Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Karin Boye, Trevor Joyce, Pat Conroy

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Jan Wolkers op dit blog.

Uit: Dagboek 1970

“VRIJDAG 2 JANUARI 1970
Een halve celestone.
Om negen uur op met het bevrijdende gevoel dat we weer met zijn drieën zijn. Kachel opgerakeld, thee gezet. Dan gaat Jeroen zijn kamerdeur open en zien we zijn slaperige hoofd. Thee met cake naast dat hoofd op de grond en het is weer even rustig. Het vriesweer is voorbij.
Het is vochtig. Ik had het vannacht al horen regenen op het dak. Ik zet, op verzoek van Jeroen, de eerste plaat van Fats Waller op. ‘Ain’t Misbehavin”. Voor de katten een blik haring in tomatensaus uit de supermarkt opengemaakt dat kennelijk al jaren oud is. De inhoud ziet eruit als een slijmerig beschimmelde sok in baksteengruis. Na het koffie drinken en het hapje groene kool met fricandeau gaan we rondrijden.
Het is voorjaarsachtig zacht. We gaan de Waddenkant langs. Bij de schorren staan duizenden scholeksters allemaal dezelfde kant op. Indrukwekkend. We kijken er lang naar door de kijker. Even voor Oost zien we een wulp vliegen. Heilige ibis van het noorden. Op de Waddenzee eilanden van ijs waar honderden vogels op zitten. Meeuwen en eenden. We doen even boodschappen in Den Burg. Zie verschrikkelijk lekkere donkere meid met brede dijen onder minirok. Ik zou wel met één duik van mijn kop onder die rok mijn tong willen doorhalen. Kopen vis (tong nota bene) en rum. Rijden via Oudeschild verder langs de Waddenkant. Dan gaan we naar Den Hoorn. Stoppen bij de kerk en lopen over het kerkhof. Drijver ligt er begraven. De kerk is uit 1646. Ik zeg tegen Jeroen dat hij vier jaar na ‘De Nachtwacht’ is gebouwd en Karina zegt twee jaar voor het Verdrag van Münster. Het einde van de Tachtigjarige Oorlog. Bij de Mokbaai ligt er gewoon een vrouw aan de kant van de weg met een rood-wit gestreepte ijsmuts op naar de lucht te kijken. Bij De Koog lopen we even naar zee. Er liggen verbruikte rotjes en vuurpijlen op het strand.
Thuis thee met rum. Jeroen en Karina spelen uit het Teleac- schaakboek de wedstrijd tussen Euwe en Aljechin na uit 1934 in Zürich.
(Kende de naam Aljechin van Wim de Kler uit 1942. Zijn broer, die op de hertog van Windsor leek, schaakte.) Wit won gemakkelijk door zijn pluspion,’ herhaalt Jeroen steeds. Dat is gewoon te gek. ‘Hulde aan het loperpaar.’ Het klinkt echt een beetje lullig. Tak!!”

 
Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)
Cover

Lees verder “Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Karin Boye, Trevor Joyce, Pat Conroy”

Harry M. P. van de Vijfeijke

De Nederlandse dichter Harry M.P. van de Vijfeijke werd geboren op 26 oktober 1946 in Waalre. In 1965 deed hij eindexamen gymnasium B in Stevensbeek, om vervolgens in Nijmegen psychlogie te studeren. In 1973 studeerde hij af. Vervolgens werkte hij o.a. als sociotherapeut in Overwaal in Lent, als titelbeschrijver in de Koninklijke Bibliotheek ’s-Gravenhage en als docent psychologie aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Van de Vijfeijke speelde ook toneel. in 1984 resp. 1985 speelde hij met de Nijmeegse Theatergroep Kadans de voorstellingen: “De Goede mens van Sezuan” van Bertolt Brecht en “De Fysici” van Friedrich Dürrenmatt. Hij verfilmde mede de novelle “Veertig” van Kees van Kooten. In 1985 begon hij met het schrijven en publiceren van gedichten. Hij debuteerde in “Nijmeegse Inkt III” in 1986. Vervolgens publiceerde hij regelmatig in het tijdschrift Jambe en in bloemlezingen van het tijdschrift Jambe. In 1995 rondde hij de postdoctorale opleiding tot gedragstherapeut af in 1995 en in 2010 voltooide hij de studie filosofie (Bachelor of Arts).Momenteel verzorgt hij o.a. columns/lezersreacties voor de website van Boekhandel Roelants/vh de Oude Mol over de onderwerpen Psychologie, Filosofie, Beeldende Kunst en Literatuur.

