De Nederlandse dichter en schrijver Johan Willem Frederik Werumeus Buning werd geboren in Velp op 4 mei 1891. Werumeus Buning studeerde voor notaris, maar brak die opleiding af om kunstredacteur te worden van De Telegraaf. Aangemoedigd door zijn vriend Adriaan Roland Holst ging hij gedichten schrijven. In 1921 verscheen zijn eerste dichtbundel “In memoriam”, over de dood van zijn geliefde. Daarop volgde “Hemel en Aarde” (1927) waarin Werumeus Buning de stijlvorm van de ballade uitprobeerde. In die vorm dichtte hij zijn grootste succes: “Mária Lécina” (1932), dat tijdens de Tweede Wereldoorlog door Kees Stip werd geparodieerd als Dieuwertje Diekema, gevolgd door “Drie balladen” (1935), waarvan de Ballade van den boer de bekendste is (“Maar de boer, hij ploegde voort…”). Werumeus Buning was ook een enthousiast en deskundig schrijver over culinaria, zie b.v. zijn ‘100 avonturen met een pollepel; (1937). In de oorlog trad Werumeus Buning toe tot de Kultuurkamer, wat hem na de oorlog een publicatieverbod van één jaar opleverde. Hij werd daardoor minder populair. Na de bevrijding was hij behalve dichter ook redacteur van Elseviers Weekblad en vertaler van onder anderen Shakespeare, Cervantes en Herman Melville.
In memoriam
I.
Zij zijn niet velen, Heer, die zoo te zamen
wisten te dragen vlam van hun aardsch lijf.
Zij zijn niet velen, Heer, herinner u de namen.
Zij wisten saam den weg tot uw beschenen hoven,
daar zeide hun de stem, die gij aan d’ingang stelt:
wee hun die niet beseffen dat de wijsheid welt
uit aardsche lust tot alle lust daarboven.
II.
Laat mij den weg niet eer betreden, Heer,
voordat wij samen mogen gaan in duisternis;
wij zijn vertrouwd, en in onze oogen is
eendere kracht van licht, eendere liefde, Heer.
De druk van onze handen kende elkaar,
wij sliepen saam in uw geheimen hof,
en onze lijven waren uwen lof,
die hebt gij nu verbannen van elkaar.
Laat, als het lijf en zijne eenzaamheid
gebleven is, den tocht weer samengaan
laat haar aan laagste grens van uwe scheemring staan,
en laat ons wederkeeren tot gemeenzaamheid.
III.
Ik zal den langen tijd in stilte beiden
en de beproevingen uit uwe hand
zullen mij zijn als eens uit hare hand;
zoodat ik U in haar dien, haar in U, en beiden
een onverdeelde glans zijn dien ik dien.
Door uwe hand heb ik om haar geleden
en wat ik diepste in haar heb beleden
was uwe glans, in hare smart gezien.
Heer, en ik vrees wel dat ik wankelen zal,
want ik heb ook gewankeld voor haar oogen;
want hare oogen waren sterk en zij bewogen
mijn diepsten wil tot machteloozen val.
J.W.F. Werumeus Buning (4 mei 1891 – 16 november 1958)