treffen

wenn mein Herz zu mir kommt

durch die Nacht

duften die Gassen wo Pferdekarren

klappernd schwarze Abfallsäcke

sammeln

nach den verlorenen Blüten

des Frangipani-Baums

wenn mein Herz zu mir kommt

durch die Nacht

stelle ich einen Tisch ans Fenster

mit Brot und Wein und süßen

dunklen Trauben

und schreibe dieses kleine Gedicht

wie ein ausgereifter Papiermond

aus Warten

ein Echo jenes anderen aus weißem Stein

der dort draußen

durch die Nacht reist

wo dunkle Männer ihre Pferde antreiben

wenn mein Herz zu mir kommt

durch die Nacht

wenn das Warten

voller Worte ist

essen wir die Feigen, trinken den Wein

und schlafen mit dem Mond


Vertaald door Uljana Wolf

 

Breyten Breytenbach (Bonnievale, 16 september 1936)

Lees verder “Breyten Breytenbach, James Alan McPherson, Michael Nava, Hans Arp”

Justin Haythe, Andreas Neumeister, Anna Bosboom – Toussaint, Frans Eemil Sillanpää

De Amerikaanse schrijver Justin Haythe werd geboren op 16 september 1973 in Londen. Zie ook mijn blog van 16 september 2008 en ook mijn blog van 16 september 2010.

 

Uit: The Honeymoon

„After lunch we waited at the table for him to finish packing. We could hear him banging closets and drawers until he reappeared wearing a hat. We followed him into the hallway and waited for the elevator. He stood amongst his luggage; my mother and I amongst ours. ‘Be careful of the Arab children in the park,’ he told me. He turned to Maureen. ‘Petits voleurs,’ he explained. She smiled although she did not understand. She would look it up as soon as he had gone. He picked up his cases and stepped into the elevator. She blew him a kiss. ‘Bon voyage!’ she called.

When he was gone, the reflection of Maureen and me looked back from the mirrored elevator doors. I wore a white canvas hat and a pair of favourite copper corduroys. Maureen had yet to remove her pink silk jacket.

‘Don’t listen to him,’ she said. ‘He’s trying to impress you.

Only men need to impress children. You don’t need to be any more careful with one person than another.’

She began her inspection of the apartment the way she entered a gallery: as if she had money to spend. She passed from room to room with increasing excitement. When she found one more impressive than another, she called out for me to come and have a look. There was a pink study with a fireplace and a pair of French doors looking out onto the street; a small toilet off the hallway containing a gold-painted sink; and the kitchen with three Thai-wicker umbrellas bound to form a single lampshade. She could not stand still and almost as soon as I entered a room, she left it. She was like a child receiving a gift long obsessed over – slightly panicked by a world in which dreams are realized.

Marcel had inherited his money. The apartment was large for a bachelor living alone, with both a guest room and maid’s quarters. It was substantially larger than our place in New York, and had a view of the park across the street and, in the evenings, of the patches of setting sun reflected from the windows onto the tops of the trees. Marcel directed documentary films, usually about the Amazon. Several years later, Maureen took me to see one when it was playing in New York.“

 


Justin Haythe (Londen, 16 september 1973)

Lees verder “Justin Haythe, Andreas Neumeister, Anna Bosboom – Toussaint, Frans Eemil Sillanpää”

Jan Slauerhoff, Lucebert, Chimamanda Ngozi Adichie, Orhan Kemal

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Jacob Slauerhoff werd geboren in Leeuwarden op 15 september 1898. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Jan Slauerhoff op dit blog.

De zee

De zee, het enige leven dat strekt
Van begin tot einde
– Terwijl alle andre, voor kort gewekt,
Gedwee en weerloos verdwijnen –
Geeft in eeuwige breking
De grote, zachte verzekering
Dat, wanneer allen versterven, verstijven,
Zij bevallig zal blijven.

En als ik ga gehaast,
Genaderd en genaast
Door de jagende dood,
Hoor ik de troost
Van ’t eendre golfgeruis,
Dat is als het vermengd gejuich
Van al haar schipbreuklingen, al haar meeuwen,
Aanbreken over de eeuwen,
Die mij verzwijgen en verteren.

Zij heeft geen andre vormen
Dan de borsten van haar golven,
En geen andre woorden dan de volle
Koren van haar branding en haar stormen.
Maar sidderend belijdt
Elk leven, hoe verfijnd
En schoon ’t in ’t licht verschijnt,
De wankele kortstondigheid
Van zijn bekoorlijkheid
Voor de geweldige eentonigheid van ’t grootse
En de onsterflijke lieflijkheid van ’t doodse.

Sterrenkind

Een sterrennacht op de wereld geworpen,
In sneeuw begraven door de wind,
Houthakkers brachten naar hun verre dorpen
Als een gevonden schat het sterrenkind.

