Gerard Reve, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Nader tot U (Brief door tranen uitgewist)

“Hij en Prijsdier hadden al van alles in huis gehaald voor het weekeinde, zodat we begonnen stevige hoeveelheden oude jenever te drinken, uit de ijskast, en terwijl ik het eerste glas, een flink wijnglas, voorzichtig en eerbiedig optilde, schoot ik in de lach omdat ik me opeens herinnerde hoe, jaren en jaren geleden, toen ik in Groet, onder Schoorl, in een zomerhuisje van mijn broer zat, een man in een ander, permanent bedoeld zomerkrot ernaast, die in een soort huisindustrie blokkendozen vervaardigde in een serie die ‘Okkie Aap’ heette, en die schilderde, schreef, dichtte en verder, volgens zijn eigen verklaring, ‘alles wat maar mooi was’ probeerde te maken, mij eens een eigengemaakt gedicht tegen alkoholiese dranken had voorgelezen, waarvan elk koeplet eindigde met: Tumblers vol met pareldroppen / Schallend, lallend vochtfestijn’. Waarom ik juist daaraan moest denken, weet ik niet, en ik kon met moeite aan Wimie uitleggen, waarom ik in de lach was geschoten – aan een ander kan je toch nooit iets duidelijk maken. Die dichter, schilder, schrijver en blokkendoosmaker is niet veel later failliet gegaan, en is toen vertrokken voor een voetreis van Den Helder naar Gibraltar, helemaal lopend langs de kust – je vraagt je soms af wat iemand bezielt.
We zaten dus te praten, Wimie en ik, en terwijl het licht in de kamer heel langzaam geringer werd, keek ik telkens door het raam naar buiten. Het uitzicht, op de achtergevels van allerlei huizen, was nog bijna precies hetzelfde als toen ik er nog woonde, behalve dat er inmiddels één huis was afgebroken. Ik tuurde naar een raamkozijn, niet zo ver weg, dat er erg verweerd en haveloos uitzag, grijs geverfd, maar die verflaag was er al bijna helemaal af, zodat er een oudere laag te voorschijn was gekomen van meer blauwachtig grijs. De bovenste, bijna verdwenen verflaag was van misschien wel vijf en twintig, dertig jaar geleden, maar de laag die nu zichtbaar was geworden, was van nog veel langer geleden, misschien van wel twintig jaar daarvoor, en niemand zou ooit nog kunnen vaststellen wie het geweest was, die toen dat kozijn geschilderd had. Misschien was het wel een heel mooie, zich nogal brutaal aanstellende maar eigenlijk erg verlegen en lieve jongen geweest, die in het geheim, zonder dat hij het ooit aan iemand heeft durven vertellen, verliefd was op een jonge timmerman bij dezelfde baas, 1½ jaar ouder dan hijzelf, die hij aanbad en met wie hij uit vissen ging, zowat elke zondag, en naar wie hij dan van opzij, of in de waterspiegeling, in wanhopige aanbidding hele middagen zat te kijken terwijl hij onhoorbaar zuchtte. Het zou zelfs kunnen dat hij nog in leven was, peinsde ik, heel oud, wonend bij familie die hem zijn spaargeld afhandig hadden gemaakt en in een hoek uit een houten nap lieten eten, maar niemand zou ooit zijn naam weten.”

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

De jongste

Aan het plafond van de libel
Bungelt een waanzinnig kind,
Staart naar het gras,
Slaat vol vertrouwen zijn ogen op:
De ijle mist likt zich als een kat
Die zich ontdoet van zijn dromen.
Het kind weet dat de wereld nog maar net begint:
Alles is doorschijnend,
De maan staat in het centrum van de wereld,
Het gebladerte bekleedt de hemel
En in de ogen van dat kind,
In zijn donkere ogen
Diep als doorwaakte nachten
Wordt het licht geboren.

 

Vertaald door Kiki Coumans

 

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

José Eduardo Agualusa, Kenneth Patchen

De Angolese schrijver José Eduardo Agualusa werd op 13 december 1960 in Huambo geboren. Zie ook alle tags voor José Eduardo Agualusa op dit blog.

Uit: Het genootschap van onvrijwillige dromers (Vertaald door Harrie Lemmens)

