Jane Smiley, Vladimir Vojnovitsj, Cyprian Ekwensi, Peter Turrini, Joseph Furphy, Edwin Keppel Bennett

De Amerikaanse schrijfster Jane Smiley werd geboren op 26 september 1949 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Jane Smiley op dit blog en ook mijn blog van 26 september 2010

Uit: A Thousand Acres

“Acreage and financing were facts as basic as the name and gender in Zebulon County. Harold Clark and my father used to argue at our kitchen table about who should get the Ericson land when they finally lost their mortgage. I was aware of this whenever I played with Ruthie Ericson, whenever my mother, my sister Rose, and I went over to help can garden produce, whenever Mrs. Ericson brought over some pies or doughnuts, whenever my father loaned Mr. Ericson a tool, whenever we ate Sunday dinner in the Ericson’s kitchen. I recognized the justice of Harold Clark’s opinion that the Ericson’ land was on his side of the road, but even so, I thought it should be us. For one thing, Dinah Ericson’s bedroom had a window seat in the closet that I coveted. For another, I thought it appropriate and desirable that the great circle of the flat earth spreading out from the T intersection of County Road 686 and Cabot Street be ours. A thousand acres. It was that simple.
It was 1951 and I was eight when I saw the farm and the future in this way. That was the year my father bought his first car, a Buick sedan with prickly gray velvet seats, so rounded and slick that it was easy to slide off the backseat into the footwell when we went over a stiff bump or around a sharp corner. That was also the year my sister Caroline was born, which was undoubtedly the reason my father bought the car. The Ericson Children and the Clark children continued to ride in the back of the farm pickup, but the Cook children kicked their toes against a front seat and stared out the back windows, nicely protected from the dust.
The car was the exact measure of six hundred forty acres compared to three hundred or five hundred. »

 
Jane Smiley (Los Angeles, 26 september 1949)

Lees verder “Jane Smiley, Vladimir Vojnovitsj, Cyprian Ekwensi, Peter Turrini, Joseph Furphy, Edwin Keppel Bennett”

Jerry Hormone

 

De Nederlandse schrijver en muzikant Jerry Hormone (pseudoniem van Jeroen Aalbers) werd geboren in Numansdorp op 26 september 1982. In 1999 Jeroen Aalbers punkrockband The Ragin’ Hormones op en nam hiervoor het alias Jerry Hormone aan. In 2000 trad Aalbers als gitarist toe tot punkrockband The Apers. Met The Apers nam hij drie albums op, speelde op grote festivals als Lowlands en Paaspop en toerde meermaals door Europa en de Verenigde Staten. In 2005 verliet Aalbers de band. In 2005 werd hij, hoewel hij nog geen ervaring had op dit vlak, door een vriend gevraagd een proeftekst in te leveren voor een nieuw te starten reeks kinderboeken. Aalbers nam de opdracht aan en schreef in één nacht het verhaal “Poespoes de lampenkapkat”, over een kat met een anti-krabkraag om. De tekst werd goedgekeurd en Aalbers werd gevraagd de vaste schrijver te worden van de serie Borre, waarvoor hij samenwerkte met illustrator Stefan Tijs. Sindsdien schreef hij meer dan 100 verhalen over Borre, waarvan de eerste op kleuterniveau waren en het niveau opliep tot bovenbouwniveau. Naast het schrijven speelde en speelt Aalbers in groepen als The Quotes, Anne Frank Zappa (met Elle Bandita), The Jerry Hormone Ego Trip, The Windowsill en The Rubber Hearts (de laatste twee beiden met andere (ex-)leden van The Apers). In 2011 richtte Aalbers geïllustreerd literair tijdschrift Strak op, waarin onder andere werk van Henk van Straten, Daan Doesborgh, Hanneke Hendrix, Han Hoogerbrugge en Theo Wesselo verscheen. Naast zijn schrijf- en muziekcarrière, studeerde Aalbers van 2007 tot 2013 Nederlands aan de Universiteit Leiden. Hij voltooide de bachelor-opleiding.

