Franz Werfel, Mary Oliver

De Oostenrijkse dichter en schrijver Franz Werfel werd op 10 september 1890 in Praag geboren. Zie ook alle tags voor Franz Werfel op dit blog.

Uit: Lied der Bernadette

„Und so geschieht es. Nie seit Sperrung der Grotte wird das Verbot so unbedingt beobachtet wie in den Tagen, da dem Präfekten eine stillschweigende Nichtbeobachtung die willkommenste Lösung wäre. Der Plankenverschlag, das Sperrseil, die Warnungstafeln stehn in dem schon herbstlich scharfen Licht übergenau da, wie Marterwerkzeuge einer unbekannten Passion. Mancher gänzlich Gleichgültige, der vorübergeht und nicht das geringste von der Dame und der Quelle hält, sagt dennoch ärgerlich:
»Es ist unerhört, daß man diese Grotte wie einen Mordplatz absperrt und freie Menschen wie Verbrecher behandelt …«
Einmal, als der Präfekt mit dem Kommissär über die Place Marcadale geht, winkt Jacomet ein junges Mädchen im weißen Capulet heran:
»Dies ist Bernadette Soubirous, Euer Exzellenz.«

»So, so, hm hm«, meint der Baron, äußerlich stumm, während sein Herz zu klopfen beginnt. Er schämt sich dieser Erregung, die er nicht begreift. Seine Gewandtheit verläßt ihn. Er findet kein Wort. Bernadette sieht ihn an, wie sie alle Machthaber ansieht, mit aufmerksam großen Augen, die auf der Hut sind. Endlich reicht der Verlegene dem Mädchen die Hand, zieht seinen Glanzhut ziemlich tief und wendet sich zum Gehen. Nach einigen Schritten sagt er zu Jacomet:
»Sie haben mir das Mädel falsch geschildert. Die ist ja gar nicht so grob und gewöhnlich …«
»Wenn Euer Exzellenz sie früher gekannt hätten«, verteidigt sich der Jacomet. »Sie hat sich ganz und gar verändert seit den Erscheinungen.«
»Herrliche Augen hat das Mädel«, erwidert Baron Massy sehr versonnen.

Während der Präfekt den letzten Tag in Lourdes weilt, haben sich die Minister Fould und Roulland nach Biarritz begeben. Dort kommt es zu einem äußerst peinlichen Auftritt zwischen dem Souverän und seinen berufenen Männern. Der Kaiser fühlt sich auf einer seiner Schwächen ertappt. Und so stark ist auch der Stärkste nicht, daß er die Entlarvung einer Schwäche den Entlarvern verzeihen könnte. Louis Napoleon hat damit gerechnet, daß der Präfekt der Hochpyrenäen seinen Befehl unverzüglich ausführen und daß die Regierung, vor die vollzogene Tatsache gestellt, keine Einwendungen erheben werde. Nun aber hat dieser unverschämte Massy es gewagt, seinen Befehl nicht nur zu mißachten, sondern ihn sogar der Regierung zuzusenden wie die fehlerhafte Hausaufgabe eines dummen Jungen. Das Gesicht des Kaisers ist quittengelb, und die langen Schnurrbartenden zittern. Zu alledem beginnen diese Idioten noch sein eigenes Lied von den Liberalen und Freimaurern zu singen, denen man jetzt entgegenkommen müsse. Soll er ihnen etwa zurufen: Ein Monarch hat das gute Recht abergläubisch zu sein. Ein Monarch hat es Tag und Nacht mit dunklen Gewalten zu tun, von welchen die Kausalitäten bestimmt werden. In eurer Plattheit ahnt ihr nichts von diesen Gewalten. Er aber sagt nur:
»Ich mache Sie verantwortlich, meine Herren, für die Nachlässigkeit, mit der man meine Entscheidungen in den Wind zu schlagen beliebt.«

 

Franz Werfel (10 september 1890 – 26 augustus 1945)
Gedenkplaat aan het geboortehuis van Werfel in Praag

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

De zomerdag

Wie heeft de wereld gemaakt?
Wie heeft de zwaan en de zwarte beer gemaakt?
Wie heeft de sprinkhaan gemaakt?
Deze sprinkhaan, bedoel ik-
die zichzelf uit het gras heeft geslingerd,
die suiker eet uit mijn hand,
die zijn kaken heen en weer beweegt in plaats van op en neer-
die rondkijkt met zijn enorme en ingewikkelde ogen.
Nu tilt hij zijn bleke onderarmen op en wast hij zijn gezicht grondig.
Nu klapt hij zijn vleugels open en zweeft weg.
Ik weet niet precies wat een gebed is.
Ik weet niet hoe ik aandachtig moet zijn, hoe ik moet vallen
in het gras, hoe ik moet knielen in het gras,
hoe ik lui en gezegend moet zijn, hoe ik door de velden moet slenteren,
wat ik de hele dag gedaan heb.
Zeg me, wat had ik anders moeten doen?
Gaat niet alles uiteindelijk dood, en zo snel?
Vertel me, wat ben je van plan te doen?
Met je enige wilde en kostbare leven?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e september ook mijn blog van 10 september 2018 en ook mijn blog van 10 september 2017 deel 2..

