Charles Ducal, Adriaan Jaeggi, Frederik van Eeden, Bert Bakker, Peter Huchel, Arlette Cousture, Pieter Aspe, Karel N.L. Grazell, Washington Irving

De Vlaamse dichter en schrijver Charles Ducal (pseudoniem van Frans Dumortier) werd geboren in Leuven op 3 april 1952. Zie ook alle tags voor Charles Ducal op dit blog.

 

Ballade van de zee

Niet de wind, maar een boze mond
doofde de kaars. De koningszoon verdronk.

Wie op hem wachtte werd gek van verdriet
en sprong in zee. Beiden werden een lied.

Is het water te diep, koopt men een plaats
op een boot. De afstand is niet zeer groot.

De levens aan boord, zij wegen zo zwaar
en de boot is licht. Ook brandt er geen kaars.

Aan de overkant is nog een feest aan de gang.
Men eet er de wereld, al eeuwen lang.

Spoelen de lijken aan, vangt men ze op
en wordt stil. Een minuut lang spreekt God.

Daarna blazen monden het fort weer dicht,
voor de poort ligt een oorlogsschip.

De doden in zee, ook zij worden een lied.
Het zingt niet, het huilt.

En toch hoort men het niet.

 

Honger

Niet langer bij wijze van spreken,
maar in de precisie van huid en haar,
een schoonheid met leeftijd en wereld:
ik wil een antwoord, geen vraag.

Ik wil een kamer zonder verbeelding,
een vrouw die is wat ik lees.
Honger die het verlangen kan breken,
wrevel wordt, vlees op vlees.

Ik wil je schaamte, je kleine gebreken,
je schoonheid in menselijke taal.
Maar ik vrees dat te veel is geschreven,
dat de werkelijkheid niet meer bestaat.

 

Werkelijkheid

Toen de lucht op was verdwenen de dingen.
De meubels stonden gedacht, louter schimmen
van ambacht en hout. Ik hield een pen in de hand,
maar kon mij het doel niet herinneren.
Er scheen licht, maar dat lag aan de lamp.

Of omgekeerd. Alle verklaring was opgebrand.
De boekenkast vol, maar zonder gewicht.
Zodra ik er mij op beriep, vielen de letters
als zand van de bladen. De spiegel keek wit
van schrik naar de kamer, die barstte,

scherven van een onleesbaar gedicht.
Zo geschiedde in alle kamers waarin ik
was opgesloten, in theorie. Elke deur
vastgezogen door niets, het luchtledige.
Alsof niet achter de deur de materie

met duizend handen de werkelijkheid schiep.

 

 
Charles Ducal (Leuven, 3 april 1952)

 

De Nederlandse schrijver, dichter en columnist Adriaan Jaeggi werd geboren op 3 april 1963 in Wassenaar. Zie ook alle tags voor Adriaan Jaeggi op dit blog.

Uit: Held van beroep

“Ik vind de afstandsbediening en knip de televisiebeelden weg. Mijn oma zucht. Ze draait een halve slag in haar stoel en staart naar buiten, met haar theekopje aan haar lippen.
‘Is het niet triest, Sam, als zo veel mensen blij zijn als je begraven wordt?’
‘Blij? Ik geloof niet dat ze blij zijn,’ zeg ik. ‘Ze huilen toch?’
‘Daar zijn ze juist blij om. Dat iemand voor ze gestorven is, zodat ze een reden hebben om te huilen. Niet om haar,’ ze maakt een geluid alsof ze haar neus ophaalt, ‘pauvre, silly, niet om dat arme domme veulen, maar om alle dingen, Samson, alle dingen waar ze anders niet om durven huilen. Lacrimae rerum, Sam, weet je wat dat betekent? De tranen om de dingen.’ Mijn oma spreekt vier of vijf talen, Nederlands, Engels, Frans, Duits, het ltaliaans van mijn opa. Nu komt haar Latijn ook weer terug. Het begint wel steeds meer door elkaar te lopen met de jaren.
Mijn oma houdt haar kopje uit. Ik schenk haar bij. Ze kijkt me strak aan over de rand en dan, van het ene op het andere moment, alsof er een deur voor haar neus is dichtgeslagen, glijdt haar blik van me af en zijn haar gedachten niet meer hier. Ik probeer haar aandacht te trekken, maar haar heldere moment is alweer voorbij. Ze staart naar het kopje in haar schoot dat ze met twee handen vasthoudt. Als je zo oud bent als mijn oma heb je zoveel om aan terug te denken dat je weinig tijd meer over hebt voor wat er nog om je heen gebeurt. Het lijkt me prettig om zeventig te zijn, of tachtig, de leeftijd waarop het niet meer uitmaakt, dat je rustig kunt doen wat je wilt, omdat je het prima gedaan hebt en dat elke extra dag die je leeft je prestatie alleen nog maar groter wordt.
Mijn oma leeft weer op.
‘Hoe is het met Patrick, Sam?’
‘Goed, oma.’
‘En hoe is het met die lieve moeder van je?’
Dat heeft ze me al tien keer gevraagd.
‘Goed, oma.’