Ik werd vroeg wakker. Door het smalle raam zag ik langgerekte zwarte vogels voorbijvliegen. Over zulke vogels had ik net gedroomd. Het was alsof ze uit mijn droom naar de hemel waren gesprongen, een nat vel donkerblauw carbonpapier, met in de hoeken woekerende schimmel.
Ik stond op en liep blootsvoets in mijn onderbroek naar het strand. Daar was niemand. Dat wil zeggen, ik zag de man niet die in een donkergroene schommelstoel naar me zat te kijken terwijl de zon tegen de heuvels op klom. De lucht zou nu gauw gevuld worden met licht. Kleine golven die achter elkaar aan rolden vormden kanten schuimkragen. Achter mij rezen de rotsen omhoog en op die rotsen de cactussen, als gotische kathedralen tegen de uitslaande brand van de hemel.
Ik liep het water in en zwom met grote slagen. Sommige mensen zwemmen voor hun plezier. Anderen om fit te blijven. Ik zwem om beter te kunnen nadenken. Ik moet vaak denken aan een dichtregel van de Mozambikaanse dichteres Glória de Sant’Anna: ‘In het water ben ik precies.’
De dag tevoren was ik gescheiden. Ik zat op de redactie van de krant, O Pensamento Angolano, te werken aan een interview met een piloot toen de telefoon ging. Die piloot, Domingos Perpétuo Nascimento, is een oud-militair. Hij werd in de Sovjet-Unie opgeleid als piloot en vocht tijdens de burgeroorlog in de cockpit van een MiG-21 mee in Mavinga, de grootste veldslag op Afrikaanse bodem sinds de Tweede Wereldoorlog. Jaren later werd hij gevangengenomen door de rebellen, tijdens een aanval op een konvooi dat van Luanda onderweg was naar Benguela, en hij liep over naar zijn ontvoerders. Toen er met de dood van rebellenleider Jonas Savimbi, in februari 2002, definitief een eind kwam aan de burgeroorlog trad hij toe tot het kader van de nationale luchtvaartmaatschappij. Een paar dagen voor ik hem sprak had hij in een van de wc’s van zijn vliegtuig een tas met een miljoen dollar gevonden en naar de politie gebracht. Het is een goed verhaal. Het soort verhaal waarin ik me heb gespecialiseerd. Ik was zo fanatiek bezig dat ik de telefoon liet rinkelen. Het toestel hield even op en begon weer opnieuw. Ten slotte nam ik toch maar op en hoorde de bitse, bazige stem van Lucrécia: ‘Waar ben je?’
‘Op de krant…’
‘Kom als de bliksem naar de rechtbank, over een kwartier komt onze scheiding voor.’ Ik zei dat ik van niets wist. Niemand had me iets verteld. Lucrécia’s stem ging een toontje omhoog: ‘De rechtbank heeft je een dagvaarding gestuurd, alleen naar het verkeerde adres, heb ik pas net gemerkt. Ik had het niet goed doorgegeven. Nou ja, schiet op, je hebt tien minuten.’
We hebben elkaar leren kennen op een feestje. Onmiddellijk toen ik haar zag, wist ik dat ik met haar zou trouwen. Tegen een vriend zei ik dat ik haar bijna perfect vond: ‘Alleen jammer dat ze haar krullen wegwerkt.’ Tijdens al die jaren van ons huwelijk is het me nooit gelukt haar over te halen de krul in haar kapsel te houden, het gewoon zoals het is over haar schouders te laten golven. ‘Dan lijk ik net een roofdier,’ klaagde Lucrécia.

 

José Eduardo Agualusa (Huambo, 13 december 1960)

 

De Amerikaanse dichter Kenneth Patchen werd geboren op 13 december 1911 in Niles, Ohio. Zie ook alle tags voor Kenneth Patchen op dit blog.

 

Pastorale

De Duif loopt met plakkerige voeten
Over de groene kronen van de amandelboom,
Zijn veren besmeurd met warmte
Als honing
Die lui in de schaduw druppelt…

Iedereen die in die boomgaard staat,
Zo gevuld met rust en slaap,
Zou nauwelijks aandacht hebben gehad voor de heuvel
Dichtbij
Met zijn drie vreemde houten armen
Verheven boven een menigte bewegingloze mensen
– Boven de helmen van de soldaten van Pilatus
Flitsend als zilveren tanden in de zon.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kenneth Patchen (13 december 1911 – 8 januari 1972)

 

Zie voor nog meer de schrijvers van de 13 december ook mijn blog van 13 december 2018 en ook mijn blog van 13 december 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Johannes in der Wüste (Friedrich Treitschke), Susanna Tamaro, Helen Dunmore

 

Bij de 3e zondag van de Advent

 

Johannes de Doper in de wildernis door Guernico, 1652

 

Johannes in der Wüste

Und muss es sein: für Gott und Wahrheit sterben!
Ich bin bereit! bin fest und froh entschlossen.
Ein Dämmerschein, auf Erden ausgegossen.
Sollt’ ich der nahen Sonne Seher werben.«

»Vereinigt sind viel tausend Himmelserben.
Das Wasser, so der hohlen Hand entflossen,
Befruchtete des Lebensbaumes Sprossen;
Nun scheu’ ich nicht den Henkertod, den herben.”

Der Täufer betet in der Wüstenei,
Die Zukunft legt er in des Höchsten Hände,
Und fürchtet nicht und suchet nicht sein Ende.

Und wie er betet, wird die Seele frei.
Sie fühlt zum Quell des Lichtes sich erhoben;
Ein Quell des Lichtes strömt herab von oben.

 

Friedrich Treitschke, (29 augustus 1776 – 4 juni 1842)
Kerstmarkt in Leipzig, de geboorteplaats van Friedrich Treitschke

 

De Italiaanse schrijfster Susanna Tamaro werd geboren in Triëst op 12 december 1957. Zie ook alle tags voor Susanna Tamaro op dit blog.

Uit: Der Tannenbaum

„Als dann die Tage allmählich länger wurden, verwandelte sich der prasselnde Regen in milde Niederschläge, und morgens bedeckte Tau die Wiesen und Blumen mit einem Mantel aus leuchtenden Tropfen.
Der Sonnenuntergang fand schier kein Ende. Mit seinem rosigen Licht streichelte er alle Dinge, als wollte er die Herrlichkeit der Welt bezeugen.
Zuletzt kam der Sommer mit seiner zufriedenen Ruhe, und im Unterholz reiften die Heidelbeeren.
Die Vögel hatten ihre Nester verlassen, um dem Abenteuer des Lebens entgegenzufliegen, und auch die Jungen in der Erde machten sich auf ihren wackeligen Pfötchen auf.
Die Zeit der Stille und des Ausruhens war gekommen.
Dann, eines Morgens, lag auf den höchsten Gipfel Schnee. Er bedeckte die Felsen, die Schluchten und die dunklen, niedrigen Latschenkiefern.
Die Luft roch nun anders, die Schwalben des nahen Bauernhofs begannen sich im Flug zu sammeln, um in wärmere Länder zu ziehen, und auf dem weichen, mit Nadeln übersäten Waldboden wuchsen bald Pilze in allen Formen und Farben.
Als der König der Hirsche auf die Lichtung herunterkam, um die Thronanwärter herauszufordern, waren die Lärchen schon flammend gelb, und mitten auf der Lichtung war eine winzige Tanne gewachsen.
Sie war noch so klein und biegsam, dass sie sich kaum vom Gras unterschied.
Nur deshalb gelang es ihr, die furiosen Turniere der Hirsche zu überleben.
Das erste Schauspiel ihres sehr langen Lebens.
—————