C. O. Jellema, Mary Oliver

De Nederlandse dichter, essayist en germanist C. O, Jellema werd geboren op 9 september 1936 in Groningen. Zie ook alle tags voor C. O. Jellema op dit blog.

 

De zoon

voor Aert v.d. Goes van Naters
der Affe wird zu blau

Het licht joeg uit het water goudfazanten,
een lam liep rond met anemonen in z’n vacht,
het chlorophyl ontwaakte in de planten
en dook toen spiernaakt in de gracht.

Waar hij langs kwam werd er met respect gelachen
een lenig groen gelach en heel niet opgeschroefd;
in hem gonsde de honing van zijn krachten
alsof de wereld van zijn lichaam had geproefd.

Toen – en of natbezwete haren sloegen
in zijn verblauwde ogen en eensklaps gedrang
van bomen die hun plaats niet meer verdroegen
en zich aan hem platdrukten in hun angst –

werd hij uit een heldere lucht getroffen,
een vlerk, dacht hij, een blinde vogel, in het rond
als hagel hoorde hij de vruchten ploffen:
een hand lag voor hem op de grond,

smal en gestorven, maar met strakke spieren
en een verwonderd volgehouden aderklop,
eenzaam – de bomen sidderden als dieren
en gillend klom hij bij hun schouders op.

 

Identiteit

Wat weet ik van je:

je hebt veel slaap nodig
en koffie verdraag je slecht;

dat je houdt van je hond
en ten dele waarom;

dat je gelukkig bent
of verdrietig kan ik zien
en horen met eigen ogen
en oren;

en je houdt van mij.

Maar welke droom heeft je veranderd
in zwarte panter, witte raaf;
hoeveel gezichten heb je willen kussen
of slaan, het waarom niet gedaan.

Wat ik niet weet: hoe zou je zonder mij
geweest zijn, waar, met welke mensen,
wie in mijn plaats – ik weet het niet.

Noch hoe je dood zult gaat,
noch ook de dag waarop.

 

Op overdekt balkon

Als het ’s middags regent
verwacht ik dat er iemand komt
ik troost me met de gedachte
dat ik zijn natte kleren
in de badkamer zou hangen
en kranten in zijn schoenen stoppen
oneindig teder

Langs het balkon plenst de regen
ik luister naar de bel die niet gaat
ik zou trouwens elke bezoeker van verre zien
ik tel fonteintjes op de tegels
van het trottoir – uit vroomheid moet ik nu
gaan zingen of ik zal schaamteloos wenken als een vrouw
van lichte zeden

 

C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003)
Portret door Jacqueline Kasemier, 1993

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Lied voor de herfst

Stel je je nu niet voor dat de bladeren dromen
hoe comfortabel het zal zijn om de aarde
aan te raken in plaats van het
niets van de lucht en de eindeloze
vlagen van de wind? En denk je niet dat
de bomen, vooral die met
bemoste holtes, beginnen uit te kijken naar

de vogels die zullen komen – zes, een dozijn – om te slapen
in hun lichaam? En hoor je niet hoe
de guldenroede afscheid fluistert,
het eeuwige wordt gekroond met het eerste
tufje sneeuw? De vijver
verstijft en het witte veld waarover
de vos zo snel rent doet zijn lange blauwe schaduwen
mooi uitkomen. De wind kwispelt met
zijn vele staarten. En in de avond
verschuift het opgestapelde brandhout een beetje
dat verlangt om onderweg te zijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor de schrijvers van de 9 september ook mijn blog van 9 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Elly de Waard, Mary Oliver

De Nederlandse dichteres, vertaalster, recensente en popcritica Elly de Waard werd geboren in Bergen (NH) op 8 september 1940. Zie ook alle tags voor Elly de Waard op dit blog.

 

Maar misschien wel goddelijk

telkens staat een boom
met één been in de grond

kapotte enkel, stompe voet in skischoen
scheenbeen is verwond

maar toch: Hermes!
Boodschapper van de goden

zet zich af van deze heuvel
vleugels bewegen driftig

aan zijn hiel en in zijn kroon.

