E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers, Katherine Mansfield

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894. Zie ook alle tags voor E. E. Cummings op dit blog.

 

As Is The Sea Marvelous

as is the sea marvelous
from god’s
hands which sent her forth
to sleep upon the world

and the earth withers
the moon crumbles
one by one
stars flutter into dust

but the sea
does not change
and she goes forth out of hands and
she returns into hands

and is with sleep….

love,
    the breaking

of your
        soul
        upon
my lips

 

somewhere i have never travelled, gladly beyond

somewhere i have never travelled, gladly beyond
any experience,your eyes have their silence:
in your most frail gesture are things which enclose me,
or which i cannot touch because they are too near

your slightest look easily will unclose me
though i have closed myself as fingers,
you open always petal by petal myself as Spring opens
(touching skilfully,mysteriously)her first rose

or if your wish be to close me, i and
my life will shut very beautifully ,suddenly,
as when the heart of this flower imagines
the snow carefully everywhere descending;

nothing which we are to perceive in this world equals
the power of your intense fragility:whose texture
compels me with the color of its countries,
rendering death and forever with each breathing

(i do not know what it is about you that closes
and opens;only something in me understands
the voice of your eyes is deeper than all roses)
nobody,not even the rain,has such small hands

 

My Mind Is

my mind is
a big hunk of irrevocable nothing which touch and
taste and smell and hearing and sight keep hitting and
chipping with sharp fatal tools
in an agony of sensual chisels i perform squirms of
chrome and execute strides of cobalt
nevertheless i
feel that i cleverly am being altered that i slightly am
becoming something a little different, in fact
myself
Hereupon helpless i utter lilac shrieks and scarlet
bellowings.

 

 
E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Als student in Harvard, 1915

Lees verder “E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers, Katherine Mansfield”

Herman Franke, Colin Channer, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie

De Nederlandse schrijver Herman Franke werd geboren op 13 oktober 1948 in Groningen. Zie ook mijn blog van 13 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Herman Franke op dit blog.

Uit: De ziel van Nederland

“Schrijvers zijn misdadigers. Mij duidt men vaak aan als schrijver en criminoloog. Daar schemeren duistere verbanden, maar het zal nog even duren voordat ik iets over Klinkhamer en consorten opmerk. Zoals het een wetenschapper betaamt, begin ik gewoon met een inleiding en eindig, des schrijvers eigen, en als God het wil, met een verhaaltje. Het is de bedoeling dat daartussenin Jean Genet, Raskolnikov, Moll Flanders, Andreas Burnier, Charles Dickens, Oscar Wilde, Václav Havel en Breyten Breytenbach nog ter sprake komen, maar je weet het maar nooit. Toen Dostojevski voor het vuurpeloton op de kogel stond te wachten, duidde niets erop dat hij een van de grootste schrijvers van de wereld zou worden.
Door de titel van deze beschouwing zit ik vast aan een januskop. Die moet er dan eerst maar af, met bekentenissen en al.
Zie-ief!
Dat hebben geguillotineerde misdadigers waarschijnlijk gehoord voordat hun hoofd in het mandje rolde. Maar zeker kun je dat nooit weten. Daar kun je geen research naar doen. Research. Zo heet dat. Wetenschappers in dit land verrichten gewoon onderzoek, maar Nederlandse schrijvers doen aan research. Zij doelen met research heel gewichtig op de werkzaamheden die voorafgaan aan het schrijven van hun romans, zoals gericht om zich heen kijken, wat non-fictieboeken uit de bibliotheek halen, reizen maken op kosten van het Fonds voor de Letteren, een vraaggesprekje voeren met deze of gene en participerend observeren tot hoereren en vreemdgaan toe. Voor de roman waaraan ik nu werk, heb ik ook research gedaan. Ik heb mij onder meer een tijdje verdiept in de fascinerende en verbijsterende subcultuur van de plastische chirurgie. Ik las over een jonge vrouw die na haar gezichtsoperatie in onmin raakte met haar familie, omdat ze niet meer het karakteristieke paardenbekje had van haar oma, moeder, ooms, tantes, neefjes, nichtjes, zusters en broers. Haar gezicht was ook hun gezicht, vonden ze, daar had ze niet zomaar zonder hun toestemming aan mogen sleutelen. Haar zusje vond het heel erg dat ze nu niet meer op haar zusje leek. Ze werd van familieverraad beschuldigd en leidde sindsdien het treurige bestaan van een verstotene. O, had zij haar paardenbekje nog maar.”

