The Death of the Old Year (Alfred Lord Tennyson)

Alle bezoekers en mede-bloggers een aangename jaarwisseling en een gelukkig Nieuwjaar!

 

Kerkuitgang bij avond door B. J. van Hove, 1846

 

The Death of the Old Year

Full knee-deep lies the winter snow,
And the winter winds are wearily sighing:
Toll ye the church bell sad and slow,
And tread softly and speak low,
For the old year lies a-dying.
Old year you must not die;
You came to us so readily,
You lived with us so steadily,
Old year you shall not die.

He lieth still: he doth not move:
He will not see the dawn of day.
He hath no other life above.
He gave me a friend and a true truelove
And the New-year will take ’em away.
Old year you must not go;
So long you have been with us,
Such joy as you have seen with us,
Old year, you shall not go.

He froth’d his bumpers to the brim;
A jollier year we shall not see.
But tho’ his eyes are waxing dim,
And tho’ his foes speak ill of him,
He was a friend to me.
Old year, you shall not die;
We did so laugh and cry with you,
I’ve half a mind to die with you,
Old year, if you must die.

He was full of joke and jest,
But all his merry quips are o’er.
To see him die across the waste
His son and heir doth ride post-haste,
But he’ll be dead before.
Every one for his own.
The night is starry and cold, my friend,
And the New-year blithe and bold, my friend,
Comes up to take his own.

How hard he breathes! over the snow
I heard just now the crowing cock.
The shadows flicker to and fro:
The cricket chirps: the light burns low:
’Tis nearly twelve o’clock.
Shake hands, before you die.
Old year, we’ll dearly rue for you:
What is it we can do for you?
Speak out before you die.

His face is growing sharp and thin.
Alack! our friend is gone,
Close up his eyes: tie up his chin:
Step from the corpse, and let him in
That standeth there alone,
And waiteth at the door.
There’s a new foot on the floor, my friend,
And a new face at the door, my friend,
A new face at the door.

 


Alfred Tennyson (6 augustus 1809 – 6 oktober 1892)

Portret door Samuel Laurence, rond 1840

 

Zie voor de schrijvers van de 31e december ook mijn vorige blog van vandaag en eveneens mijn eerste blog van vandaag.

Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, Kingbotho, August van Cauwelaert

De Nederlandse dichter en schrijver Arjen Duinker werd geboren in Delft op 31 december 1956. Zie ook alle tags voor Arjen Duinker op dit blog.

Leve de camouflage!

Het oninteressante is concreet als een hond.
Vorstelijk als een rog, uniek als een kikker,
Het oninteressante is sentimenteel als een vlo,
Ruimhartig als een baviaan, zacht als een raaf.

Laten we de dierenwereld verder vergeten…

Het oninteressante is aandoenlijk als een tas,
Abstract als een koekje, schoon als een bril.
Het oninteressante is nieuwsgierig als een kapstok,
Vrij als een zeem, schitterend als een tafel.

Laten we de wereld van de dingen vergeten, en snel…

Het oninteressante is magazijnchef,
Loodgieter, demagoog, landmeter,
Psychiater, laborant, vuilnisman,
Hofnar, touwslager, empirist.

laten we ook de wereld van de functies onmiddellijk vergeten!

Leve de camouflage!

 

Plattegrond

Ik liet mijn stad zien
Aan drie duidelijke mannen.
De eerste zei: je stad lijkt op een arend.
De tweede zei: je stad lijkt op een dingo.
De derde zei: je stad lijkt op een slang.

De poorten gingen dicht
En de lichten werden zwart
Door het zwijgen van de muren.

Ik liet mijn stad zien
Aan drie duidelijke mannen.
De eerste zei: je stad lijkt op een bizon of op een tijger.
De tweede zei: je stad lijkt op een snoek of op een eland.
De derde zei: je stad lijkt op een havik of op een giraf.

Er kwam beweging in het water,
Er verscheen enige wildernis op de stoep
Maar de mannen ontkenden geluk.

Arjen Duinker (Delft, 31 december 1956)

Lees verder “Arjen Duinker, Bastian Böttcher, Jacob Israël de Haan, Kingbotho, August van Cauwelaert”

Nicholas Sparks, Gottfried August Bürger, Alexander Smith, Horacio Quiroga

De Amerikaanse schrijver Nicholas Sparks werd geboren in Omaha, Nebraska op 31 december 1965. Zie ook alle tags voor Nicolas Sparks op dit blog.