Te laat voor alles

Te laat voor alles, op tijd slik ik
de duivel in. Er moet een taal die redt
te spreken zijn. Ik zoek op mijn taalplein
klein gewin.

In het met kracht van opwekken spreken.
In het richten van de blik op dingen die opblinken.
Meisjes, glans, en jongens, bal,
twee goedgebekte lijsters die wat drinken.

In het vinden van de zin
die in een adem, gaaf en glijdend,
meesluipt met de opening.

Ik reik naar een gedicht,
mijn tong beweegt licht golvend,
iets luider en ik zing.

 

Stedeling

Geen stad die op mij let,
ik kan er sluipen. Geen schijnvertrek
dat mij naar binnen trekt. Ik weet van de schijn
en ken de luiken. Geen stedeling die mij belet,
ik schep meer dan voorheen, nood aan de ruimte.

Men zal hebben gezegd:met een glimlach
groette hij, stelde belang.
Op eigen wijze deed hij dat,
waar hij ging, ging hij rechtop, oprecht zijn gang.

Hij liep wat rond, een spel, wisselde hier
en daar wat woorden tot gedicht.
Men zal hebben gezegd:
in samenhang met wie hij was.

 
Harry M.P. van de Vijfeijke (Waalre, 26 oktober 1946)

Man Booker Prize 2016 voor Paul Beatty

Man Booker Prize 2016 voor Paul Beatty

De Amerikaanse schrijver Paul Beatty heeft de Man Booker Prize 2016 gewonnen met zijn roman “The Sellout”. Beatty is de eerste Amerikaan die de prijs ontvangt. Zie ook alle tags voor Paul Beatty op dit blog.

Uit: The Sellout

“For the twenty years I knew him, Dad had been the interim dean of the department of psychology at West Riverside Community College. For him, having grown up as a stable manager’s son on a small horse ranch in Lexington, Kentucky, farming was nostalgic. And when he came out west with a teaching position, the opportunity to live in a black community and breed horses was too good to pass up, even if he’d never really been able to afford the mortgage and the upkeep.
Maybe if he’d been a comparative psychologist, some of the horses and cows would’ve lived past the age of three and the tomatoes would’ve had fewer worms, but in his heart he was more interested in black liberty than in pest management and the well-being of the animal kingdom. And in his quest to unlock the keys to mental freedom, I was his Anna Freud, his little case study, and when he wasn’t teaching me how to ride, he was replicating famous social science experiments with me as both the control and the experimental group. Like any “primitive” Negro child lucky enough to reach the formal operational stage, I’ve come to realize that I had a shitty upbringing that I’ll never be able to live down.
I suppose if one takes into account the lack of an ethics committee to oversee my dad’s childrearing methodologies, the experiments started innocently enough. In the early part of the twentieth century, the behaviorists Watson and Rayner, in an attempt to prove that fear was a learned behavior, exposed nine-month-old “Little Albert” to neutral stimuli like white rats, monkeys, and sheaves of burned newsprint. Initially, the baby test subject was unperturbed by the series of simians, rodents, and flames, but after Watson repeatedly paired the rats with unconscionably loud noises, over time “Little Albert” developed a fear not only of white rats but of all things furry. When I was seven months, Pops placed objects like toy police cars, cold cans of Pabst Blue Ribbon, Richard Nixon campaign buttons, and a copy of The Economist in my bassinet, but instead of conditioning me with a deafening clang, I learned to be afraid of the presented stimuli because they were accompanied by him taking out the family .38 Special and firing several window-rattling rounds into the ceiling, while shouting, “Nigger, go back to Africa!” loud enough to make himself heard over the quadraphonic console stereo blasting “Sweet Home Alabama” in the living room. To this day I’ve never been able to sit through even the most mundane TV crime drama, I have a strange affinity for Neil Young, and whenever I have trouble sleeping, I don’t listen to recorded rainstorms or crashing waves but to the Watergate tapes.”