Jeder weiß, dass das Leben der Bäume nicht besonders aufregend sein kann. Naturgemäß sind sie gezwungen, immer am selben Ort zu bleiben, sie können nicht entscheiden, eine Reise zu machen, neue Länder zu erforschen oder sich auf die Suche nach einer verwandten Seele zu begeben.
Wo der Himmel sie wachsen lässt, müssen sie für immer bleiben. Um Liebe zu finden und Nachwuchs zu zeugen, müssen sie auf den Wind vertrauen, auf die Insekten oder die Gefräßigkeit der Vögel. Um zu wachsen und weiterzuleben, müssen sie auf das Wasser warten, das ihnen der Himmel schickt.
Nur im Tod unterscheiden sich ihre Leben. Manche werden von winzigen Käfern von innen heraus zerfressen und sinken in sich zusammen wie ein nasser Lappen, andere werden von Schimmel, Pilzen oder Parasiten befallen, die ihre Wurzeln zerstören. Manche sterben in einem Waldbrand, andere fallen unter dem Kreischen der Säge.
Nur die langlebigsten, großen und einsamen Bäume genießen das Privileg, von einem Blitz getroffen zu werden.“

 

Susanna Tamaro (Triëst, 12 december 1957)

 

De Britse dichteres en schrijfster Helen Dunmore werd geboren op 12 december 1952 in Beverley, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Helen Dunmore op dit blog.

 

Litanie

Voor de tijd die nodig is voordat een blauwe plek vervaagt
voor het zware gewicht bij het uit bed komen,
voor het grijze haar, voor de vermoeide korrel van de huid,
voor de spider naevus en de drinkersneus
voor de woordenschat van palliatie en Macmillan
voor vrienden die de beste begrafenislezingen kennen,

voor de alledaagsheid van pijn, voor geduldig wachten
voordat je de apotheker kunt vragen naar je medicatie
voor elastische zwachtels en ulcusverbanden,
voor het weten wat te zeggen
als je vriendin zegt hoeveel ze hem nog steeds mist,
voor het nodig hebben van een jas, ook al is het warm,

voor de tijd die een wond nodig heeft om te genezen,
voor het vreemde medelijden dat je voelt
voor de afwijzing op de wezenloos stellige gezichten
van de jongeren die alles bezitten en weten,
voor het naakte vlees van de volgende generatie,
voor het woord ‘generatie’, dat vroeger niets betekende.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Helen Dunmore (12 december 1952 – 5 juni 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e december ook mijn blog van 12 december 2020 en eveneens mijn blog van 12 december 2018 en ook mijn blog van 12 december 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Marie Kessels, Christoph W. Bauer

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Het lichtatelier

“Adembenemend mooi is het in elkaar grijpen van de papiervezels in het schepraam, dat ik al bijna met de soepele bewegingen van de ware papiermaker in de plastic bak met plantenpulp onderdompel en vliegensvlug naar me toe trek en optil tot boven de rand van de bak, zodat het overtollige water door de mazen of gaatjes van de zeef kan weglopen.
Eerst is het schepraam vol als een enorme bierpul met een kop van glinsterend schuim, dat nog trilt van de spuitmond van de tapkraan. Dan zakt de glinsterende massa langzaam in elkaar, terwijl ik de zeef schud en haastig nog wat papierpulp over de randen van het schepraam gooi om van het schuimende mengsel alleen nog een egaal vlies op de zeef over te houden.
Het oogvlies van de spiedende arend wordt dof, denk ik op het moment dat de papiervezels in een paar tellen een zo grote gedaanteverandering ondergaan dat hun plotselinge roerloze verschijningsvorm me doet duizelen.
Daar is mijn vel papier, op de bodem van het schepraam, waarvan ik nu voorzichtig het deksel moet verwijderen om de zeef met het vel erop te kunnen omkieperen op een stuk vlieseline.
Daar is al mijn vel papier!
Na dagen voorbereiding kan het niet meer wachten om kant-en-klaar tevoorschijn te komen, nog nat en slap, met diepe, gloeiende kleuren die straks bij het drogen zullen verbleken, maar verder helemaal af, helemaal voltooid, helemaal ten einde gevoerd met een razendsnelle zwaai van mijn armen, zodat de druipende zeef vacuüm getrokken wordt. Eén zwaai naar me toe en daarna driftige schudbewegingen, waarbij mijn handen zich vast om de twee helften van het schepraam klemmen.
Vergeleken bij die paar hectische seconden waarin heel veel tegelijkertijd gebeurt, is het omkeren van de zeef en het vastdrukken van het vel papier op een stuk nat vlieseline een langzame, bezonnen, plechtige en ook wat treurige handeling, die de nieuwsgierigheid bevredigt maar het hart leeg laat, zoals een bedachtzame liefkozing ons hart leeg kan laten zodra we eenmaal naar de toppen van de lust zijn opgestegen.
Toch is dit behoedzame koetsen van mijn vel papier en het lostrekken van de zeef net zo goed een magische daad, die het papier definitief een eigen leven geeft. Mooier dan op dit ogenblik van prille zelfstandigheid zal het nooit meer worden – het overtollige water stróómt alle kanten uit over de plank die als ondergrond dient en het papier schuimt en glanst en gloeit, en de randen ervan trillen als schijnvoetjes zonder dat hun onregelmatige vorm verandert of ook maar een millimeter van plaats verschuift.”