 

Uit: Dear John

Wilmington, 2000

My name is John Tyree. I was born in 1977, and I grew up in Wilmington, North Carolina, a city that proudly boasts the largest port in the state as well as a long and vibrant history but now strikes me more as a city that came about by accident. Sure, the weather was great and the beaches perfect, but it wasn’t ready for the wave of Yankee retirees up north who wanted someplace cheap to spend their golden years. The city is located on a relatively thin spit of land bounded by the Cape Fear River on one side and the ocean on the other. Highway 17 — which leads to Myrtle Beach and Charleston — bisects the town and serves as its major road. When I was a kid, my dad and I could drive from the historic district near the Cape Fear River to Wrightsville Beach in ten minutes, but so many stoplights and shopping centers have been added that it can now take an hour, especially on the weekends, when the tourists come flooding in. Wrightsville Beach, located on an island just off the coast, is on the northern end of Wilmington and far and away one of the most popular beaches in the state. The homes along the dunes are ridiculously expensive, and most of them are rented out all summer long. The Outer Banks may have more romantic appeal because of their isolation and wild horses and that flight that Orville and Wilbur were famous for, but let me tell you, most people who go to the beach on vacation feel most at home when they can find a McDonald’s or Burger King nearby, in case the little ones aren’t too fond of the local fare, and want more than a couple of choices when it comes to evening activities.”

 


Nicholas Sparks (Omaha, 31 december 1965)

Lees verder “Nicholas Sparks, Gottfried August Bürger, Alexander Smith, Horacio Quiroga”

Anne Vegter

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anne Vegter werd geboren in Delfzijl op 31 december 1958.  Nadat ze een jaar in een psychiatrische inrichting had gewerkt en na uitstapjes naar kunstgeschiedenis en pedagogiek, ging ze naar de drama-opleiding van de toenmalige Akademie voor Expressie door woord en gebaar in Utrecht. Schrijven en illustreren werden voor haar echter steeds belangrijker. Via het kindertijdschrift St. Kitts van de Bovenwindse kwam ze in contact met Geerten Ten Bosch. Dat resulteerde in het kinderboek De dame en de neushoorn, waarbij Anne Vegter de tekst schreef en Geerten Ten Bosch illustreerde. Voor dit boek kregen ze in 1990 de Woutertje Pieterse Prijs. In 1991 werd Vegters eerste gedichtenbundel Het veerde gepubliceerd. In hetzelfde jaar werd ze genomineerd voor de AKO-Literatuurprijs voor het kinderboek Verse Bekken! Vanaf die tijd was haar naam gevestigd. Ze maakte deel uit van jury’s, werd docente aan de Schrijversvakschool in Amsterdam, kreeg een zaterdagse rubriek in De Volkskrant en leverde een wekelijkse bijdrage aan het VPRO-radioprogramma De Avonden. In 1994 debuteerde Vegter als prozaschrijfster met de verhalenbundel Ongekuiste versies en twee jaar later schreef ze haar eerste toneelstuk Het recht op fatsoen. In 2004 ontving Anne Vegter de Anna Blaman Prijs voor haar hele oeuvre. In januari 2012 won Anne Vegter de Awater Poëzieprijs 2011 voor haar bundel Eiland berg gletsjer.

Negen

moest ik worden, negen werden ik en mijn vriendjes
later, allemaal vroeger, maar ik zei neger, een woord

dat wel kon, ik word negerrrrrr. Mijn broer fluisterde
in me dat ik groot werd en dat onder de haren van grote

kunstenaars kleine oren zitten en dat oren groeien
als je ouder wordt maar die van kunstenaars blijven klein

en daarom sterven ze jong, een gotspe. Vind je niet? Wat?
Laat maar. Mijn broer had ogen zonder kleur, heel authentiek

hoorde ik en dat kon wat worden. Ik vergat wat.
Elf alweer twaalf, veertien en ik bruinde, ik zonde

en er brak een tijd aan. Mijn broer kwam niet meer thuis.
In de zekerheid van een aantal onopgeloste vraagstukken

leidde ik een blank leven in een stad van grote mensen,
in de zekerheid van een aantal onopgeloste vraagstukken.