 
Paul Beatty (Los Angeles, 9 juni 1962)

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, Geoffrey Chaucer

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

Voorspoken

De boer schrok zich die avond lam:
een trein die door zijn weiland kwam
had hij gehoord.
Toen was het weg. Het was niet waar.
Pas twee jaar later is er daar
een trein ontspoord.

Ook iemand zag, terwijl hij sliep
een auto zinken in het diep,
een heel gezin.
Precies de plek heeft hij gezien:
de auto reed een dag nadien
het water in.

Soms is er vage lampenschijn
uit ramen waar geen huizen zijn,
alleen maar grond.
Al wat bestaat heeft steeds bestaan
en wat vergaat is al vergaan
eer het bestond.

 

Spelende meisjes

Vol sombere doemgedachten
geraakte ik in een straat
waar meisjes aan ’t spelen waren
en we kwamen aan de praat.

Turkse en Surinaamse
en sommige autochtoon
en ze hadden er nauwelijks weet van,
ze speelden daar gewoon.

Mijn sombere visioenen
van een wereld die verging,
vervaagden in ’t licht van die kinderen
tot een herinnering.

Want die meisjes met aardige ogen
en met hun prachtige haar
zullen de kinderen baren
voor de komende duizend jaar.

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, Geoffrey Chaucer”

François Pauwels

De Nederlandse schrijver en dichter François Désiré Pauwels werd geboren in Amsterdam op 25 oktober 1888 als zoon van de Vlaamse operazanger Désiré Pauwels en de toneelspeelster Sophie Pauwels-van Biene. Pauwels studeerde rechten in Amsterdam en Utrecht. Na zijn promotie (1915) vestigde hij zich als advocaat in Amsterdam. Hij maakte naam in strafrechtzaken en kwam op voor de humanisering van de rechtspraak. Hij debuteerde met de bundel “Gedichten” in 1908. Grote waardering oogstte vooral de bundel “Tziganen” (1924). Zelf had hij voorkeur voor zijn sonnettencyclus in drie boeken, “Morgen en Strijd” (1931 en 1940) en “Schemeringen”, dat met de herdruk van de vorige onder de titel “Dag van leugen” in 1948 het licht zag. De 225 sonnetten vormen in een opeenvolgende stemmingsbeelden een `mensenleven in verzen’ met autobiografische inslag. Grote opgang maakten zijn verhalen en romans, waarvoor Pauwels kon putten uit zijn ervaringen en mensenkennis, opgedaan als strafpleiter. De schetsen “Boeven en burgers” (1926), bewerkt voor het toneel, verwekten zelfs opschudding. In de inleiding van zijn eerste roman, “Tine Kipra’s echtscheiding” (1929), stelde de auteur de vaderlandse schijnheiligheid inzake echtscheidingen aan de kaak. Herman Bouber verzorgde de toneelbewerking die ook werd opgevoerd. De destijds opzienbarende roman “Rechter Thomas” (1937) werd verfilmd. Zijn romans, waarvan “Als het niet waar is” (1960) veel autobiografisch materiaal bevat, zijn evenals zijn poëzie buiten literaire modes om geschreven in een onopgesmukte stijl.

De moeder en de zoon

Wanneer de straat vol gouden schemer is,
de laatste kar verratelt om den hoek,
dan zit ik wachtend aan mijn vensternis
en lees maar flauw in ’t opgeslagen boek.

De vrede van het laat namiddaguur
heeft al bewegen in mij stil gezet,
als bij een zieke, wien men ’t sloopend vuur
van pijn en koorts tot kalmte heeft gebet.

Dit is de stemming, teeder als een klacht
en als der zon verdiepte luister schoon,
waarin ik elken dag verlangend wacht
de grijze moeder en den jongen zoon….

