Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.

Uit: Meriswin

“Een glissando voer door de bladeren van de platanen en geen dichter die het zag. Alsof de wind de boekverkoper en boekverzamelaar had opgewacht en nu overmatig begeesterd tussen de takken struikelde. Met een smak viel de vlaag op de tafeltjes, nam zaadjes en bloesems mee in zijn val en rolde op de grond, waarna hij in allerijl het plein rondstoof op zoek naar een vluchtpunt, her en der panisch wervelend, botste tegen onze enkels en de poten van de tafels en de schenen van de banken voordat hij erachter kwam dat geen enkele uitgang gebarricadeerd was. En geen dichter die het beschreef.
(…)

‘Niets bewoog om het plein heen wat zich niet in de etalages bekeek en erdoor opgeslokt werd in dat parallelle universum waarin elke ijdelheid gedoemd is te verdwijnen, waarin elke gereflecteerde ontmoeting onherroepelijk uit elkaar valt. Het is de aquatische wereld waarin glas de stad verandert die de stad waarlijk onderscheidt van het leven in lemen dorpen, waarvan er geen zijn in dit land. Het is glas dat boer van stedeling onderscheidt. Glas waaruit men niet drinken kan.’
(…)

De portale bloedingen begonnen later. De bloedovergave op zijn vege schoot en zijn lief die naast hem stond, huilend als hij niet keek, glimlachend als hij haar aankeek. De bakjes met zwart bloed in haar beide handen. Het bloed, vloeibaar en in klonters, bleef maar komen totdat hij uitgeput was en wilde gaan liggen, slaap en rust trokken aan hem, hadden hun handen onder zijn rug gelegd, maar hij moest wakker blijven, zijn kleren uit en hij werd gehesen in een operatiehemd – hemelblauw van kleur, een vriendelijke en toegeeflijke dwangbuis.”

 

 
Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

Lees verder “Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun”

Juana de Ibarbourou, Harry Thürk, Heinar Kipphardt, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch

De Uruguayaanse dichteres en schrijfster Juana de Ibarbourou werd geboren op 8 maart 1892 als Juana Fernández Morales in Melo, Cerro Largo. Zie ook alle tags voor Juana de Ibarbourou op dit blog.

 

The hour

Take me now while it’s early
and because I have dahlia buds in my hands.

Take me now while my tumbling locks
are still shadow-black.

Now, while I have fragrant flesh
and clear eyes and skin like a rose.

Now, while I wear on my light feet
the living sandals of spring.

Now, while on my lips a smile chimes
like a bell struck suddenly.

Afterwards… Ah, I know
that what I have now, I won’t have later!

That then your desire will be useless
as flowers on a tomb.

Take me now while it’s early
and while I have plenty of lilies in my hands!

Today, not later. Before night falls
and the fresh petals wither.

Today, not tomorrow. Oh beloved, don’t you see
that the morning-glory becomes the grave cypress?

 

Vertaald door Liz Henry

 

 
Juana de Ibarbourou (8 maart 1892 – 15 juli 1979)

Lees verder “Juana de Ibarbourou, Harry Thürk, Heinar Kipphardt, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch”