 

Uit eten

Je kunt het beste maar met plezier doen
wat je anders ook met plezier zou doen.
Als er geen maaltijd tussen zou zitten!

Er is vroeger nooit gesproken over de maaltijd als een zaak.
Een netelige zaak?
Maar sinds de kinderen!

Die eten ook werkelijk niets van wat wij vinden dat zij te eten hebben.
En al die oude koek, daar lachen zij om.
Courgettes, jij durft! Of aubergines, het moet niet gestoorder worden.

‘Zoon snijdt gezicht uit raapje’
(Er stak een tong door, zijn tong en tot zover was de maaltijd overzichtelijk bedorven.)
Maar zie de schaapjes eens in bed te krijgen zonder volle maag, die mekkeren.

De ene heeft zijn guldens dreigend belegd in ‘De Berehap’, daar frituurt men maagvulling.
Ik vind het goed, wat ben ik er voor eentje?
Doe mij ook maar met.

Ja, met!
Ook voor de andere.
Ja, met!

Ja, met met met met met!


Anne Vegter (Delfzijl, 31 december 1958)

Peter Buwalda, Paul Bowles, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover

De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.

Uit: Bonita Avenue

“Hij herinnerde zich een filmpje waarin een praatgrage natuurkundige het voor elkaar kreeg om gezworen alfa’s als hij en zijn broer het gevoel te geven dat ze iets van de kwantummechanica begrepen. (‘Richard Feynman,’ zei Sigerius later, ‘die hadden we toen net begraven.’) De man zelf wreef over zijn stoppelige kaken en vertelde over computers, over het heelal, over Maurits Escher alsof het vergooide tijd was ooit nog ergens anders over te praten. Hij bleek gejudood te hebben tegen Geesink en Ruska, maar was vooral Zomergast omdat hij een Fields-medal had gekregen, een onderscheiding die Van Ingen de Nobelprijs voor de wiskunde noemde.
Sindsdien was Sigerius uitgegroeid tot een nationale troetelwetenschapper. Geregeld schoof hun rector na een werkdag op de campus aan in een nieuwsrubriek of bij Barend & Van Dorp, programma’s waarin hij wetenschappelijk commentaar gaf op de actualiteit, sprankelend intelligent en tegelijk merkwaardig volks, er zat nooit een woord Chinees bij. Als fotograaf van de Weekly had Aaron er met zijn neus bovenop gestaan toen Sigerius de bestuursvleugel innam, en wat zijn camera zag, zag iedereen: dit was de man die Tubantia nodig had. Gewoon door te zijn wie hij was verloste Sigerius hun ondergeschoven, zachtjes ingedutte Calimerouniversiteit van haar Twentse schroom. Al tijdens zijn inaugurele rede beloofde hij van Tubantia de sterkste onderzoeksuniversiteit van Nederland te maken, een zinsnede die het nos-journaal ’s avonds uitzond. Hij was een media-magneet: zodra het woord ‘universiteit’ ergens viel verschenen die bloemkooloren in beeld, en verkondigde hún rector namens hún universiteit zijn mening over de concurrentiepositie van Nederlandse onderzoeksscholen, over meisjes en techniek, over de toekomst van internet, het donderde niet waarover. Net zo makkelijk zoog Sigerius internationale topgeleerden aan. Misschien was het jammer dat die Fieldsmedaille geen échte Nobelprijs was, natuurlijk was dat jammer, toch betoverde zijn aura van wiskundige genialiteit investeerders in pure wetenschap, ongecijferde kamerleden met kennisportefeuilles, telefoniegiganten en chipsbakkers die hun laboratoria rond de campus vestigden. En misschien zelfs scholieren, ook zij kenden Sigerius’ stoppelige kop van televisie; vergeet het gouden grut niet, ieder jaar opnieuw moesten de ettertjes naar de Twentse negorij gelokt worden, hoe bezweer je die kinderen, hoe behéks je ze?”

 

Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971)

Lees verder “Peter Buwalda, Paul Bowles, Theodor Fontane, Peter Lund, Joshua Clover”

Douglas Coupland, Willy Spillebeen, Norbert Hummelt, Rudyard Kipling, Georg von der Vring

De Canadese schrijver Douglas Coupland werd geboren op 30 december 1961 in een militaire kazerne in Rheinmünster-Söllingen in Duitsland. Zie ook alle tags voor Douglas Coupland op dit blog.