 

Ik zag het als mijn opdracht

Ik zag het als mijn opdracht
haar van alle onheil

te ontdoen, van alle
ongemak te zuiveren

haar te verpuren tot
het klare, mijn leed te

logenstraffen, haar in
mijn leven tot die ene

te maken, tot die ware –
ik zag haar als mijn lot.

Zij, wel gemaakt van spier
en bot, leek mij op water

stromend uit een beek of
kraan en haar kwikzilveren

schoonheid werd als alle
water, voor mijn voortbestaan

even ongrijpbaar als
noodzakelijk.

 

Als ik niet aan je denk of raak

Als ik niet aan je denk of raak
Wens ik mij denkend met je te verstaan –
Dat is volmaakt –

Dat ik niet met je slaap maakt echter
Dat ik denken moet je aan te raken
Waardoor ik waak –

En aangezien ik je niet meer zag
Moet ik zelfs volstaan met in gedachten je te spreken –
En ik raak van slag

Wat de verbeelding niet vermag!
Uit niets schept zij je naakt en dat je praat
En dat je naast me bent.

Dag en nacht neem je mijn gedachten in beslag –
Dat ik je één moment
Vergeten mag.

 

Elly de Waard (Bergen, 8 september 1940)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Bidden

Het hoeft niet de blauwe iris
Te zijn, het zou onkruid
Kunnen zijn op een braakliggend terrein, of een paar
Kleine stenen, wees gewoon
Attent en voeg
Een paar woorden bij elkaar en probeer ze niet
Doorwrocht te maken, dit is geen
Wedstrijd maar de open deur
Naar dankzegging, en een stilte waarin
Een andere stem kan spreken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e september ook mijn blog van 8 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Merijn de Boer, Edith Sitwell

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit: De geur van miljoenen

“‘Heeft hij je gezien?’
‘Nee, hij was uiteraard weer volledig verdiept in zijn krant.’
In Maris’ hoofd verscheen het beeld van Alexandre Molenaar die aan hun keukentafel zat en daar urenlang niet van was weg te slaan. De Telegraaf lag uitgespreid op diezelfde tafel. Maris begreep nooit hoe je zoveel uren kon doorbrengen met het lezen van deze krant.
De enkele keer dat hij zich had laten verleiden tot een politieke discussie met deze cryptofascistische jongen, die bij een studentenschietvereniging zat en regelmatig onsmakelijke grapjes maakte over allochtonen, was hij woedend geworden. Maar Maris was iemand die zich geen raad wist met woede. Waarschijnlijk had Alexandre Molenaar niet eens gemerkt dat hij boos was.
‘Wat doen we nu?’ vroeg Anna.
‘Wat mij betreft doen we niks,’ antwoordde hij. ‘We blijven rustig zitten en we vergeten dat hij daar ook zit.’
‘Maar die man is een oplichter!’
In 2005 woonden Anna en hij samen in een appartement in de Tweede Looiersdwarsstraat. Het was een smal en tamelijk bouwvallig huis, dat ondanks alle gebreken was voorzien van een royale huurprijs. Ze zaten allebei in de eindfase van hun studie. Omdat ze met z’n tweeën de maandelijkse huur niet konden betalen, en omdat er bovendien makkelijk drie of eigenlijk zelfs vier studenten in zouden kunnen wonen, moesten ze op zoek naar een derde huurder.
In hun eigen omgeving vonden ze niemand die bij hen wilde intrekken, wat niet zo vreemd was, want er is weinig vervelender dan een derde wiel aan de wagen te zijn. Daarom organiseerden ze op een maandagavond een hospiteerronde. En zo ontmoetten ze Alexandre Molenaar.
Hij ergerde zich ineens ontzettend aan dat ‘Alexandre’. Waarom heette hij niet gewoon Alexander? Een Franse achtergrond kon hij onmogelijk hebben, want Maris had hem eens het woord ‘entrecôte’ horen uitspreken.
Misschien heette hij eigenlijk wel heel anders.
‘Je hebt gelijk,’ zei hij, ‘we moeten iets doen.’ Hij legde zijn tijdschrift weg.
‘Gaan we naar hem toe?’ Ze wilde al opstaan.
Alleen al de gedachte aan een openbare ruzie in het vliegtuig, of nog erger: een scène, stond hem verschrikkelijk tegen.”

 

Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Edith Sitwell werd geboren op 7 september 1887 in Scarborough. Zie ook alle tags voor Edith Sitwell op dit blog.