 

 
Adriaan Jaeggi (3 april 1963 – 10 juni 2008)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Frederik van Eeden werd geboren in Haarlem op 3 april 1860. Zie ook alle tags voor Frederik van Eeden op dit blog.

Uit: Paul’s ontwaken

“Op Vrijdag 21 Februari ooverleed mijn zoon Paul van Eeden na vier en twintig jaren leevens. Het komt niet vaak vóór dat een vader de biografie schrijft van zijn zoon. Maar het zal toch wel niet strijden teegen algemeene gevoelens van kieschheid en bescheidenheid. Dat een zoon het doet van zijn vader is nooit hinderlijk gevonden, maar in teegendeel vaak geëerd als een werk van piëteit en liefde. En hoe sterk zijn de gevoelens van piëteit en liefde die mij dwingen tot het schrijven van deeze bladzijden!
Ik waag het naauwelijks te beginnen, uit vrees dat ik het niet goed en waardig genoeg zal doen, niet genoegsaam in den geest van hem, zooals hij was bij zijn scheiden. Zoo groot is mijn eerbied voor mijn eigen kind, zooals het geworden is door lijden en geduld, en zoo groot is mijn dankbaarheid voor wat hij mij gaf in zijn korte leeven en vooral bij zijn heerlijk einde.
Want hij is het waardig dat ik van zijn schijnbaar weinig beteekenende loopbaan het eedelste en merkwaardigste neederschrijf en zijn nagedachtenis voor anderen tracht te bestendigen, omdat hij een gewoon jongensbestaan met fouten en vergissingen, wist te doen eindigen in wat ik wel een heilig wonder noemen durf, en een volstrekt niet feilloos karakter wist te verreinen en te verheffen tot een volkoomen zuiverheid van zachtmoedige liefde.
Zijn ziekte, zijn lijden was de donkerste schaduw op mijn leeven, en zijn heengaan zag ik tegemoet als de zwaarste slag die mij treffen kon – maar door de wijze waarop hij stierf is deeze slag en zeegen voor mij geworden.
Jarenlang, sints den eersten aanval zijner ziekte, was hij mijn smartekind, met wiens beeterschap of verergering mijn stemming op en neer ging, en wiens lijden mij te meer folterde, om zijn innige geneegenheid en kinderlijk vertrouwen jeegens mij, in wiens handen hij zijn lot altijd met volle oovergave legde, en die daardoor de verantwoording voor elken misslag met soms duldelooze zwaarte droeg.
Toen is, wat ik het meest van alles duchtte, het toppunt van de angst die mij benaauwde – het afscheid van den zoo geliefden zoon, tot een zeegen en een genade geworden. En ik schrijf dit alles nu en zal het oopenbaar maken – omdat ik weet dat wat hij mij gaf ook voor meerderen bedoeld is, wien ik de gave niet onthouden mag.”

 

 
Frederik van Eeden (3 april 1860 – 16 juni 1932)
Paul van Eeden

 

De Nederlandse dichter, schrijver en uitgever Bert Bakker werd geboren in Huizum (Leeuwarden) op 3 april 1912. Zie ook alle tags voor Bert Bakker op dit blog.

 

Grensgebied

Met één seizoen is nooit ons hart tevreden.
Jan Van Nijlen

Grijs is de middag, grijzer is het water.
Regen versluiert zee en horizon.
O, dat de dag zóó duren kon,
En niet meer verderschoof – naar later.