Uit: Generation A

“How can we be alive and not wonder about the stories we use to knit together this place we call the world? Without stories, our universe is merely rocks and clouds and lava and blackness. It’s a village scraped raw by warm waters leaving not a trace of what existed before.

Imagine a tropical sky, ten miles high and a thousand years off on the horizon. Imagine air that feels like honey on your forehead; imagine air that comes out of your lungs cooler than when it entered.

Imagine hearing a dry hiss outside your office building’s window. Imagine walking to the window’s louvered shutters and looking out and seeing the entire contents of the world you know flow past you in a surprisingly soothing, quiet sluice of gray mud: palm fronds, donkeys, the local Fanta bottler’s Jeep, unlocked bicycles, dead dogs, beer crates, shrimper’s skiffs, barbed wire fences, garbage, ginger flowers, oil sheds, Mercedes tour buses, chicken delivery vans.

…corpses

…plywood sheets

…dolphins

…a moped

…a tennis net

…laundry baskets

…a baby

…baseball caps

…more dead dogs

…corrugated zinc

Imagine a space alien is standing with you there in the room as you read these words. What do you say to him? Her? It? What was once alive is now dead. Would aliens even know the difference between life and death?”

 

Douglas Coupland (Rheinmünster-Söllingen, 30 december 1961)

Lees verder “Douglas Coupland, Willy Spillebeen, Norbert Hummelt, Rudyard Kipling, Georg von der Vring”

Stefan Brijs, Gilbert Adair, Paul Rudnick, William Gaddis

De Vlaamse schrijver Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk. Zie ook alle tags voor Stefan Brijs op dit blog.

Uit: Post voor mevrouw Bromley

“Martin was veranderd. Dat viel me meteen op toen hij in de deuropening verscheen en opgewonden verkondigde dat het oorlog was. Het was woensdagochtend 5 augustus 1914. Ik zat te lezen in Paradise Lost. Zijn komst verraste me meer dan zijn woorden. Ik wist niet wat te zeggen.

‘Dat is verdomd goed nieuws, niet?’ vroeg hij, verbaasd dat ik zijn enthousiasme niet spontaan deelde, en als om me te overtuigen voegde hij eraan toe: ‘We zullen die Duitsers eens ’n lesje leren!’

Zijn stem was zwaarder geworden en hij praatte nog platter dan voorheen. Ook had hij meer kleur in zijn gezicht en op zijn hoofd stond een andere pet dan ik me herinnerde. Het muisgrijze, mouwloze vestje droeg hij nog wel, maar het zat een stuk strakker om zijn romp dan toen hij het van mij had gekregen — zijn borst en schouders waren opmerkelijk breder geworden van het harde werk in de dokken. Maar verder was hij nog altijd even klein als de laatste keer dat we elkaar hadden gezien, zowat een jaar eerder. Daarna was ik nog enkele keren bij hem thuis langsgegaan, maar hij was er nooit.

‘Hij is vast weer met die lui van Cunningham op pad,’ verontschuldigde zijn moeder zich dan in zijn plaats. ‘Straks komt ie weer vol schrammen en blauwe plekken thuis. Hij is geen haar beter dan Shakespeare.’

Shakespeare was de hond die Martin op een koude dag uit het Wenlock Basin had gehaald. Hij was als enige van een nest pups ontsnapt uit een jutezak, kort voor die helemaal onderging. Met gevaar voor eigen leven was Martin het donkere water in gesprongen en had hem gered van de verdrinkingsdood.

Shakespeare werd grootgebracht met melk van Martins moeder, die toen net van Molly en Poppy was bevallen. In een koffielepel, die ze onder haar tepel hield, liet mevrouw Bromley, iedere keer nadat ze een van de tweelingmeisjes had gezoogd, een paar druppels vallen, waarmee Martin en ik naar de toen nog slechts een vuistgrote pup liepen om hem te voeren.”

 

Stefan Brijs (Genk, 29 december 1969)

Lees verder “Stefan Brijs, Gilbert Adair, Paul Rudnick, William Gaddis”

Brigitte Kronauer, Carmen Sylva, Alexander Gumz, Vesna Lubina

De Duitse schrijfster Brigitte Kronauer werd geboren op 29 december 1940 in Essen. Zie ook alle tags voor Brigitte Kronauer op dit blog.