Uit: De spareribclub

“Het is bloedverziekend heet. M’n rug is zeiknat en m’n zonnebril glijdt steeds van m’n neus. Uitgerekend op de warmste dag van het jaar scheidt de airco ermee uit. Daar rij je dan een auto van dik een ton voor.
‘Wat een hitte. Het lijkt verdomme ónze crematie wel.’
‘Hè, Johan.’
Wat een schijnheil. Ze heeft Arie nooit gemogen. Koos altijd Ank d’r kant. Gaat ze nu hij dood is een
beetje afkeurende gezichten naar me zitten trekken als ik een grapje maak.
Ik zet de radio harder. Steek een Caballero zonder filter op. Zij klapt haar zonneklep omlaag. Kijkt in het spiegeltje. Frut aan d’r permanent. Pakt oogpotlood en mascara. Dat gaat straks allemaal in dikke zwarte strepen over d’r wangen.
De Maeterlinckweg. Een parkje met een vijver en het crematorium, hoekig en van IJsselsteen. Ik draai
de wagen de parkeerplaats op. Grind knerpt onder de banden. Ik zoek tevergeefs naar een plekje onder een boom. Parkeer in de volle zon.
‘Hoe zie ik eruit?’ vraagt ze.
Ik kijk niet. Ik weet hoe ze eruitziet.
‘Goed,’ zeg ik. Ik pak m’n jasje en stap uit.
Er is flink veel volk op komen dagen. Arie kende een hoop mensen. En nog meer mensen kenden Arie. Er worden stemmige knikjes uitgewisseld. Handen geschud.
‘Johan!’ hoor ik achter me. Veel te hard. Veel te op-
getogen. Het is Van Aalst. Hij staat met Dirk bij z’n Jaguar.
Ik loop naar ze toe.
‘Hé Johan, heb-ie misschien een peukie voor me? Ik had geen tijd meer om bij de pomp…’
‘Jij ook gecondoleerd, Van Aalst.’ Ik houd hem het pakje Caballero’s voor.
‘Doe mij er ook een,’ zegt Dirk.
‘Was jij niet gestopt?’
‘Jawel, maar vandaag effe niet.’

 

 
Jerry Hormone (Numansdorp, 26 september 1982)

Niccolò Ammaniti, David Benioff, Michael Reefs, Carlos Ruiz Zafón, Andrzej Stasiuk, William Faulkner, Patricia Lasoen

De Italiaanse schrijver Niccolò Ammaniti werd geboren in Rome op 25 september 1966. Zie ook alle tags voor Niccolò Ammaniti op dit blog.

Uit: Laat het feest beginnen! (Vertaald door Etta Maris)

“Saverio keek eens goed naar zijn discipelen. Hoewel ze over de dertig waren, kleedden ze zich nog steeds als een stelletje armzalige heavy-metalfans. En dat terwijl hij niets anders deed dan ze op het hart te drukken: jullie moeten er normaal uitzien, geen piercings, geen tatoeages, geen studs… Maar ze wilden niet luisteren.
Je moet roeien met de riemen die je hebt, dacht hij gelaten bij zichzelf.
Mantos keek op, zijn beeld werd weerspiegeld in de spiegel van Birra Moretti-bier die achter de bar van de pizzeria hing. Spichtig, een meter tweeënzeventig, metalen bril, donker haar, gekamd met een scheiding aan de linkerkant. Hij droeg een azuurblauw overhemd met korte mouwen en tot zijn kin dichtgeknoopt, een donkerblauwe ribfluwelen broek en collegeschoenen. Een normale kerel. Net als alle grote voorvechters van  het Kwaad: Ted Bundy, Andrej Chikatilo, Jeffrey Dahmer, de kannibaal van Milwaukee. Mannen die je niet eens zouden opvallen als je ze op straat tegenkwam. Maar zij waren wel de lievelingskinderen van de duivel.
Wat zou Charlie Manson in mijn plaats hebben gedaan als hij zulke armzalige volgelingen had gehad?
‘Meester, we willen met je praten… We hebben eens nagedacht over de sekte…’ overviel Edoardo Sambreddero, bijgenaamd Zombie, hem. Zombie was de vierde van de groep, een lange darm
die niet tegen knoflook, chocola en koolzuurhoudende frisdrank kon. Hij leed aan aangeboren oesophagitis. Hij hielp zijn vader met het monteren van elektrische installaties in Manziana. ‘Feite-
lijk bestaan wij als sekte niet.”
Saverio vermoedde waar zijn aanhanger heen wilde, maar deed alsof hij het niet begreep. ‘Wat bedoel je?’
‘Hoe lang geleden hebben wij de bloedeed afgelegd?’
Saverio haalde zijn schouders op. ‘Dat zal een paar jaar geleden zijn geweest.’
‘Op internet staat bijvoorbeeld nooit iets over ons. Maar over de Kinderen van de Apocalyps wordt wel heel veel geschreven,’ fluisterde Silvietta met zo’n zacht stemmetje dat niemand haar hoorde.
Zombie wees met een soepstengel naar zijn baas. ‘Wat hebben we in al die tijd feitelijk gedaan?’
‘Van al die dingen die jij had beloofd, wat hebben we daarvan feitelijk gedaan?’ sloot Murder zich aan. ‘Mensenoffers ho maar en je had gezegd dat we er heel veel zouden brengen. En die initiatieriten met maagden? En die satanische orgieën?’
‘Maar we hebben wel een mensenoffer gebracht, en hóe,’ preciseerde Saverio geïrriteerd. Het is misschien niet helemaal gelukt, maar we hebben het wel gedaan. En ook een orgie.’

