Carl-Christian Elze

De Duitse dichter en schrijver Carl-Christian Elze werd geboren op 26 april 1974 in Berlijn. Elze studeerde drie semesters geneeskunde, later biologie en Duits aan de Universiteit van Leipzig. Hij voltooide een lange stage bij de dierentuin van Berlijn. Van 2004-2008 studeerde Elze naast zijn docentschap aan de Henriette-Goldschmidt-Schule aan het Duitse literatuur Instituut in Leipzig. Hij gaf van 2002 tot 2009, samen met Thomas Siemon, Anja Kampmann, Katharina Bendixen en Christian Kreis het literaire tijdschrift plumbum uit. Carl-Christian Elze schrijft poëzie, proza, scenario’s en libretti. Zijn gedichtenbundel “ich lebe in einem wasserturm am meer, was albern ist“ verscheen in 2013. In 2016 verscheen de bundel “diese kleinen, in der luft hängenden, bergpredigenden gebilde. Sinds 2012 verzorgt Carl-Christian Elze met Janin Wolke, Udo Grashoff, Mario Salazar en Thorsten Frey de lezingenreeks “niemerlang” in Berlijn en Leipzig.

 

ich lebe in einem wasserturm am meer, was albern ist
ich bin immer versalzen, aber das süße halt ich nicht aus.
eine katze schlich ums haus & hat sich auf den rücken geworfen.
was das nur soll? ich will keine ergebenheit, ich will liebe.
woher ich meine liebe nehme, ist mein größtes geheimnis.
ich habe einen tank voll davon, aber nicht in meinem turm.
ich bin oft betrunken vor liebe ´& oft ein stinkendes feld.
das meer ist eine katze, der ich nichts anvertrauen kann.
in den dünen finden sich manchmal die knochen von engeln.
trete ich aus meinem turm heraus, liebe ich heftig die sonne.

 

gehen

immer schneller, schneller gehen, etwas glüht
die muskeln warm, weich, heiß in den avenues
das glatte knochenspiel, gelenke knicken gleiten
als wär ein puppenspieler, der die drähte zieht
den schwerpunkt kennt, die glieder wieder
äste, gesetz: tanz toter pendel! dann:

magnolienblüten, die du liebst, du denkst
nicht schneller als sonst, nicht anders als sonst
magnolienblüten, die du liebst, du denkst
verheddert in den langen drähten
magnolienblüten, die du liebst, du denkst
du denkst, du sinkst, du denkst   verglühst

 
Carl-Christian Elze (Berlijn, 26 april 1974)

Erik Menkveld, Ted Kooser, James Fenton, Walter de la Mare, Ross Franklin Lockridge Jr., Richard Anders

De Nederlandse dichter Erik Menkveld werd geboren op 25 april 1959 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Erik Menkveld op dit blog.

 

Koor van ongehoorde waaibomen

Nu we kozijnen zijn
in deze keuken, kijken
ze wel naar de leuke
overbuurvrouw op haar
balkon of een bescheiden
lijnvlucht die over komt,
maar niet naar ons,
die alles omlijsten.

En nu we planken zijn
in deze vloer, horen ze
ons voor geen meter,
terwijl we bij de minste
beroering vervaarlijk
kraken en zij tijdens
koken of woorden tal
van voeten verplaatsen.

Zelfs nu we tafel zijn
waar ze aan eten met onze
poten tussen hun benen
en onder hun blote handen
ons hout, zijn we vergeten:
gesprekken voeren ze aan ons
en kinderen die van geen
witlof willen weten.

Maar allemaal hebben we
blad gedragen, tegen
wilde luchten de wind
in ons tekeer voelen
gaan. En onder sommige
van ons is daar naar
geluisterd en diep
in gedachten gestaan.

