Koen Stassijns

De Vlaamse dichter, schrijver en vertaller Koen Stassijns werd geboren op 18 september 1953 in Ninove. Eigenlijk wilde Stassijns naar de toneelschool, maar zijn ouders verboden dat. Hij begon tegen zijn zin aan een rechtenstudie en gaf die na enkele geslaagde semestriële examens op omdat het niet bij zijn ambitie paste. Stassijns kwam terecht in het bedrijfsleven: in de wegsignalisatie. Hij startte een eigen bedrijf op en was redelijk succesvol, maar niet gelukkig. Na een decennium literaire inactiviteit begon Stassijns opnieuw met schrijven. In 1988 verscheen “Aanmaaktwijgen van een vuur” en dat werd meteen een succes.Zijn dichtbundels ‘Paard van glas’ (1993, 2001) en ‘Zwijghout’ (2000) verschenen bij uitgeverij Atlas in Amsterdam en kenden verschillende herdrukken. Samen met zijn vriend en collega Ivo van Strijtem bouwt hij als bloemlezer verder aan de gereputeerde reeks ‘De mooiste van…’ (Lannoo, Atlas) met vertaalde poëzie van Goethe, Tagore, Neruda, Heine, Brecht, Petrarca, Dickinson, Ungaretti, Hesse, Yeats, Stevens, Quasimodo… Met Geert van Istendael vormt hij een vertaalduo en vertaalde hij vele Waalse dichters, poëzie van W.B. Yeats en van Bertolt Brecht en diens leerling Heinz Kahlau, evenals chansons van Jacques Brel.

Dit dorp…

Dit dorp, ik laat het en verlaat
het, als viel ik na het vrijen uit
de klamme handdruk van de slaap.
Niet het gefluit van vogels die

loslippig vaak hun namen slaan
in de bewaarstam van een boom,
niet het gehuichel van de wind
die uit vier monden spreekt en aan

de leugens kleine vleugels bindt.
Maar om de vader en de vrouw
die hij bekroop en bloeden liet,
zo danig onverschillig sliep

dat ijs hem op de schenen stond.
Dat ik zijn kind was, deert mij nu
ik op de valreep merk: dit dorp,
de rode draad van het verdriet.

 

Voorlopig afscheid

1
Nu je weggaat geef ik je weer wat ik nog
nooit uit handen gaf: het oog dat weigerde
te zien zoals een ander voor hem deed,
het oor dat juichte, mond die steigerde

toen iemand afgemeten langs me gleed
of tastte met de vingers van elke dag.
Ja, ik herinner me de kroeg, als sneed
het mes nog door me heen, waar wij de macht

verdeelden, je buik die op en neer ging
toen je lach een frisdrank openspatte,
en hoe ik als een kruimel aan je hing.

Kom nog eens langs dat ik je trapsgewijze
leer verliezen, nu ik amper aan je raak.
Verlaat me niet, ik ben het al te vaak.         

2
De laatste dagen, en nog zoveel moet
aan kant gedaan, om nooit meer te vergeten.
Gooi overboord, scheep in, het ga je goed,
wij moeten maar eens willen wat we weten

dat wat wij willen er niet echt toe doet.
Ontroering heet nu: kast waarin mijn kleren
aandoenlijk toen ik er voor je uit ging, zoet
bed dat die herinnering licht op doet veren,

en een boek waarin ik je meenam op reis.
Naar het noorden, hoe ik je daar ontkleedde
en verboden bloemen sneed uit het ijs.

Neem al die beelden mee, begraaf ze niet in
nieuwe aarde, in een taal die ik nooit sprak.
En denk aan mij als aan een lekkend dak.

 

 
Koen Stassijns (Ninove, 18 september 1953)

 

H.H. ter Balkt, Piet Gerbrandy, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Dilip Chitre, Ludwig Roman Fleischer, Albertine Sarrazin, Mary Stewart

De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook alle tags voor H. H. Ter Balkt op dit blog.

 

Gehoorzaam de wesp

Gehoorzaam de wesp
en zijn angel: zet
zoetigheid op tafel
Geliefkoosde dranken

Onder de linden
is het goed toeven,
kleverig
met een wesp op je glas

De wet van de wesp
is ouder dan wielen
hard als gesloten water
in de winter

Tot prinsjesdag, in september
leven de wespen, daarna
gaan zij op reces en
sterven een voor een

 

De benzinepomp

Strogele vogelschrik
wreed gestroomlijnd

’s nachts op zijn mooist
in de benzineboomgaard,

verjaagt noch verschrikt:
lokt de koplamp.