 
Niccolò Ammaniti (Rome, 25 september 1966)

Lees verder “Niccolò Ammaniti, David Benioff, Michael Reefs, Carlos Ruiz Zafón, Andrzej Stasiuk, William Faulkner, Patricia Lasoen”

Joke van Leeuwen, Mark Boog, A.L. Snijders, Alejandro Zambra, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Hendrik Tollens

De Nederlandse dichteres, schrijfster, illustrator en cabaretière Johanna Rutgera van Leeuwen werd geboren op 24 september 1952 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Joke van Leeuwen op dit blog.

 

Velouté

Wat vale vlekken heeft, de doordeweekse,
wat licht gerimpeld raakt van niet gebruiken,
wat wacht op afgeraspt tot naakt en sappig,
wat valt te snijden tot minieme velen,
wat slaag verdraagt, wat tegen donker kan.

Dat in een pan.

Vermalen tot geen vorm om wie of wat
op aan te spreken. Verzameld in een geur.
Daarmee van deur tot deur, dat iedereen mag ruiken.

Soldaten hebben zich vermomd als struiken,
De nachten vallen om, de dagen duiken,
Wat niet verkocht kan worden wordt versleten.

Achter de muur is ruzie, achter de ruzie muur,
achter de muur twee die het niet meer weten,
Daarachter straat, heet asfalt, niemand aan het stuur.

Nooit meer kleinzerig zijn. En appels eten.

 

Wil je met mij naar

Wil je met mij naar
toejeweetwel?
toejeweetwel?
wil je met me naar toejeweetwelwaar?

Ja, ik wil met jou
naar hoeheettut,
naar hoeheettut,
ja, ik wil met jou
naar hoeheettutnou.

Gaan we samen in de dinges
en de weetnietmeerzovlug,
even naar de komwatwasset
en dan weer naar huis terug.

 

Ready Made, twee kleuters

Jij was de goeie en ik was de slechte.
Ik wil liever de slechte zijn.
Nee, ik ben de slechte. Jij bent de goeie.
Waarom moet ik altijd de goeie zijn?

Waarom wil jij niet de goeie zijn?
Twee goeien is niet spannend.
Mag ik dan straks de slechte zijn?
Straks. Maar nu ben jij de goeie.

 

 
Joke van Leeuwen (Den Haag, 24 september 1952)

Lees verder “Joke van Leeuwen, Mark Boog, A.L. Snijders, Alejandro Zambra, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Hendrik Tollens”

Peter Drehmanns, Antonio Tabucchi, Tom de Cock, Mary Coleridge, Jaroslav Seifert, Leni Saris, Theodor Körner, Euripides

De Nederlandse dichter en schrijver Peter Drehmanns werd op 22 september 1960 in Roermond geboren. Zie ook alle tags voor Peter Drehmanns op dit blog.

