Dannie Abse, Lodewijk van Deyssel, Nick Cave, Fay Weldon, György Faludy, Hans Leip, Uri Zvi Greenberg, Rosamunde Pilcher, Nathan Hill

De Britse dichter en schrijver Dannie Abse werd geboren op 22 september 1923 in Cardiff, Wales. Zie ook mijn blog van 22 september 2010 en eveneens alle tags voor Dannie Abse op dit blog.

In the Theatre

Sister saying—‘Soon you’ll be back in the ward,’
sister thinking—‘Only two more on the list,’
the patient saying—‘Thank you, I feel fine’;
small voices, small lies, nothing untoward,
though, soon, he would blink again and again
because of the fingers of Lambert Rogers,
rash as a blind man’s, inside his soft brain.

If items of horror can make a man laugh
then laugh at this: one hour later, the growth
still undiscovered, ticking its own wild time;
more brain mashed because of the probe’s braille path;
Lambert Rogers desperate, fingering still;
his dresser thinking, ‘Christ! Two more on the list,
a cisternal puncture and a neural cyst.’

Then, suddenly, the cracked record in the brain,
a ventriloquist voice that cried, ‘You sod,
leave my soul alone, leave my soul alone,’—
the patient’s dummy lips moving to that refrain,
the patient’s eyes too wide. And, shocked,
Lambert Rogers drawing out the probe
with nurses, students, sister, petrified.

‘Leave my soul alone, leave my soul alone,’
that voice so arctic and that cry so odd
had nowhere else to go—till the antique
gramophone wound down and the words began
to blur and slow, ‘ … leave … my … soul … alone … ‘
to cease at last when something other died.
And silence matched the silence under snow.

 

Angels

Most are innocent, shy, will not undress.
They own neither genitals nor pubic hair.
Only the fallen of the hierarchy
make an appearance these secular days.

No longer useful as artists’ models,
dismissed by theologians, morale tends
to be low—even high class angels grumble
as they loiter in our empty churches.

Neutered, they hide when a gothic door opens.
Sudden light blinds them, footsteps deafen,
Welsh hymns stampede their shadows entirely.
Still their stink lingers, cold stone and incense.

But the fallen dare even to Downing Street,
astonish, fly through walls for their next trick;
spotlit, enter the dreams of the important,
slowly open their gorgeous, Carnaby wings.

 
Dannie Abse (22 september 1923 – 28 september 2014)

Lees verder “Dannie Abse, Lodewijk van Deyssel, Nick Cave, Fay Weldon, György Faludy, Hans Leip, Uri Zvi Greenberg, Rosamunde Pilcher, Nathan Hill”

Jaap Harten

De Nederlandse dichter en schrijver Jacobus Cornelis (Jaap) Harten werd geboren in Blaricum op 22 september 1930. Harten werd door een jarenlange vriendschap met actrice Else Mauhs (1885-1959) aangezet tot schrijven. In 1954 debuteerde hij met de dichtbundel “Studio in daglicht”. In 1964 verscheen met de verhalenbundel “Operatie Montycoat” zijn eerste proza. Harten was gefascineerd door de stad Berlijn, wat een belangrijke rol speelde in de roman “De getatoeëerde Lorelei“ (1968). Over Mauhs publiceerde hij in 1984 de biografische roman “Else Mauhs”, de ontvoering van een legende. Harten woonde in Den Haag en werkte bij het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. Hij leefde samen met de kunstschilder Oskar Lens (1930-2017), die hij reeds kende vanuit zijn jeugd. Van zijn vader, de importeur van VolvoTrucks, erfde hij een grote geldsom. Lens en hij richtten daarvan in 1988 het Jaap Harten Fonds op, een stichting die projecten in de Nederlandse kunst en letteren ondersteunt.

Uit: De getatoeëerde Lorelei.