Tondelzwam,
vuurgevaarlijk

niet gedetermineerd
door Linnaeus.

Eksters leidt hij langs
’t nikkel in de kassa,

de plukkers drenkt hij
in de boomgaard.

Romp zonder armen,
mokkend crucifix;

een zwam, onwelriekend
aan de muur van stallen.

Aluminium
dagen, ijzeren jaren

kloppend op de snelweg
voedt zijn boodschap.

Benzinepomp,
vijfde evangelieschrijver!

Zuilenheilige
die zijn volgelingen

toeroept ‘Vlieg
naar de koperen einder!

Daar is de zoetheid.
Daar hangt de vrucht’.

 

Klein Hoefblad

Hoefblad werpt zijn heel verre van
gloeiende sterren op de groene planeet,
trillende schijnsels in de winterwind:
ze zweven en staan toch bijna stil.

Niet erg dichtbij, op een stuk of wat
parsecs, brandt de Orionnevel op ’t groot
gasveld; sterren vóór duizend eeuwen,
bloeiden op, t uur dat de verkenner

scheepging, zijn al bijna roemloze
reis naar de planeet, na parsecs geland.
Rondziend (op zijn stengel) fluistert hij
‘Orion’, pluis bootst de lichten na.

‘Alles zo klein hier’, seint hij stil
naar de Orionnevel: hoefblad blijft hier,
gast uit het blauw die zijn missie vergat,
onontraadseld, fbi en radar ten spijt.

 

 
H.H. ter Balkt (17 september 1938 – 9 maart 2015)
Cover

Lees verder “H.H. ter Balkt, Piet Gerbrandy, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Dilip Chitre, Ludwig Roman Fleischer, Albertine Sarrazin, Mary Stewart”

Breyten Breytenbach, Alfred Schaffer, Frans Kusters, Michael Nava, Justin Haythe

De Zuid-Afrikaanse schrijver en dichter Breyten Breytenbach werd geboren op 16 september 1936 in Bonnievale. Zie ook alle tags voor Breyten Breytenbach op dit blog.

 

(de buikspreker)

was het Rimbaud die de dichtkunst
aan de vooravond van zijn vertrek
naar Afrika
op de knie heeft genomen zodat ze
wenen kon?

want in Afrika
is het ’t voorrecht van een dichter
immers dat je niet hoeft in te staan
voor je opinies

je neemt het gedicht op je schoot
die schattige
buikpop:
en laat het dan een dans dansend
vrijheidsliederen zingen voor Afrika

 

 aan de wereld te kunnen zeggen

aan de wereld te kunnen zeggen
de weg te onthouden
wanneer de gedachte aan
het grote vergeten voor
nog een aanlokkelijk avontuur is
te luisteren hoe de boom groeit
en de rondingen van de wind
met de hand te verkennen
te weten hoe de vernedering
van armoede vreet
en het verdriet van macht
met een vinger het bloed
te proeven en te schrijven
het gezicht van het wordwoord
te kunnen tekenen
het bestaan te zingen en te bezingen
dat de zin van het zijn het leven is

 

Vertaald door Laurens van Krevelen

 

spieden over de muur

eerst is er de zeer blauwe koepel
dan een gerafelde witte wolk zuiver wit
zoals het wit en enkel dromend
van een heel oude man met een ruw geheugen die toen hij nog jong was
zo veel van nachtvlinders hield

dan de halve cirkel van de maan
zo wit in die dag
een kaalkop met ouderdomsvlekken
de witgespikkelde kale kop van een heel oude stinkkaas-man
die door diepe waters loopt

en hoger dan de muren een vlinder wit dartelend
eerst een maar daarna twee in flappertonen
witte vlucht twee witte zakdoekjes één
in een onzichtbare trein

elke dag is huwelijk

 

Vertaald door Adriaan van Dis

 

 
Breyten Breytenbach (Bonnievale, 16 september 1936)

Lees verder “Breyten Breytenbach, Alfred Schaffer, Frans Kusters, Michael Nava, Justin Haythe”

James Alan McPherson, Hans Arp, Andreas Neumeister, Anna Bosboom – Toussaint, Frans Eemil Sillanpää

De Amerikaanse schrijver James Alan McPherson werd geboren op 16 september 1943 in Savannah, Georgia. Zie ook mijn blog van 16 september 2010 en eveneens alle tags voor James Alan McPherson op dit blog.