 

 
Erik Menkveld (25 april 1959 – 30 maart 2014)

Lees verder “Erik Menkveld, Ted Kooser, James Fenton, Walter de la Mare, Ross Franklin Lockridge Jr., Richard Anders”

John Keble

De Engelse dichter en predikant John Keble werd geboren op geboren 25 april 1792 in Fairford, Gloucestershire. Keble werd na zijn studie in Oxford tot Fellow van Oriel College verkozen. Van 1831-1841 was hij hoogleraar poëzie. In 1822 ontmoette hij John Henry Newman. Zijn preek “National Apostasy”, die hij op 14 juli 1833 in Oxford hield, en waarin hij felle kritiek uitte op de steeds meer van het Christendom verwijderende staat, wordt beschouwd als het begin van de zogenaamde Oxford beweging, die de katholieke traditie binnen de Anglicaanse Kerk probeerde te herontdekken. Een andere belangrijke figuur van deze beweging was Edward Pusey Boverie. Zij schreven de zogenaamde “trakaten” die ver buiten Oxford bekend werden. Keble genoot binnen deze groep een speciale achting, want hij was al een gevestigde dichter en geleerde. In tegenstelling tot Newman bleef Keble zijn hele leven trouw aan Church of England. En niet alleen uit gemakzucht, maar uit echte overtuiging. Hij vertegenwoordigt daarmee de vleugel van de Oxford beweging die zichzelf bewust als onderdeel van deze kerk zag. Kebles in 1827 verschenen dichtbundel “The Christian Year” werd een van de grote klassiekers van de 19e eeuw. Het boek bevat een gedicht voor elke zon- en feestdag van het kerkelijk jaar en kende een grote verspreiding. Het maakte Keble beroemd. Er werden meer dan honderd edities van uitgegeven. In 1836 werd Keble predikant in Hursley (Winchester), waar hij bleef tot aan zijn dood. Hij trouwde op 10 oktober 1835 Charlotte Clarke, die een behulpzame vrouw voor de voorganger en dichter was. Keble College in Oxford werd opgericht in 1870 als een monument voor John Keble

First Sunday after Trinity

So Joshua smote all the country, . . . and all their kings; he left none remaining.  _Joshua_ x. 40.

WHERE is the land with milk and honey flowing,
The promise of our God, our fancy’s theme?
Here over shattered walls dank weeds are growing,
And blood and fire have run in mingled stream;
Like oaks and cedars all around
The giant corses strew the ground,
And haughty Jericho’s cloud-piercing wall
Lies where it sank at Joshua’s trumpet call.

These are not scenes for pastoral dance at even,
For moonlight rovings in the fragrant glades,
Soft slumbers in the open eye of Heaven,
And all the listless joy of summer shades.
We in the midst of ruins live,
Which every hour dread warning give,
Nor may our household vine or fig-tree hide
The broken arches of old Canaan’s pride.

Where is the sweet repose of hearts repenting,
The deep calm sky, the sunshine of the soul,
Now Heaven and earth are to our bliss consenting,
And all the Godhead joins to make us whole.
The triple crown of mercy now
Is ready for the suppliant’s brow,
By the Almighty Three for ever planned,
And from behind the cloud held out by Jesus’ hand.

“Now, Christians, hold your own—the land before ye
Is open—win your way, and take your rest.”
So sounds our war-note; but our path of glory
By many a cloud is darkened and unblest:
And daily as we downward glide,
Life’s ebbing stream on either side
Shows at each turn some mouldering hope or joy,
The Man seems following still the funeral of the Boy.

Open our eyes, Thou Sun of life and gladness,
That we may see that glorious world of Thine!
It shines for us in vain, while drooping sadness
Enfolds us here like mist: come Power benign,
Touch our chilled hearts with vernal smile,
Our wintry course do Thou beguile,
Nor by the wayside ruins let us mourn,
Who have th’ eternal towers for our appointed bourne.