Hij steunt haar zorgzaam en zijn slanke jeugd
treedt recht maar langzaam naast heur wank’len gang,
zijn oogen zijn als een getoomde vreugd’,
om ’t leven blij, om d’ oude moeder bang.

Dan staan z’ een poos: zij leunt het witte hoofd
aan zijn gebogen arm en kan niet meer,
ziet naar hem op, den blik half uitgedoofd,
en glimlacht stil en wil dan verder weer.

Maar hij noopt haar te wachten, zie, hij legt
zijn hand zacht op heur ving’ren rimplig vel,
en schoon ik niet kan hooren wat hij zegt,
toch weet ik d’ onverstane woorden wel…..

Waar blijven zij, mijn vrienden?…’t Is al laat,
zoo hier en daar gaan de gordijnen neer,
en d’ enkele lantaren in mijn straat
heeft reeds haar geel en bevend schijnsel weer.

Waar blijven zij?…De kamer zonk al diep
in ’t om mij saâmgepakte duister weg
en ’t is alsof ik angstig-droomend sliep
en nu, plots wakker, m’ iets heel droefs voorzeg.

Is over d’ oude moeder ook het zwart
gekomen van den naderenden nacht,
en ligt haar scheem’rend leven thans verstard
in ’t eindloos donker dat ons allen wacht?…

Komt later dan misschien de blonde zoon
nog eens in ’t middaguur mijn raam voorbij,
aan nieuwe vrijheid, nieuwe vreugd gewoon
en met den lach der jonkheid aan zijn zij?….

 
François Pauwels (25 oktober 1888 – 8 januari 1966)

Onno Kosters, Kester Freriks, Aristide von Bienefeldt, August Graf von Platen, Ernest Claes, Zsuzsa Bánk, Denise Levertov, Norman Rush, Robert Greacen

De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Zie ook mijn blog van 24 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Onno Kosters op dit blog.

De omgekeerde wereld

En als hij dan bij mij in zijn
afdeling aan de deur komt,
Robinson komt geldlopen:
wat een portret.
 
Een ziedend oogcontact (een vette knipoog
maar ik, literator tenslotte,
bied hem een madeleine van eigen deeg,
een bloomrijke sigaar – daar
heeft hij niet van terug),
 
zijn optrede achter de rug
en hij loopt zoals hij poept,
z’n verboden bootmansstoel onder z’n kont;
vliegen kan hij niet (de geest is sterk,
maar het vlees is sterker), zijn helm
van haar (Robinson die niks gebeuren kan,
en zie, het gebeurt),
 
zijn spierballen die zich, volgevreten knolgewassen,
aan de aarde van zijn zwartgespannen T-shirt
trachten te ontworstelen,
zijn onooglijke bril (een prachtig montuur
en waarachtig niet duur), zijn onoirbaar
gehoorapparaat, de inzetters en sponzen
die uit zijn gordel steken,
het broodje bal dat nog uit zijn holle kies riekt,
het convenant gevelonderhoud dat hem uit de achterzak piept,
de wisser.
    
De man voor het raam.
De man naast de muur.
 
Ik vraag hem hoe het gaat en hij antwoordt:
‘Het kon niet beter. Anders ging het wel beter.’
 
Het gevoel op de ladder. Als een vis op het hoge.
 
Dus ik lappen.

 
Onno Kosters (Baarn, 24 oktober 1962)

Lees verder “Onno Kosters, Kester Freriks, Aristide von Bienefeldt, August Graf von Platen, Ernest Claes, Zsuzsa Bánk, Denise Levertov, Norman Rush, Robert Greacen”

Friedenspreis des Deutschen Buchhandels 2016 voor Caroline Emcke

Friedenspreis des Deutschen Buchhandels 2016 voor Caroline Emcke

Aan de Duitse schrijfster en journaliste Caroline Emcke werd gisteren in de Frankfurter Paulskerk de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels uitgereikt. Caroline Emcke werd op 18 augustus 1967 in Mülheim an der Ruhr geboren. Zie ook alle tags voor Caroline Emcke op dit blog.