 

Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968 (niet 26 september). Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

eufraat en tigris twee paradijselijke

eufraat en tigris twee paradijselijke
stromen ze komen vanuit de verticale
in de mozaïsche religie als in het
geloof van de indiërs ganges brahmapoetra
indus en oxus geen legendes rond het
leven van boeddha zonder oever geen johannes

geen orpheus en ook geen narcis die
de dood over het hoofd zag toen hij ertegenover
hurkte afgeleid door het vuurwerk van een
liefde die weet hoe ze zichzelf moet verdedigen van

het ene oorlogsjaar naar het andere aanvallen
verzilvert als spreekwoorden uit de minuten
sijpelen spinsels vechten zich een weg door
de windstilte als colonnes vermoeide soldaten
die denken dat ze op weg naar huis zijn en
geen idee waar de stroom hen heen

drijft als de wind opsteekt bobrowski
plotseling uit de in de kust lekkende
avond metaforen gieten lood in
de hielen en alle rivieren slechts preludes

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Karl Heinrich Waggerl, Emily Dickinson

De Oostenrijkse schrijver Karl Heinrich Waggerl werd geboren op 10 december 1897 in Bad Gastein. Zie ook alle tags voor Karl Heinrich Waggerl op dit blog.

Uit: Die stillste Zeit im Jahr

„Aber in meinem Bubenalter war es keineswegs die stillste Zeit. In diesen Wochen lief die Mutter mit hochroten Wangen herum, wie mit Sprengpulver geladen, und die Luft in der Küche war sozusagen geschwängert mit Ohrfeigen. Dabei roch die Mutter so unbeschreiblich gut, überhaupt ist ja der Advent die Zeit der köstlichen Gerüche. Es duftet nach Wachslichtern, nach angesengtem Reisig, nach Weihrauch und Bratäpfeln. Ich sage ja nichts gegen Lavendel und Rosenwasser, aber Vanille riecht doch eigentlich viel besser, oder Zimt und Mandeln.
Mich ereilten dann die qualvollen Stunden des Teigrührens. Vier Vaterunser das Fett, drei die Eier, ein ganzer Rosenkranz für Zucker und Mehl. Die Mutter hatte die Gewohnheit, alles Zeitliche in ihrer Kochkunst nach Vaterunsern zu bemessen, aber die mußten laut und sorgfältig gebetet werden, damit ich keine Gelegenheit fände, den Finger in den köstlichen Teig zu tauchen. Wenn ich nur erst den Bubenstrümpfen entwachsen wäre, schwor ich mir damals, dann wollte ich eine ganze Schüssel voll Kuchenteig aufessen, und die Köchin sollte beim geheizten Ofen stehen und mir dabei zuschauen müssen! Aber leider, das ist einer von den Knabenträumen geblieben, die sich nie erfüllt haben.
Am Abend nach dem Essen wurde der Schmuck für den Christbaum erzeugt. Auch das war ein unheilschwangeres Geschäft. Damals konnte man noch ein Buch echten Blattgoldes für ein paar Kreuzer beim Krämer kaufen. Aber nun galt es, Nüsse in Leimwasser zu tauchen und ein hauchdünnes Goldhäutchen herumzublasen. Das Schwierige bei der Sache war, daß man vorher nirgendwo Luft von sich geben durfte. Wir saßen alle in der Runde und liefen braunrot an vor Atemnot, und dann geschah es eben doch, daß jemand plötzlich niesen mußte. Im gleichen Augenblick segelte eine Wolke von glänzenden Schmetterlingen durch die Stube. Einerlei, wer den Zauber verschuldet hatte, das Kopfstück bekam jedenfalls ich, obwohl es nur bewirkte, daß sich der goldene Unsegen von neuem in die Lüfte hob. Ich wurde dann in die Schlafkammer verbannt und mußte Silberpapier um Lebkuchen wickeln, um ungezählte Lebkuchen.
Kurz vor dem Fest, sinnigerweise am Tag des ungläubigen Thomas, mußte der Wunschzettel für das Christkind geschrieben werden, ohne Kleckse und Fehler, versteht sich, und mit Farben sauber ausgemalt. Zuoberst verzeichnete ich anstandshalber, was ja ohnehin von selber eintraf, die Pudelhaube oder jene Art von Wollstrümpfen, die so entsetzlich bissen, als ob sie mit Ameisen gefüllte wären. Darunter aber schrieb ich Jahr für Jahr mit hoffnungsloser Geduld den kühnsten meiner Träume, den Anker-Steinbaukasten, ein Wunderwerk nach allem, was ich davon gehört hatte. Ich glaube ja heute noch, daß sogar die Architekten der Jahrhundertwende ihre Eingebungen von dorther bezogen haben.“

 

Karl Heinrich Waggerl (10 december 1897 – 4 november 1973)

 

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Emily Dickinson op dit blog.

 

I Years had been from Home

‘k Was jaren weg van huis geweest.
Toen stond ik er, de deur was dicht;
ik durfde hem niet open doen
omdat een onbekend gezicht

mij niet-begrijpend aan kon zien
en vragen wat ik wou.
Ik zocht een leven dat misschien
daar niet meer wezen zou.

Ik keek van raam naar raam,
zocht stunt’lig naar een woord.
De stilte van een oceaan
sloeg stuk tegen mijn oor.

Ik lachte met een lach van hout.
Dat angst voor deuren heeft
die dood en dreiging heeft aanschouwd
maar nimmer heeft gebeefd!