Wij loopen onder lucht en boomen.
Het waaiend regenen deert ons niet.
En wat elk eens in heimwee achterliet,
Wordt hier vernieuwd teruggenomen.

Meen niet, dat wij den weg ten einde loopen.
Wie ’t licht verlaat, krijgt heimwee naar het licht.
En wat soms lokt en roept, blijft lang nog dicht,
En doet zich niet dan na ons sterven open.

Mei! O, gij zachtste aller maanden,
Wij staan in u ter grens van leven en van dood.
Maar ’t wankel hart weet onuitsprekelijk groot
De rust om wat voorbij is en aanstaande.

 

 
Bert Bakker (3 april 1912 – 19 september 1969)
In 1965

 

De Duitse dichter Peter Huchel werd geboren in Lichterfelde bij Berlijn op 3 april 1903. Zie ook alle tags voor Peter Huchel op dit blog.

 

Rom

Vollendeter Sommer,
am äußersten Rand der Sonne
beginnt schon die Finsternis.
Lorbeerverwilderungen,
dahinter aus Disteln und Steinen
ein Versteck,
das sich der Stimme
verweigert.

Transparenz
des Mittagslichtes,
Verse, die an nichts erinnern,
ein helles Wasser
berührt den Mund.

 

Die Sternenreuse

Daß du noch schwebst, uralter Mond?
Als jung noch deine Scheibe schwebte,
hab ich an einem Fluß gewohnt,
wo nur das Wasser mit mir lebte.
Das Wasser schwoll, es war Gesang,
ich schöpfte und mein Atem lauschte,
wie es um Steine tönend sprang
und schäumend schoß und niederrauschte.

Zwei Felsen, wie betäubt von Ruß
und steil und schmal wie eine Schleuse,
umstanden damals noch den Fluß.
Im Wasser hing die Sternenreuse.
Ich hob die Reuse aus dem Spalt,
es flimmerten kristallne Räume,
es schwamm der Algen grüner Wald,
ich fischte Gold und flößte Träume.

O Schlucht der Welt, des Wassers Schwall
kam wie Gesang: war es mein Leben?
Damals sah ich im dunkeln All
ganz nah die Sternenreuse schweben.

 

 
Peter Huchel (3 april 1903 – 30 april 1981)
Fotoboek met teksten van en over Peter Huchel

 

De Canadese schrijfster Arlette Cousture werd geboren in Saint-Lambert op 3 april 1948. Zie ook alle tags voor Arlette Cousture op dit blog.

Uit: Chère Arlette

“J’ai quitté ce monde bien avant que tu n’y arrives. Tyr fais partie de cette cohorte de petits-enfants dont, jusqu’à ma mort, j’ai ignoré l’existence. Dommage. J’aurais aimé vous connaître, non pas tant pour vous bichonner; mais bien pour voir s’il y avait encore chez vous de moi et d'(h’ila. j’ai aimé cet homme à la folie, mais à y repenser, je ne crois pas que nos folies se soient fréquem-ment rencontrées. je dirais qu’elles se sont à peine anisées. Je m’intennge maintenant sur les raisons qu’il avait de me demander en mariage si ce n’est pour m’enlever à quelque soupirant Au moins tu auras compris que le grand perdant aura été Henri Domine, le cher homme. Encore maintenant, je crois avoir rêvé quand je repense à Oviles Il étaitgrand, beau et indépendant C’est peut-être ce qui m’attirait Je n’avais qu’un désir; le faire chuter dans mes filets tendus à tous les coins de sa vie, depuis l’école jusqu’aux chantiers.
Dans la paroisse de Saint-Tite campagne, il n’y avait pas beaucoup d’hommes d’aussi beau que lui, honnis son frère Oside. Nous n’avions que deux ans de dift&ence, mais j’aurais aimé que tu lui voies le regard, les cuisses et le postérieur. Quant à ce que ses vêtements cachaient, pendant longtemps j’étais la seule à pouvoir y accéder. Il s’était fait des épaules carrées et puissantes à force de bûcher. Il avait un corps qui ressemblait à ceux des ouvriers de la fin du XIX’ ou du début du xr siècle, je dis bien qui ressemblait. Si j’osais, je dirais qu’il était encore plus beau que le David de Michel-Ange, dont mon bon Henri m’avait montré une photo-graphie. Th sais que, même maintenant, ces pen-sées impudiques — Henri aurait dit lubriques- me troublent Je suis un peu effrontée de parler de son corps puisque ce n’est ni de mon âge, ni de ma génération. Le fait est que c’est quand même la première chose qui nous saute aux yeux, tu en conviendras je peux t’avouer, maintenant que je sais que tu as deviné beaucoup de nos secrets, que je ne cessais de nous trouver des occasions d’être ensemble. La crèche de Noél aura été la première. Je regardais toutes les filles qu’il pouvait zieuter et je voyais bien qu’Ovila était une espèce de coq. Donc, à mon goût, il était le plus beau de la paroisse, peut-être pas le plus auentif ou le plus ser-viable, mais le plus beau, c’est certain. »