Uit:A Region Not Home: Reflections from Exile

“I recall that in 1960, for example, something called the National Defense Student Loan Program went into effect, and I found out that by my agreeing to repay a loan plus some little interest, the federal government would back my enrollment in a small Negro college in Georgia. When I was a freshman at that college, disagreement over a seniority clause between the Hotel & Restaurant Employes and Bartenders Union and the Great Northern Railway Co., in St. Paul, Minn., caused management to begin recruiting temporary summer help. Before I was 19 I was encouraged to move from a segregated Negro college in the South and through that very beautiful part of the country that lies between Chicago and the Pacific Northwest. That year — 1962 — the World’s Fair was in Seattle, and it was a magnificently diverse panorama for a young man to see. Almost every nation on earth was represented in some way, and at the center of the fair was the Space Needle. The theme of the United States exhibit, as I recall, was drawn from Whitman’s “Leaves of Grass”: “Conquering, holding, daring, venturing as we go the unknown ways.”
When I returned to the South, in the midst of all the civil rights activity, I saw a poster advertising a creativewriting contest sponsored by Reader’s Digest and the United Negro College Fund. The first story I wrote was lost; but the second, written in 1965, was awarded first prize by Edward Weeks and his staff at The Atlantic Monthly. That same year I was offered the opportunity to enter Harvard Law School. During my second year at law school, a third-year man named Dave Marston (who was in a contest with Attorney General Griffin Bell [last] year) offered me, through a very conservative white fellow student from Texas, the opportunity to take over his old job as a janitor in one of the apartment buildings in Cambridge. There I had the solitude, and the encouragement, to begin writing seriously. Offering my services in that building was probably the best contract I ever made.
I HAVE NOT recalled all the above to sing my own praises or to evoke the black American version of the Horatio Alger myth. I have recited these facts as a way of indicating the haphazard nature of events during that 10-year period. I am the product of a contractual process. To put it simply, the 1960s were a crazy time. Opportunities seemed to materialize out of thin air; and if you were lucky, if you were in the right place at the right time, certain contractual benefits just naturally accrued. You were assured of a certain status; you could become a doctor, a lawyer, a dentist, an accountant, an engineer. Achieving these things was easy, if you applied yourself.”

 

 
James Alan McPherson (Savannah, 16 september 1943)

Lees verder “James Alan McPherson, Hans Arp, Andreas Neumeister, Anna Bosboom – Toussaint, Frans Eemil Sillanpää”

Lucebert, Jan Slauerhoff, Sergio Esteban Vélez, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie, Orhan Kemal, Gunnar Ekelöf, James Fenimore Cooper, Claude McKay

De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Lucebert op dit blog.

de rivier

uit al haar armen brandt de rivier onder de rotsen
en onder de kleine zon boven de bossen
spuwt naar tellurische wortels naar de staart van de wolk
en met gesperde muil dwars door deinende scherven zij zwermt
met grillige warmte over de wereld

de duisternis dicht bij haar buik buigen gulzige bloemen
en daar is een hol en een poel en het kraken en zoemen
van een paar draken in de avond niet veraf op een graf
staande een uil staart naar een glazen galg daar grof
gebouwde rotsen omringen de melodische afgrond

ach altijd en altijd hangen natte tongen aan de trieste bergen
gespleten tongen getande tongen en opgeblazen
ronkende tongen en in de dalen in de stenen en lemen cocons
academisch zingende mannen manmoedig wanhopig
zingende mannen en vrouwen vaag draperend de ruimte

maar een adder de lichtgeaderde rivier spartelt en
knaagt aan het wenende vlees van de wind
wat geeft dat klagen? sneeuw sneeuwt over vervaarlijke
en ook over bedaagde ogen en alles raakt los in de nacht
voort stromende argeloos tomeloos maar niet verlost
van de klagende nacht

 

lente-suite voor lilith

introductie:

als babies zijn de dichters niet genezen
van een eenzaam zoekend achterhoofd
velen hebben liefde uitgedoofd
om in duisternis haar licht te lezen

in duisternis is ieder even slecht
de buidel tederheid is spoedig leeg
alleen wat dichters brengen het te weeg
uit poelen worden lelies opgedregd

kappers slagers beterpraters
alles wat begraven is
godvergeten dovenetels laat es
aan uw zwarte vlekken merken dat het niet te laat is

wie wil stralen die moet branden
blijven branden als hij liefde meent
om in licht haar duisternis op handen
te dragen voor de hele goegemeent