 
John Keble (25 april 1792 – 29 maart 1866)
Portret door George Richmond, 1863

Frans Coenen, Eric Bogosian, Robert Penn Warren, George Oppen, Carl Spitteler, Anthony Trollope, Michael Schaefer

De Nederlandse schrijver, essayist en criticus Frans Coenen werd in Amsterdam geboren op 24 april 1866. Zie ook alle tags voor Frans Coenen op dit blog.

Uit: Zondagsrust

“Een licht fronselen en kraken in het gangetje, doffen van haastige bloote voetjes op houten vloer, en de gangdeur, die op de trap uitkwam, knapte uit haar slot. Het was of hiermee het buitenleven van de straat intoog, en nu overal de gave stiltebol in geluiden openbarstte. Er was even een geplens van vocht overgieten, onverschillige mompelgroet van een grove stem… Daarna hosklosten zware schoenen de trap af en knapte de deur weer veilig dicht.
De vale alkoofschemering echter leefde nu in klein bewegen en geluiden van wakker worden. Het bovenlijf van juffrouw Verhoef was opgespookt uit de vaalschaduwige bedmassa en op zij gekeerd, steunend op de rechterarm, wreef zij zich met de vlakke linkerhand over de oogen, gerekt geeuwend. Naast haar ging het dek omhoog boven de magere knieën van haar man, die aan de muurkant lag, en zijn lange staakarmen hieven op, strekten langs het kussen met een doffe stoot tegen het beschot.
– Jesis… is ’t nou al weer uit! geeuwde hij.
– Ja… hebbi nog niet genog gemaft? fluisterde zij schorrig, maar haar aandacht ging naar wat zij in de keuken hoorde: kleine scharrelige geluidjes, gekraak en bordengetik. En opeens riep zij luid:
– M’rietje, wat doe je? Nerges ankomme, hoor je? Ga maar vooreerst weer in bed….
En toen er iets na-kletterde, drifte zij op:
– Gà je!
– Ja… moeder… klonk een dunne kinderstem vleiïg-gedwee terug en toen:
– Mag ik bij u komme?
– Nee, nog niet, ga maar eerst weer in bed… Strakkies, as je vader d’r uit is…
En toen zij het zwakke kraken van de bedsteê in de gang gehoord had, lag de vrouw weer stil op de rug te kijken in het alkoofhokje, dat de morgen nu gevuld had met vuilgrijze schemer. In de kamer, in de gang en ook vòor, bij den commensaal heerschte weer stilte en van boven kwam evenmin geluid. Overal de Zondagochtendrust van lang uitslapen en genietende luiheid.
Tot beneden een klok sloeg met donkere klank.”

 
Frans Coenen (24 april 1866 – 23 juni 1936)

Lees verder “Frans Coenen, Eric Bogosian, Robert Penn Warren, George Oppen, Carl Spitteler, Anthony Trollope, Michael Schaefer”

Marcus Clarke, Carl Immermann, Otto Leixner von Grünberg, L. J. M. Feber, Karl Lappe, Gaston Martens

De Australische schrijver Marcus Clarke werd geboren op 24 april 1846 in Londen. Zie ook alle tags voor Marcus Clarke op dit blog.

