Armando, Ton Anbeek, Michaël Zeeman, Doris Mühringer, Stephan Sarek, Omer Karel De Laey

De Nederlandse kunstschilder, beeldhouwer, dichter, schrijver, violist, acteur, journalist, film-, televisie- en theatermaker Armando werd geboren op 18 september 1929 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 18 september 2010 en eveneens alle tags voor Armando op dit blog.

 

Haat

Is de haat vergeten?
Als sneeuw voor de hevige regen?

Vraag de haat wanneer hij kwam,
hoe de haat ontstaan is,
aan welke grens de haat geduldig wachtte
om ongestoord naar binnen te komen.

Vraag de haat hoe lang hij duurt,
hoe breedsprakig hij wil zijn,
op welke hoogte haatgevoelens
kunnen leven.

O haat, doornige haat.

 

 

Armando, Antwoord, 2008

 

 

Voorbarig

Ik hoorde ze joelen,
ze dansten en lachten,
het roversnest werd geplunderd,
men gluurt naar voornemens,
schimmel en een glimp:
het is voorbarig en voorbij.

 

 

Armando (Amsterdam, 18 september 1929)

Lees verder “Armando, Ton Anbeek, Michaël Zeeman, Doris Mühringer, Stephan Sarek, Omer Karel De Laey”

H.H. ter Balkt, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Dilip Chitre

De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook alle tags voor H. H. Ter Balkt op dit blog.

 

Hoe een wijnkelder te beginnen
aan Vuurpijl

Neem vijftig flessenscherven.
Honderd stevige flessenscherven.
Flessenscherven die goed gebouwd zijn.
Vijfhonderd gelukkige flessenscherven.

Het is erg interessant om de scherven
in een jute zak of wijnkist te stoppen,
de groene scherven op de groene of
de witte op de witte te stapelen.

Scherven van wijnkruiken, wijnflessen.
Scherven van frankrijk en duitsland.
Voor het oog van de wijnetiketten
zijn alle flessenscherven gelijk.

Omdat het oog het zijne wil, voeg
aan de kelder aarde toe, zout, sterren.
Mooier nog: de adel van een straatkat
ondergegaan in een goed wijnjaar.

 

Spreuken van de donder

Klopper kleurt zich met ’t hout van de deur.
Wie de stad met list bouwt, de burcht met onrecht,
die zal vallen. Wie raaskalt zal verdwalen,
hartenscheurders worden zure regen.

Wie vervoering dooft, van tombe naar tombe
tolt hij. Die ’t water teert, zoet DDT
kust vroeger dan hij de engelenveer.
Nog niet eerder snelwandelden veenlijken.

Hinnikten paarden harder voor hun wagen,
zag ik in de straten kinderen banger.
Rogge en haver wilden hondsdraf zijn.

Onbarmhartig werden zelfs de zandwegen
en handenwringend boog de ellendige.
De rivier van vonken, de luchten vuur.

 

De mollen

Bij zijn opgedroogde zwarte Styx graaft Charon
de veerman, zijn roeispanen klauwen geworden,
wachter van de ivoren poorten en oogschaduw;
aarde geworden zwijgen de vliegende mythen
onder de zilveren gesp van De Dolfijn en Zwaan
bij de onderaardse Styx, de boot van gebeente.

Zachtzinnige ondermijners in hun bontjassen
van Russische adel uit de tijden van De Mantel
rusten de mollen geworden Charons in hun gangen
nachtzwart uitgestrekt in ondergrondse burchten,
seinend naar t landvolk met signalen van aarde
‘Land in zicht’ mompelend tussen hun tanden…

 

H.H. ter Balkt (Usselo, 17 september 1938)

Lees verder “H.H. ter Balkt, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Dilip Chitre”

Breyten Breytenbach, Frans Kusters, James Alan McPherson, Michael Nava, Hans Arp

De Zuid-Afrikaanse schrijver en dichter Breyten Breytenbach werd geboren op 16 september 1936 in Bonnievale. Zie ook mijn blog van 16 september 2010 en eveneens alle tags voor Breyten Breytenbach op dit blog.