 

 
Arlette Cousture (Saint-Lambert, 3 april 1948)

 

De Vlaamse schrijver Pieter Aspe (pseudoniem van Pierre Aspeslag) werd geboren in Brugge op 3 april 1953. Zie ook alle tags voor Pieter Aspe op dit blog.

Uit: Het vierkant van de wraak

‘Van In hier,’ zei hij bits. ‘Hallo, Van In, u spreekt met De Kee, goeiemorgen.’ Niets klinkt ironischer dan je baas die je op zondag een goeiemorgen toewenst. ‘Excuseer dat ik u zo vroeg stoor.’ De ironie van de hoofdcommissaris kende vandaag geen grenzen. Van In nam een nijdige trek van zijn sigaret. Hij wist dat er nattigheid op komst was. ‘Ik ben net opgebeld door Ludovic Degroof. U kent hem toch?’ Die ken ik,’ antwoordde Van In gelaten. Iedereen kent Hitler toch ook, wou hij zeggen. ‘Goed. Luister nu goed wat ik ga vertellen, Van In.’ De Kee kon niet anders dan Van In verklappen dat Degroof hem uit zijn bed had gebeld. Het geval zat hem allesbehalve lekker. ‘Een paar uur geleden constateerde een van onze nachtpatrouilles een inbraak bij zijn zoon, de juwelier uit de Steenstraat,’ legde De Kee uit. ‘U vraagt zich waarschijnlijk af waarom ik u lastig val met een ordinaire inbraak en dat op een zondagmorgen nog wel.’ Van In vroeg zich af waarom iemand De Kee lastig viel met een gewone inbraak op zondagmorgen. ‘Maar de zaak is delicater,’ vervolgde De Kee. ‘Volgens een eerste vaststelling is er helemaal niets gestolen. De dader zou alle juwelen in een bak met koningswater hebben gedumpt. Ghislain Degroof, de juwelier, beweert dat het zuur zijn hele collectie heeft vernietigd.’ De Kee pauzeerde even. De eerste sigaret, die anders zo lekker smaakte, prikkelde Van Ins keel en hij moest hoesten. ‘Hallo, Van In?’ `Moment, commissaris,’ rochelde Van In. Het werd hoog tijd dat hij ermee kapte. De Kee liet een zekere geïrriteerdheid blijken. ‘Indien Deleu niet op vakantie was geweest, had ik u natuurlijk niet lastig gevallen. Maar u begrijpt dat we in dergelijke omstandigheden best een geroutineerde rechercheur inzetten, vooral als we met iemand zoals Degroof te maken hebben.’ Deleu was de schoonzoon van De Kee. Van In had hem destijds ingewerkt bij de politie. ‘Natuurlijk, commissaris,’ zei hij bijna gedwee. Deleu kreeg gewoontegetrouw de meest ophefmakende zaken toegeschoven. Als hij het onderzoek verknalde, en dat lukte hem altijd, mocht Van In opdraven om de brokstukken te lijmen. Deze keer kon De Kee niet anders dan een beroep doen op hem.”

 

 
Pieter Aspe (Brugge, 3 april 1953)
Cover

 

De Nederlandse schrijver en dichter Karel N.L. Grazell werd geboren in Amsterdam,op 3 april 1928. Zie ook alle tags voor Karel N.L. Grazell op dit blog.