 

Poëzie

Veredelt het hart en de ogen,
en onthult de betekenis van alle dingen
waarbij het hart en de ogen verwijlen.
Zij ontdekt de geheime stralen van het universum,
en herstelt voor ons vergeten paradijzen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Edith Sitwell (7 september 1887 – 9 december 1964)
Portret door Roger Fry, 1915

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e september ook mijn blog van 7 september 2018.

Christopher Brookmyre, Cyrus Atabay

De Schotse schrijver Christopher Brookmyre werd geboren op 6 september 1968 in Glasgow. Zie ook alle tags voor Christopher Brookmyre op dit blog.

Uit: Fallen Angel

“Rain is lashing down as she emerges from the Tube station, gusts of wind angling the deluge almost to the horizontal. A tenaciously brutal winter had relinquished its grip only with grudging reluctance, giving way to some unseasonably hot and sunny late spring days, but this meant that it caught everyone off-guard when the heavens opened this morning.

Ivy had overheard a woman in the carriage talking about the recent warm spell’s contrast to the Beast from the East, saying she had almost forgotten what it was like to feel the sun on her shoulders. Ivy realises this is true of her too, but that doesn’t mean she has missed it. Living in London, she seldom spends much time out of doors. Her office and her apartment are climate controlled to within a decimal point of perfection. What does she need sunshine for?

Sunshine is a disinfectant, people say, as though bringing simply anything into the light is an unambiguously wise and healthy thing to do. As far as Ivy is concerned, the only value of sunshine is that it casts shadows, and that is where she operates.

The problem with sunshine is that it makes people believe everything is going to be all right, and in her area of PR, that isn’t good for the bottom line. It isn’t good for clients’ welfare either, to be honest. Clients need to be able to envisage an approaching worst-case scenario, so that they can take appropriate steps to avoid it, and the most appropriate step, always, is to retain her services.

She reaches Lincoln House on Remnant Street, where the Cairncross Partnership occupies two floors, hurrying through the revolving doors out of the downpour. There is a trail of water on the floor ahead of her, leading to where a woman has stopped to shake off a dripping umbrella, this action complicated by one of its spokes having bent. Ivy estimates her to be in her forties, probably a mother of teens from the look of her; lower-to-middle-tier manage¬ment, if that. Her body language is cowed as though apologising for her very existence: someone who has reached that point in life at which she realises all the things she once thought she might achieve or experience are never going to happen. Probably been kidding herself for the past decade and a half that the kids would make up for it, telling herself that raising them was a worthy achievement in itself before coming to realise – too late – just what a wretched con that was.”

 

Christopher Brookmyre (Glasgow, 6 september 1968)

 

De Duitstalige, Iraanse dichter en schrijver Cyrus Atabay werd geboren op 6 september 1929 in Teheran. Zie ook alle tags voor Cyrus Atabay op dit blog.

 

Stagnatie bij de paspoortcontrole

je bent nu emigrant thuis
in het elders
mooi woord verledentijdsbestaan
asiel verleent je een zomertuin
bignonia-ranken hangen over het hek
vuurdoorn omzoomt de weg naar het huis
een woord als een granaatappel
de korrels op de drempel –
een traditioneel gebruik
is het te gronde gaan
het verzoent je met alles

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Cyrus Atabay (6 september 1929 – 26 januari 1996)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e september ook mijn blog van 6 september 2019 en ook mijn blog van 6 september 2017 en ook mijn blog van 6 september 2015 deel 2.

Marcel Möring, Adrian Matejka

De Nederlandse dichter en schrijver Marcel Möring werd geboren in Enschede op 5 september 1957. Zie ook alle tags voor Marcel Möring op dit blog.