“In het wapen van Berlijn staat een beer. Nu wil ik daar niet mee spotten, want vroeger (en niet eens zo lang geleden ook) hebben in de Berlijnse bossen, in Grunewald, Spandau en Jungfernheide, wilde beren rondgelopen, en de echte Pruis vindt het geen belediging met een wilde, ruigbehaarde beer vergeleken te worden. Toch zou men, sprekend van Berlijn, eerder geneigd zijn aan de adelaar te denken; die koele roofvogel met zijn dreigende vleugels, die in twee wereldoorlogen verminkende explosieven op Europa heeft laten vallen. Dit verhaal speelt in Berlijn, in de tijd van de republiek van Weimar. Een tijd van vergeelde foto’s met matelots, Bubikoppen en een verbannen keizer ergens in een kleine plaats in Nederland. Het geld duizelingwekkend gedevalueerd. Er wa was een groot tekort aan arbeid; er heerste vrijwel overal grote ontevredenheid. In MUnchen, maar soms ook in Berlijn, schilderden mannen in bruine hemden hakenkruizen op de muren. Je hoorde de naam Hitler meer en meer noemen. Hij was nog niet aan de macht, maar het gevaar sloop naderbij, concretiseerde zich hier en daar in geschreeuwde leuzen en vechtpartijen. Om kort te zijn: het was 1930.
De Lorelei sleepte zich voort, een gedeukte parasol kribbig in haar rechterhand omhoog houdend, langs éen van de zandpaden aan de oever van de Wannsee, op weg naar het Teehaus. Ze naderde twee jongens, die haar met vriendelijke spot bekeken. `Und nun guck her, ich werde dir etwas zeigen. Die grosse Hure, die Hure Babylon, die dort am Wasser entlang geht,’ zei Kraut tegen Charleston-Charly, die loom naast hem in het gras lag. Hij zei het te luid, maar waarschijnlijk had hij het zo bedoeld. De Lorelei, die het tweetal dicht genaderd was en zijn woorden gehoord moest hebben, keek hem evenwel schw5.rmerisch aan en gaf hem, hoewel ze deksels goed wist dat het een vergeelde theatertruc was, een tikje met haar parasol. `Kognak, um Gotteswillen!’ De schaarse schmink die ze opgesmeerd had begon het al te begeven.”

 
Jaap Harten (Blaricum, 22 september 1930)

Leonard Cohen, Stephen King, Frédéric Beigbeder, Xavier Roelens, Fannie Flag, H.G. Wells, Johann Peter Eckermann, Max Porter, Paul Ewen

De Canadese dichter, folk singer-songwriter en schrijver Leonard Cohen werd geboren op 21 september 1934 te Montréal. Zie ook mijn blog van 21 september 2010 en eveneens alle tags voor Leonard Cohen op dit blog.

Uit: The favorite game

“Breavman knows a girl named Shell whose ears were pierced so she could wear the long filigree earrings. The punctures festered and now she has a tiny scar in each earlobe. He discovered them behind her hair. A bullet broke into the flesh of his father’s arm as he rose out of a trench. It comforts a man with coronary thrombosis to bear a wound taken in combat. On the right temple Breavman has a scar which Krantz bestowed with a shovel. Trouble over a snowman. Krantz wanted to use clinkers as eyes. Breavman was and still is against the use of foreign materials in the decoration of snowmen. No woollen muf-flers, hats, spectacles. In the same vein he does not approve of inserting carrots in the mouths of carved pumpkins or pinning on cucumber ears.
His mother regarded her whole body as a scar grown over some earlier perfection which she sought in mirrors and windows and hub-caps. Children show scars like medals. Lovers use them as secrets to reveal. A scar is what happens when the word is made flesh. It is easy to display a wound, the proud scars of combat. It is hard to show a pimple.
Breavman’s young mother hunted wrinkles with two hands and a magnifying mirror. When she found one she consulted a fortress of oils and creams arrayed on a glass tray and she sighed. Without faith the wrinkle was anointed. “This isn’t my face, not my real face.” “Where is your real face, Mother?” “Look at me. Is this what I look like?” “Where is it, where’s your real face?” “I don’t know, in Russia, when I was a girl.” He pulled the huge atlas out of the shelf and fell with it. He sifted pages like a goldminer until he found it, the whole of Russia, pale and vast. He kneeled over the distances until his eyes blurred and he made the lakes and rivers and names become an incredible face, dim and beautiful and easily lost. The maid had to drag him to supper.”