Uit: Gegen den Hass

“Manchmal frage ich mich, ob ich sie beneiden sollte. Manchmal frage ich mich, wie sie das können: so zu hassen. Wie sie sich so sicher sein können. Denn das müssen die Hassenden sein: sicher. Sonst würden sie nicht so sprechen, so verletzen, so morden. Sonst könnten sie andere nicht so herabwürdigen, demütigen, angreifen. Sie müssen sich sicher sein. Ohne jeden Zweifel. Am Hass zweifelnd lässt sich nicht hassen. Zweifelnd könnten sie nicht so außer sich sein. Um zu hassen braucht es absolute Gewissheit. Jedes Vielleicht wäre da störend. Jedes Womöglich unterwanderte den Hass, zöge Energie ab, die doch gerade kanalisiert werden soll.
Gehasst wird ungenau. Präzise lässt sich nicht gut hassen. Mit der Präzision käme die Zartheit, das genaue Hinsehen oder Hinhören, mit der Präzision käme jene Differenzierung, die die einzelne Person mit all ihren vielfältigen, widersprüch¬lichen Eigenschaften und Neigungen als menschliches Wesen erkennt. Sind die Konturen aber erst einmal abgeschliffen, sind Individuen als Individuen erst einmal unkenntlich gemacht, bleiben nur noch unscharfe Kollektive als Adressaten des Hasses übrig, wird nach Belieben diffamiert und entwertet, gebrüllt und getobt: die Juden, die Frauen, die Ungläubigen, die Schwarzen, die Lesben, die Geflüchteten, die Muslime oder auch die USA, die Politiker, der Westen, die Polizisten, die Medien, die Intellektuellen.
Der Hass richtet sich das Objekt des Hasses zurecht. Es wird passgenau gemacht.
Gehasst wird aufwärts oder abwärts, in jedem Fall in einer vertikalen Blickachse, gegen »die da oben« oder »die da unten«, immer ist es das kategorial »Andere«, das das »Eigene« unterdrückt oder bedroht, das »Andere« wird als vermeintlich gefährliche Macht oder als vermeintlich minderwertiges Ding phantasiert – und so wird die spätere Misshandlung oder Vernichtung nicht bloß als entschuldbare, sondern als notwendigeMaßnahme aufgewertet. Der Andere ist der, den man straflos denunzieren oder missachten, verletzen oder töten kann.
Diejenigen, die diesen Hass am eigenen Leib erleben, die ihm ausgesetzt sind, auf der Straße oder im Netz, abends oder am helllichten Tag, die Begriffe aushalten müssen, die eine ganze Geschichte der Missachtung und Misshandlung in sich tragen, diejenigen, die diese Mitteilungen erhalten, in denen ihnen der Tod, in denen ihnen sexuelle Gewalt gewünscht oder gar angedroht wird, diejenigen, denen Rechte nur teilweise zugedacht werden, deren Körper oder Kopfbedeckung verachtet werden, die sich maskieren müssen aus Angst, angegriffen zu werden, diejenigen, die nicht aus dem Haus können, weil davor eine brutalisierte, gewaltbereite Menge steht, deren Schulen oder Synagogen Polizeischutz brauchen, alle diejenigen, die der Hass zum Objekt hat, können und wollen sich nicht daran gewöhnen.“

 
Caroline Emcke (Mülheim an der Ruhr, 18 augustus 1967)

Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter, Nick Tosches, Rodja Weigand, Gjergj Fishta, Restif de la Bretonne

De Nederlandse dichter en schrijver Michel van der Plas werd geboren op 23 oktober 1927 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Michel van der Plas op dit blog.

Aan een experimenteel dichter

Geen rotterdam dan amsterdam
geen moeder man dan vader
jouw rok is boter dan de ham
mijn hemd is altijd nader

al jart je met je vrienden bil
al jas je met hen klaver
en speel je liever haaf dan spil,
schmidt is toch altijd haver

jij bent veel zeker dan ikzelf
en toch leef ik veel sober
jij droomt dat je eylders drinkt ik delf
het spit onder de ober.