Uit: Niet meer zo piep

“Multinational Shell bijvoorbeeld bericht graag in de media over zichzelf. Dus waarom zou ik als stadsdichter uit Zuid dat niet mogen?
In 1985 ontstond in Amsterdam de stichting Gilde: 50plussers gingen belangeloos hun kennis en ervaring aan anderen doorgeven. Ik meldde me meteen. En zo is min of meer Mee in Mokum (je weet wel, die rondleidingen door ouderen in de stad) bij mij thuis ontstaan, zo heb ik op het gebied van marketing in mijn respectieve Rivierenbuurtse woningen (en nu in het Buitenveldertse Bolestein) velen geadviseerd, onder meer hoge heren uit de omroepwereld, een bankier, Albert Heijn Gzn – wat schrijven betreft begeleidde ik met nogal succes onder anderen aanstaande reclameschrijvers en journalisten, maar ook verhalenschrijvers. En natuurlijk: dichters. Zo hielp ik de huidige stadsdichter van Haarlem, de talentvolle Sylva Hubers, en Gerard Beentjes: de uiterst actieve dorpsdichter van Laren, ik stond mede aan de wieg van de eerste bundelpublicatie van de hedense stadsdichter van Utrecht, Ingmar Heytze. En in 1988 kreeg ik m’n eerste bezoek van Wim Moerenhout.
Wim was verzekeringsmakelaar met pensioen en hij wilde poëzie schrijven. Ik gaf hem in vele zittingen les (over dichten kun je met boekenvol praten). Zowat elke veertien dagen kwam en komt hij bij me. Hij is nu 89.
Ik nam hem op in een leerlingencollectief, waarmee ik exposeerde, en optrad in theaters en andere zalen, ik had samen met hem een jaarlang een galerie Toonplaats in de stad, ik liet hem bij allerlei andere gelegenheden publiceren en optreden. Tegen de helft van de jaren negentig gaf ik hem een soort titel: de grijze dichter uit Osdorp. En toen ik in 2006 zelf tot stadsdeeldichter van ZuiderAmstel was gekozen, mailde ik een wethouder in Osdorp en Wim is nu stadsdeeldichter van West.”

 


Karel N.L. Grazell (Amsterdam,3 april 1928)

 

De Amerikaanse schrijver Washington Irving werd geboren op 3 april 1783 in Manhattan, New York. Zie ook alle tags voor Washington Irving op dit blog.

Uit: The Devil and Tom Walker

 “I was once at a hunting dinner, given by a worthy fox-hunting old Baronet, who kept Bachelor’s Hall in jovial style, in an ancient rook-haunted family mansion, in one of the middle counties. He had been a devoted admirer of the fair sex in his young days; but having travelled much, studied the sex in various countries with distinguished success, and returned home profoundly instructed, as he supposed, in the ways of woman, and a perfect master of the art of pleasing, he had the mortification of being jilted by a little boarding school girl, who was scarcely versed in the accidence of love.
The Baronet was completely overcome by such an incredible defeat; retired from the world in disgust, put himself under the government of his housekeeper, and took to fox-hunting like a perfect Jehu. Whatever poets may say to the contrary, a man will grow out of love as he grows old; and a pack of fox hounds may chase out of his heart even the memory of a boarding-school goddess. The Baronet was when I saw him as merry and mellow an old bachelor as ever followed a hound; and the love he had once felt for one woman had spread itself over the whole sex; so that there was not a pretty face in the whole country round, but came in for a share.
The dinner was prolonged till a late hour; for our host having no ladies in his household to summon us to the drawing-room, the bottle maintained its true bachelor sway, unrivalled by its potent enemy the tea-kettle. The old hall in which we dined echoed to bursts of robustious fox-hunting merriment, that made the ancient antlers shake on the walls. By degrees, however, the wine and wassail of mine host began to operate upon bodies already a little jaded by the chase. The choice spirits that flashed up at the beginning of the dinner, sparkled for a time, then gradually went out one after another, or only emittednow and then a faint gleam from the socket.
Some of the briskest talkers, who had given tongue so bravely at the first burst, fell fast asleep; and none kept on their way but certain of those long-winded prosers, who, like short-legged hounds, worry on unnoticed at the bottom of conversation, but are sure to be in at the death. Even these at length subsided into silence; and scarcely any thing was heard but the nasal communications of two or three veteran masticators, who, having been silent while awake, were indemnifying the company in their sleep.”