 
Leonard Cohen (21 september 1934 – 7 november 2016)

Lees verder “Leonard Cohen, Stephen King, Frédéric Beigbeder, Xavier Roelens, Fannie Flag, H.G. Wells, Johann Peter Eckermann, Max Porter, Paul Ewen”

Donald Hall, Javier Marías, Cyriel Buysse, Upton Sinclair, Joseph Breitbach, Adolf Endler, Henry Arthur Jones, Stevie Smith, Hanns Cibulka

De Amerikaanse dichter en schrijver Donald Hall werd geboren in Hamden, New Haven County, Connecticut op 20 september 1928. Zie ook mijn blog van 20 september 2010 en eveneens alle tags voor Donald Hall op dit blog.

 

Distressed Haiku

In a week or ten days
the snow and ice
will melt from Cemetery Road.

I’m coming! Don’t move!

Once again it is April.
Today is the day
we would have been married
twenty-six years.

I finished with April
halfway through March.

You think that their
dying is the worst
thing that could happen.

Then they stay dead.

Will Hall ever write
lines that do anything
but whine and complain?

In April the blue
mountain revises
from white to green.

The Boston Red Sox win
a hundred straight games.
The mouse rips
the throat of the lion

and the dead return.

 

 
Donald Hall (Hamden, 20 september 1928)

Lees verder “Donald Hall, Javier Marías, Cyriel Buysse, Upton Sinclair, Joseph Breitbach, Adolf Endler, Henry Arthur Jones, Stevie Smith, Hanns Cibulka”

Owen Sheers

De Engelse (Welshe) dichter, schrijver en presentator Owen Sheers werd geboren op 20 september 1974 in Suva op de Fiji eilanden en groeide op in Abergavenny, Zuid-Wales. Hij bezocht de King Henry VIII School in Abergavenny, voordat hij ging studeren aan New College, Oxford en de Universiteit van East Anglia, waar hij een MA in creatief schrijven behaalde. Tijdens zijn studietijd aan het New College leidde Sheers het moderne pentatlonteam van de Universiteit van Oxford. In 1999 ontving Sheers een Eric Gregory Award van de Society of Authors. Zijn eerste bundel poëzie, “The Blue Book”, werd in 2000 uitgegeven. De bundel haalde de shortlist voor het Wales Book of the Year en de Forward Prize voor ‘Best First Collection’. Na deze eerste publicatie werkte Sheers aan het lichte entertainment-tv-programma The Big Breakfast mee als onderzoeker. Zijn prozadebuut “The Dust Diaries” werd in 2004 uitgegeven. Het werd in 2005 het Wales Book of the Year en was ook genomineerd voor de Ondaatje-prijs van de Royal Society of Literature. Voor Sheers tweede poëziebundel “Skirrid Hill” uit 2005 ontving hij een Somerset Maugham Award. “Unicorns, een bijna eenmanspel, gebaseerd op het leven en de poëzie van de WOII-dichter Keith Douglas, werd ontwikkeld door Old Vic, New Voices en uitgevoerd door Joseph Fiennes. Sheers eerste roman “Resistance”, is vertaald in tien talen en stond op de shortlist voor de Writer’s Guild of Great Britain Best Book Award 2008 en won een 2008 Hospital Club Creative Award. Deze roman werd in 2011 verfilmd. In 2007 werkte Sheers samen met componist Rachel Portman aan “The Water Diviner’s Tale”, een oratorium voor kinderen dat in première ging in de Royal Albert Hall voor de BBC Proms. In 2007/8 was Sheers Dorothy en Lewis B. Cullman Fellow in de New York Public Library. Sheers werkte ook als journalist en schreef reportages voor verschillende tijdschriften, waaronder Granta, The Guardian, Esquire, GQ, The Times en The Financial Times. Ook schreef hij een toneelstuk voor BBC Radio 4 over de WOII-dichter Alun Lewis: “If I Should Go Away”. In 2012 schreef Sheers “The Two Worlds of Charlie F”, een toneelstuk gebaseerd op de ervaringen van gewonde soldaten, van wie velen ook de cast van de productie vormden, geregisseerd door Stephen Rayne en opgevoerd in de Theatre Royal Haymarket. Zijn versdrama “Pink Mist” werd voor het eerst uitgezonden op Radio 4. “Pink Mist” werd in 2014 Welsh Book of the Year en werd geproduceerd als toneelstuk door het Bristol Old Vic-theater in 2015.