Uit: Australian Tales of the Bush

“He was a quiet fellow enough. His utmost wrath never sufficed to ruffle a hair on the sleek backs of King Cobb’s horses. His utmost mirth never went beyond an ape-like chuckle, that irradiated his painstricken face, as a stray gleam of sunshine lights up the hideousness of the gargoyle on some old cathedral tower.
It was only when “in drink” that Poor Joe became a spectacle for strangers to wonder at. Brandy maddened him, and when thus excited his misshapen soul would peep out of his sunken fiery eyes, force his grotesque legs to dance unseemly sarabands, and compel his pigeonbreast to give forth monstrous and ghastly utterances, that might have been laughs, were they not so much like groans of a brutish despair that had in it a strange chord of human suffering. Coppinger was angry when the poor dwarf was thus tortured for the sport of the whisky-drinkers, and once threw Frolicksome Fitz into the muck midden for inciting the cripple to sputter forth his grotesque croonings and snatches of gruesome merriment. “He won’t be fit for nothin’ to-morrer,” was the excuse Coppinger made for his display of feeling. Indeed, on the days that followed these debauches, Poor Joe was sadly downcast. Even his beloved horses failed to cheer him, and he would sit, red-eyed and woe-begone, on the post-and-rail-fence, like some dissipated bird of evil omen.
The only thing he seemed to love, save his horses, was Coppinger, and Coppinger was proud of this simple affection. So proud was he, that when he discovered that whenever Miss Jane, the sister of Young Bartram, from Seven Creeks, put her pony into the stable, the said pony was fondled and slobbered over and caressed by Poor Joe, he felt something like a pang of jealousy.
Miss Jane was a fair maiden, with pale gold hair, and lips like the two streaks of crimson in the leaf of the white poppy. Young Bartram, owner of Seven Creeks Station—you could see the lights in the house windows from Coppinger’s—had brought her from town to “keep house for him,” and she was the beauty of the country side. Frolicksome Fitz, the pound-keeper, was at first inclined to toast an opposition belle (Miss Kate Ryder of Ryder’s Mount), but when returning home one evening by the New Dam, he saw Miss Jane jump Black Jack over the post-and-wire into the home station paddock, he forswore his allegiance.”

 
Marcus Clarke (24 april 1846 – 2 augustus 1881)
In 1886

Lees verder “Marcus Clarke, Carl Immermann, Otto Leixner von Grünberg, L. J. M. Feber, Karl Lappe, Gaston Martens”

400e sterfdag William Shakespeare, Andrey Kurkov, Pascal Quignard, Peter Horst Neumann, Halldór Laxness, Christine Busta, Adelheid Duvanel

400e sterfdag William Shakespeare

De Engelse dichter en schrijver William Shakespeare werd geboren in Stradford-upon-Avon op, vermoedelijk, 23 april 1564. Zie ook alle tags voor William Shakespeare op dit blog. William Shakespeare is vandaag precies 400 jaar geleden overleden.

Uit: Sonnets

I

From fairest creatures we desire increase,
That thereby beauty’s Rose might never die
But, as the riper should by time decease,
His tender heir might bear his memory.
But thou, contracted to thine own bright eyes,
Feed’st thy light’s flame with self-substantial fuel,
Making a famine where abundance lies.
Thyself thy foe, to thy sweet self too cruel.
Thou that art now the world’s fresh ornament
And only herald to the gaudy spring,
Within thine own bud buriest thy content
And, tender churl, mak’st waste in niggarding.
Pity the world, or else this glutton be:
To eat the world’s due, by the grave and thee.

 

XVIII

Shall I compare thee to a summer’s day?
Thou art more lovely and more temperate:
Rough winds do shake the darling buds of May,
And summer’s lease hath all too short a date:
Sometime too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimm’d;
And every fair from fair sometime declines,
By chance, or nature’s changing course, untrimm’d;
But thy eternal summer shall not fade
Nor lose possession of that fair thou ow’st;
Nor shall Death brag thou wander’st in his shade,
When in eternal lines to time thou grow’st;
So long as men can breathe or eyes can see,
So long lives this, and this gives life to thee.

 

XVIII

U vergelijken met een zomerdag?
Neen, lieflijker en zachter nog zijt gij:
De meiwind striemt de knoppen slag op slag
En o, de zomer vliedt te snel voorbij.

Soms worden wij door ’t hemelsoog verschroeid
En dikwijls is zijn gouden gloed verduisterd;
Al ’t schone heeft zijn tijd dat het niet bloeit,
Door ’t wislend kansspel der natuur ontluisterd.

Uw zomertijd zal echter nooit vergaan
Noch zich ontdoen van ’t schone in u verkregen;
Nooit zal de dood zijn schaduw om u slaan,
De toekomst groeit ge in eeuw’ge verzen tegen:

Zolang als er nog iemand ziet en hoort,
Leeft ge in mijn verzen met mijn verzen voort.

