Gabriel García Márquez, Marijke Hanegraaf, Günter Kunert, Clark Accord, Elizabeth Barrett Browning, Stéphane Hoffmann, Michelangelo, Teru Miyamoto

De Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez werd op 6 maart 1928 in de kustplaats Aracataca geboren. Zie ook alle tags voor Gabriel García Márquez op dit blog.

Uit: Honderd jaar eenzaamheid (Vertaald door C.A.G. van den Broek)

“Ze gaf opdracht tot de bouw van een salon voor de visite, een gerieflijker en koeler vertrek voor dagelijks gebruik, een eetzaal voor een tafel met twaalf plaatsen waaraan de familie met twaalf gasten kon aanzitten, negen slaapkamers met ramen die uitkwamen op de patio en een grote waranda die tegen de hitte van het middaguur beschermd moest worden door een rozentuin en voorzien moest zijn van een balustrade waarop potten met varens en vazen met begonia’s konden worden geplaatst.”
(…)

“En ze hoefde ook niet te kunnen kijken om te beseffen dat de bloemperken, die tijdens de eerste verbouwing met zoveel toewijding waren verzorgd, door de regen vernietigd en door Aureliano Segundo’s graafwerk omgespit waren en dat de wanden en de cementen vloeren vol scheuren zaten, de meubels wankel en verschoten waren, de deuren uit hun hengsels hingen en de familie bedreigd werd door een gelaten, zwartgallige stemming die in haar tijd ondenkbaar zou zijn geweest.” 
(…)

“Toen sloeg hij nog een stukje over om op de voorspellingen vooruit te lopen en de datum en de omstandigheden van zijn dood op te zoeken. Maar nog voordat hij bij het laatste vers was gekomen had hij al begrepen dat hij deze kamer nooit meer zou verlaten, want het stond geschreven dat de stad van de spiegels (of spiegelingen) door de wind weggevaagd en uit de herinnering der mensen weggewist zou worden zodra Aureliano Babilonia de perkamenten tot het einde toe ontcijferd had – en dat alles, wat daarin beschreven stond, voor altijd en eeuwig onherhaalbaar was, omdat de geslachten, die gedoemd zijn tot honderd jaar eenzaamheid, geen tweede kans krijgen op aarde.”

 

 
Gabriel García Márquez (6 maart 1928 – 17 april 2014)

Lees verder “Gabriel García Márquez, Marijke Hanegraaf, Günter Kunert, Clark Accord, Elizabeth Barrett Browning, Stéphane Hoffmann, Michelangelo, Teru Miyamoto”

Jeremy Reed

De Engelse dichter en schrijver Jeremy Reed werd geboren op 6 maart 1951 op Jersey. Reed heeft vijftig werken gepubliceerd in 25 jaar. Hij heeft meer dan twee dozijn bundels poëzie, 12 romans, en boeken met literaire- en muziekkritiek geschreven. Hij heeft ook vertalingen van Montale, Cocteau, Nasrallah, Adonis, Bogart en Hölderlin gepubliceerd. Zijn eigen werk is in het buitenland vertaald in meer dan een dozijn talen. Hij heeft diverse onderscheidingen ontvangen en hij won de Poetry Society’s European Translation Prize. Reed begon met het publiceren van gedichten in tijdschriften en kleine publicaties in de jaren 1970. Hij is beïnvloed door onder meer Rimbaud, Artaud, Jean Genet, JG Ballard, David Bowie en Iain Sinclair. Een selectie van zijn gedichten is uitgegeven door door Penguin Books. Zijn laatst gebubliceerde roman is “The Grid.” Reed heeft ook samengewerkt met de muzikant Itchy Ear. Zij treden live op onder de naam Ginger Light. Reed behaalde een doctoraat aan de universiteit van Essex en hij doceert af en toe aan die instelling en aan de Universiteit van Londen.

London Flowers

These oriental poppies earthed
as scattered outtakes, rough demos
lucked into NW3
shivery silk minis on runway pins —
pink, yellow, orange, blue and red,
they’re like randomised confetti
transient saucerians
an anthology of MAC eye colours
in nitrogen-depleted soil.
I give them names like Toyoko,
Masako, Yumiko, O,
Yuan Yuan, a garden harem
cooking Chinese opium.
Ixia and violet iris
lyricise intense moments,
so too explosive azaleas
and a libidinous steamy lily,
a transplant brain from Asia
with a bulb like a shaved cortex.
This marine blue hydrangea’s
the colour of the blue deodorant cube
floating in the Gatwick men’s toilet,
a sort of deep Atlantic blue
squirted with ultramarine.
Like everything I see they’re poetry,
poppies bringing a dusty frill
to capital affairs, a bright
liaison like a thought pattern;
immediate as light checked-in
8 mins travel time from the sun
to reach this wiry leggy cluster
that tomorrow will be gone.