1
o-o-oh
zo god van slanke lavendel te zien
en de beek koert naar de keel
en de keel is van de anemonen
is van de zee de monen zingende bovengekomen

kleine dokter jij drinkende huid van bezien
zie een mond met de torens luiden de tong
een wier van geluid de libbelen tillende klei

en jij
wassen jij klein en vingers in de la in de ven
lavendel in de lente love lied
laat zij geuren
pagodegeuren
lavendelgoden
geuren

 
Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)
Lucebert: Prinsenpaar, 1962

Lees verder “Lucebert, Jan Slauerhoff, Sergio Esteban Vélez, Chimamanda Ngozi Adichie, Agatha Christie, Orhan Kemal, Gunnar Ekelöf, James Fenimore Cooper, Claude McKay”

Dolce far niente, Eugen Roth, Hans Faverey, Theodor Storm, Leo Ferrier, Corly Verlooghen, Bernard MacLaverty, Ivan Klíma

Dolce far niente

 

 
Binnenplaats van het ziekenhuis in Arles door Vincent van Gogh, 1889

 

Das ist der Krankenhäuser Sinn

Das ist der Krankenhäuser Sinn,
Dass man – wenn’s geht – gesund wird drin.
Doch wenn man’s ist: dann schnell heraus!
Ansteckend ist das Krankenhaus.

 

 
Eugen Roth (24 januari 1895 – 28 april 1976)
Städtisches Krankenhaus in München, de geboorteplaats van Eugen Roth

Lees verder “Dolce far niente, Eugen Roth, Hans Faverey, Theodor Storm, Leo Ferrier, Corly Verlooghen, Bernard MacLaverty, Ivan Klíma”

Jenny Colgan

De Schotse schrijfster Jenny Colgan werd geboren op 14 september 1972 in Prestwick, Ayrshire. Zij studeerde aan de universiteit van Edinburgh en werkte zes jaar in de gezondheidsdienst, bijklussend als cartooniste en als stand-up-comedian. Zij schrijft zowel onder haar eigen naam als onder de pseudoniemen Jane Beaton en J. T. Colgan.. Zij woont afwisselend in Frankrijk en Londen. In 2000 publiceerde ze haar eerste roman, de romantische komedie “Amanda’s Wedding”. In 2013 ontving zij voor haar roman “Welcome to Rosie Hopkins’ Sweetshop of Dreams” de Romantic Novel of the Year Award van de Romantic Novelists’ Association. In 2012 verscheen haar Doctor Who tie-in roman “Dark Horizons” onder de naam J. T. Colgan.

Uit: Amanda’s Wedding

“Most of the really messy things in life don’t actually have a beginning-they kind of bear down on you over years, like the consequences of not cleaning your bathroom floor (stickiness, cholera, etc.).
This one did, though. It definitely did, and I remember it extremely clearly. Well, in a fuzzy kind of way.
Thank God-it was my bed. So, one, I was actually in a bed; and two, it was mine. I was beating the odds already. I prized open one very sticky eye and attempted to focus it, to try to work out where the smell was coming from. I appeared to be jammed between the wall and an extremely large and unidentifiable chunk of flesh.
The chunk of flesh was connected to lots of other chunks, all in the right order: But I didn’t notice this until after I’d sat bolt upright in terror at a potential Godfather-type situation in my bed.
Everything seemed weirdly out of proportion. Maybe I was still drunk. I pawed at the sticky stuff at the corners of my eyes. No, something was still very wrong.
An inappropriate hand was slung across me. It appeared to be about the size of my stomach, and my stomach is not renowned for its tininess…. A thought began to worm its way into my head.
I knew that thought and tried to avoid it for as long as possible, but alongside my hangover voice that was howling, Fluid! Fluid! the thought whispered, Oh, my God … it’s Nicholas … again! I grimaced like I’d just swallowed something nasty, which, let’s face it, I probably had.
Slowly creeping my way off the end of the futon, and feeling worse and worse, I crawled into the kitchen in search of aspirin and Diet Coke. Fran, of course, was lying in wait. She didn’t live here, but she made herself more at home than I did. Her own place was a three-foot-square studio that induced immediate Colditz fever, so I’d got used to her wandering in and out.
“Good morning!” trilled Fran, bright and breezy. She must have been putting it on. Through a strange fog-which I supposed was the alcohol in my system filling me right up to the eyes-she actually looked quite good. I couldn’t focus on her mass of fuzzy hair, but I did notice that she was wearing one of my T-shirts, not quite covering thighs that didn’t even meet in the middle. I hated that.
I summoned all my energy to pipe, “Hello!”
“Hung over?”
“No, no, absolutely fine. I’ve just suddenly developed a taste for a half bottle of warm flat Coke, okay?”