Vertaald door W. van Elden

 

XVIII

Zal ik je meten met een zomerdag?
Jij bent lieflijker en kent meer maat.
Storm beukt wat ik in Mei als knopjes zag;
te snel verliest de zomer zijn mandaat.

Soms schijnt het oog des hemels veel te heet;
vaak is zijn gouden teint van korte duur;
en al wat glanst verliest ooit toch het kleed
ontluisterd door het lot of de natuur.

Jij bent de zomer die voor eeuwig straalt,
en nooit verloren gaat jouw gouden schijn;
nooit grijnst de dood dat je in zijn schaduw dwaalt,
daar jij tijdloos doorleeft in eeuwige lijn.

Zo lang de mens kan ademen, ogen zien,
Zo lang leeft dit, en dus jij bovendien.

Vertaald door Jan Jonk

 
William Shakespeare (23 april 1564 – 23 april 1616)
Shakespeare in Leicester Square, Londen

Lees verder “400e sterfdag William Shakespeare, Andrey Kurkov, Pascal Quignard, Peter Horst Neumann, Halldór Laxness, Christine Busta, Adelheid Duvanel”

Marion Titze, Egon Hostovský, Richard Huelsenbeck, Friedrich von Hagedorn, Max Bolliger, J. P. Donleavy, Maurice Druon

De Duitse schrijfster Marion Titze werd geboren op 23 april 1953 in Lichtenwalde/Chemnitz. Zie ook alle tags voor Marion Titze op dit blog.

Uit: Unbekannter Verlust

Dann leckte sie den lila Kopierstift an und schrieb die Zahl auf den Kohlkopfstrun k. Bislang war ich in eine Kaufhalle gegangen, wo auf dem (jemnüse der Preis bereits draufstand. lii gutem Glauben legte ich meine Einkäufe auf den Kassentisch.Die Kassiererin fuhr mich an: t)er Kohl ist nicht ausgepreist.Tut mir leid, sagte ich, das habe ich nicht gewußt.l)anrs müssen Sie zusehen, wie der Preis auf den Kohl kommt.Ich lief zum (iemüsestand und erfuhr, daß der Preis vierzehn Pfennig betrug. Doch seinen wahren l~reis sollte ich erst noch erfahren.Also nein, sagten die alten Frauen, die durch mich in der Kassenschlange aufgehalten worden waren.So eine Unverschämtheit. Eine Zumutung ist das. So eine junge Frau! Wie man sich bloß so anstellen kann. lias hat die doch absichtlich gemacht, sagte eine andere. Die jungen I)inger sind doch bequem und obendrein frech, denken nur an sich, stehen nie auf in der Straßenbahn und bekommen es vom Staat hinten und vorne reingestecktPlötzlich, statt mich zu wehren oder mich einfach zu entschuldigen. wie ich mich tausendmal in meinem leben entschuldigt hatte, brach ich in Iränen aus.Ja, der Staat hatte es mir hinten und vorn hineingesteckt. So, daß aus (len kleinen zum Friedhof trippelnden Frauen am Ende scheußliche Vetteln wurden, die sich auf mich stürzten.Wir zogen es an. die faulen Apfelsinen. die Niedertracht. die Niederlagen. Wir rochen nach Schwäche.“

 
 Marion Titze (Lichtenwalde, 23 april 1953)

Lees verder “Marion Titze, Egon Hostovský, Richard Huelsenbeck, Friedrich von Hagedorn, Max Bolliger, J. P. Donleavy, Maurice Druon”

400e sterfdag Miguel de Cervantes

400e sterfdag Miguel de Cervantes

De Spaanse dichter en schrijver Miguel de Cervantes werd geboren op 29 september 1547 in Madrid. Zie ook alle tags voor Miguel de Cervantes op dit blog. Miguel de Cervantes is vandaag precies 400 jaar geleden overleden.