Zij dachten hun vrouwen gelukkig te maken
Omdat zijn mantel van zilver was,
Maar zij moesten hem voeden en bij hem waken
Als was hij een kind van hun eigen ras.

De mantel konden zij niet verkopen,
Geen zilversmid geloofde er aan;
De pope wou de vondeling niet dopen,
Dat heidenkind gevallen van de maan.

Geen timmerman wilde hem laten werken,
Die tere prins, wat had men er aan?
De kosters joegen hem uit hun kerken,
Het heidenkind dat peinzend stil bleef staan.

En op een nacht is hij weer verdwenen;
Het dorp telde vele kindren minder,
Terwijl opeens veel meer sterren schenen.
Het was zeven jaar geleden. En weer winter.

Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)

Lees verder “Jan Slauerhoff, Lucebert, Chimamanda Ngozi Adichie, Orhan Kemal”

Gunnar Ekelöf, Agatha Christie, Jim Curtiss, Ina Seidel

De Zweedse dichter en schrijver Bengt Gunnar Ekelöf werd geboren op 15 september 1907 in Stockholm. Zie ook mijn blog van 15 september 2007 en ook mijn blog van 16 september 2008 en ook mijn blog van 15 september 2009 en ook mijn blog van 15 september 2010

 

De bloemen

de bloemen slapen voor het raam en de lamp staart licht

en het raam staart gedachteloos in het donker daarbuiten

de schilderÿen tonen onntzield de hun toevertrouwde oinhoud

en de vliegen staan stil op de muur en denken

de bloemen leunen tegen de nacht en de lamp spint licht

in de hoek spint de kat wollen draden om mee te slapen

op het fornuis snurkt de koffieketel af en toe met welbehagen

en de kinderen spelen stil met woorden op de vloer

de wit gedekte tafel wacht op iemand

wiens stappen nooit de trap opkomen

een trein die in de verte de stilte doorboort

ontsluiert het geheim der dingen niet

maar het lot telt de slagen van de klok in decimalen.

 

Ik geloof in de eenzame mens

Ik geloof in de eenzame mens,

in hem die eenzaam dwaalt,

die niet als een hond zijn reuk achterna rent,

die niet als een wolf de reuk van mensen mijdt:

mens en anti-mens tegelijk.

Hoe gemeenschap te vinden?

Mijd de hoge buitenweg:

wat vee is in anderen is ook vee in jou.

Neem de lage binnenweg:

wat bodem is in jou is ook bodem in anderen.

Moeilijk om aan jezelf te wennen.

Moeilijk jezelf te ontwennen.

Wie het doet wordt toch nooit alleen gelaten.

Wie het doet blijft toch altijd soldair.

Het onpraktische is het enig praktische

op den duur.

Vertaald door H.C. ten Berge en Marguérite Törnqvist

 

Gunnar Ekelöf (15 september 1907 – 16 maart 1968)

Lees verder “Gunnar Ekelöf, Agatha Christie, Jim Curtiss, Ina Seidel”

Hans Faverey, Theodor Storm, Leo Ferrier, Bernard MacLaverty, Martyn Burke, Ivan Klima

De Nederlandse dichter Hans Faverey werd op 14 september 1933 geboren in Paramaribo. Zie ook mijn blog van 14 september 2010 en eveneens alle tags voor Hans Faverey op dit blog.

 

Rozenmond ligt languit in haar bad

en wil er niet uit. Zij rekt zich uit
en maakt met haar handen van die
schokkende bewegingkjes boven haar hoofd.

De wind is intussen gaan liggen.
Het riet beweegt niet meer en op
de plavuizen vloer is ook
mijn schaduw vervluchtigd.

Rozenmond in haar denken is leeg.
Gedachtenloos strijkt zij de kleine
luchtbelletjes uit haar schaamhaar,
van haar dijen. Rozenmond ligt

in bad, wil niet uit bad, komt ook
niet uit bad. Zij draait de mengkranen
open, duwt het hefboompje omhoog
en laat het nog uren en uren
regenen op haar schouders,
op haar zo mooie hoofd.

 

Zodat ik uitzie

Zodat ik uitzie
door het oog
van mijn naald

en sneeuwblind herken
de zwerfsteen,
sterfsteen onder

mijn tong: splinter
voor spinter

slaagt hij erin
niets te wegen,
niets voor te stellen.


Hans Faverey (14 september 1933 – 8 juli 1990)

Lees verder “Hans Faverey, Theodor Storm, Leo Ferrier, Bernard MacLaverty, Martyn Burke, Ivan Klima”

Eckhard Henscheid, Corly Verlooghen, Eric van der Steen, Mario Benedetti, Uli Becker

De Duitse schrijver Eckhard Henscheid werd geboren op 14 september 1941 in Amberg. Zie ook mijn blog van 14 september 2010.