Uit: Eden

‘Jij ziet er niet uit als een man die geen gezonde kinderen kan maken,’ zei ze. Ze greep hem bij zijn arm, legde zijn hand op haar volle boezem en zei: ‘Ik heb genoeg voor twee. Ik heb zelfs te veel.’ Ze liet zijn verstijfde hand los en lachte. ‘Ik heb zoveel dat ik zelfs jou kan zogen.’ Daarbij schaterde ze zo hard dat mijn vader omkeek om te zien of niemand hen gadesloeg. De wasvrouw wenkte hem en liep haar huisje in zonder te kijken of mijn vader haar volgde. Zo werd mijn leven gered, door de achteloze weldoenster die mijn voedster werd. Mijn vader legde mij in haar armen en gaf mij over aan het lot. Zijn kind zou zeker sterven als hij het terugbracht naar het dorp zonder naam. Beter het achter te laten waar het misschien zou bederven dan het te bewaren voor de vuigheid van de wereld met de kans dat het zou sterven, want wie het leven redt van één mens, redt de mensheid. Die nacht, toen hij terugkeerde bij zijn ijlende vrouw, waar een van de andere vrouwen de koorts probeerde te stillen met een kompres van zuringblad, haalde hij zijn schouders op en zei dat het allemaal te laat was geweest en tevergeefs. Zo weinig hoop had hij, dat hij zijn kind overgaf aan de Engel des Doods voor die het opeiste. De wasvrouw heette Ana. Toen mijn vader haar met mij alleen had gelaten, ontknoopte ze de veter van haar jak, tilde er haar linkerborst uit en legde mij aan. Ik dronk als een dorstige die lang heeft gedwaald en eindelijk een bron heeft gevonden en toen de linkerborst was geledigd, legde ze mij aan haar rechterborst en ook daarvan dronk ik. Die nacht vreesde ze voor mijn leven, omdat ik mij kromde onder krampen en desondanks niet schreeuwde. De volgende ochtend, toen ze mijn buik had gewreven en mijn lippen had bevochtigd met een aftreksel van venkel, legde ze mij weer aan en dronk ik voor de tweede keer en hoewel de melk mij opnieuw krampen bezorgde, was zelfs na een dag al te zien dat ik sterker en gezonder werd en zes maanden later, toen mijn vader weer naar het dorp kwam, nu om huiden te verkopen en zout en stof mee te nemen, zag hij een kind met blozende wangen, een weerbarstige bos gitzwart haar en een lijf als een vette big. Mijn moeder was toen al gestorven. Toen ik geen zuigeling meer was, haalde mijn vader mij op en keerde ik terug in het dorp dat niet bestond. Omdat niemand ooit had gehoord van een kind zonder naam en er geen was om uitsluitsel te geven, liet mijn vader het erbij. Men noemde mij ‘die weg was’, of Niekas, wat ‘niemand ’ betekent. De jaren gingen voorbij, hete zomers kwamen, witte winters gingen, en ik groeide uit tot een jongen die hielp bij het vellen van de eik en het stropen van de bever. Als ik aan het vliedende water stond waarin de boomstammen stroomafwaarts dreven, was het alsof het bos de hele wereld was en alles daartoe behoorde.”

 

Marcel Möring (Enschede, 5 september 1957)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

Collectable Blacks

I am stuck in. This is the polyphone
where my head is an agrarian gang
sign pointing like a percussion mallet
to a corn maze in one of the smaller
Indiana suburbs where there aren’t
supposed to be black folks. Be cool & try
to grin it off. Be cool & try to lean
it off. Find a kind of black & bet on it.
I’m grinning to this vernacular
like the big drum laugh tracks a patriotic
marching band. Be cool & try to ride
the beat the same way me, Pryor,
& Ra did driving across the 30th Street
Bridge, laughing at these two dudes
with big afros like it’s 1981 peeing into
the water & looking at the stars. Right
before Officer Friendly hit his lights.
Face the car, fingers locked behind
your heads. Right after the fireworks
started popping off. Do I need to call
the drug dog? Right after the rattling
windows, mosquitoes as busy in my ears
as 4th of July traffic cops. Right before
the thrill of real planets & pretend planets
spun high into the sky, Ra throwing up
three West Side fingers, each ringed
by pyrotechnic glory & the misnomer
of the three of us grinning at the cop’s club
down swinging at almost the exact same
time Pryor says, Cops put a hurting on your
ass, man. & fireworks light up in the same
colors as angry knuckles if you don’t
duck on the double. Especially on the West
Side—more carnivorous than almost any
other part of Earth Voyager saw when
it snapped a blue picture on its way out
of this violently Technicolor heliosphere.

 

Soave Sia Il Vento

naar Wolfgang Amadeus Mozart

In de wiebelige pirouette tussen liedjes
& stof, ramen in de woonkamer met hondenneuzen
& een paarse bank die had moeten worden ingetoomd
afgelopen juli: zaterdags zonlicht knipt alles uit elke
keer dat je in een soort ballethouding leunt.
Je buik & knobbelige elleboog & balletpantyknie
wankelend in een slank evenwicht. Jeté, effacé-
Ik weet niet wat ze bedoelen en knik toch.
Je rekt en spint en hondenhaar hangt
in de lucht als het begin van een oprecht applaus.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e september ook mijn blog van 5 september 2018 en ook mijn blog van 5 september 2017 en ook mijn blog van 5 september 2015 deel 2.

Helga Ruebsamen, Adrian Matejka

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog.