 
Jenny Colgan (Prestwick, 14 september 1972)

Alexander Schimmelbusch

De Oostenrijkse schrijver Alexander Schimmelbusch werd geboren op 14 september 1975 in Frankfurt am Main geboren en groeide op in Frankfurt am Main en New York. Na zijn studie economie en germanistiek aan de Georgetown University in Washington werkte hij vijf jaar als consultant voor fusies en overnames bij een investeringsbank in Londen. Tegenwoordig woont hij als auteur en journalist afwisselend in Berlijn en New York. Voor zijn roman “Blut im Wasser“ kreeg hij in de 2009 de Hotlist Award.

Uit: Blut im Wasser

„Als ich aufwache, habe ich einen trockenen Rieslinggeschmack im Mund. Ich liege reglos da, in einem leeren Raum, nackt unter einem dünnen Laken. Die gläsernen Wände, die mich umgeben, sind vereist, die kahlen Zweige hinter ihnen sind nur als graphische Strukturen sichtbar. Mein Haus ist nicht beheizt, aber mein Atem bildet keine Dampfwolken. Für einen Augenblick habe ich Angst, dass ich in der Nacht gestorben bin. Ich stehe auf und schleppe mich ins Badezimmer, wo ich den Spiegel mit einem Handtuch verhänge. Ich habe keine Pläne für den Tag, ich habe Nasenbluten und Sehstörungen und Schmerzen in meiner Brust, für die ich keine harmlose Erklärung habe. Ich drehe am Wasserhahn und beuge mich nach vorne, nehme behutsam drei tiefe Schlucke, bevor ich meinen Kopf unter den eiskalten Schwall strecke. Den Versuch, meine Zähne zu putzen, muss ich sofort wieder abbrechen, da die Vibrationen der elektrischen Bürste Kopfschmerzen wecken. Von meinem Schreibtisch aus habe ich einen unverbaubaren Blick über den Fluss hinweg auf die Bürostädte am gegenüberliegenden Ufer. Die Zimmer sind spärlich möbliert, einige stehen leer; die Böden sind mit Platten aus Travertin ausgelegt. Ich habe mir den Grundriss meines Hauses offenbar so gut eingeprägt, dass ich mich darin auch bei Finsternis in gewohnter Geschwindigkeit fortbewegen kann, ohne irgendwo anzustoßen. Diese Tatsache ist mir irgendwann einmal im Zuge eines Stromausfalls bewusst geworden, als ich, nachdem in derStadt die Lichter erloschen waren, meinen Ablauf fortsetzte, als wäre nichts geschehen. In der sprudelnden Hitze unter der Oberfläche wird mir schwarz vor Augen. In meinem Zustand schwimmen zu gehen ist zweifellos gefährlich, aber ich weiß: wenn ich nicht regelmäßig Sport treibe, vergreise ich. Stoisch beginne ich daher, meine Bahnen zu ziehen. Angst vor dem Ertrinken, denke ich mir, kann man mühelos verdrängen. Man kann in die Großstadt ziehen, sich eine Aufgabe suchen, sein Glück finden. Man kann, wie ich mir denke, während ich eine formvollendete Wende abschließe, sich ein Lächeln aufsetzen. Über die hintere Treppe gelange ich in meine aus Deutschland importierte Küche, die in ihrer Reduktion, wie es Amy formulierte, als sie vor Kurzem bei mir zum ersten Mal zu Gast war, an einen Obduktionssaal erinnert. Vor der offenen Tür des Kühlschranks beginne ich damit, eine Flasche fettarme Milch zu leeren. Ich konzentriere mich dabei auf die Schluckgeräusche, die in meinem Kopf zu hören sind, und spiele mit dem Gedanken, mir eine Zeitung auszudrucken, verwerfe diesen aber, da ich mich momentan noch nicht in der Lage fühle, mich für irgendetwas zu interessieren.“

 
Alexander Schimmelbusch (Frankfurt am Main, 14 september 1975)

Tõnu Õnnepalu, Roald Dahl, Janusz Glowacki, Jac. van Looy, Nicolaas Beets, Marie von Ebner-Eschenbach, Otokar Březina, Julian Tuwim, Muus Jacobse

De Estische dichter, schrijver en vertaler Tõnu Õnnepalu werd geboren op 13 september 1962 in Tallin. Zie ook mijn blog van 13 september 2010 en eveneens alle tags voor Tõnu Õnnepalu op dit blog.