Ik legde op de klink
een aarzelende hand,
omdat zo’n deur soms openspringt;
en wie houdt dan nog stand?

Ik trok mijn vingers trug
als waren ze van glas.
Ik hield mijn beide oren vast,
nam als een dief de vlucht.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e december ook mijn blog van 10 december 2018 en ook mijn blog van 10 december 2017 deel 3.

Thomas Verbogt, Eileen Myles

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Hoe alles moest beginnen

“Onze lach
Het park mik ik al voordat ik het zie, een geur waarvan ik houd, het is de geur van de dag die nog maar kort geleden begonnen is, er zit licht in en beloftes. Alleen al daarom loop ik er elke dag doorheen. Het is de lente van 1992, ik ben naar de supermarkt geweest en nu op weg naar huis. Op een bank bij de ingang van het park zit een zware Oost-Europese man die op zijn klarinet swingend ‘Zie de maan schijnt door de bomen’ speelt. Waarschijnlijk is hij net hier en hebben zijn musicerende landgenoten hem een loer willen draaien: ‘Speel dat maar. Daar zijn die Hollanders dol op.’ Een moeder duwt haar jonge dochter haastig voor zich uit, bang iets te moeten uitleggen. Als ik al veel verder ben, hoor ik het lied nog, een nieuwe variatie, nog steeds swingend. Ik ga op een bank bij de vijver zitten, en dan is het ineens een zondagnamiddag in december, ik ben bijna acht Ik loop naar het huis van Licia. Ze komt al naar buiten. We gaan naar het wijkgebouw, vier straten verder, waar die middag een paar films van Laurel en Hardy worden vertoond. Daar zijn we gek op, zo kijken we graag naar de wereld van volwassenen. In een zijstraat in de buurt van het wijkgebouw stopt een bestelbusje waarop in grote rode letters staat KWALITEIT IS ONZE RECLAME, en ook een naam, maar die naam zegt ons niets. Over zo’n slogan kunnen we lang praten, maar daar komen we nu niet toe, want uit het busje stappen Sinterklaas en een Zwarte Piet Ze hebben ruzie, en niet zo’n beetje ook. We horen dat het over geld gaat, maar snappen er verder niet veel van. En als Zwarte Piet Sinterklaas nijdig een duw geeft, krijgen we de slappe lach. Zwarte Piet beent op ons af en briest ‘Wat valt er te lachen?’ We maken ons uit de voeten. In het wijkgebouw lachen we even later harder dan de andere kinderen, opgelucht dat we onze lach alle ruimte mogen geven. Een van de films was die waarin Oliver Hardy met een gebroken been in het ziekenhuis ligt en Stan Laurel hem met een zak noten en hardgekookte eieren komt opzoeken. Die film zie ik nog regelmatig en telkens voel ik onze lach. Ik geloof dat veel van ons intens was, onze vrolijkheid, onze ernst, onze nieuwsgierigheid en vooral onze vriendschap.
Er zijn niet veel mensen in het park. De klarinettist hoor ik niet meer. Misschien heeft iemand hem gewezen op de ongelukkige muziekkeuze. liet komt natuurlijk door de herinnering van zojuist dat ik Licia het park in zie lopen, door de ingang recht tegenover me. Het is net alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Ze ziet me zitten, ze zwaait en terwijl ze dat doet, buigt ze even haar hoofd. liet is zo vreemd, ik weet dat het niet waar is, maar tegelijkertijd weet ik het ook niet zeker. Waarom komt Licia er niet aan? Waarom komt ze niet uit onze gelukkige tijd door al die jaren heen opnieuw naar me toe, alsof we het leven opnieuw gaan veroveren? En dat we opnieuw zeggen dat we niet zonder elkaar kunnen, natuurlijk niet, dat we onszelf alsjeblief niets moeten wijsmaken. De gedachte, het beeld, het vooruitzicht beneemt me bijna de adem, ik voel tranen in mijn ogen, ik wil opstaan, ik wil ook zwaaien, maar het is net alsof er iets is wat me zo zwaar maakt dat ik me niet kan bewegen.”

 

Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Eileen Myles werd geboren in Boston, Massachusetts, op 9 december 1949. Zie ook alle tags voor Eileen Myles op dit blog.

 

Film

Je bent als
een beetje fruit
je bent als
een maan die ik wil
vasthouden
Ik zei citroenglooiing
over jouw
heup
omdat het een
van mijn woorden is
over jou
dat ik fluisterde
in bed
dit fijnwrijven,
van het fruit &
dan alleen
met mijn boek
maar erin
schrijvend de pagina’s
wapperend
tegen mijn knokkels
in het
licht als een
zeil.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Eileen Myles (Boston, 9 december 1949)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e december ook mijn blog van 9 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Mary Gordon, Delmore Schwartz

De Amerikaanse schrijfster Mary Catherine Gordon werd geboren op 8 december 1949 in Far Rockaway, New York. Zie ook alle tags voor Mary Gordon op dit blog.