Uit: Frau Mühlenbeck im Gehäus

»Absolute Finsternis ist etwas Grausames. Mein Vater war ein jähzorniger Mann, aber schon damals stellte er uns Kindern, wenn wir uns im Dunkeln fürchteten, ein Öllichtchen ins Schlafzimmer. Das kostete fast nichts und half so. Wenn wir nachts schrien, trug er uns singend den langen Flur auf und ab, bis wir uns beruhigt hatten. Vor nichts, vor keinem Menschen habe ich in meinem Leben Angst gehabt, nur vor dem Dunkeln.

(…)›Der dich behütet schläft nicht‹ stand auf dem Leinentuch entlang dem Bett, in dem wir alle einmal schliefen.Wir alle wußten es rückwärts auswendig.«

»Meine Mutter war eine geduldige, weichherzige Frau, die sehr schön weinen konnte, vor so schrecklich vielen Jahren, aber in der Erbitterung über eine Ungerechtigkeit schlug sie beim Bettenmachen laut schimpfend auf die Kissen ein und prügelte sie anstelle ihrer leibhaftigen Feinde, bis sie wieder lachen wollte.«

»Meine Mutter war immer eine großzügige, fromme Frau. Einmal allerdings, lange vor meiner Geburt, passierte folgendes: Zur selben Tanzstunde, die mein späterer Vater besuchte, ging auch ihre Kusine. Meine Mutter sollte Schneiderin werden, zu Hause war kein Geld für Vergnügungen dieser Art. Mein Vater, ein eleganter, leidenschaftlicher Tänzer, wurde von den Mädchen sehr umschwärmt, besonders die Kusine hatte beschlossen, ihn zu heiraten. Statt dessen holte ihn meine Mutter im hübsch geschneiderten Kleid jedesmal von der Tanzstunde ab. Keiner anderen gelang es, ihn zu erobern.

Lange nach ihrer Heirat und kurznach dem Tod der Kusine erfuhr meine Mutter durch Zufall von einer sehr abschätzigen Äußerung der Verstorbenen über ihr ›Heranmachen‹ an meinen Vater. Da ruhte nun also die tote Kusine in der Familiengruft und hatte doch sie, meine sonst nicht rachsüchtige Mutter, verleumdet, Schändliches, Erlogenes über sie verbreitet, während sie so ahnungslos Tränen vergossen hatte an ihrem Grab.”

 

Brigitte Kronauer (Essen, 29 december 1940)

Lees verder “Brigitte Kronauer, Carmen Sylva, Alexander Gumz, Vesna Lubina”

Liu Xiaobo, Burkhard Spinnen, Shen Congwen, Engelbert Obernosterer, Conrad Busken Huet, Manuel Puig, Hildegard Knef

De Chinese dichter en mensenrechtenactivist Liu Xiaobo werd geboren in Changchun op 28 december 1955. Zie ook alle tags voor Liu Xiaobo op dit blog.

 

To Xia

My dear,
I’ll never give up the struggle for freedom from the oppressors’
jail, but I’ll be your willing prisoner for life.

I’m your lifelong prisoner, my love

I want to live in your dark insides
surviving on the dregs in your blood

inspired by the flow of your estrogen

I hear your constant heartbeat

drop by drop, like melted snow from a mountain stream
if I were a stubborn, million-year rock
you’d bore right through me
drop by drop

day and night

Inside you
I grope in the dark
and use the wine you’ve drunk
to write poems looking for you
I plead like a deaf man begging for sound
Let the dance of love intoxicate your body

I always feel
your lungs rise and fall when you smoke
in an amazing rhythm
you exhale my toxins
I inhale fresh air to nourish my soul

I’m your lifelong prisoner, my love
like a baby loath to be born
clinging to your warm uterus
you provide all my oxygen
all my serenity

A baby prisoner
in the depths of your being
unafraid of alcohol and nicotine
the poisons of your loneliness
I need your poisons
need them too much

Maybe as your prisoner
I’ll never see the light of day
but I believe
darkness is my destiny
inside you
all is well

The glitter of the outside world
scares me
exhausts me
I focus on
your darkness –
simple and impenetrable

 

Liu Xiaobo (Changchun, 28 december 1955)