Mechtilde Lichnowsky

De Duitse schrijfster Mechthilde Christiane Marie Gravin von und zu Arco-Zinneberg, beter bekend als Mechtilde Lichnowsky, werd geboren op geboren op 8 maart 1879 op slot Schönburg.Zij stamde uit de familie van de graven van Arco-Zinneberg en was een achter-achter-achterkleindochter van Maria Theresia. Haar ouders waren graaf Maximilian von und zu Arco-Zinneberg en zijn vrouw Olga Barones von Werther. In 1904 trouwde zij met de grootgrondbezitter en diplomaat Karl Max Lichnowsky. Het echtpaar woonde met hun drie kinderen op slot Grätz en slot Kuchelna. Tussen 1912 en 1914 werd haar man benoemd tot Duits ambassadeur in Londen. In 1928 overleed hij. Reeds in München onderhield Lichnowsky nauw contact met schrijvers als Carl Sternheim en Frank Wedekind. Ook de regisseur Max Reinhardt en de uitgever Kurt Wolff behoorden tot haar vriendenkring. In Wolffs uitgeverij verschenen haar eerste werken, duidelijk beïnvloed door het Expressionisme. Een bijzondere vriendschap verbond haar met de Weense schrijver en uitgever van Die Fackel Karl Kraus, met wie zij lang correspondeerde en voor wiens Nestroy lezingen zij de muziek componeerde. In 1928 verhuisde Lichnowsky naar Zuid-Frankrijk Tijdens de naziperiode weigerde zij toe te treden tot de Reichsschrifttumskammer, haar werken werden vervolgens verboden. In 1937 trouwde Lichnowsky met haar jeugdvriend, de Britse majoor Ralph Harding Pet. Toen ze een bezoek bracht aan Duitsland in 1939, werd zij geïnterneerd en onder politietoezicht geplaatst, gescheiden van haar tweede echtgenoot, die zij nooit meer terug zou zien, want hij stierf op 3 september 1945. De tijd van het huisarrest gebruikt zij om het taal- en stijl kritische boek “Worte über Wörter” te schrijven, waarin onder meer uitspraken van Hitler belachelijk maakte. Het kon pas in 1949 uit worden gegeven. In de zomer van 1946 vestigde Lichnowsky zich in Londen. In 1954 werd ze bekroond met de Literatuurprijs van de stad München. Ook was zij lid van de Beierse Academie voor Schone Kunsten en de Duitse Academie voor Taal en Letterkunde.

Uit: Kindheit

„Die Kindsfrau Mali trug lichtblaue Brillen im verwelkten Gesicht. Oben hatte sie keine Zähne mehr, unten etwas, das dem Vierjährigen erschien wie ganz kleine Papierschnitzel. Auf dem Wickeltisch wälzte sich immer jemand, und jemand machte die Wiegenvorhänge zittern. Hunde durften nicht hereinkommen, aber es gab welche im Garten.
Die Turmuhr rief die Stunden blechern. Sie sagte nicht bim und nicht bum, sondern »beim« für die Viertelschläge und etwas Tiefes, Buchstabenloses für die Stunden. Blo – äum … Blo äum … Aber was das Ganze war, das so, klingend mit der Luft, ins Zimmer kam, wußte niemand. Hundekläffen und Glockenton waren zum Einatmen.
An den Fenstern stießen sich die Sommerfliegen. Und immer wieder konnte niemand sagen, ob die Mutter ein Kind oder der Vater den Gärtner gerufen hatte oder ob der Glockenton aus dem eigenen Ohr in jenes herrliche Riesenreich fiel, das ringsum noch bestand … man selbst und ES … Dunkel und Hell… Fluß und Stillstand …
Unpolierte Holzfußböden sind ein lebendiger Grund. Da gibt es die Fugen, aus denen eine Mischung von dunklem Fett und grauer Wolle hervorsieht, worin blinkende Nähnadeln, Papierstreifchen, Besenhaare eingebettet liegen und hie und da als Luxusobjekt an breiteren Stellen eine Stahlfeder, ein blanker Nagel, ein dünner Bleistift. Die Bretter zeigen große Verschiedenheit in der Qualität des Holzes. Fichtenholz läßt sich zwischen seinen Jahresringen mit dem Fingernagel eindrücken. Man kann Rinnen einkerben, bis sich ein Schiefer zwischen Finger und Nagel drängt, der dem Kind Verwunderung und Schmerz bereitet.
Auch die Knie wissen davon. Aber sie gewöhnen sich daran wie an die Eiseskälte des Brunnenwassers, womit sie gewaschen werden. Knie riechen daher nach Seife oder nach Staub, bemerkt das Kind, wenn es sein Kinn darauf stützt.“

 
Mechtilde Lichnowsky (8 maart 1879 – 4 juni 1958)