Uit: De brand in alles

“Verdomme, daar was er weer een. De zevende al. Opnieuw greep hij het tijdschrift dat hij in het laatje van het nachtkastje had aangetroffen. Op de cover prijkte het pontificaal uitgestalde onderlijf van een vrouw, compleet met schaamspleet en roetzwart schaamhaar. Een reproductie van Courbets beroemde schilderij L’Origine du Monde. Dat hij daarmee al zes muggen had doodgemept vond hij ronduit grappig. Als Lise zou bellen om hem te vragen wat hij zoal had uitgespookt, kon hij haar vertellen dat hij met een kut aan plaagdierbestrijding had gedaan. Voordat hij het tijdschrift tot een slagwapen oprolde keek hij nog eens naar de afbeelding. Het schaamhaar, dat hem deed denken aan een berg vergruisde steenkool, was inmiddels besproeid met een mengsel van muggen- en mensenbloed.
Tjak, daar daalde nummer zeven ten grave in de spelonk boven het perineum.
Op de muur boven het bed prijkten nu drie geplette muggen en wat bloedvegen. Naast de kast bevonden zich eveneens sporen van de slachting. De kamer werd er niet fraaier op. Drieveertig bij viervijftig mat hij, zo had Kiezel eerder vastgesteld. Een kwestie van beroepsdeformatie, altijd willen weten hoe groot een ruimte is. Hij had met zijn rolmaat onder het bed (tussen de stofnesten!) moeten kruipen en met behulp van de oplichtende display van zijn smartphone het correcte getal afgelezen. Exact dezelfde afmetingen die zijn vroegere kamer in het huis van zijn ouders had. Toen gebruikte hij een zaklamp om iets te kunnen zien in het duister. Iets: in zijn kindertijd was dat zijn postzegelverzameling, die hij in bed, terwijl hij geacht werd te slapen, bekeek. Later, toen Robert bij hem woonde, waren het boeken geweest, die hij fluisterend voorlas aan zijn blinde vriend.”

 

 
Peter Drehmanns (Roermond, 22 september 1960)

Lees verder “Peter Drehmanns, Antonio Tabucchi, Tom de Cock, Mary Coleridge, Jaroslav Seifert, Leni Saris, Theodor Körner, Euripides”

Ellen Warmond

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Warmond (pseudoniem van Pietronella Cornelia van Yperen) werd geboren in Rotterdam op 23 september 1930. Zij groeide op in Rotterdam en doorliep daar de hbs. Zij volgde vanaf 1946 een balletopleiding en danste tot 1953 in het Rotterdams Ballet Ensemble. Omdat ze daarvan niet kon leven, was ze daarnaast secretaresse op een handelskantoor. Men had daar weinig affiniteit met poëzie en om haar dichtwerk te verbergen koos ze het pseudoniem Ellen Warmond. In 1953 debuteerde zij met een aantal gedichten in het literair tijdschrift Maatstaf. Van 1955 tot 1983 werkte zij bij het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag, de stad waarheen zij in 1968 verhuisde. Zij was de rechterhand van hoofdconservator Gerrit Borgers en werkte ook nog enkele jaren onder diens opvolger Anton Korteweg. Ze schreef naast haar dichtwerk ook veel secundaire literatuur. Zij werkte mee aan de eerste dertien Schrijversprentenboeken die door het Letterkundig Museum in samenwerking met uitgeverij De Bezige Bij werden gepubliceerd. Ellen Warmond heeft een groot aantal dichtbundels op haar naam staan, maar schreef ook een roman (Paspoort voor niemandsland, 1961) en verhalen (Eeuwig duurt het langst, 1961, en Van kwaad tot erger, 1968). Ellen Warmond ontving voor haar werk meerdere prijzen, waaronder de Anna Bijns Prijs voor haar gehele oeuvre.