Uit:Resistance

“For Sarah Lewis it began in her sleep. The drag, rattle, and bark of the dogs straining on their chains was so persistent it entered her dreams. A ship in storm, the sailors shouting for help from the deck, their pink faces and open mouths obscured by the spray blown up the sides of the hull. Then the noise became Marley’s ghost, dragging his shackles over a flagstone floor. Clink,slump, clink, slump. Eventually, as the light brightened about the edges of the blackout curtain and Sarah surfaced through the layers of her sleep, the sound became what it was. Two dogs, urgent and distressed, pulling again and again on their rusty chains and barking, short and sharp through the constraint of their collars.
Without opening her eyes Sarah slid her hand across the sheet behind her, feeling for the warm impression of her husband’s body. The old horsehair mattress they slept on could hold the shape of a man all day and although Tom was usually up before her, she found comfort in touching the warm indentation of where he’d lain beside her. She stroked her palm over the thin cotton sheet. A few hairs poking through the mattress caught against her skin, hard and stubborn as the bristles on a sow’s back.
And there he was. A long valley where his weight had pressed the ball of his shoulder and his upper arm into the bed; a rise where his neck had lain beneath the pillow. She explored further down. A deeper bowl again, sunk by a protruding hip and then the shallower depression of his legs tapering towards the foot of the bed. As usual, Tom’s shape, the landscape of him, was there. But it was cold. Normally Sarah could still feel the last traces of his body’s heat, held in the fabric of the sheet just as the mattress held his form. But this morning that residue was missing.
With fragments of her dreams still fading under her lids, she slid her hand around the curves and indentations again, and then beyond them, outside the borders of his body. But the sheet was cold there too. The dogs below her window barked and barked, their sound making pictures in her mind’s eye: their sharp noses tugging up with each short yap, exposing the white triangles of their necks, flashing on and off like a warning. She lay there listening to them, their chains rising and falling on the cobblestones of the yard.
Tom must have been up early. Very early. Not in the morning at all but in the night. She turned on her side and shifted herself across the bed. The blankets blinked with her movement and she felt a stab of cold air at her shoulder. Pulling them tight about her neck, she lay there within the impression of her husband, trying not to disturb the contours of his map.“

 
Owen Sheers (Suva, 20 september 1974)

Hanya Yanagihara

De Amerikaanse schrijfster Hanya Yanagihara werd geboren op 20 september 1975 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Hanya Yanagihara op dit blog.