 

 
Herman Franke (13 oktober 1946 – 14 augustus 2010)

Lees verder “Herman Franke, Colin Channer, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie”

Richard Howard

De Amerikaanse dichter, literair criticus, essayist en vertaler Richard Joseph Howard werd geboren op 13 oktober 1929 in Cleveland, Ohio. Howard (wiens achternaam bij de geboorte onbekend was) iwerd als kind geadopteerd door Emma Joseph en Harry Orwitz, een middle-class Joods echtpaar. Zijn moeder veranderde hun laatste namen in “Howard” na de scheiding van haar man. Howard ontmoette zijn biologische ouders nooit, noch zijn zus, die door een ander plaatselijk gezin werd geadopteerd. Howard is homo, een feit dat vaak naar voren komt in zijn meer recente werk. Na zijn studie Franse letterkunde aan de Sorbonne in 1952-53 had Howard een korte vroege carrière als lexicograaf. Hij richtte al snel zijn aandacht op poëzie en poëtische kritiek, en won de Pulitzer Prize voor poëzie voor zijn in 1969 verschenen bundel “Untitled Subjects”, die dramatische fictieve brieven en monologen van 19e eeuwse historische figuren tot onderwerp had. Howard was een vruchtbaar literair criticus, Zijn monumentale bundel “Alone With Amerika” uit 1969 telde 594 pagina’s en behandelde 41 Amerikaanse dichters (zes van hen vrouwen). Hij werd bekroond met de PEN Translation Prize in 1976 voor zijn vertaling van EM Ciorans “A Short History of Decay” en in 1983 de National Book Award voor zijn vertaling van Baudelaire’s “Les Fleurs du Mal”. Howard was lange tijd poëzie-redacteur van The Paris Review en is momenteel poëzie-redacteur van The Western Humanities Review. Hij ontving ook een Pulitzer prijs, the Academy of Arts and Letters Literary Award en een MacArthur Fellowship. In 1985 ontving Howard de PEN / Ralph Manheim Medaille voor Vertaling. Hij was hoogleraar Engels aan de Universiteit van Houston en, daarvoor Ropes hoogleraar vergelijkende literatuurwetenschap aan de Universiteit van Cincinnati. Hij was Poet Laureate van de staat New York van 1993 tot 1995. In 1982, werd Howard door de regering van Frankrijk benoemd tot Chevalier de L’Ordre National du Mérite.

Like Most Revelations

It is the movement that incites the form,
discovered as a downward rapture–yes,
it is the movement that delights the form,
sustained by its own velocity.And yet

it is the movement that delays the form
while darkness slows and encumbers; in fact
it is the movement that betrays the form,
baffled in such toils of ease, until

it is the movement that deceives the form,
beguiling our attention–we supposed
it is the movement that achieves the form.
Were we mistaken?What does it matter if

it is the movement that negates the form?
Even though we give (give up) ourselves
to this mortal process of continuing,
it is the movement that creates the form.

 

209 Canal

Not hell but a street, not
Death but a fruit-stand
Devils just hungry devils
Simply standing around the stoops, the stoops.
We find our way, wind up
The night, wound uppermost,
In four suits, a funny pack
From which to pick ourselves a card, any card:
Clubs for beating up, spades
For hard labor, diamonds
For buying up rough diamonds,
And hearts, face-up, face-down, for facing hearts.
Dummies in a rum game
We cout the tricks that count
Waiitng hours for the dim bar
Like a mouth to open wider After Hours.