Uit: Het lied en de waarheid

“De tokeh liet zich zelden zien, maar hij riep om de zoveel tijd luid zijn eigen naam, zodat wij en andere tokehs wisten dat hij er was. Hoe vaker de tokeh riep, des te meer geluk hij bracht. Iedereen kon hem verstaan, ook wij. Zodra de tokeh begon, hielden wij op met praten. Zachtjes telden wij mee. Een… twee… drie, het duurde lang. Zou er nog wel een volgende roep komen? Ja, nog een. Snel verder, vier, vijf, zes, zeven. Dan werd het hoe langer hoe spannender, omdat bij negen keer het geluk zou gaan stromen. Riep de tokeh twaalf keer, dan kregen wij een lang leven, veel dappere zonen, een bekoorlijke dochter en een onmetelijk fortuin. Mijn moeder vertelde later dat de tokeh in de nacht voordat wij naar Europa vertrokken, dertien keer had geroepen. Als de tokeh een paar keer had geroepen, als bijna niemand meer sprak op de waranda, werd ik naar mijn kamer gebracht. Voor mij begon ’s nachts een ander leven. Zodra de zon was ondergegaan, hoefde ik niet meer te onthouden wat er overdag was gebeurd, de nacht wiste de harde en witte dingen uit zoals de spons op het zwarte schoolbord van mijn moeder haar krijtletters uitwiste. ’s Nachts kon ik zeggen en doen wat ik wilde. Ik hoefde het alleen maar te zien in mijn hoofd en het gebeurde al. Als ik uit bed wilde, naar buiten toe om de maan te zien, dan werd ik meteen uit mijn bed getild en op de arm meegenomen. De nachtmensen liefkoosden mij, lachten altijd en vroegen niets. Van de nachtmensen kreeg ik roze siroop zoveel als ik wilde en zachte groene en roze kleefkoek erbij. Overal mocht ik aankomen. Overal mocht ik naar kijken. Als ik iets zei, kirden ze vrolijk of klakten ze bewonderend met hun tong. Ze vroegen mij nooit iets, maar ze gaven wel altijd antwoord. Wij spraken honderduit, de nachtmensen en ik, of we elkaar nu woord voor woord verstonden of niet. Nachtmensen droegen namen van het werk dat ze overdag deden, baboe, kokki, djait, djongos, kebon. Ze hadden ook nog wel andere namen, die zangerig klonken; die kende ik ook.”

 

Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

Gymnopédies No. 2″

In NYC hebben we vissen beslopen
in filets van geluiden: lever
voertuigen en askleurige deuren

die dichtklappen, verkopers
enkelvin & silhouet-

gevormde woorden in zoute
verwachtingen. Mijn dochter

& ik liepen door een paar
slank gemetselde blokken
die roken naar snappers

& afro glans zonder afros
in zicht. Op warrig getande

straten, namen we de natte
steegjes dubbel waar dingen van de haak

sprongen zoals slimme zeevruchten
voor de lunch. We scheidden

de perfecte en overvloedig overwinterde

straten. Mijn dochter zei: ik ken
dit gedeelte als een vermoeide pianiste
rustend op haar bank.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e september ook mijn blog van 4 september 2018.

Jacq Firmin Vogelaar, Adrian Matejka

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Jacq Firmin Vogelaar (pseudoniem van Franciscus Wilhelmus Maria (Frans) Broers) werd geboren in Tilburg op 3 september 1944. Zie ook alle tags voorJacq Firmin Vogelaar op dit blog.

Uit: Pro domo

“Ti Taats Toverbal

Stel dat Taats heel iemand anders is dan hij lijkt. Laat hij het niet horen. Formuleer het wat anders. Wat anders? Stel je eens voor dat Taats heel anders is dan hij eruitziet. Hij die zich aan uiterlijk niets gelegen laat liggen. Ja, dat zegt hij. Iemand kan denken dat hij een grote kerel is met een brede borstkas en een warm hart; een man die vrank en vrij met zijn lichtblauwe of staalgrijze ogen de wereld in kijkt en als hij het even niet weet, altijd weer even, met een grote klad door zijn woeste blonde haar harkt. Hij ziet eruit als een worstelaar, en dat dikt hij graag aan. Er zijn mensen die hem alleen maar hebben zien worstelen met cijfers; zelfs de eenvoudigste som kost hem hoofdbrekens. Hij zoekt ook overal iets achter. Ho ho, nu heb je het over iemand anders, de portier van Casa Rosso, een man op wie hij heel in de verte lijkt, leek moet je zeggen: leptosoom type met grote schelpen van oogleden, kort bros haar op een harde schedel, een raspende baard die hij maar niet weggeschoren krijgt en een enorme neus, oja een kanjer, een kokkert, een kromgeslagen neus die als je niet beter wist een feestneus lijkt. Maar dat is gezichtsbedrog, dit keer bedrog ván het gezicht, dat komt omdat alles aan hem gekruld is, zijn haar, zijn zinnen natuurlijk, zijn tenen; daar heeft hij lang op geoefend, omdat hij van nature hangende schouders en mondhoeken, lede ogen en een hangkont heeft. En zijn tenen, nu zijn het jubeltenen maar toen, toen sloegen ze haken in de grond; je kon je land ermee eggen.