 

Changement de décor

Zodra de dag áls een dreigbrief
in mijn kamer wordt geschoven
worden de rode zegels van de droom
door snelle messen zonlicht losgebroken

huizen slaan traag hun bittere ogen op
en sterren vallen doodsbleek uit hun banen

terwijl de zwijgende schildwachten
nachtdroom en dagdroom haastig
elkaar hun plaatsen afstaan
legt het vuurpeloton van de twaalf
nieuwe uren bedaard op mij aan.

 

 

Warmte, een woonplaats

Liefde en het besef
van liefde daartussen bouwen
mensen een warmende woonplaats

en sprekende zeggen ze: liefste
open je ogen nu langzaam en eet
ik heb het licht voor je aangesneden
of: open je ogen niet drink nu het donker
ik heb de nacht voor je omgekocht

want liefde en het besef
van liefde daaraan ontsteken
ogen en stemmen hun licht
daarin ontbloeien de lippen
daaruit ontstaat het gedicht.

 

 
Ellen Warmond (23 september 1930 – 28 juni 2011)

Olga Kirsch

 

De Zuid-Afrikaanse / Israëlische dichteres Olga Kirsch werd geboren in Koppies in de Oranje Vrijstaat op 23 september 1924. Haar vader was geëmigreerd uit Litouwen en, hoewel hij zelf Jiddische sprak leerde hij zijn dochter Engels te spreken. Toch schreef zij in het Afrikaans en publiceerde acht bundels poëzie in die taal, evenals een keuze uit haar gedichten. Kirsch emigreerde naar Israël op de leeftijd van 24 en bleef er wonen tot aan haar dood. In 1990 publiceerde ze haar eerste poëziebundel in het Engels. Ze bleef in het Engels schrijven en was actief betrokken bij de Israëlische Vereniging van Schrijvers in het Engels. Hoewel zij naam had gemaakt als dichteres in Zuid-Afrika slaagde zij er niet in dezelfde mate van bekendheid in Israël of de Engelssprekende wereld te bereiken. Haar poëzie werd gekenmerkt door metrum en vaak door rijm. In haar jeugd schreef ze vooral over de onmenselijkheid van racisme en van haar verlangen naar Sion. Toen zij ouder werd stonden meer persoonlijke thema’s centraal. Ze schreef een reeks sonnetten gewijd aan haar man, de wiskundige Joseph Gillis. In haar werk rouwde zij ook om haar moeder, en haar geliefde kleindochter, die op negen jarige leeftijd overleed. Tijdens haar schrijven zijn er gedichten rond het thema van de natuur, en de vernietiging van de natuur. Als volleerd taalkundige vertaalde zij zelf haar poëzie uit het Afrikaans in het Engels en Hebreeuws. Olga Kirsch en Joseph Gillis hadden twee dochters.

 

Iets het gesterf in my met jou vertrek

Iets het gesterf in my met jou vertrek;
iets wat ekstaties was, en bly spontaan,
onverantwoordelik soos ’n lentewaan,
het drup-drup uit my wese weggelek

Iets het gewyk … Og, dat ek kon ontwaak
uit hierdie sware trans, en weer geluk
ervaar, oorstelpend groot, of wurg en sluk
van smart! Maar ek bly koud, onaangeraak.

Dan sal ek maar berus, al is ek stomp –
gevoelloos van verlange. Want ek wag
dat alles wat my ontwyk het, en ontsag-

lik veel wat jy moet aanvul, soos ’n blom
in my sal oopvou op die blye dag
as jy vanuit die vertes huis-toe kom.

 

Die Wandelende Jood

O dogter van Babel, jy wat
verwoes sal word, gelukkig
is hy wat jou sal vergeld
wat jy ons aangedoen het

God het sy volk veroordeel tot die vuur,
masjiengeweer, gaskamers en die graf.
Hy het hul saamgeskaar in kerk en skuur
en met die witkalk en die vlam bestraf.

En enkeles het uit die puin herrys,
krank en geknak, met oë wat die dood
se starre niksheid dra en weer gereis
deur vreemde lande na die moederskoot.
Die eeue-oue pelgrimstog hervat
met skuifelende voete en geboë
skouers. Maar aan die einde van die pad
het een hul weggewys met trae oë.

Sal God in toorn die poorte stukkend slaan
dat my moeë mense mag binnegaan?