Uit: Don Quichot van La Mancha (Bewerkt door J.J.A. Goeverneur)

“De meiden echter, toen zij zoo onverwachts een geharnasten ridder voor zich zagen, gilden en gierden het uit en vluchtten vol schrik de herberg in. Don Quichot, die zich dit vreemd gedrag niet verklaren kon, snelde haar na, riep haar terug, lichtte het vizier van zijn helm op, ontdekte zijn mager, bestoven gezicht en zeide met lispelende stem en onder eene diepe buiging: “Mijne edele en hooggeboren jonkvrouwen, vlucht toch niet zoo voor een ridder, van wien gij nooit in der eeuwigheid eenige oneerbiedige behandeling te duchten hebt, maar die veeleer bereid is, u ten allen tijde naar zijn beste vermogen te dienen en bij te staan.”
Op eene haar zoo vreemde en ongehoorde wijze aangesproken, barstten de beide deernen in een luid, schaterend lachen uit en maakten zulk een leven en misbaar, dat Don Quichot in ’t eind ernstig boos begon te worden. Evenwel bedwong hij zijne drift en sprak:
“Mijne geëerde dames, zonder reden zoo te lachen verraadt onverstand. Gelieft dit echter niet als eene beleediging te beschouwen; want ik herhaal u met den diepsten eerbied, dat ik bloed en leven aan uw dienst wensch toe te wijden.”

 
Standbeeld van Don Quichot en Sancho Panza op de Place d’Espagne in Brussel 

De dolle taal van den gekken ridder deed de meiden, in plaats van haar tot bedaren te brengen, nog maar harder te lachen, en Don Quichots ergernis klom reeds tot een bedenkelijken graad, toen nog juist van pas de dikke herbergier voor de deur verscheen en als een vreedzaam man vrede zocht te stichten. Niettegenstaande zijne goede bedoeling was hij echter bijna zelf in den lach geschoten, toen hij de wonderbaarlijk kluchtige figuur van onzen ridder wat nader had opgenomen; alleen het gezicht van de dreigende lans in Don Quichots vuist maakte, dat hij zich met geweld goedhield. Hij trad met eene beleefde buiging op den held toe en zeide uitermate vriendelijk:
“Heer ridder, ingeval gij misschien nachtkwartier zoekt, zult gij in mijn huis op de kostelijkste manier bediend worden.”
Don Quichot nam den dikken waard van het hoofd tot de voeten op en meende uit zijne woorden te mogen opmaken, dat deze de bewaarder van den ingebeelden burcht was. Zoo antwoordde hij dan, dat hij zelf met alles zou tevreden zijn, mits men maar zorg wilde dragen voor zijn ros, welks weerga in kracht en schoonheid men in de geheele wereld tevergeefs zou zoeken.”

 
Miguel de Cervantes (29 september 1547 – 23 april 1616)

Giorgio Fontana, Jan de Hartog, Björn Kern, Vladimir Nabokov, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes, Thommie Bayer

De Italiaanse schrijver Giorgio Fontana werd geboren op 22 april 1981 in Saronno. Zie ook alle tags voor Giorgio Fontana op dit blog.

Uit: Het geweten van Roberto Doni (Vertaald door Philip Supèr)