Uit: Payback

“The Arizona sun is strong this February afternoon, but all the women are quite cool and comfortable. You might think that they chose the colors of their shorts and sleeveless tops to match the colors of the fruits they are eating: cantaloupe, watermelon, honeydew. Their fingernails and toenails are painted in various shades of opalescence: silver, rose, robin’s-egg blue. This is their weekly ritual: water aerobics, a manicure, a pedicure, then lunch (raw fruits, raw vegetables, whey protein–enriched smoothies) in front of one of their wall-sized TVs. Their children are grown; their husbands are somewhere.
They are waiting for the show that is their favorite, and for which they feel a proprietary pride because it started as a local cable show here in their own Brimston and has now gone national. But they knew it when.
“I just love her. I always have.”
“I’m crazy about everything about her.”
“When she goes after someone, I just feel good about things, like the world’s on the right track.”
“Blah blah blah and boo hoo hoo,” they say, imitating Quin’s inflection, toasting each other with their pastel smoothies.
#
“Good afternoon, lovers of justice. This is Quin Archer. And this is PAYBACK.
“Today’s show exposes a greedy dishonest father, Winston La Marr. He cheated his daughter Cindy of a legacy left by her grandmother and fled the country with a new woman. Cindy’s loving grandmother, Thelma La Marr, Winston’s mother, created a trust to ensure that her granddaughter would always be provided for . . . she particularly wanted Cindy to have a college education. But she was too trusting . . . perhaps not in her right mind . . . and the trust was set up with only herself and Winston as trustees, not Cindy. She felt secure giving Winston the money to invest, and he invested it in what were called ‘bearer bonds.’ Bearer bonds, my friends, are named as they are precisely because anyone holding them in their hand . . . or bearing them . . . can cash them in. And that is precisely what Winston La Marr did. Cashed in the bonds, fled the country, leaving his daughter impoverished.
“We’ve connected with him in this leafy upscale suburb of Philadelphia, an idyllic setting, my friends, I’m sure you all agree. Observe the wide, quiet street, the lush old trees. But I’m here to tell you that for Cindy growing up, life was far from idyllic. She went from living a comfortable middle-class life to being an impoverished child of a working mother—her mother went back to work as a secretary when her husband left and barely made ends meet—so Cindy was the victim and her victimizer went scot-free. Time and the world healed her; she is a brave, brave woman—married for thirty-six years with two lovely daughters and five sweet grandkids—until today. Because we’re here, all of us, you and I, and finally the victim will no longer be a victim but a payee. When she will get her PAYBACK.”

 

Mary Gordon (Far Rockaway, 8 december 1949)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Delmore Schwartz werd geboren op 8 december 1913 in New York. Zie ook alle tags voor Delmore Schwarz op dit blog.

 

Honden zijn Shakespeariaans, kinderen zijn vreemden

Honden zijn Shakespeariaans, kinderen zijn vreemden.
Laat Freud en Wordsworth over het kind spreken,
Engelen en platonisten zullen de hond beoordelen,
De rennende hond, die inhield, zijn neusgaten uitzette,
Daarna blafte en jankte; de jongen die zijn zusje kneep,
Het kleine meisje dat het lied van Driekoningenavond zong,
Alsof ze de wind en regen begreep,
De hond die kreunde terwijl hij de violen in concert hoorde.
—O, ik ben bedroefd als ik honden of kinderen zie!
Want ze zijn vreemden, ze zijn Shakespeariaans.

Vertel ons, Freud, kan het zijn dat lieve kinderen
Alleen maar lelijk dromen over natuurlijke functies?
En ook jij, Wordsworth, worden kinderen echt
Overschaduwd door glorie, ontleend aan de donkere natuur?
De hond die nederig langs de grond speurt ,
Het kind dat gelooft in dromen en bang is voor het donker,
Weten meer en minder dan jij: zij weten het heel goed
Noch droom noch kindertijd beantwoorden vragen goed:
Ook jullie zijn vreemden, kinderen zijn Shakespeariaans.

Kijk naar het kind, kijk naar het dier,
Verwelkom vreemden, maar bestudeer de dagelijkse dingen,
Wetende dat hemel en hel ons omringen,
Maar dit, dit wat we zeggen voordat het ons spijt,
Dit wat we leven achter onze onzichtbare gezichten,
Is noch droom, noch kindertijd, noch
Mythe, noch landschap, definitief, noch voltooid,
Want wij zijn incompleet en kennen geen toekomst,
En we jammeren of dansen onze ziel eruit
In kloppende lettergrepen voor het doek:
We zijn Shakespeariaans, we zijn vreemden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Delmore Schwartz (8 december 1913 – 11 juli 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e december ook mijn blog van 8 december 2020 en eveneens mijn blog van 8 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Dirk Stermann, Michael Krüger

De Duits-Oostenrijkse schrijver, presentator en cabaretier Dirk Stermann werd geboren op 7 december 1965 in Duisburg. Zie ook alle tags voor Dirk Stermann op dit blog.

Uit: Stoß im Himmel (Superknut)