 

 
Olga Kirsch (23 september 1924 – 5 juni 1997)

Dannie Abse, Lodewijk van Deyssel, Nick Cave, Fay Weldon, György Faludy, Hans Leip

De Britse dichter en schrijver Dannie Abse werd geboren op 22 september 1923 in Cardiff, Wales. Zie ook mijn blog van 22 september 2010 en eveneens alle tags voor Dannie Abse op dit blog.

Last Words

Splendidly, Shakespeare’s heroes,
Shakespeare’s heroines, once the spotlight’s on,
enact every night, with such grace, their verbose deaths.
Then great plush curtains, then smiling resurrection
to applause – and never their good looks gone.

The last recorded words too
of real kings, real queens, all the famous dead,
are but pithy pretences, quotable fictions
composed by anonymous men decades later,
never with ready notebooks at the bed.

Most do not know who they are
when they die or where they are, country or town,
nor which hand on their brow.
Some clapped-out actor may
imagine distant clapping, bow, but no real queen
will sigh, ‘Give me my robe, put on my crown.’

Death scenes not life-enhancing,
death scenes not beautiful nor with breeding;
yet bravo Sydney Carton, bravo Duc de Chavost
who, euphoric beside the guillotine, turned down
the corner of the page he was reading.

And how would I wish to go?
Not as in opera – that would offend –
nor like a blue-eyed cowboy shot and short of words,
but finger-tapping still our private morse,’…love you,’
before the last flowers and flies descend.

 

Ask the Moon

1
Wakeful past 3 a.m.
near the frontiers of Nothing
it’s easy, so easy
to imagine (like William Blake)
an archaic angel standing askew
in a cone of light
not of this world;

easy at this cheating hour
to believe an angel cometh
to touch babies’ skulls,
their fontanelles,
deleting the long memory
of generations—
the genesis of déjà vu;

easy to conceive angel-light
bright as that sudden
ordinary window
I saw at midnight
across the road
before the drawing of a blind.

 
Dannie Abse (Cardiff, 22 september 1923 – 28 september 2014)
Portret door Peter Douglas Edwards, 1980

Lees verder “Dannie Abse, Lodewijk van Deyssel, Nick Cave, Fay Weldon, György Faludy, Hans Leip”

Constantijn Huygens-prijs 2015 voor Adriaan van Dis

 

Constantijn Huygens-prijs 2015 oor Adriaan van Dis

De Nederlandse schrijver Adriaan van Dis krijgt de Constantijn Huygens-prijs 2015 voor zijn hele oeuvre. Dat maakte de Jan Campert-stichting, die de literaire prijs elk jaar uitreikt, dinsdag bekend. Aan de Constantijn Huygens-prijs is een bedrag verbonden van 10 duizend euro. Eerdere winnaars zijn onder anderen Mensje van Keulen, Tom Lanoye en A.F.Th. van der Heijden. Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Brief aan mijn Turkse kleermaker