 


Washington Irving (3 april 1783 – 28 november 1859)
The Devil and Tom Walker door Charles Deas, 1843

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e april ook mijn blog van 3 april 2017 en ook mijn blog van 3 april 2016 deel 2.

John Burroughs

De Amerikaanse dichter, essayist en natuuronderzoeker John Burroughs werd geboren op 3 april 1837 op een farm in de Catskill Mountains nabij Roxbury, Delaware County, New York als het zevende kind in een rij van tien. Hij vertrok op de leeftijd van 17 omdat zijn vader niets wilde weten van Johns wens om door te leren. Hij moet zijn eigen studies in New York financieren. Gedurende die tijd las hij de werken van William Wordsworth en Ralph Waldo Emerson, die een blijvende invloed op hem hadden. In 1856 verliet hij het Cooperstown Seminar; een jaar later trouwde hij met Ursula North (1836-1917). Hij bereikte zijn eerste literaire succes in 1860 met een essay in het Atlantic Monthly Magazine, uitgegeven door James Russell Lowell. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-65) nam hij in Washington, D.C. een functie aan als secretaris van het United States Department of the Treasury; later werd hij de auditor voor de Federale Bank. Tegelijkertijd begon hij met het schrijven van essays over natuurlijke geschiedenis. Gedurende deze tijd ontmoette hij Walt Whitman, wat resulteerde in een langdurige vriendschap. De bekende dichter moedigde hem schriftelijk aan. Omdat essays van Burrough enthousiaste lezers vonden, waagde hij zich al snel aan boeken. In 1874 kochtt hij een boerderij in Westpark, New York en hield hij zich bezig met het telen van fruit. Hij bleef natuurhistorische boeken en essays schrijven die hem ronduit populair maakten. In 1895 bouwde hij een blokhut met zijn zoon Julian, die ze Slabsides doopten. Daar ontving hij talloze beroemdheden midden in de natuur. In 1911 koos hij een gerenoveerde boerderij in de buurt van zijn geboorteplaats als zomerresidentie. Hier bij Woodchuck Lodge schreef de natuurfilosoof zijn bestsellers. Tijdens zijn leven verkocht hij meer dan 1,5 miljoen exemplaren van zijn werken. In 1901 ontmoette hij zijn bewonderaarster Clara Barrus. De arts werd de grote liefde van zijn leven en uiteindelijk de verzorgster van zijn nalatenschap.

Bluebird

A wistful note from out the sky,
‘Pure, pure, pure,’ in plaintive tone,
As if the wand’rer were alone,
And hardly knew to sing or cry.

But now a flash of eager wing,
Flitting, twinkling by the wall,
And pleadings sweet and am’rous call,-
Ah, now I know his heart doth sing!

O bluebird, welcome back again,
Thy azure coat and ruddy vest
Are hues that April loveth best,-
Warm skies above the furrowed plain.

The farm boy hears thy tender voice,
And visions come of crystal days,
With sugar-camps in maple ways,
And scenes that make his heart rejoice.

The lucid smoke drifts on the breeze,
The steaming pans are mantling white,
And thy blue wing’s a joyous sight,
Among the brown and leafless trees.

Now loosened currents glance and run,
And buckets shine on sturdy boles,
The forest folk peep from their holes,
And work is play from sun to sun.

The downy beats his sounding limb,
The nuthatch pipes his nasal call,
And Robin perched on tree-top tall
Heavenward lifts his evening hymn.

Now go and bring thy homesick bride,
Persuade her here is just the place
To build a home and found a race
In Downy’s cell, my lodge beside.

 

The Partridge

List the booming from afar,
Soft as hum of roving bee,
Vague as when on distant bar
Fall the cataracts of the sea.

Yet again, a sound astray,
Was it the humming of the mill?
Was it cannon leagues away?
Or dynamite beyond the hill?

‘T is the grouse with kindled soul,
Wistful of his mate and nest,
Sounding forth his vernal roll
On his love-enkindled breast.