„Ich stieg am Karlsplatz aus und ging am Musikverein mit seinem berühmten Goldenen Saal vorbei und am Hotel Imperial zum Ring. Es war Viertel nach neun, die Luft war klar, und Wien sah aus, als stünde ein Schönheitswettbewerb an, bei dem sich die Stadt einiges ausrechnete.
Ich schlenderte quer durch den ersten Bezirk, am Café Schwarzenberg, der Walfischgasse und dem Haus der Musik vorbei, über die Seilerstätte und die Himmelpfortgasse.
Vor dem Café Frauenhuber saßen drei Damen und spielten Karten. Die Kärntner Straße ging ich hinauf, über den Stephansplatz, den Graben und die Tuchlauben zu den Neun Chören der Engel und dann über den Judenplatz zur Schwertgasse.
Im »Sztuhlbein« schimpfte ein Israeli, wir seien alle Antisemiten, weil sich jemand darüber beschwert hatte, dass er rauchte. Er sah aus, als sei er schon einmal gestorben, Er war kugelrund, hatte eine Stoppelglatze, ein lächerlich weißes Gebiss und fleischige Lippen, die immer feucht waren, so als würde er sie immer wieder mit Schmalz einreiben. Er erinnerte mich an meinen russischen Freund Aleksey, den ich am Naschmarkt kennengelernt habe. Wir standen damals nebeneinander bei »Prof. Falafel« und warteten auf die ganz frischen Falafeln, die Gözde, mein Lieblingsfalafelverkäufer, gerade für uns zubereitete. Am Naschmarkt war eine Art Falafelkrieg ausgebrochen. »Dr. Falafel« hatte dort zwei Stände, mit großartigen Falafeln. Eine Großfamilie aus Israel betrieb sie. Sie waren Marktführer, bis »Prof. Falafel« eröffnete, eine jordanisch-ägyptische Großfamilie, für die Gözde arbeitete. Ein lukullischer Nahostkonflikt.
Mit seinen dicken Fingern bediente sich Aleksey aus einem 500-Gramm-Schälchen mit Humus. Seine ganze Hand war voll klebrigem Kichererbsenpüree und Sesampaste. Er sei Geschäftsmann, sagte er. Als er bemerkte, dass ich Deutscher war, erzählte er mir, er sei 1989 Handelsattaché der UdSSR in West-Berlin gewesen. Die amerikanischen Kollegen hätten ihn damals gewarnt: »Ihr müsst aufpassen«, sagten die Amerikaner. »Euer Gorbatschow, auf den müsst ihr
aufpassen!«
Aleksey fuhr jetzt direkt mit der Zunge in den Humus.
»Natürlich«, schmatzte er, »die Amis hatten Angst, dass sich was verändert. Für sie persönlich. Jeder von den Offizieren hatte in Berlin eine Villa, voll eingerichtet, vom Schirmständer bis zum Klopapierhalter. Das hat alles die Bundesrepublik bezahlt. Die Amerikaner haben schön blöd geschaut, als das vorbei war. Von wegen: ›Mr Gorbatschow, tear down this wall.‹ Einen Scheiß wollten die. Die hätten eher mitgeholfen, die Mauer noch ein bisschen höher zu bauen. Phantastische Villen waren das – Grunewald, Wannsee … Vom Feinsten!«

 

Dirk Stermann (Duisburg, 7 december 1965)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Krüger werd geboren op 9 december 1943 in Wittgendorf. Zie ook alle tags Michael Krüger op dit blog.

 

Berlijn, stad van mijn kindertijd

Aan het einde van de straat, daar
waar er een knik in zit,
zodat je niet ziet
of hij doorloopt,

staat een oude hond,
die duidelijk niet weet
hoe hij thuiskomt.
Mij gaat het net zo.

Ik was er vrij zeker van
dat ik hier ooit heb gewoond.
In het huis aan de overkant
werd destijds een bom onschadelijk gemaakt.

Een jonge vrouw brengt triomfantelijk
haar afval naar de container,
alsof het haar hele leven bevat.
Weg ermee. Ze observeert me lang,

maar komt tot andere conclusies.
Vanuit een open raam
dringt het huilen van een kind door.
Het moet dit huis zijn geweest.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Krüger (Wittgendorf, 9 december 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e december ook mijn blog van 7 december 2020 en eveneens mijn blog van 7 december 2018 en eveneens mijn blog van 7 december 2014 deel 2.

Julia Kasdorf, Evelyn Underhill

De Amerikaanse dichteres Julia Mae Spicher Kasdorf werd geboren op 6 december 1962 in Lewistown, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Julia Kasdorf op dit blog.

 

A Family History

At dusk the girl who will become my mom
must trudge through the snow, her legs
cold under skirts, a bandanna tight on her braids.
In the henhouse, a klook pecks her chapped hand
as she pulls a warm egg from under its breast.
This girl will always hate hens,
and she already knows she won’t marry a farmer.
In a dim barn, my father, a boy, forks hay
under the holsteins’ steaming noses.
They sway on their hooves and swat dangerous tails,
but he is thinking of snow, how it blows
across the gray pond scribbled with skate tracks,
of the small blaze on its shore, and the boys
in black coats who skate hand-in-hand
round and round, building up speed
until the leader cracks that whip
of mittens and arms, and it jerks around
fast, flinging off the last boy.
He’d be that one- flung like a spark
trailing only his scarf.

 

First Gestures

Among the first we learn is good-bye,
your tiny wrist between Dad’s forefinger
and thumb forced to wave bye-bye to Mom,
whose hand sails brightly behind a windshield.
Then it’s done to make us follow:
in a crowded mall, a woman waves, “Bye,
we’re leaving,” and her son stands firm
sobbing, until at last he runs after her,
among shoppers drifting like sharks
who must drag their great hulks
underwater, even in sleep, or drown.

Living, we cover vast territories;
imagine your life drawn on a map–
a scribble on the town where you grew up,
each bus trip traced between school
and home, or a clean line across the sea
to a place you flew once. Think of the time
and things we accumulate, all the while growing
more conscious of losing and leaving. Aging,
our bodies collect wrinkles and scars
for each place the world would not give
under our weight. Our thoughts get laced
with strange aches, sweet as the final chord
that hangs in a guitar’s blond torso.

Think how a particular ridge of hills
from a summer of your childhood grows
in significance, or one hour of light–
late afternoon, say, when thick sun flings
the shadow of Virginia creeper vines
across the wall of a tiny, white room
where a girl makes love for the first time.
Its leaves tremble like small hands
against the screen while she weeps
in the arms of her bewildered lover.
She’s too young to see that as we gather
losses, we may also grow in love;
as in passion, the body shudders
and clutches what it must release.

 

Een familiegeschiedenis

In de schemering moet het meisje dat mijn moeder zal worden
door de sneeuw sjokken, met koude benen
onder haar rok, een bandana strak om haar vlechten.