 

 

onderweg

 

‘somewhere halfway from here

there are half-empty boxes’

 

nu is elke nacht een reis

door onbekende landschappen

van licht en van schaduwen

over barre vlakten

of ineens door ravijnen

met druipende exotische bomen

 

soms is er een dood dorp

een modderglinsterende hond

met gesperde kaken vastgekolkt

in de koplichten

maar nooit een levende ziel

 

en elke nacht is er de bestuurder naast mij

een allang vergeten dode vriend

een dode broer van wie ik niets weet

 

nu is elke nacht een bittere woordenstrijd

want waarheen zijn we onderweg?

ik wil de praatjes niet meer horen

 

nu klim ik er elke ochtend uit de dag in

met een zere keel van stof en schrijven

 

 

Vertaald door Laurens Vancrevel

 

 


Dein Brief

Dein Brief ist glänzender und größer
als der Gedanke an eine Blume, wenn der Traum
ein Garten ist –

als sich dein Brief öffnet:
ein Auffalten von Himmel, Wort von außen
weite Räume

ich schlief in grünen Weiden
während der letzten Nachtwache
lag ich auf der Schwelle zum Tal der Schatten
und hörte wie man die zum Tod Verdammten
durch Tunnel in die Erde führte

wie sie singen
ihr Atem an den Lippen
ein Bewohner, der eben fortgehen will
eine Stadt in Flammen, wie sie singen
ihr Atem aus Fesseln

wie sie singen –
sie, die aus dem Licht ins Dunkel springen
sie, die man ohne Ziel verschickt –
schrecklich spür ich diese Schändung

der Tisch vor mir im Beisein meiner Feinde
ist blank, Asche bedeckt meinen Kopf
mein Krug ist leer  

ich floh in deinen Brief und wollte lesen
vom Orangenbaum, geschmückt mit weißen Blüten
die sich in der Sonne öffnen

ich konnte sie riechen, auf dem Balkon –
ich kann dich riechen
lieblicher und lichter als der Gedanke an eine Blume
in dieser düsteren Nacht

bald werde ich am Himmel deiner Worte hängen –
gib dass ich deinen Brief
mein Leben lang bewohnen kann

Envoi
dein Brief ist herrlich, glänzender und größer
als der Gedanke an eine Blume, wenn der Traum
die Erde eines Gartens ist –

als sich dein Brief öffnet:
ein Auffalten von Himmel, Wort von außen,
Erinnerung

 

 

Vertaald door Uljana Wolf

 

 

Breyten Breytenbach (Bonnievale, 16 september 1936)

Lees verder “Breyten Breytenbach, Frans Kusters, James Alan McPherson, Michael Nava, Hans Arp”

Lucebert, Jan Slauerhoff, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie

De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Lucebert op dit blog.

 

 

Over schilders IV

het atelier staat wijd open
maar eerst worden van licht de tere benen
gebroken voordat de bezoeker zo kan staan
als de schilder zijn bezoeker droomt

maar vaak is de bezoeker in het atelier
een haan met haar en veel
zitvlees met stemverheffing
geen schilderij kan hem aan

soms ook komt als op kousevoeten
de beschouwende bezoeker die diep in gedachten
wat mee- nee wat napenseelt
omdat juist die kompositie die kleur niet past
bij zijn kiekeboe-museumcarrière of kamer
bij zijn kiekeboe-ega of zijn kiekeboe-kantoor

al die gasten waren toch gewaarschuwd
op het palet blijft het eeuwig een smeerboel
parasieten beulen zelfs de koddebeier van ’t heelal
alles roert in de verf fervent en met verve

et la belle peinture o la la dat is het móóie schilderen
dat is uit de knieën van geknielde spuiten tranen
omdat zij zich schamen voor het bloed dat niet is te stuiten

 

 

Lucebert, Orpheus en de dieren, 1952

 

 

 

kleine strateeg

de kleine zonnetafel was immens
waaraan ik als kind mijn dromen speelde
de bergen hier de dalen daar
en het gevaar daartussen met zijn woeste baard

alles was toen geel onder gelukkige ogen
geen schaduw werd er ingedeeld
zelfs de despoot bleef onbewogen en in stilte
aan de altijd zingende slaven uitgespeeld

 

Slaap

De oude wind beweent met as de gouden zee
daarop traag en treurend drijft de dag weg
het sterft het streng en trouw gesprek en een zucht
verheft zich tussen de donkere doornen
wit schichtig de tred van de maan

In de diepte en onder zwijgzaamheid
trekken toekomstige handen naar
het werk aan waters en aan de wortel.

In wolken echter rusten
nu overbodige ogen uit
hun ijle vleugels sluiten alom
in het sterstijve licht.

 

 

Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)

Lees verder “Lucebert, Jan Slauerhoff, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie”

Orhan Kemal, Gunnar Ekelöf, Jim Curtiss, Ina Seidel

De Turkse schrijver Orhan Kemal (eig. Mehmet Raşit Öğütçü) werd geboren op 15 september 1914 in Ceyhan. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Orhan Kemal op dit blog.