 
Richard Howard (Cleveland, 13 oktober 1929)

Friedenspreis des deutschen Buchhandels 2014 voor Jaron Lanier

Friedenspreis des deutschen Buchhandels 2014 voor Jaron Lanier

Aan de Amerikaanse computerwetenschapper en schrijver Jaron Lanier werd gisteren in de Frankfurter Paulskerk de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels uitgereikt.

De Amerikaanse computer wetenschapper, schrijver, componist en beeldend kunstenaar Jaron Lanier werd geboren in New York op 3 mei 1960. Hij is de auteur van “You Are Not A Gadget: A Manifesto” en “Who Owns The Future?” Laniers naam wordt ook vaak geassocieerd met het onderzoek naar Virtual Reality Hij bedacht dan wel populariseerde de term ‘Virtual Reality’ en in de vroege jaren 1980 richtte hij VPL Research op, het eerste bedrijf dat VR producten verkocht. Hij leidde het team dat de eerste veelgebruikte software platform architectuur ontwikkelde voor immersieve virtual reality-toepassingen. Van 1997 tot 2001 was Lanier de Chief Scientist van Advanced Network en Services, waar het Ingenieursbureau van Internet2 deel van uitmaakte en werkte hij als de Lead Scientist van de National Tele-immersion Initiative, een coalitie van universiteiten die onderzoek deden naar geavanceerde toepassingen voor Internet2. Van 2001 tot 2004 was hij Visiting Scientist bij Silicon Graphics Inc, waar hij oplossingen voor kernproblemen in telepresence en tele-immersie ontwikkelde. Lanier ontving o.a. een eredoctoraat van de New Jersey Institute of Technology in 2006, de CMU’s Watson award in 2001 en een Lifetime Career Award van de IEEE in 2009 voor bijdragen aan Virtual Reality. Hij schrijft en spreekt over tal van onderwerpen, met inbegrip van hightech bedrijven, de sociale gevolgen van technologie, de filosofie van bewustzijn en informatie, internetpolitiek en de toekomst van het humanisme. Zijn artikelen verschenen in The New York Times, Discover, The Wall Street Journal, Forbes, Harpers Magazine, The Sciences, Wired Magazine en Scientific American.

Uit: Digital Passivity (Artikel in The Herald Tribune, 2013)

“I wish I could separate the two big trends of the year in computing — the cool gadgets and the revelations of digital spying — but I cannot.
Back at the dawn of personal computing, the idealistic notion that drove most of us was that computers were tools for leveraging human intelligence to ever-greater achievement and fulfillment. This was the idea that burned in the hearts of pioneers like Alan Kay, who a half-century ago was already drawing illustrations of how children would someday use tablets.
But tablets do something unforeseen: They enforce a new power structure. Unlike a personal computer, a tablet runs only programs and applications approved by a central commercial authority. You control the data you enter into a PC, while data entered into a tablet is often managed by someone else.
Steve Jobs, who oversaw the introduction of the spectacularly successful iPad at Apple, declared that personal computers were now ‘‘trucks’’ — tools for working-class guys in T-shirts and visors, but not for upwardly mobile cool people. The implication was that upscale consumers would prefer status and leisure to influence or self-determination.
I am not sure who is to blame for our digital passivity. Did we give up on ourselves too easily?
This would be bleak enough even without the concurrent rise of the surveillance economy. Not only have consumers prioritized flash and laziness over empowerment; we have also acquiesced to being spied on all the time.
The two trends are actually one. The only way to persuade people to voluntarily accept the loss of freedom is by making it look like a great bargain at first.
Consumers were offered free stuff (like search and social networking) in exchange for agreeing to be watched. Vast fortunes can be made by those who best use the personal data you voluntarily hand them. Instagram, introduced in 2010, had only 13 employees and no business plan when it was bought by Facebook less than two years later for $1 billion.
One can argue that network technology enhances democracy because it makes it possible, for example, to tweet your protests. But complaining is not yet success. Social media didn’t create jobs for young people in Cairo during the Arab Spring.
To be free is to have a private zone in which you can be alone with your thoughts and experiments. That is where you differentiate yourself and grow your personal value. When you carry around a smartphone with a GPS and camera and constantly pipe data to a computer owned by a corporation paid by advertisers to manipulate you, you are less free. Not only are you benefiting the corporation and the advertisers, you are also accepting an assault on your free will, bit by bit.”