Uit: A Little Life

“The eleventh apartment had only one closet, but it did have a sliding glass door that opened onto a small balcony, from which he could see a man sitting across the way, outdoors in only a T-shirt and shorts even though it was October, smoking. Willem held up a hand in greeting to him, but the man didn’t wave back.
In the bedroom, Jude was accordioning the closet door, opening and shutting it, when Willem came in. “There’s only one closet,” he said.
“That’s okay,” Willem said. “I have nothing to put in it anyway.”
“Neither do I.” They smiled at each other. The agent from the building wandered in after them. “We’ll take it,” Jude told her.
But back at the agent’s office, they were told they couldn’t rent the apartment after all. “Why not?” Jude asked her.
“You don’t make enough to cover six months’ rent, and you don’t have anything in savings,” said the agent, suddenly terse. She had checked their credit and their bank accounts and had at last realized that there was something amiss about two men in their twenties who were not a couple and yet were trying to rent a one-bedroom apartment on a dull (but still expensive) stretch of Twenty-fifth Street.
“Do you have anyone who can sign on as your guarantor? A boss? Parents?”
“Our parents are dead,” said Willem, swiftly.
The agent sighed. “Then I suggest you lower your expectations. No one who manages a well-run building is going to rent to candidates with your financial profile.” And then she stood, with an air of finality, and looked pointedly at the door.
When they told JB and Malcolm this, however, they made it into a comedy: the apartment floor became tattooed with mouse droppings, the man across the way had almost exposed himself, the agent was upset because she had been flirting with Willem and he hadn’t reciprocated.
“Who wants to live on Twenty-fifth and Second anyway,” asked JB. They were at Pho Viet Huong in Chinatown, where they met twice a month for dinner. Pho Viet Huong wasn’t very good–the pho was curiously sugary, the lime juice was soapy, and at least one of them got sick after every meal–but they kept coming, both out of habit and necessity. You could get a bowl of soup or a sandwich at Pho Viet Huong for five dollars, or you could get an entrée, which were eight to ten dollars but much larger, so you could save half of it for the next day or for a snack later that night. Only Malcolm never ate the whole of his entrée and never saved the other half either, and when he was finished eating, he put his plate in the center of the table so Willem and JB–who were always hungry–could eat the rest. »

 

 
Hanya Yanagihara (Los Angeles, 20 september 1975)

Joseph O’Connor

De Ierse schrijver Joseph Victor O’Connor werd geboren op 20 september 1963 in Dublin als oudste van vier kinderen. Hij is een broer van zangeres Sinéad O’Connor. O’Connor bezocht het Blackrock College en studeerde af aan het University College Dublin met een M.A. in Anglo-Irish Literature. Hij werkte als postacademicus aan de universiteit van Oxford en behaalde een tweede M.A. van de Northern School of Film and Television van Leeds Metropolitan University in scenarioschrijven. Aan het eind van de jaren tachtig werkte hij voor de Britse Nicaragua Solidarity Campaign; in zijn tweede roman, “Desperadoes”, putte hij uit zijn ervaringen in het revolutionaire Nicaragua. Voor zijn succes als schrijver was hij journalist bij de Sunday Tribune en het tijdschrift Esquire. O’Connor levert regelmatig bijdragen aan Raidió Teilifís Éireann (RTÉ). In 1991 debuteerde hij met “Cowboys and Indians” datop de shortlist kwam voor de Whitbread Prize. Op 10 februari 1985 werd de moeder van O’Connor gedood bij een auto-ongeluk. De moeder van het personage Sweeney in “The Salesman” (1998) stierf op een soortgelijke manier. In 2002 schreef hij de roman “Star of the Sea”, die een internationale bestseller werd. Zijn historische roman “Redemption Falls”verscheen in 2007. “Ghost Light” uit 2010 is losjes gebaseerd op het leven van de actrice Maire O’Neill, geboren in Mary “Molly “Allgood, en haar relatie met de Ierse toneelschrijver John Millington Synge. O’Connor woonde in New York, Londen en kort in Nicaragua, voordat hij terugkeerde naar Dublin, waar hij met zijn gezin woont. Sinds 2014 is hij hoogleraar creatief schrijven aan de Universiteit van Limerick.