 

Uit: Dummdeutsch

»Dummdeutsch«: ein ebenso rasch einleuchtender, ein kaum je ganz (…) mißverstandener und praktikabler wie selbstverständlich proto- und parawissenschaftlicher Begriff. Welcher, sehr straff zusammengefaßt, an-sich »Dummes«, strukturell »dummes« Wortmaterial ebenso umgreift wie solches, das erst per fortgesetzte Inflation, gedankenlose Entleerung oder auch bloße Verwendung durch die garantiert falschen Menschen es – von Fall zu Fall anders – geworden ist.“
(…)


»Dummdeutsch«: der fraglos wissenschaftlich, historisch, linguistisch nicht allzu ausgewiesene noch abgegrenzte Begriff tut sogar gut daran, im leicht zwielichtig Unausgewiesenen zu verbleiben; wie gleichsam die Sache, die er bezeichnet, selber: Diese genetisch manchmal kaum sortierbare und sehr gallertartige Aufschüttung aus Neo- und Zeitlosquatsch, aus verbalem Imponiergewurstel bei gleichzeitiger Verschleierungs- und Verhöhnungsabsicht oder auch umgekehrt Angst; aus modisch progressistischem Gehabe wie gleichzeitig stur autoritärer Gesinnung mal bürokratieseligem Geschwafel – dieses Dummdeutsche bekommt am Ende etwas über die läßliche Verfehlung weit hinaus konstitutionell Hirnzerbröselndes noch jenseits der ja eher biologisch konditionierten Mentalschwächen von Sprachalterung etwa nach Maßgabe der Lord Chandosschen Befunde. Geister- und schauderhaft meint es die Signatur der Epoche, aber auch die der Sprache und Sprachgeschichte selber, die sozusagen ontische Torheit des Worts, des in und an sich selbst Verwesenden von Wort und Wortbildung, fast eine Ästhetik also auch des Scheußlichen, des Ruinösen und des Desaströsen alles Phonetische – aber lassen wir das.“

 

.

Eckhard Henscheid (Amberg, 14 september 1941)

Lees verder “Eckhard Henscheid, Corly Verlooghen, Eric van der Steen, Mario Benedetti, Uli Becker”

Tõnu Õnnepalu, Janusz Glowacki, Julian Tuwim, Eginald Schlattner, Warren Murphy, Johannes Poethen

De Estische dichter, schrijver en vertaler Tõnu Õnnepalu werd geboren op 13 september 1962 in Tallin. Zie ook mijn blog van 13 september 2008 en ook mijn blog van 13 september 2009 en ook mijn blog van 13 september 2010.

 

Flesh has become word

Flesh has become word, word has not become flesh.
Who lives, can become word,
this is my little human hope
and today it is visible, today, today!

Today awakens the flesh in my flesh and the earth in my bones
and the sap of trees, the earth water, rises upwards,
earth’s cold blind water, lifeless water, ice water,
presses up throught the veins,
through the bitter flesh of pines,
the sweet flesh of maples,
up, out, into steam, as spirit,
in vain, water presses, sap presses, blood presses, yes,
not listening, in vain!

The hum of ducks is the Victory Song today,
the Nameless’ immense fleshly voice in the tranquil mist of the sea,
under the bright morning covers, in the warm, wordless light,
yes, in wordlessness, in not becoming word, in not being held by the word.

And I remain outside of it, outside of this great day,
because inside me there are words,
seeing and hearing I think words,
I do not hum like ducks, I do not flap wings,
the words in my head are mute motionless song,
needless sounds that nobody hears,
blind light that nobody sees,
an unmade move, caress and pain that nobody feels.

But there is something else in me, there happens to be everything
that touches everything else today and flies away.

And the word is smaller than this,
for really there is very little in word.
Perhaps this or that, perhaps a lot,
perhaps almost everything remains outside the word.

The word is ill of it, always in pain for what it is not.
In pain of this morning,
in pain of the flesh and blood,
in pain of water and light,
in pain for being closed in the head.

It may be that this is my work, that this is
the pressing voice of the Nameless speaking in me:
to let the word free, let it out of the head,
let it die, sow it into the vast earth of the unword,
into the darkness of myself and un-self,
outside the gates into the great light where Today is waiting,
where the wordless, shapeless, ever changing All is waiting.

And I myself should wait, not knowing for what,
cry and mourn for the word, weep for my self
that has no more name,
lie down on bare ground before the Gates
as beggars lie down to sleep in the open
and wait to be let in,
wait to get out,
wait for the Hour of Change, for the Unknown.

Tõnu Õnnepalu (Tallin, 13 september 1962)

Lees verder “Tõnu Õnnepalu, Janusz Glowacki, Julian Tuwim, Eginald Schlattner, Warren Murphy, Johannes Poethen”