 

Uit: The Idle Years (Vertaald door Cengiz Lugal)

 

“Off we went. We eventually found the docks and walked around all the tobacco warehouses there. And, sure enough, by lunchtime, there was Nejip, standing in front of us, covered in a filthy brown layer of muck. He stank of tobacco. He could not believe his eyes. He hugged me, hugged Gazi, then hugged me again. Then he went inside a warehouse and asked for a short break. He shoved us into the restaurant next door and told us to have ourselves a good meal.
‘I’ve got to get back now,’ he said, ‘but when you’re finished here you can wait for me at the café. I’ll have a word, so don’t you pay for anything!’
Gazi had already sat down. ‘Don’t just stand there,’ he said to me. ‘Sit down, and let’s tuck in!’ He impatiently tapped his fork on his plate.
‘Let’s not get too carried away,’ I warned, ‘because…’
‘Leave me alone. I’m so hungry I can’t see straight. Waiter, excuse me, over here…. These waiters are a bit dozy… Hey, waiter, over here’
The waiter came over.
‘First,’ said Gazi, ‘bring me some cold dolma… Or, no, wait. I’ll have hot dolma, but make sure the chef gives me some big ones!’
The waiter chuckled as he went off.
‘What are you staring at?’ Gazi asked me. ‘I’m going to eat a week’s worth. What’s it to you? But how did Nejip know we were hungry? Do we look that starved, I wonder? That’s what you call a friend. One look at us, and he could tell we were hungry. Good on him!’

 

 

 

Orhan Kemal (15 september 1914 – 2 juni 1970)
Cover

Lees verder “Orhan Kemal, Gunnar Ekelöf, Jim Curtiss, Ina Seidel”

Claude McKay

De Jamaicaanse dichter en schrijver Festus Claudius ” Claude ” McKay werd geboren op 15 september 1890 in Sunny Ville, Clarendon, Jamaica. McKay was het jongste kind uit een groot gezin. Zijn vader was een relatief welvarende landeigenaar, een uitzondering onder donker gekleurde mensen. De familie hechtte waarde aan onderwijs en de literaire ambities van Claude McKay werden ook ondersteund door Walter Jekyll, een Engels kolonist. Hij hielp bij de publicatie van de eerste dichtbundel “Songs of Jamaica” in 1912. Deze vijftig gedichten waren ook de eerste gedrukte gedichten in het Jamaicaanse patois, de taal van de arme bevolking van het eiland . In McKays “Constab Ballads” uit hetzelfde jaar waren zijn ervaringen als politieagen verwerkt. In 1912 verliet hij het ​​eiland om in Charleston, South Carolina, het Tuskegee Institute van Booker T. Washingtonte bezoeken. Later verhuisde hij naar het Kansas State College, waar hij voor het eerst politiek actief werd. In 1914 brak hij zijn studie af. Hij verhuisde naar New York, naar Harlem en opende een restaurant en trouwde met zijn jeugdliefde Eulalie Imelda Lewars. Huwelijk en bedrijf waren geen succes en zijn vrouw ging terug naar Jamaica. McKay publiceerde in 1917 de gedichten “The Harlem Danser” en “Invocation”. Frank Harris, hoofdredacteur van de Amerikaanse editie van Pearson’s Magazine en Max Eastman van The Liberator kregen belangstelling voor hem. In 1919-1920 woonde hij in Londen, las Karl Marx en ging al snel werken voor Workers Dreadnought, de socialistische krant van Sylvia Pankhurst. In 1920 verscheen de bundel “Spring in New Hampshire”, in 1922 zijn belangrijkste werk “Harlem Shadows”. In november 1922 gaf hij een toespraak op het Vierde Congres van de Derde Internationale in Moskou. Hij bleef zes maanden in Rusland. In 1925 voltooide hij zijn eerste roman “Color Schem”, maar deze werd niet gepubliceerd. In 1926-1927 woonde hij in Marseille. Zijn roman “Home to Harlem” verscheen in 1928 en werd een bestseller. Vanaf 1930 tot het einde van 1933woonde hij in Marokko . Vroeg in 1934 keerde hij terug naar New York. In 1940 werd hij tot Amerikaan genaturaliseerd. In 1944 stapte hij over naar de Rooms-Katholieke kerk.

Harlem Shadows

I hear the halting footsteps of a lass
In Negro Harlem when the night lets fall
Its veil. I see the shapes of girls who pass
To bend and barter at desire’s call.
Ah, little dark girls who in slippered feet
Go prowling through the night from street to street!

Through the long night until the silver break
Of day the little gray feet know no rest;
Through the lone night until the last snow-flake
Has dropped from heaven upon the earth’s white breast,
The dusky, half-clad girls of tired feet
Are trudging, thinly shod, from street to street.