 

En soms wil zij opnieuw het meisje wezen

En soms wil zij opnieuw het meisje wezen
waarvan zij in haar oude dagboek leest:
dat bloemen water gaf en plots bedeesd
begreep waarom die voor het najaar vrezen
dat zondagmiddags voor het raam ging lezen
en dat naar vruchten reikte, appels ’t meest,
en dat, voor prinsen lang gereed geweest,
van duizend wensen nooit was te genezen.

Het boek glijdt dichtgevallen in haar schoot.
Zij is zover gezworven in die dingen
mag weer drie wensen doen voor ’t avondrood
en, blozend, zachtjes bij de vleugel zingen.
Zij wordt niet wakker voor het avondbrood
hoewel de gangklok luide aan blijft dringen.

 

Tussen de kinderen die het strand langsrennen

Tussen de kinderen die het strand langsrennen
en schreeuwend spelen en een grote vlag
meedragen, moet ik weer één kind herkennen
aan zijn droomogen, aan zijn stille lach:
de jongen die ik nooit meer zal ontwennen,
die leefde op een anders lichte dag
dan deze, en die, vluchtend voor de stemmen,
verwonderd naar het spel der golven zag.

Hij staat er nog tussen zijn speelgenoten,
zij roepen hem, maar peinzend blijft hij staren
naar verre zeilen van de verre boten.
Als ik hem aan wil spreken over jaren,
die ondanks nog zijn beeld bewaren,
is hij reeds heen. – Ik heb hem zelf verstoten         

 
Michel van der Plas (23 oktober 1927 -21 juli 2013)

Lees verder “Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter, Nick Tosches, Rodja Weigand, Gjergj Fishta, Restif de la Bretonne”

Am vierundzwanzigsten Sonntage nach Pfingsten (Annette von Droste-Hülshoff )

Onafhankelijk van geboortedata

 


Geef aan de keizer wat van de keizer is door Maerten de Vos – 1602

 

Am vierundzwanzigsten Sonntage nach Pfingsten
Evang.: Vom Zinsgroschen

Gebt Gott sein Recht und gebt’s dem Kaiser auch!
Sein Odem ist’s, der um den Obern schwebet,
Aus Hochmut nicht; in Eigenwillen hebet
Nicht eure Rechte gen den heil’gen Brauch.
Doch Gott und Welt im Streit: da, Brüder, gebet
Nicht mehr auf Kaiserwort als Dunst und Rauch.
Er ist der Oberste, dem alle Macht
Zusammen bricht, wie dürres Reisig kracht.

Den Eltern gib und gib auch Gott sein Recht!
O weh des Tiefgesunknen, dem verloren
Der frömmste Trieb, Jedwedem angeboren,
Den Freisten stempelnd zum beglückten Knecht.
Doch stell’ den Wächter an der Ehrfurcht Toren
Und halte das Gewissen rein und echt;
Er ist der Vater, dem du Seel’ und Leib
Verschuldest, mehr als irgend Mann und Weib.

Den Gatten lieb’ und denk’ an Gott dabei!
Er gab den Segen dir, als am Altare
Den Eid du sprachst, gewaltig bis zur Bahre
In Fesseln legend deine Lieb’ und Treu’.
Doch wird die Liebe Torheit, o dann wahre,
O halte deine tiefsten Gluten frei!
Er ist es, dem du einer Flamme Zoll
Mußt zahlen, die kein Mensch empfangen soll.

An deine Kinder hänge nur dein Herz,
In deren Adern rollt dein eignes Leben;
Das Gottesbild, in deine Hand gegeben,
Es nicht zu lieben, wäre herber Schmerz.
Doch siehst du zwischen Glück und Schuld es schweben,
Wend’ deine Augen, stoß es niederwärts;
Er, über tausend Kinder lieb und hehr,
Er sieht dir nach, ist deine Seele schwer.

Und auch dem Freunde halte Treue fest,
Mit der die Ehre innig sich verbunden,
Ein irdisch Gut, was Gnade doch gefunden,
So lang es nicht die Hand der Tugend läßt.
Doch nahen glänzender Versuchung Stunden,
Dann aller Erdenrücksicht gib den Rest
Und klammre an den Einen dich, der dann
Dir mehr als Freund und Ehre geben kann.