 
Jaron Lanier (New York City, 3 mei 1960)

Eugenio Montale, Stefaan van den Bremt, Robert Fitzgerald, Paul Engle, Ann Petry, Louis Hemon, Paula von Preradović

De Italiaanse dichter Eugenio Montale werd geboren in Genua op 12 oktober 1896. Zie ook mijn blog van 12 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Eugenio Montale op dit blog.

 

In de tuin

Je daalt de brede laan af
onder een zware azuurblauwe
zomerlucht. Een witte wolk
als van linnen verfrist
de zindering bij je aankomst.
We gaan zitten op het vertrouwde bankje.
Dan opeens een windvlaag
en je strooien hoed begint te tollen.
Je grijpt hem en gaat weer zitten.
Het groen van de grote zeeden is als
een opengevouwen zeil en voert ons weg.
Vanuit deze kust laveren we
langs alle kuststreken,
in een duet van namen, van herinneringen
helemaal terug tot Nervi.
Maar de zon daalt al,
verspreidt zijn prachtig licht in schuine stralen,
verdwijnt, komt terug, en de gedachte aan
avonden gelijk aan deze verdubbelt de horizonten,
vertaalt in andere dagen
dat vluchtig moment, dat verdwijnt.
Zelfs de wind zwijgt nu

 

Vertaald door Ansje Weima en Kees Godefrooij

 

De zwaluw

De zwaluw op de tegels opgekruld
had teer op zijn vleugels, vliegen
kon hij vergeten.
Gina, die hem verpleegde,
wreef taaie klonten los met watten zwaar
van olie en eau de cologne, ze kamde zijn veren,
borg hem weg in een mandje, juist zo groot dat hij van lucht
nog iets zou weten.
Erkentelijk mocht je wel zeggen keek hij haar aan
met één oog, het andere zat dicht. Toen at hij twee korrels
rijst, een half slablad, sliep lang. De volgende dag
bij zonsopgang vloog hij ervandoor zonder ook maar
dank je te schreeuwen.
Het kamermeisje boven zag hem gaan.
Wat een haast, kwam ze zeggen. Wij hebben hem nota bene
van de katten gered! Maar ze kunnen het zelf altijd
beter.

 

Vertaald door Eva Gerlach

 

In de stilte

Algemene staking vandaag.
Geen mens te zien op straat.
Alleen een transistortje achter de muur.
Sinds kort moet daar iemand wonen.
Hoe moet het nu verder met de productie?
Zelfs de lente talmt om in productie te komen.
De verwarming is voortijdig uitgezet.
De post, beseft men, is van geen belang.
Elk raderwerk moet vroeg of laat eens stokken.
Zelfs de doden werken mee aan het protest.
Zij dragen tot de algemene stilte bij.
Jij ligt onder een zerk. Je wekken heeft geen zin
omdat je altijd wakker bent. Ook vandaag,
nu alles en iedereen slaapt.

 

Vertaald door Frans Denissen

 

 
Eugenio Montale (12 oktober 1896 – 12 september 1981)
Portret door Renato Guttuso, 1939

Lees verder “Eugenio Montale, Stefaan van den Bremt, Robert Fitzgerald, Paul Engle, Ann Petry, Louis Hemon, Paula von Preradović”

Daniel Falb, Conrad Ferdinand Meyer, Han Resink, Gertrud von Le Fort, François Mauriac

De Duitse dichter en schrijver Daniel Falb werd geboren op 11 oktober 1977 in Kassel. Zie ook alle tags voor Daniel Falb op dit blog.

nächtelang zeigte die webcam…

nächtelang zeigte die webcam
nur diesen aufenthaltsraum, die eingebauten
materialien waren sympathisch
und die pussi, die hier nicht vorkam.

goretex, gelesen
bis zur ersten klimax nach ca. 72 stunden,
die ganz großen themen fühlten sich gut an.

ich habe diese verblendungen einfach
abgerissen, ich wollte die wand sehen,
so bin ich dann zum strippen gekommen.

das hier könnte auch
eine hochwertige küche sein,
aber die anderen sind alle noch oben,
im dachgarten, mit ihren neuen jacken.