Ah, stern harsh world, that in the wretched way
Of poverty, dishonor and disgrace,
Has pushed the timid little feet of clay,
The sacred brown feet of my fallen race!
Ah, heart of me, the weary, weary feet
In Harlem wandering from street to street.

 

Spring in New Hampshire

Too green the springing April grass,
Too blue the silver-speckled sky,
For me to linger here, alas,
While happy winds go laughing by,
Wasting the golden hours indoors,
Washing windows and scrubbing floors.

Too wonderful the April night,
Too faintly sweet the first May flowers,
The stars too gloriously bright,
For me to spend the evening hours,
When fields are fresh and streams are leaping,
Wearied, exhausted, dully sleeping.

 

December, 1919

Last night I heard your voice, mother,
The words you sang to me
When I, a little barefoot boy,
Knelt down against your knee.

And tears gushed from my heart, mother,
And passed beyond its wall,
But though the fountain reached my throat
The drops refused to fall.

‘Tis ten years since you died, mother,
Just ten dark years of pain,
And oh, I only wish that I
Could weep just once again.

 
Claude McKay (15 september 1890 – 22 mei 1948)

Hans Faverey, Theodor Storm, Leo Ferrier, Corly Verlooghen, Bernard MacLaverty

De Nederlandse dichter Hans Faverey werd op 14 september 1933 geboren in Paramaribo. Zie ook mijn blog van 14 september 2010 en eveneens alle tags voor Hans Faverey op dit blog.

 

 

Plotseling vliegt er een smak

Plotseling vliegt er een smak
water door de kamer; en is
in de zijmuur verdwenen.

Voor mijn ogen voltrekt zich het wonder,
zoals ik mij herinner, opnieuw. Voordat
de kamer wordt volgestort met herte-
geweien, sta ik al op de gang; indachtig
het alarm. Nu het veilig is, kijk ik
het trapgat in, en luister

hoe beneden op de deurmat
de Echo ritselend
en knisperend verpulvert.

 

 

Waar ik op heb gewacht

Waar ik op heb gewacht
maakt zich van mij meester;

en laat mij kort daarop los

ik ben gehuld in mijzelf

en dezelfde dingen zijn nog
van kracht: het ene doet niet
onder voor het andere.
Nadat ik zo geweest ben

wordt aarzeling betracht.

Het restant doorstaat zich, schijnt
weer terug te willen; wordt ontzet
tenslotte, desondanks, door
vergetelheid. Zo ontbloot zich

het wiel en lokt mij tot zich;
suggereert duur: duren.

 

 

Hans Faverey (14 september 1933 – 8 juli 1990)

Lees verder “Hans Faverey, Theodor Storm, Leo Ferrier, Corly Verlooghen, Bernard MacLaverty”

Martyn Burke, Ivan Klima, Eckhard Henscheid, Eric van der Steen, Mario Benedetti, Uli Becker

 

De Canadese schrijver, journalist, regisseur en scenarioschrijver Martyn Burke werd geboren op 14 september 1952 in Toronto. Zie ook alle tags voor Martyn Burke op dit blog.

 

Uit: Laughing War

 

“. . . the band began blasting out an off-key Colonel Bogey March. The audience went wild. But at this point in the evening they usually went wild over almost anything…….
And so Colonel Bogey races across the flatness like a tide seeking shore. It is louder than even the laughter and the strange yelling that comes from the Club and is momentarily lost in the unearthly whine of the F-lOOs as they return from bombing whatever it is that has to be bombed. Colonel Bogey
washes over the lone sentries and rushes on into the darkness that lies beyond the perimeter. The darkness stretches on and on, beyond the wretches lying soaked and bloody in the swamp near Cambodia listening to the metallic voices in the headset that tell them why the F-lOOs cannot come back until dawn, and listening to the noises in the nearby jungle that might be metal grating on metal. The darkness goes on forever. But the nineteen-year-old from Georgia can no longer hear the curling chords of Jimi Hendrix s guitar as the Armed Forces Radio brings him the Best in Rock. The nineteen-year-old from Georgia can hear none of this. A long thin knife protrudes from his chest at the place where his flak jacket should have been buckled. Thin bubbles of blood drip from his mouth. In his
final act as a sentry, he has died with his eyes wide open.”

 

 

 

Martyn Burke (Toronto, 14 september 1952)

Lees verder “Martyn Burke, Ivan Klima, Eckhard Henscheid, Eric van der Steen, Mario Benedetti, Uli Becker”

Tõnu Õnnepalu, Janusz Glowacki, Julian Tuwim, Nicolaas Beets, Roald Dahl

De Estische dichter, schrijver en vertaler Tõnu Õnnepalu werd geboren op 13 september 1962 in Tallin. Zie ook mijn blog van 13 september 2010 en eveneens alle tags voor Tõnu Õnnepalu op dit blog.