Die man, die ze echt niet met Taats mogen verwisselen, weet alles en iedereen om de tuin te leiden. Iedereen denkt met een zachtmoedig type te maken te hebben, pas op, hij neemt je te grazen waar je bij staat. Zijn loodrechte carrière één grote leugen, één lange val. Die kerel heeft natuurlijk geen wiskunde gestudeerd in Delft, hij werkt niet bij een bank op de afdeling verzekeringen, zelfs niet met als specialisme de total loss; hij heeft geen bungalow, ziekelijke vrouw, inwonende zuster, twee kinderen en twee auto’s, een grote en een hybride met aangepast handgas. Hij heeft alleen een moeder die hem handenvol geld kost, voor wie hij als kind al van school moest toen de heer der schepping er van tussen was, de hort op, en er toch iemand voor brood op de plank moest zorgen.”

 

Jacq Firmin Vogelaar (3 september 1944 — 9 december 2013)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

“Gymnopédies No. 1”

Dat was de week
        dat het maar bleef sneeuwen.

Dat was de week
        toen vijfvingerige bomen op huizen

vielen en hoogspanningsleidingen
         braken alsof er iemand op betaaldag

wachtte in een sneeuwstorm.
Die sneeuwweek sjokten mijn dochter

& ik over de gebroken takken,
        friemelend door de sneeuw

        als hongerige vingers door
        een lege zak.

Over de door termieten uitgeholde stronk
zo compact als een lekke band.

         Over de holte
         waar de vos induikt
als we ’s nachts de achterdeur openen.

Dat was de week van sneeuw
         & hij glinsterde zoals elke
         kerstkaart die we ons konden
         herinneren terwijl mijn dochter

in het rond prikte voor de beste plek
om een sneeuwpop neer te zetten. Een

met een dennenappelneus.
            Een met door de duim ingedrukte

            ogen om het hele plaatje te zien
zodra de dingen opwarmen.

  

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e september ook mijn blog van 3 september 2018 en ook mijn blog van 3 september 2017.

Willem de Mérode, Sabine Scho

De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog.

 

Het jubileum

Hier zit hij nevens zijne gemalin
Die hen met ’t Woord vertroostte en bezeerde,
Tegen hun reglementen rebelleerde,
En veel te veel verdiende naar hun zin.

En hoeveel zegen heeft hij hier genoten!
At hij niet van hun koe en van hun kip!
Mevrouw keek altijd even zuur en sip,
Schoon melk en honing haar kwam toegevloten.

Zoo denken zij … het echtpaar zit heel statig
En vindt de feestcommissie heel nalatig.
Waar blijft ’t cadeau? … veel is men niet gewend.

Maar eindlijk staan de meubels om hen henen.
’t Is tweederangsch – zij zou wel kunnen weenen!
En tweedehandsch – de gevers zijn content.

 

De peer

O peer, o gulden flessche
Vol sap, versneeuwde gloed,
Doorhonigd moes van bessen,
Schuim van jong druivenbloed.
O koelgestelde spijze!

Hoe noem ik wat ik proef,
Uw smaak, uw geur? En wijze
Nog nagenietend prijze?
Eenzaam geluk, dat lijze
Zwaar wordt en droef !

 

Triestig

Ik denk: zo zal het later misschien zijn:
Jij hebt een huisgezin, een vrouw en zonen,
En ik zal nog als nu heel eenzaam wonen,
En deze eenzaamheid is als een wijn
Die men aan zieken schenkt om te versterken.
En nu en dan zul jij mij troosten komen
En mild je kracht in mij doen overstromen
En dagenlang zal ik de krachtstroom merken.

En als er, nog maar zelden, een gedicht
Ontstaat, stiller en met verzachte glansen,
Zullen er lichtjes in je ogen dansen,
En even is de wereld voor mij licht,
De wereld, reeds van ondergangen zwanger.
Ik ben zo moe, wat doe ik hier nog langer.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Portret door oor Alfred Löb, 1936

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

Wat trek ik in godsnaam aan?