In het kippenhok pikt een kloek naar haar gebarsten hand,
terwijl ze een warm ei onder haar borst vandaan trekt.
Dit meisje zal altijd een hekel hebben aan kippen,
en ze weet al dat ze niet met een boer zal trouwen.
In een schemerige schuur, mijn vader, een jongen, schept hooi
onder de dampende neuzen van de holsteiners.
Ze zwaaien op hun hoeven en slaan gevaarlijk met de staart,
maar hij denkt aan sneeuw, hoe hij waait
over de grijze vijver, bekrast met schaatssporen,
aan de kleine vuurgloed op de oever, en de jongens
in zwarte jassen die hand in hand schaatsen,
alsmaar rond, snelheid opbouwend
totdat de leider die gesel van wanten en armen
doet kraken, en hij snel rond-
flitst, de laatste jongen van zich afschudt.
Hij zou die ene zijn – afgeschud als een vonkje,
alleen achter zijn sjaal aan.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Julia Kasdorf (Lewistown, 6 december 1962)

 

De Engelse dichteres Anglo-katholieke mystica en theologe  Evelyn Underhill werd geboren op 6 december 1875 in Wolverhampton, Staffordshire.  Zie ook alle tags voor Evelyn Underhillop dit blog.

 

The Naval Reserve

From the undiscovered deep
Where the blessed lie at ease —
Since the ancient navies keep
Empire of the heavenly seas —
Back they come, the mighty dead,
Quick to serve where they have led.

Rushing on the homeward gale,
Swift they come, to seek their place
Where the grey flotillas sail,
Where the children of their race
Now against the foe maintain
All they gave their lives to gain.

Rank on rank, the admirals
Rally to their old commands;
Where the crash of battle falls,
There the one-armed hero stands.
Loud upon his phantom mast
Speak the signals of the past.

Where upon the friendly wave
Stand our squadrons as of old,
Where the lonely deed and brave
Shall the ancient torch uphold —
Strive for England, side by side,
Those who live and those who died.

 

Evelyn Underhill (6 december 1875 – 15 juni 1941)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e december ook mijn blog van 6 december 2018 en ook mijn blog van 6 december 2017

Alleen voor volwassenen (Godfried Bomans)

 

Bij Sinterklaas

 

 

Uit:  Alleen voor volwassenen

“Nu het sinterklaasfeest nadat, komt mij een gebeurtenis in herinnering uit mijn Nijmeegse studententijd. Nijmegen had toen een zogenaamde stads-sinterklaas, een functie, die jarenlang op bevredigende wijze ver-vuld werd door een gepensioneerd majoor bij de cavale-rie, van Titsen genaamd. De man kon werkelijk paard-rijden en het was een stichtende aanblik hem, voorover op het paard liggend, met de mijter diep in het voor-hoofd gedrukt en de tabbaard als een vaan achter zich aanwapperend, door de binnenstad te zien voortjagen. De jeugd voelde, dat er met deze oude niet te schertsen viel. Hiermee waren zijn mogelijkheden echter uit-geput, want eenmaal op het bordes van het stadhuis aangeland, had hij de aldaar verzamelde menigte volstrekt niets te zeggen. Hij bepaalde zich tot zegenin-gen, die hij met de linkerhand achteloos uitvoerde, terwijl hij met de rechter af en toe een glaasje tot zich nam. De plaatselijke geestelijkheid nam hier terecht aanstoot aan en men zag om naar een nieuwe bisschop. De keuze viel op Piet Ramakers. Ramakers was een der kroegtijgers van de sociëteit. In het grijs verleden had hij zich voor de beoefening der rechtswetenschap ingeschreven en sindsdien geen bal meer uitgevoerd. Zulke figuren zijn altijd populair en wel om een eigenaardige reden. De meeste studenten willen de indruk wekken van niet te studeren. Zij doen echter op tijd hun examens. De bedoeling van deze fictie is, dat hun vorderingen aan louter genialiteit worden toegeschreven. De aanwezigheid nu van ie-mand, die dit ook werkelijk niet doet, geeft aan het sprookje een soort waarschijnlijkheid, die het anders niet hebben zou. Hij neemt het risico op zich van niets te doen, zijn vrienden tooien zich met dit geleende aureool en komen toch vooruit. Het is zijn functie een bepaalde studentikoze houding waar te maken. In zijn persoon vertegenwoordigt hij datgene, wat gebeurt, ais men niet werkt en tevens onbegaafd is. Hij bewijst de genialiteit der anderen. In ruil hiervoor ontvangt hij onkwetsbaarheid.
Ramakers was er onmiddellijk voor te vinden. Hij weigerde echter paard te rijden, omdat hij die kunst niet machtig was. Men opperde nu het idee, dat hij zich aan de andere kant van de Waal zou opstellen om zich daarna in vol ornaat over de brug naar Nijmegen te bewegen. Ook hiertegen had Ramakers bezwaren. Hij meende, dat het van geen sterfelijk mens gevergd kon worden om bijna een kilometer, van Lent naar Nijmegen, bisschoppelijk voort te schrijden. De grote afstand en de forse windkracht maakten dit liturgisch onuitvoerbaar. Toen kwam iemand op de gedachte van een roeiboot. Sinterklaas zou in een sloep plaats nemen, die gesleept werd door een aantal kleinere bootjes, geroeid door Zwarte Pieten. Gezien de sterke stuwing van de Waal zou men aan de andere oever een flink eind stroomopwaarts van wal steken om precies aan de voet van de steile Grotestraat de Nijmeegse grond te betreden.”

 

Godfried Bomans (2 maart 1913 – 22 december 1971)
Godfried Bomans als Sinterklaas in 1967

 

Zie voor de schrijvers van de 5e december ook mijn blog van 5 december 2018.

Zie ook mijn vorige blog van vandaag.