“Ik vertelde u over mijn bezoek aan La Barre Balzac, dat veertien verdiepingen hoge kavalje in La Courneuve, bont van de graffiti, een reep hokken smachtend naar de sloop, met kapotte liften, dichtgetimmerde ramen en hopen vuilnis, neergekwakt op wat eens een voetbalveld was geweest. U schrok van mijn woede. ‘Veel te veel Afrikanen,’ zei u. ‘Ze hebben geen beschaving.’
Wat kan u een vies gezicht trekken.
Ik geneerde mij voor uw houding. Ik had gehoopt dat u solidair zou zijn met de migranten uit uw wijk. Al besef ik dat zoiets voor u moeilijker is dan voor mij. Wat heb ik te stellen met schorem dat de buurt onveilig maakt? Dat woont niet in het zesde. En ik hoef mijn trap niet met lawaaischoppers te delen. Even dacht ik dat u me naar de mond wilde praten. ‘Wij blanken,’ zei u. ‘Wij blanken zijn anders.’ Ik vroeg maar niet hóé anders. Had u verwacht dat ik ook op ‘de zwarten’ zou afgeven? Begreep u waarom ik plotseling een paar Turkse zinnen op u losliet? Talebe para yok. Student geen geld. Tamam, arkadas? Oké, kameraad? Woorden opgedaan in de jaren zestig, toen ik met een rugzak door uw land trok. Ik hoopte daarmee van het voetstuk af te stappen waar u mij zojuist op had gezet. U had me witter en burgerlijker gemaakt dan ik wil zijn. Ik liet u op onhandige wijze weten dat ik sympathie voor de Turken heb en dat u uw achtergrond voor mij niet hoeft te verloochenen. Ik ken de leemdorpen in de uithoeken van Anatolië. Ik zag er kinderen in het stof spelen, ver van school en alfabet. Net Afrika.
Ja, ik wilde u laten merken dat ik anders was dan de arrogante Fransen die bij u beknibbelen op de vermaakkosten van hun in de uitverkoop verworven chique labelkleding. Anders ook dan de Fransen die de week daarvoor tegen de Europese grondwet hadden gestemd, een non dat zich verzette tegen de komst van goedkope arbeidskrachten uit de nieuwe oostelijke lidstaten – de spreekwoordelijke Poolse loodgieter – maar vooral ook een non tegen Turkije. Al hadden beide zaken niets met de ratificering van de grondwet te maken, de angst voor nog meer goedkope arbeidskrachten en de angst dat de islam straks de grootste godsdienst van Europa zou worden, gedijden goed in het kamp van de neestemmers. Volgens de kranten lagen de Middeleeuwen aan de andere kant van de Bosporus. Turkije zou een grijze wolf in schaapskleren zijn.”

 
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Leonard Cohen, Stephen King, Frédéric Beigbeder, Xavier Roelens, Fannie Flag, H.G. Wells

De Canadese dichter, folk singer-songwriter en schrijver Leonard Cohen werd geboren op 21 september 1934 te Montréal. Zie ook mijn blog van 21 september 2010 en eveneens alle tags voor Leonard Cohen op dit blog.

Take This Waltz
(After Lorca)

Now in Vienna there are ten pretty women.
There’s a shoulder where death comes to cry.
There’s a lobby with nine hundred windows.
There’s a tree where the doves go to die.
There’s a piece that was torn from the morning,
and it hangs in the Gallery of Frost—
Ay, ay ay ay
Take this waltz, take this waltz,
take this waltz with the clamp on its jaws.

I want you, I want you, I want you
on a chair with a dead magazine.
In the cave at the tip of the lily,
in some hallway where love’s never been.
On a bed where the moon has been sweating,
in a cry filled with footsteps and sand—
Ay, ay ay ay
Take this waltz, take this waltz,
take its broken waist in your hand.

This waltz, this waltz, this waltz, this waltz
with its very own breath
of brandy and death,
dragging its tail in the sea.

There’s a concert hall in Vienna
where your mouth had a thousand reviews.
There’s a bar where the boys have stopped talking,
they’ve been sentenced to death by the blues.
Ah, but who is it climbs to your picture
with a garland of freshly cut tears?
Ay, ay ay ay
Take this waltz, take this waltz,
take this waltz, it’s been dying for years.

There’s an attic where children are playing,
where I’ve got to lie down with you soon,
in a dream of Hungarian lanterns,
in the mist of some sweet afternoon.
And I’ll see what you’ve chained to your sorrow,
all your sheep and your lilies of snow—
Ay, ay ay ay
Take this waltz, take this waltz
with its “I’ll never forget you, you know!”

And I’ll dance with you in Vienna,
I’ll be wearing a river’s disguise.
The hyacinth wild on my shoulder
my mouth on the dew of your thighs.
And I’ll bury my soul in a scrapbook,
with the photographs there and the moss.
And I’ll yield to the flood of your beauty,
my cheap violin and my cross.
And you’ll carry me down on your dancing
to the pools that you lift on your wrist—
O my love, O my love
Take this waltz, take this waltz,
it’s yours now. It’s all that there is.

 
Leonard Cohen (Montréal, 21 september 1934)

Lees verder “Leonard Cohen, Stephen King, Frédéric Beigbeder, Xavier Roelens, Fannie Flag, H.G. Wells”