So biete Jedem, was sein Recht begehrt,
Und nimm von Jedem, was du darfst empfangen;
Dein Herz, es mag an zarten Banden hangen,
Die Gottes Huld so gnadenvoll gewährt;
Doch drüber wie ein Glutstern das Verlangen
Nach Einem leuchte, irdisch unversehrt,
Nach Einem, ohne den dein Herz so warm
Ewig verlassen bliebe doch und arm.

 


Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 – 24 mei 1848)
Friedhofskapelle Mariä Himmelfahrt in Meersburg, Annette von Droste-Hülshoff werd naast de kapel begraven.

Arjen Lubach, Lévi Weemoedt, Jonas Lüscher, Doris Lessing, Alfred Douglas, A. L. Kennedy, Charles Leconte de Lisle, Ivan Boenin, Timur Vermes

 Nederlandse schrijver, cabaretier en televisiepresentator Arjen Lubach werd geboren in Lutjegast op 22 oktober 1979. Zie ook mijn blog van 22 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Arjen Lubach op dit blog.

Uit: Magnus

“In de krant stond een artikel over een Chinese buschauffeur. De chauffeur had een boete gekregen omdat hij zijn bus had achtergelaten in een drukke straat in de stad Wuhan. Volgens het artikel had hij tijdens zijn werk heimwee gekregen, zijn bus stilgezet, een taxi aangehouden en was hij naar huis gegaan. De stilstaande bus veroorzaakte een file in de straten van de stad en de chauffeur kreeg een boete van vijfhonderd yuan. Ik zat in de keuken en dacht aan de buschauffeur, probeerde langs een wereld aan steden, velden, bergen en zeeën in het hoofd te kijken van de man die heimwee kreeg tijdens een gewone werkdag. Tot dat moment was ik in de veronderstelling dat heimwee ontstond op verre reizen op onoverkomelijke afstanden in tijd en plaats, maar deze chauffeur was gewoon aan het werk in de stad waar hij woonde, miste zijn familie en nam een taxi naar huis.
Ik probeerde onze laatste dagen te reconstrueren, om te ontdekken waarom ze was vertrokken, maar ik herinnerde me eigenlijk vooral één ding. De laatste dag dat ze er nog was had ze een cd gedraaid van een net doorgebroken Amsterdamse singer-songwriter: Ted Robin. Hij was een liedje komen spelen in het televisieprogramma waar zij op de redactie werkte en daarna had ze zijn cd gekregen. De liedjes waren een soundtrack bij mijn dagen geworden en ik kreeg ze niet uit mijn hoofd, zelfs niet nadat ze vertrokken was.
Would it be different if I were a dog, zong Ted als ik opstond. En ‘Sunday Morning Drugs’. The story of my life — Sunday morning church — the only way to survive — with my Sunday morning drugs. In het begin deed ik alsof er een last van mijn schouders was gevallen nadat ze was vertrokken en het was mijn overtuiging dat ik haar langzaam zou vergeten, dat de herinneringen aan haar plaats zouden maken voor herinneringen aan nieuwe vrouwen, nieuwe huizen, andere ijsbeervoetensloffen en betere gesprekken. Het zou een kwestie van tijd zijn voor dat gebeurde.
De eerste beelden van Caro liggen aan de andere kant van het millennium, tijdens een reis naar Florence met een stuk of veertig vijfdeklassers van het Maartenscollege. Er hingen twee lijsten aan een pilaar in de hal van de school: een voor de reis naar Rome en een voor de reis naar Florence. Tegen de tijd dat ik me eindelijk had laten overtuigen om mee te gaan was de lijst voor Rome al vol.”

 
Arjen Lubach (Lutjegast, 22 oktober 1979)

Lees verder “Arjen Lubach, Lévi Weemoedt, Jonas Lüscher, Doris Lessing, Alfred Douglas, A. L. Kennedy, Charles Leconte de Lisle, Ivan Boenin, Timur Vermes”