Uit: Star of the Sea

“The Right Honourable Thomas David Nelson Merridith, the noble Lord Kingscourt, the Viscount of Roundstone, the ninth Earl of Cashel, Kilkerrin and Carna, entered the Dining Saloon to an explosion of smashing glass.
A steward, a Negro, had stumbled near the doorway, bucked by a sudden roll of the vessel, letting slip an overloaded salver of charged champagne flutes. Someone was performing an ironic slow-handclap at the fallen man’s expense. An inebriated mocking cheer came from the farthest corner: ‘Huazzah! Bravo! Well done, that fellow!’ Another voice called: ‘They’ll have to put up the fares!’
The steward was on his knees now, trying to clear the debris. Blood was rivuleting down his slender left wrist, staining the cuff of his brocaded jacket. In his anxiety to collect the shards of shattered crystal he had sliced open his thumb from ball to tip.
‘Mind your hand,’ Lord Kingscourt said. ‘Here.’ He offered the steward a clean linen handkerchief. The man looked up with an expression of dread. His mouth began to work but no sound came. The Chief Steward had bustled over and was barking at his subordinate in a language Merridith did not understand. Was it German, perhaps? Portuguese? Saliva flew from his mouth as he hissed and cursed the man, who was now cowering on the carpet like a beaten child, his uniform besmirched with blood and champagne, a grotesque parody of commodore’s whites.
‘David?’ called Merridith’s wife. He turned to look. She had half risen from her banquette at the Captain’s table and was gaily beckoning him over with a bread-knife, her knotted eyebrows and pinched lips set in a burlesque of impatience. The people around her were laughing madly, all except the Maharajah, who never laughed. When Merridith glanced back towards the steward again, he was being chivvied from the saloon by his furious superior, the latter still bawling in the guttural language, the transgressor cradling his hand to his breast like a wounded bird.
Lord Kingscourt’s palate tasted acridly of salt. His head hurt and his vision was cloudy. For several weeks he had been suffering some kind of urinary infection and since boarding the ship at Kingstown, it had worsened significantly. This morning it had pained him to pass water; a scalding burn that had made him cry out. He wished he’d seen a doctor before embarking on the voyage. Nothing for it now but to wait for New York. Couldn’t be frank with that drunken idiot Mangan. Maybe four weeks. Hope and pray.”

 
Joseph O’Connor (Dublin, 20 september 1963)

Crauss, Patrick Marber, William Golding, Ingrid Jonker, Orlando Emanuels, Jean-Claude Carrière, Stefanie Zweig, Mika Waltari, Hartley Coleridge

De Duitse dichter en schrijver Crauss werd geboren in Siegen op 19 september 1971. Zie ook alle tags voor Crauss op dit blog.

 

AUF DEM SEE
brot & spiele

hölderlin, von küssen trunken, beisst
in eine birne; saftig
frische nahrung saugt aus jener
frucht er. es ist abend
und der tag
war heiss, wir lassen es uns gutgehn, nackt
im pavillon. den kopf
in den nacken gelegt,
gleichend einem jungen star, den schnabel aufgerissen
mit feuchtem blick empor erwarte ich, was
hölderlin mir eingibt. wolkiggelbes tropfen gleitet
über meine brust, das plätschern schallt
quer übern see;
mir war, als sah ich einen kahn.
da kommt er durch die weide auch in sicht,
an seiner ruderbank aus vollen kräften rudernd
brecht. auf seiner stirn
perlt schwül die luft.
quer übern see
schreit goethe einszwei, einszwei und gefällt sich dabei sehre.
brecht seufzt lang und bang, er atmet kaum;
der kahn, ein altes stück, schwankt, schaukelt und bricht durch:
quer übern see,
ein gurgeln, glucksen,
himmelan ein vogelaufschwung, widerschallt
jetzt unser lachen.
der kahn sinkt nieder, weicher wind erhebt sich und
im trüben licht verschwindet goethe grün mit
brecht im schilf. der tag
war heiss;
sein antlitz rein, so schön im sommer, findet
hölderlin den schritt zum steg, bespiegelt sich und badet dann.
und wenn er aus dem wasser steigt, ists abend
brotzeit.