Zijn straatkleren goed genoeg
bij het déjeuner sur l’herbe
uit gistgebak, met veel boter,

brioche in het groen, eigenschappen
goed gebakken ‘kwetsen
het publieke gevoel van schaamte ‘

De dresscode van de keizer geldt,
dringt zich voor de tweede keer op: Brumaire
die oplost, smelt op de tong

Eva’s consumptie, bandeloze
kleine tong – schandalig dichtbij

middelvette vogel van het geslacht turdus
lucht zijn longen, zware middenrif-
ademhaling en bromt (Dolby-A Sound)

geen resonantie, zwarte lijster, je ruist
alleen maar
wat trek ik aan?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e september ook mijn blog van 2 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

W. F. Hermans, Sabine Scho

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook alle tags voorW. F. Hermans op dit blog.

Uit: Nooit meer slapen

“Voor hij hem oplaadde, heb ik tersluiks gevoeld hoe zwaar Arne’s rugzak was: veel zwaarder dan de mijne. Als wij buiten lopen zeg ik, meer uit angst te kort te schieten dan uit schijnheiligheid: — Hoor eens, jij draagt meer dan ik. Dat is oneerlijk. — Maak je niet ongerust. Jij komt nog wel aan de beurt als we de proviand volledig hebben aangeschaft. Dankbaar accepteer ik die goede raad mij niet ongerust te maken, voor zover de wetenschap dat wij bijna alle proviand nog moeten aanschaffen, daartoe bijdraagt. Tussen de bungalows en de sparren lopen we naar de hoofdweg terug. Op de grond groeit zo goed als niets. Trouwens, geen enkele spar is zo hoog als een spar hoort te zijn. Ik draag het zware statief van de theodoliet beurtelings op mijn rechter en mijn linkerschouder. Muggen vlijen zich voortdurend neer op mijn gezicht en op de ruggen van mijn handen. Zelfs aan sigaretterook storen zij zich niet. Arne wijst naar het etui aan mijn broekriem: — Wat heb je daarin? — Een kompas. Wou je het zien? Ik maak het etui open en overhandig hem mijn kompas. — Jezus, wat een mooi instrument. Heb je dat speciaal voor deze gelegenheid gekocht? — Nee, ik heb het mijn hele studententijd al gebruikt. — Het ziet eruit als nieuw, zegt hij, met een blik die ik voor wantrouwend houd. — Ik heb het zeven jaar geleden van mijn zusje gekregen. Die is altijd erg bang dat ik zal verdwalen. Met een gevoel of ik lieg en een op niets gebaseerde schaamte, berg ik het kompas weer op. — Heb jij een zusje? — Ja, zes jaar jonger dan ik. Een raar meisje, mooi om te zien, maar erg dom. Ze is namelijk gelovig, om niet te zeggen bijgelovig. Ben jij religieus opgevoed? — Gelukkig niet.
— Wij evenmin. Ik ben niet eens gedoopt, Eva trouwens ook niet. Maar ze denkt erover dat alsnog te laten doen. — Er bestaat, zegt Arne, een boek: Het gezicht van God na Auschwitz. Dat gezicht moet wel de moeite waard zijn geweest. Wij barsten allebei in onbehaaglijk lachen uit bij de gedachte aan wat God zag toen Hij dat gezicht zette. Is dit de hoofdstraat van Alta? In elk geval blijkt hier het busstation te zijn en recht daartegenover zie ik het postkantoor. Wij leggen de bagage op de grond, zoals alle mensen die op de bus wachten. Arne steekt over naar het postkantoor, ik blijf staan. Onder de wachtenden is een groepje Lappen, die ik nauwkeurig bestudeer, hun kleren vergelijkend met de ansichtkaarten die ik gezien heb. Geen twee zijn gelijk gekleed.”

 

W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)
Portret door Erik van Straten, 1986

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

archaeopteryx
(Berlijns exemplaar)

opgelicht voor een
platgeslagen kip
koehandel
klinkt bescheiden
bij de overgang van
door de aarde gevormde
schepsels naar door de lucht klievende
duikelaars, van waggelgang naar klauw, klaar
om te vallen, met schelle
schreeuwen, spiedend, ready for take off
van schub tot verenkleed, dat misschien
alleen maar versiering was, verwarmde, om te vliegen
niet deugde, en toch, eenmaal nijinsky zijn
en, faunachtig vervormd op dit ene moment
in verloren evenwicht verstenen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e september ook mijn blog van 1 september 2018.