 

keine bestimmung des anbrechenden tages

keine bestimmung des anbrechenden tages, der vorliegenden sonne in der rotverschiebung dieses morgens soll jemals den raum verlassen, in dem wir uns jetzt befinden. ein dollar, seine erklärung liegt zwar noch von voluten beschattet. aber keine kalorie und keine einzige falle darf jemals so ausgelegt werden, dass sich daraus eine neue folge der zeitalter ergibt.

der body-mass-index bleibt für euch übrig. die beiden großen akanthusblätter, sie werden zunächst beiseitegeschoben, anschließend wird nach dem nest aus kupferdrähten getastet und nach dem kilopreis von aluminium. keinen staat, keine gruppe oder keine person wird man ausschließen von der recycling-anlage, von irgendeinem recht auf ein allgemeines,

damit übereinstimmendes leben. aber ihr seid ja im durchschnitt auch nicht mehr lebendig! für uns ergibt sich daher die verpflichtung wie die chance, mit der bloßen vorstellungskraft eine tätigkeit auszuüben oder mit dem ausgesprochenen wort eine handlung vorzunehmen. dabei werden gerne fehler gemacht. der mund muss die nase fest umschließen, andernfalls

entweicht die luft in die umgebung. aus dem eigenen zimmer kommen, glas wasser trinken, welches brötchen frühstücken, zeitung lesen, auf die toilette gehen — vernichtung. der arzt gehen und in dieser erklärung eine unterschrift machen, zur schule gehen – vernichtung. die von einem weißkopfadler angeführten nationen. das sind – alles in allem – die rechte und freiheiten, die auf das ficken der polizei abzielen. …………………..

 
Daniel Falb (Kassel, 11 oktober 1977)

Lees verder “Daniel Falb, Conrad Ferdinand Meyer, Han Resink, Gertrud von Le Fort, François Mauriac”

Christoph Peters, Boris Pilnjak, Pierre Jean Jouve, Hans Schiebelhuth, Richard H. W. Dillard

 

De Duitse schrijver Christoph Peters werd geboren op 11 oktober 1966 in Kalkar. Zie ook alle tags voor Christoph Peters op dit blog en ook mijn blog van 11 oktober 2009 en ook mijn blog van 11 oktober 2010.

Uit: Herr Yamashiro bevorzugt Kartoffeln

„Beginnen wir mit der Landschaft: zur Küste hin flach, waagerechte Horizonte, unterbrochen von einzelnen Feldeichen, Dornenhecken; hier und da ein Herrenhaus, alleinstehende Höfe, klinkergemauert, halbrunde Scheunentore. Früher waren die Dächer mit Reet oder Ziegeln gedeckt, jetzt finden sich vermehrt Wellblech, Teerpappe. Unter Wolken in steter Bewegung erstrecken sich Wiesen, Ackerflächen, durchschnitten von einem Netz Entwässerungsgräben. Es gedeihen Getreide, Rüben, Futtermais. Dazwischen Pferde und schwarzbunte Rinder. Richtung Westen wellt sich das Land, Hügelkuppen, Findlinge, so daß man es Schweiz genannt hat.
Früheste Besiedlungsspuren seit dem Ende der letzten Eiszeit.
Entlang der Straße hinauf zur Insel Vrätgarn, umgeben von kleineren Stücken Wald, das Dorf Rensen, 740 Einwohner, Bäckerei, Postamt mit Schreibwarenverkauf, Sparkassenfiliale, das Gasthaus Pit’s Schollenkutter, wo Herta Mölders ganzjährig Bier und Schnaps ausschenkt. Während der Saison hat sie einen Rumänen in der Küche, der ihr Schnitzel und Fisch brät. Das Zentrum des Ortes bilden, umgeben von Wassergräben, eichenbestandenen Wällen, die beträchtlichen Reste der Klosteranlage, Backsteingotik, errichtet um 1250 von Mönchen, die ihrer verkommenen Sitten wegen aus der pulsierenden Hansestadt Lübeck in die nördlichen Sümpfe geschickt worden waren. Die bischöfliche Mitgift in Form bedeutender Reliquien sowie eine segensreiche Quelle auf dem Klostergrund lockten Pilgerscharen, 1340 besaß die Abtei neunzehn Dörfer, acht Mühlen, dazu Seen, Fischteiche bis nach Mecklenburg, und betrieb einen eigenen Hafen mit direktem Zugang zur Ostsee. Dann schwand der Glaube an die Kraft der heiligen Dinge und mit ihm die Geschäftsgrundlage der Mönche. Dem wirtschaftlichen Niedergang folgte 1544 die Säkularisierung.”