 

 

My soul is ready for the journey

My soul is ready for the journey,
coat drawn close and girdled as was the command.
For the carriage will not wait or stay long
in this station
before the long and difficult ascent
that may finally lead to the fearsome mountain,
onto the strange empty ridge where the Nameless is waiting,
or perhaps to another valley, different from this one.

My soul is ready for the journey
but it does not know the way
for it leads through soul’s own bare territory
and the day journeys are hidden behind the shadows of night.

My soul is ready for the journey
but yet it is afraid to go.
Could it not rest for a while
under the pavilion of your soul?
Does it not belong to the Possible
that it were allowed a moment of oblivion there?
Or is it really your soul that has asked for permission
to sit at the hearth whose fire does not warm me?
And is it not that when one finds rest for a while
and can loosen the girdle,
the other must keep guard and cannot have a share
of the shade and refreshment that it unknowingly offers?

My soul is ready for the journey
but where it is, it is alone,
and still it is night, the Moon lures, but does not show
under what tent’s cloth the shadows seem to move
and whose shadows they are.
Are they the others, the foreign travellers?
And if morning is still far away.

Is this reddish glow
from the campfire of the Nameless
or is the decampment day already hoisting the flag of light
and the pavilion taken down
before I can even see you face to face?
And where I am lying sleeplessly
it is only an image of your body,
for your soul is travelling too and must not stop.

No, my soul is ready for the journey
and already the changing Moon
burns up in the rising glow of the Day.

And you are nowhere but far,
no, you are nowhere but far
and I am far from you.
And far from me travels my soul.

 


 

Tõnu Õnnepalu (Tallin, 13 september 1962)

Lees verder “Tõnu Õnnepalu, Janusz Glowacki, Julian Tuwim, Nicolaas Beets, Roald Dahl”

In Memoriam Erich Loest

In Memoriam Erich Loest

 

De Duitse schrijver Erich Loest is gisteren op 87-jarige leeftijd in Leipzig gestorven. Erich Loest werd geboren op 24 februari 1926 in Mittweida. Zie ook alle tags voor Erich Loest op dit blog.

 

Uit: Durch die Erde ein Riß

 

“Der Teufel naht meist auf leisen Sohlen. Er dachte darüber nach, wie es denn gekommen war, daß er keine Macht wollte, keine von oben verliehene und von unten nicht kontrollierte Macht. Keine Gesellschaft war denkbar, ohne daß Menschen Macht über andere ausübten warum, fragte er sich, ist das für mich ein Problem und für andere nicht? Wer Macht hatte, war allergisch gegen alle, die nicht ein Häppchen von ihr leihen wollten. Trugen die Mächtigen schlechtes Gefühl mit sich herum, suchten sie deshalb Komplizenschaft und haßten die Machtverweigerer, weil die sich nicht zu Mittätern machen ließen? War es eitel, sich das weiße Hemd der Unschuld überzuziehen seht her, was für ein Engel ich bin, ich mach mir die Hände nicht schmutzig? Teilhabe an der Macht, um Informationsbedürfnis, Neugier zu befriedigen? Die Tragik derer, die in der Mitte zerrieben wurden ein endloses Feld.

Vielleicht verschwand er morgen oder nächste Woche in Einzelhaft, vielleicht steckten sie ihn mit einem Lump zusammen, legten ihn in eine Außenzelle, in der es doppelt so kalt war wie in Innenzellen. Kein Kino für drei Monate. Möglichkeiten gab es die Menge, und er kannte fast alle. Schreiberlaubnis bekam er ohnehin nicht. Oder auch: Es blieb alles beim alten.

Jupp begann tief zu atmen und leise zu schnarchen. 23/59 blickte gegen die Decke mit dem Gitterschatten, der Knastmond würde niemals untergehen. Er versuchte, sich an Wendungen zu erinnern, als er mit der Macht kollidiert war.

Dabei überkam ihn Müdigkeit, er drehte sich auf die Seite und zog die Decke über den Kopf, daß nur ein Spalt zum Atmen blieb. So würde er die Kälte überstehen. Der Schlaf kam schnell und spülte alles Grübeln weg. 23/59 wehrte sich nicht gegen ihn. Denn natürlich ist Schlaf das Beste, was es im Knast überhaupt gibt.”

 

 

 

Erich Loest (24 februari 1926 – 12 september 2013)