Lees verder “Liu Xiaobo, Burkhard Spinnen, Shen Congwen, Engelbert Obernosterer, Conrad Busken Huet, Manuel Puig, Hildegard Knef”

Guy Debord

De Franse schrijver, filmmaker en kunstenaar Guy Ernest Debord werd op geboren 28 december 1931 in Parijs. Guy Debord was een radicale criticus van het kapitalisme en de kapitalistische ideologie van het consumentisme, dat hij aan de kaak als “enscenering van valse behoeften”. In zijn hoofdwerk “De spektakelmaatschappij” ( 1967 ), ontwikkelde hij een theorie van het spektakel : ” Het spektakel is het kapitaal in een ​​dergelijke mate van accumulatie , dat het tot beeld wordt.” Debord ’s boek oefende vooral in Frankrijk een belangrijke invloed uit op de beweging van Nieuw Links in het Parijs van mei 1968 . Zijn anti-kapitalistisch , situationist opvattingen staan dicht bij het ​​anarchisme , maar hij nam ook redeneringen over van dat deel van de arbeidersbeweging, dat kritisch stond tegenover de Sovjet- Unie. De centrale zorg Debord was de intrekking van de ” grote kloof” van individuen van elkaar door een revolutionaire praktijk van zelfbestuur . Debord benadrukte altijd de artistieke dimensie van de revolutie , de noodzaak van de revolutie ook van het dagelijks leven . Samen met Asger Jorn richtte  Debord in de jaren 1950 in Parijs de Lettristische Internationaleop, waaruit in 1957 de Situationistische Internationale voortkwam. In deze echt basisdemocratische groep nam Debord een vaak bekritiseerd dominantie positie in. De S.I. oefende in de jaren 1960 een significante invloed uit op de toenmalige studentenbeweging . Debord maakte verschillende films waarin hij speelde met de mogelijkheden van de experimentele film, waarbij hij soms de reacties van het publiek en de donkere bioscoop in de voorstelling mee betrok. Nadat in  1984 zijn uitgever Gerard Lebovici door een onbekende in Parijs was vermoord, bracht Debord de laatste tien jaarvan zijn leven door in een afgelegen dorp in de Auvergne, waar hij in 1994 na een lange ziekte zelfmoord pleegde.

Uit: La Société du spectacle

 

“Le spectacle se présente comme une énorme positivité indiscutable et inaccessible. Il ne dit rien de plus que « ce qui apparaît est bon, ce qui est bon apparaît ». L’attitude qu’il exige par principe est cette acceptation passive qu’il a déjà en fait obtenue par sa manière d’apparaître sans réplique, par son monopole de l’apparence.

(…)

 

Là où le monde réel se change en simples images, les simples images deviennent des êtres réels, et les motivations efficientes d’un comportement hypnotique. Le spectacle, comme tendance à faire voir par différentes médiations spécialisées le monde qui n’est plus directement saisissable, trouve normalement dans la vue le sens humain privilégié qui fut à d’autres époques le toucher ; le sens le plus abstrait, et le plus mystifiable, correspond à l’abstraction généralisée de la société actuelle. Mais le spectacle n’est pas identifiable au simple regard, même combiné à l’écoute. Il est ce qui échappe à l’activité des hommes, à la reconsidération et à la correction de leur œuvre. Il est le contraire du dialogue. Partout où il y a représentation indépendante, le spectacle se reconstitue.

(…)

 

… La connaissance et la reconnaissance historiques de tout l’art du passé, rétrospectivement constitué en art mondial, le relativisent en un désordre global qui constitue à son tour un édifice baroque à un niveau plus élevé, édifice dans lequel doivent se fondre la production même d’un art baroque et toutes ses résurgences. Les arts de toutes les civilisations et de toutes les époques, pour la première fois, peuvent être tous connus et admis ensemble. C’est une « recollection des souvenirs » de l’histoire de l’art qui, en devenant possible, est aussi bien la fin du monde de l’art. C’est dans cette époque des musées, quand aucune communication artistique ne peut plus exister, que tous les moments anciens de l’art peuvent être également admis, car aucun d’eux ne pâtit plus de la perte de ses conditions de communication particulières, dans la perte présente des conditions de communication en général.”

 

 

Guy Debord (28 december 1931 – 30 november 1994)