List his fervid morning drum,
List his summons soft and deep,
Calling Spice-bush till she come,
Waking Bloodroot from her sleep.

Ah! ruffled drummer, let thy wing
Beat a march the days will heed,
Wake and spur the tardy spring,
Till minstrel voices jocund ring,
And spring is spring in very deed.

John Burroughs (3 april 1837 – 29 maart 1921)


Astrid Lindgren Memorial Award voor Bart Moeyaert

Astrid Lindgren Memorial Award voor Bart Moeyaert

De Belgisch schrijver Bart Moeyaert heeft dit jaar de Astrid Lindgren Memorial Award gewonnen, een internationale prijs voor jeugdliteratuur waar een bedrag van 480.000 euro aan verbonden is. De prijs geldt als de Nobelprijs van de jeugdliteratuur. Bart Moeyaert werd geboren in Brugge op 9 juni 1964. Zie ook alle tags voor Bart Moeyaert op dit blog.

Uit: Tegenwoordig heet iedereen Sorry

“Achter mijn rug doet de magnetron ping, maar toch zet mijn moeder niks op tafel. Ze gaat zitten en plant haar ellebogen naast haar bord. Ze zegt dat ze iets met ons wil bespreken. ‘Rustig,’ zegt ze tegen Alan, en ze houdt haar hand voor zijn gezicht, alsof hij al veel te veel heeft gepraat, terwijl Alan heel rustig is en stilzit en ademt. Ze pakt zijn mes en zijn vork af. Daarna zet ze haar ellebogen weer op tafel en legt ze haar kin op haar handen. Ze kijkt van mij naar een vlek op het tafelblad, hij heeft de vorm van een vis. Ze haalt diep adem en zegt dat mijn vader en zijn Cruz het anders willen aanpakken dan vroeger. Ik zeg: ‘Mama, doe eens zonder inleiding. ’Zonder inleiding zegt ze dat papa en zijn Cruz mij onhandelbaar vinden. Dat is geen nieuws. Het voorstel dat erop volgt is wel nieuw. Ze zouden het gemakkelijker vinden als ik niet meer elke week het weekend bij ze zou doorbrengen. Ze denken dat om de twee weken beter zou zijn. Of om de drie. Ze denken dat ik dat zelf ook liever heb. Wel? Het klinkt niet als een voorstel. Het klinkt als iets wat we gaan doen. Toch willen ze weten wat ik ervan denk. Ik kijk van mijn moeder naar het witte bord voor me.
Er ligt niks op, maar hallo: kijk eens goed. Er ligt ineens een stuk taai vlees waar ik niet om heb gevraagd. Ik zeg: ‘Ik ben niet onhandelbaar. Ik ben alleen een beetje lastig soms.’‘Het zijn niet mijn woorden, Bianca,’ zegt mijn moeder. ‘Nee,’ zeg ik. ‘Maar je zou papa kunnen tegenspreken.’ Mijn stem trilt. Mama schudt haar hoofd en doet alsof ze glimlacht. ‘Ik geef alleen door wat hij heeft gezegd,’ zegt ze. ‘Dan kun jij het straks met hem en Cruz verder bespreken, als ze je vanmiddag komen halen. Jij beslist. Je weet dat je een meisje met een gebruiksaanwijzing bent en daar hou ik rekening mee. Je wilde het zonder inleiding, dus heb ik de boodschap niet verpakt. Ik gebruik het woord dat zij hebben gebruikt. ’Onhandelbaar. Ik schuif mijn bord weg. Ik kijk naar Alan, die zijn vork en zijn mes weer heeft opgepakt en ze als twee soldaten naast zijn bord laat wachten op voer uit de magnetron. ‘En hij?’ zeg ik tegen mama, terwijl ik naar Alan knik. Van mij mag hij met dat bestek doen wat hij wil. Zelfs al houdt hij het mes gevaarlijk dicht bij zijn gezicht en steekt hij zich bijna een oog uit. Alan kijkt naar mij. Hij zucht eens. Hij wil niet weten wat ik vind. Naar de uitleg van mijn moeder luistert hij wel. Ze zegt dat er voor hem niks verandert.”


Bart Moeyaert (Brugge, 9 juni 1964)