“De weinige vrienden die hij nog had, zijn zwager in het bijzonder, benijdden Doni om de locatie van zijn Paleis. Het mocht dan een ruimtevijandig ding zijn, wat dan ook, maar het bevond zich wel mooi op een steenworp van de dom. Vandaar dat iedereen dacht dat hij lunchte in kleine, verfijnde brasserietjes in Franse stijl, of in deftige grand cafés uit de jaren twintig – risotto met saffraan, biefstuk, en dan een kopje koffie aan de bar, met je sjaal om de kraag van je jas geslagen.
In werkelijkheid aten Doni en zijn collega’s bijna uitsluitend broodjes. Velen van hen hadden een volwaardige aversie tegen dat hele lunchritueel ontwikkeld, en sommigen koersten meteen af op een aperitiefje, of op de avondmaaltijd, en haalden dan alles in.
Maar met Salvatori lag het anders. Het was de moeite waard om een uurtje op te offeren voor hem, omdat hij zowel ordinair als wanhopig was. Allebei eigenschappen waaraan Doni een hekel had, maar die verenigd in een dikzak uit Zuid-Italië van midden veertig en met de nodige zelfspot, een vermakelijk mengsel vormden.
Ze gingen naar een restaurant in de Via Corridoni. Doni bestelde zeetong à la meunière en wilde daarbij een ambachtelijk gebrouwen biertje proberen. De hele maaltijd lang voerden ze het bekende toneelstukje op waarin Salvatori het hoogste woord voerde en Doni de rol had van de acteur met teksten in telegramstijl.
‘Jij hebt niet echt te klagen, hè,’ zei Salvatori.
‘Nou, ik ben anders behoorlijk oud aan het worden.’
‘Ja, dat wel. Maar je zit er toch maar mooi, bij het ressortsparket.’
‘O, daar kom jij ook nog wel ’s. Gewoon geduld hebben.’
‘Maar jij bent een echte bikkel. Je werkt keihard, dat weet iedereen.’

 

 
Giorgio Fontana (Saronno, 22 april 1981)

Lees verder “Giorgio Fontana, Jan de Hartog, Björn Kern, Vladimir Nabokov, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes, Thommie Bayer”

Charlotte Brontë, Patrick Rambaud, John Mortimer, Charles den Tex, Michael Mann, Peter Schneider, Gerrit Wustmann

De Britse schrijfster Charlotte Brontë werd geboren in Thornton op 21 april 1816. Zie ook alle tags voor Charlotte Brontë op dit blog.

Uit: Jane Eyre

“Wake! wake!” I cried. I shook him, but he only murmured and turned: the smoke had stupefied him. Not a moment could be lost: the very sheets were kindling, I rushed to his basin and ewer; fortunately, one was wide and the other deep, and both were filled with water. I heaved them up, deluged the bed and its occupant, flew back to my own room, brought my own water-jug, baptized the couch afresh, and, by God’s aid, succeeded in extinguishing the flames which were devouring it.
The hiss of the quenched element, the breakage of a pitcher which I flung from my hand when I had emptied it, and, above all, the splash of the shower-bath I had liberally bestowed, roused Mr. Rochester at last. Though it was now dark, I knew he was awake; because I heard him fulminating strange anathemas at finding himself lying in a pool of water.
“Is there a flood?” he cried.
“No, sir,” I answered; “but there has been a fire: get up, do; you are quenched now; I will fetch you a candle.”
“In the name of all the elves in Christendom, is that Jane Eyre?” he demanded. “What have you done with me, witch, sorceress? Who is in the room besides you? Have you plotted to drown me?”
“I will fetch you a candle, sir; and, in Heaven’s name, get up. Somebody has plotted something: you cannot too soon find out who and what it is.”
“There! I am up now; but at your peril you fetch a candle yet: wait two minutes till I get into some dry garments, if any dry there be–yes, here is my dressing-gown. Now run!”
I did run; I brought the candle which still remained in the gallery. He took it from my hand, held it up, and surveyed the bed, all blackened and scorched, the sheets drenched, the carpet round swimming in water.
“What is it? and who did it?” he asked. I briefly related to him what had transpired: the strange laugh I had heard in the gallery: the step ascending to the third storey; the smoke,–the smell of fire which had conducted me to his room; in what state I had found matters there, and how I had deluged him with all the water I could lay hands on.”

 

 
Charlotte Brontë (21 april 1816 – 31 maart 1855)
Mia Wasikowska als Jane Eyre in de gelijknamige film uit 2011

Lees verder “Charlotte Brontë, Patrick Rambaud, John Mortimer, Charles den Tex, Michael Mann, Peter Schneider, Gerrit Wustmann”