 

Bloody Mary

Red icebergs shattered in a glass,
auroral tiara with cracked pepper
Tabasco in the undertow:

it tastes hot, but it’s really cold,
like feelings we can’t separate
from loving someone, all aspects

slippery as goldfish in a bowl.
A vodka in a scarlet dress
stagy as Ute Lemper,

its temper’s unpredictable
like Wasabi and Habanero
or Worcester sauce tangoing tomato

with a sharp taste of leather.
It’s not a gunshot to the throat,
more a slow burn that separates

into component tastes, the lime
gets tweaky if unmollified
by mid-ballast horseradish.

It’s a capricious, husky thing,
a ruminative, slow hand trick,
you get to know at gut level,

the vodka underpinning it
raised as raw firepower in the blood,
a CIA agent policing the cells

with a kick like a cobra’s hood.
An ex pat mixed it first at Harry’s Bar,
spiked the membrane with a celery stick,

got a red brick crust on the lip,
and knew he’d done it, felt the bite hit in
and raised an eyebrow in silent applause.

 
Jeremy Reed (Jersey, 6 maart 1951)

Patrick deWitt

De Canadese schrijver en scenarist Patrick deWitt werd geboren op 6 maart 1975 op Vancouver Island. Zijn eerste boek “Ablutions” (2009) werd uitgeroepen tot New York Times Editor’’s Choice boek. Zijn tweede boek,” The Sisters Brothers” (2011) werd genomineerd voor de Man Booker Prize 2011, de 2011 Scotiabank Giller Prize, de Rogers Writers’ Trust Fiction Prize en de Governor General’s Award for English language fiction. Patrick deWitt was één van de twee Canadese schrijvers, naast Esi Edugyan, die in 2011 de lijst van alle vier de orijzen haalde. In 2011 werd hij wel de winnaar van de Rogers Prize en de Governor General’s Award for English language fiction. In 2012 kreeg hij voor “The Sisters Brothers” de Stephen Leacock Award. Zijn derde roman “Undermajordomo Minor” werd gepubliceerd in 2015. Patrick deWittwoont momenteel in Portland, Oregon.

Uit: The Sisters Brothers

“I was sitting outside the Commodore’s mansion, waiting for my brother Charlie to come out with news of the job. It was threatening to snow and I was cold and for want of something to do I studied Charlie’s new horse, Nimble. My new horse was called Tub. We did not believe in naming horses but they were given to us as partial payment for the last job with the names intact, so that was that. Our unnamed previous horses had been immolated, so it was not as though we did not need these new ones but I felt we should have been given money to purchase horses of our own choosing, horses without histories and habits and names they expected to be addressed by. I was very fond of my previous horse and lately had been experiencing visions while I slept of his death, his kicking, burning legs, his hot-popping eyeballs. He could cover sixty miles in a day like a gust of wind and I never laid a hand on him except to stroke him or clean him, and I tried not to think of him burning up in that barn but if the vision arrived uninvited how was I to guard against it? Tub was a healthy enough animal but would have been better suited to some other, less ambitious owner. He was portly and low-backed and could not travel more than fifty miles in a day. I was often forced to whip him, which some men do not mind doing and which in fact some enjoy doing, but which I did not like to do; and afterward he, Tub, believed me cruel and thought to himself, Sad life, sad life.
I felt a weight of eyes on me and looked away from Nimble. Charlie was gazing down from the upper-story window, holding up five fingers. I did not respond and he distorted his face to make me smile; when I did not smile his expression fell slack and he moved backward, out of view. He had seen me watching his horse, I knew. The morning before I had suggested we sell Tub and go halves on a new horse and he had agreed this was fair but then later, over lunch, he had said we should put it off until the new job was completed, which did not make sense because the problem with Tub was that he would impede the job, so would it not be best to replace him prior to? Charlie had a slick of food grease in his mustache and he said, ‘After the job is best, Eli.’ He had no complaints with Nimble, who was as good or better than his previous horse, unnamed, but then he had had first pick of the two while I lay in bed recovering from a leg wound received on the job. I did not like Tub but my brother was satisfied with Nimble. This was the trouble with the horses.”

 
Patrick deWitt (Vancouver Island, 6 maart 1975)