 

 
Christoph Peters (Kalkar, 11 oktober 1966)

Lees verder “Christoph Peters, Boris Pilnjak, Pierre Jean Jouve, Hans Schiebelhuth, Richard H. W. Dillard”

Menno Wigman, Ferdinand Bordewijk, Jonathan Littell, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Menno Wigman op dit blog.

 

Vuilstort

Een terp van dode dingen tergt de lucht.
Niets is zichzelf. Veel jichtig huisraad. Vocht,
zwart vocht dat uit een koelkast welt. Voorgoed
kapot, versjacherd, mensenhanden moe
tijgt me een stad van afval tegemoet.

En ik kijk en ik kijk. En als ik loop
verlies ik haar, ik voel een baard, mijn jas
verrafelt waar ik sta en alle wolken
jagen Greenwich achterna.

Dan gaat het snel: er drijft een dorpskerk door
het water, wier en vis bevolkt de Dam,
nat, grijs, week, dacht je randstad, zag je zee.

Om wat ik van de tijd, van Holland weet
schrijf ik voor wie dit onder water leest.

 

Nu ik

Hoeveel boeken moest ik lezen, hoeveel harten
moest ik breken om het licht te zien
dat vrolijk en pervers mijn ziel bevrijdt?

Ik zag met eigen ogen wat mijn handen deden
en hoe ik ook mijn spijt met inkt beklaag:
geen hond die twee keer om een klaaglied vraagt.

Ik hang vijf zomermaanden voor mijn raam.
Ik verf mijn haar en leef zoveel ik kan.
En komt de herfst eraan:¡no pasarán!

 

Bij de uitvaart van het boek

De schrijver met zijn ongeschoren woede,
de dichter van drie doodgeboren boeken:
daar staan ze met hun doos vol slome woorden.
Sterk spul of niet: de uitvaart van het boek,
we naderen de uitvaart van het boek.

Vannacht, ik was nog op, stond de literatuur
dronken aan mijn deur. Rot op, riep ik, rot op,
je hebt je kans gehad. Toen droop ze af
en keek ik weer wat grand old Google bracht.

We lezen om te leren hoe te leven.
En ik, mijn boeken moe, ging stil naar bed.
Wat ging er mis? Wat moet ik schrijven? Schrijf,

schrijf het, schrijf het op, smeer je wijsheid uit,
kom brallen op mijn stoep. Ik ga naar bed.

 


Menno Wigman (Beverwijk, 10 oktober 1966)

Lees verder “Menno Wigman, Ferdinand Bordewijk, Jonathan Littell, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan”

Tadeusz Różewicz, Herman Brusselmans, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

Lament

I turn to you high priests
teachers judges artists
shoemakers physicians officials
and to you my father
Hear me out.

I am not young
let the slenderness of my body
not deceive you
not the tender whiteness of my neck
nor the fairness of my open brow
nor the down on my sweet lip
nor my cherubic laughter
nor the spring in my step

I am not young
let my innocence
not move you
nor my purity
nor my weakness
fragility and simplicity

I am twenty years old
I am a murderer
I am an instrument
blind as the axe
in the hands of an executioner
I struck a man dead
and with red fingers
stroked the white breats of women.