 

august und acker
für jacques austerlitz

du schlägst die augen auf: sand.
du schlägst die augen auf: schnee.
du schlägst auf land und findest
ein kind, das du manchmal warst.

ein junge in hohen strümpfen,
ein junge in seide in furchiger weisse
aus augustwüste und acker.
die nüstern blähen sich blutig, wünschen
sich wind und nicht dieses geschürfte zuhause.
ein junge in hohen strümpfen und goldenen fransen,
und man hört einen heimlichen traktor,
und man hört verschiedenes rufen. der junge
hat ein glas in der hand, auf den rücken geschnallt
die schuhe sind dreck
aus augustwüste, acker und sand.

du schlägst die augen auf: schnee.
du schlägst die augen auf: rot.
du blinzelst, der junge hebt seine hand.
aufschlag, er hat dir gewunken
und trinkt die orangen jetzt leer.

 

 
Crauss (Siegen, 19 september 1971)

Lees verder “Crauss, Patrick Marber, William Golding, Ingrid Jonker, Orlando Emanuels, Jean-Claude Carrière, Stefanie Zweig, Mika Waltari, Hartley Coleridge”

Michaël Zeeman, Armando, Ton Anbeek, Stephan Sarek, Omer Karel De Laey, Michael Deak, Einar Már Gudmundsson, Gerrit Borgers

De Nederlandse dichter, schrijver, journalist en literair criticus Michaël Zeeman werd geboren op Marken op 18 september 1958. Zie ook mijn blog van 18 september 2010 en eveneens alle tags voor Michaël Zeeman op dit blog.

 

Marken

I
Het knekelveld: hier zag ik hen
toen ik niet beter wist of
aanstonds gingen graven open.
Engelen in blauwe overalls en
plompe modderlaarzen zij spatten
met water alsof het licht was.

Jeu de boules met het hoofd van
een man van honderdtachtig jaar
zij braken de kaak van zijn schedel
een tandeloze kinnebak en er droop
een lijntje van rulle aarde uit.

Rommelend zag ik later op die dag
de trage vuilniswagen naar dit
weiland gaan, de molens kraakten.
Zij gingen als mortel in een vloer
beensplinters, kiezen en weer
die draderige aarde.

De onbereikbaarheid: een brede wetering
om de heuvel vol graven, vol doden
samen met Angelica weet ik de angst
(mijn zusje, mijn zusje – al die verhalen)
wij stellen vast hoe smal de greppel werd.

Is dit te weten dat men ouder werd
het brede water werd een hinkestap
droogt na een jeugd de Lethe uit?

II.
Ons sjibbolet is mij reeds lang ontschoten
ik ken de taal niet die men nodig heeft noch
ken ik het gebaar dat vrede sticht en orde
en voor een antwoord zorgt of een gesprek;
er lopen mensen om mij heen aan wie ik ooit
gevraagd heb om een brood, een liter melk.

Nu ik mij witte hemden een lijntje stropdassen
verwierf trek ik mij spoedig terug in een café
de argwaan van een lompe jongen schimmen aan
een tap het werend vocht aan al het meubilair
stellen de engte vast van mijn verblijf.

 

 
Michaël Zeeman (18 september 1958 – 27 juli 2009) 
Marken

Lees verder “Michaël Zeeman, Armando, Ton Anbeek, Stephan Sarek, Omer Karel De Laey, Michael Deak, Einar Már Gudmundsson, Gerrit Borgers”

Nicolien Mizee

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Nicolien Mizee werd in 1965 in Haarlem geboren. Toen ze 28 was ging ze naar de Schrijversvakschool, die in 1984 werd opgericht. In 2000, op 35-jarige leeftijd, publiceerde zij haar eerste roman ”Voor God en de Sociale Dienst”,over leven van een bijstandsuitkering, over haar werk als schildersmodel en haar opleiding aan de Schrijversvakschool. Drie jaar later volgde de roman “Toen kwam moeder met een mes”. Dat boek werd een groot succes. Het werd in 2004 genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. In 2006 kwam haar derde roman uit: “En knielde voor hem neer”. Intussen had de directeur van de Schrijversvakschool aan Nicolien gevraagd of ze les wilde geven in romans en verhalen schrijven. Daarnaast schreef zij voor het NRC Handelsblad. Later werden die stukjes gebundeld in het boekje “Schrijfles”. In 2015 verscheen “De Halfbroer”. Op 1 september van dit jaar verscheen “De kennismaking. Faxen aan Ger”