Uit: Flanders Diary (Vertaald door Miriam McIlfatrick)

“This perfect world is strange, and a little awful. I went out on the bike yesterday, planning to stay out longer, to go further, I felt that I could not stand being here in this room or outside any longer. Curious, at home I hardly ever get that feeling. I can move between room and garden for a whole week, going no further and it never enters my head that I should. If I have to go somewhere, it is simply a bore. It would be nteresting to know how many of those writers whose pictures are hanging on the corridor wall have agonized here? Most of them, I suspect. This bed where I toss and turn must have been a similar nightly battleground for a fair few. A struggle with your chimera, a writhing consciousness which wants to become itself in the mirror, but does not dare. Dreams. I am already a little afraid of this room with its cold, damp smell, the constant whine of a gnat in some corner, the broad white bed. Only at midday when the sun shines in through the withered vine tendrils and scatters patches of light over everything, is it good to stretch out, not on the bed but on the hard wooden sofa.
A perfect world … It would be if we did not have such imperfect dreams. Yesterday I decided to do the 39-kilometre cycle route and it was good. It goes along backroads, in between fields. There is more land round there, less real estate development. There is not much development anywhere, the real estate is for the most part ready, completed earlier. The same goes for the roads. The smaller roads here are made of reinforced concrete, they seem to consist of slabs with little interstices, just like the Narva, or rather, the Leningrad road once was. It was built by German prisoners of war. In one place near Tollenbeek I saw this concreting, they were doing repair work. Apart from that there is no major road construction anywhere to be seen. Everything is ready. When this was all done, all this concrete laid down between the cornfields and grazing land, is impossible to guess. Earlier. And all these houses. If anything else is built on, it is garages. Not that there aren’t any garages, where would you find a house without a garage! You can always add another one, two or three, if the site is big enough of course. Cars seem to be multiplying here, as with us. Life is good. Could it be better? I do not think so, not significantly. Everyone could have slightly larger houses, but would anyone want that, especially when they are away from home all day. There is enough to do as it is.
The roads could be a little smoother, but what difference would it really make whether the road under you is very smooth or slightly less smooth if, on the way to work in the morning and back home in the evening, you have to sit in a traffic jam anyway?”

 
Tõnu Õnnepalu (Tallin, 13 september 1962)

Lees verder “Tõnu Õnnepalu, Roald Dahl, Janusz Glowacki, Jac. van Looy, Nicolaas Beets, Marie von Ebner-Eschenbach, Otokar Březina, Julian Tuwim, Muus Jacobse”

Michael Ondaatje, James Frey, Chris van Geel, Louis MacNeice, Hannes Meinkema, Eduard Elias, Jan Willem Schulte Nordholt, Werner Dürrson, Gust Van Brussel

De Canadese dichter en schrijver Philip Michael Ondaatje werd op 12 september 1943 geboren in Colombo, Ceylon (nu Sri Lanka). Zie ook alle tags voor Michael Ondaantje op dit blog.

 

Wells II

The last Sinhala word I lost
was vatura.
The word for water.
Forest water. The water in a kiss. The tears
I gave to my ayah Rosalin on leaving
the first home of my life.

More water for her than any other
that fled my eyes again
this year, remembering her,
a lost almost-mother in those years
of thirsty love.

No photograph of her, no meeting
since the age of eleven,
not even knowledge of her grave.

Who abandoned who, I wonder now.

 

What were the names of the towns

What were the names of the towns
we drove into and through

stunned lost

having drunk our way
up vineyards
and then Hot Springs
boiling out the drunkenness

What were the names
I slept through
my head
on your thigh
hundreds of miles
of blackness entering the car

All this
darkness and stars
but now
under the Napa Valley night
a star arch of dashboard
the ripe grape moon
we are together
and I love this muscle

I love this muscle
that tenses

and joins
the accelerator
to my cheek

 

Kissing the stomach

Kissing the stomach
kissing your scarred
skin boat. History
is what you’ve travelled on
and take with you

We’ve each had our stomachs
kissed by strangers
to the other

and as for me
I bless everyone
who kissed you here

 

 
Michael Ondaatje (Colombo, 12 september 1943)

Lees verder “Michael Ondaatje, James Frey, Chris van Geel, Louis MacNeice, Hannes Meinkema, Eduard Elias, Jan Willem Schulte Nordholt, Werner Dürrson, Gust Van Brussel”