Maimed I saw
neither heaven nor rose
nor bird nest tree
St. Francis
Achilles nor Hector
For six years
blood gushed steaming from my nostrils
I do not believe in the changing of water into wine
I do not believe in the remission of sins
I do not believe in the resurrection of the body

 

Vertaald door Magnus J. Krynski en Robert A. Maguire

 

Deposition of the Burden

He came to you
and said
you are not responsible
either for the world or for the end of the world
the burden is taken from your shoulders
you are like birds and children
play

so they play

they forget
that modern poetry
is a struggle for breath

 

Vertaald door Czeslaw Milosz

 

 
Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

Lees verder “Tadeusz Różewicz, Herman Brusselmans, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva”

Nobelprijs voor Literatuur 2014 voor Patrick Modiano

Nobelprijs voor Literatuur 2014 voor Patrick Modiano

De Nobelprijs voor Literatuur is dit jaar toegekend aan de Franse schrijver Patrick Modiano. Patrick Modiano werd geboren in Boulogne-Billancourt op 30 juli 1945. Zie ook alle tags voor Patrick Mondiano op dit blog.

Uit: Dora Bruder

C’était en février, pensais-je, qu’ “ils” avaient dû la prendre dans leurs filets. “Ils”: cela pouvait être aussi bien de simples gardiens de la paix que les inspecteurs de la Brigade des mineurs ou de la Police des questions juives faisant un contrôle d’identité dans un lieu public… J’avais lu dans un livre de Mémoires que des filles de dix-huit ou dix-neuf ans avaient été envoyées aux Tourelles pour de légères infractions aux “ordonnances allemandes”, et même, quelques-unes avaient seize ans, l’âge de Dora… Ce mois de février, le soir de l’entrée en vigueur de l’ordonnance allemande, mon père avait été pris dans une rafle, aux Champs-Elysées. Des inspecteurs de la Police des questions juives avaient bloqué les accès d’un restaurant de la rue de Marignan où il dînait avec une amie. Ils avaient demandé leurs papiers à tous les clients. Mon père n’en avait pas sur lui. Ils l’avaient embarqué. Dans le panier à salade qui l’emmenait des Champs-Elysées à la rue Greffulhe, siège de la Police des questions juives, il avait remarqué, parmi d’autres ombres, une jeune fille d’environ dix-huit ans. Il l’avait perdue de vue quand on les avait fait monter à l’étage de l’immeuble qu’occupaient cette officine de police et le bureau de son chef, un certain commissaire Schweblin. Puis il avait réussi à s’enfuir, profitant d’une minuterie éteinte, au moment où il redescendait l’escalier et où il allait être mené au Dépôt. Mon père avait fait à peine mention de cette jeune fille lorsqu’il m’avait raconté sa mésaventure pour la première et la dernière fois de sa vie, un soir de juin 1963 où nous étions dans un restaurant des Champs-Elysées, presque en face de celui où il avait été appréhendé vingt ans auparavant. Il ne m’avait donné aucun détail sur son physique, sur ses vêtements. Je l’avais presque oubliée, jusqu’au jour où j’ai appris l’existence de Dora Bruder. Alors, la présence de cette jeune fille dans le panier à salade avec mon père et d’autres inconnus, cette nuit de février, m’est remontée à la mémoire et bientôt je me suis demandé si elle n’était pas Dora Bruder, que l’on venait d’arrêter elle aussi, avant de l’envoyer aux Tourelles.
Peut-être ai-je voulu qu’ils se croisent, mon père et elle, en cet hiver 1942. Si différents qu’ils aient été, l’un et l’autre, on les avait classés, cet hiver-là, dans la même catégorie de réprouvés. Mon père non plus ne s’était pas fait recenser en octobre 1940 et, comme Dora Bruder, il ne portait pas de numéro de “dossier juif”. Ainsi n’avait-il plus aucune existence légale et avait-il coupé toutes les amarres avec un monde où il fallait que chacun justifie d’un métier, d’une famille, d’une nationalité, d’une date de naissance, d’un domicile. Désormais il était ailleurs. Un peu comme Dora après sa fugue. »

 
Patrick Modiano (Boulogne-Billancourt, 30 juli 1945)