Uit: De halfbroer

“Met je moeder: zei ze op harde fluistertoon en alles was direct weer bij het oude. ‘Er is iets vreselijks gebeurd. Oom Jan belde om te vragen hoe het met papa ging Ik vertelde natuurlijk dat het verschrikkelijk is, dat papa steeds het parlement toespreekt en de tafel dekt voor zijn dode broer. Dat ik niet weet hoe lang ik dit nog volhoud. En toen kwam ik boven en daar zat papa, met de hoorn in de hand. Hij had alles gehoord. Je moet direct komen? ‘Goed,’ Zei ik Ik trok het briefje van de muur en kneep het tot een prop, wat lastig was, met één hand. ‘Kun je dan een pond tomaten voor me meenemen? Dat is nauwelijks een omweg voorjou, en het is misschien juist wel even prettig voor», een klein onnveggeije. Als ze wagen wat voor tomaten» wilt, dan zegje maar gewoon: ‘gewone tomaten’. En als je tóch bij de groenteman bent, kun je dan ook wat selderij meenemen? 0, daar is de dominee. Hallo Johannes! Ja, ik laatje erin_ ik heb mijn dochter aan de telefoon, Nicolien, die ken je nog wel van vroeger, die komt zo om mij met Lex te helpen-.’ Toen ik een kwartier later het tuinpad opkwam, zat mijn moeder achter de vleugel met haardominee, een kale man die van adel is en nog met de koningin heeft gecorrespondeerd. Ik haastte me naar boven en vond mijn vader aangekleed op bed, roerloos, de ogen open. ‘Ben» echt? vroeg hij. ‘Voel maar, zei ik en pakte zijn hand. ‘Godzijdank,’ zei hij zachijes.’Het werd ook tijd. Ik weet eindelijk waar ik aan zal doodgaan? Waaraan dan? vroeg ik. Aan uitputting. Ik ben gewoon steeds vermoeider. Ik vind het goed zo. Die dokters geven steeds geen antwoord. Ze noemen allerlei ziektes die ik heb, en voegen eraan toe dat ik daar niet aan zal doodgaan. Als ik dan vraag waar ik wél aan zal doodgaan, weten ze geen antwoord. Hij grinnikte:Ik heb een droge mond.’ ‘Ik zal een glas water voor» halen,’ zei ik ‘Ik heb een heel goed gesprek met Hans gehad, zei mijn vader.’Hij was
helemaal naakt maar hij zag er heel goed uit. Vannacht stond hij ineens naast mijn bed. Ik heb tegen hem gezegd dat ik zwaar in gebreke ben gebleven indertijd. Hij zei dat het niet gaf. Ik was ontzaggelijk opgelucht.’ ‘Dat kan ik me voorstellen, zei ik Ja._ Ik zei “Hans, we hebben nooit echt gepráát En ik wil dit gesprek graag voortzetten, maar ik ben nu te moe.” Toen zei hij: °Dan doen we het op een ander moment” Ik 7ki: °Dat zou geweldig zijn.” Toen was hij weer weg’ Wat is er roetje pink? vroeg ik ‘Ik ben tegen het hek aangevallen. Eens per week maak Ik een reuzensmak’ Hij grinnikte. ‘Dat geeft ook niets. Dat is eigenlijk wel aardig. We moesten naar het ziekenhuis. Er zit een scheur in het bot.”

 
Nicolien Mizee (Haarlem, 1965)