De Australische dichter en schrijver David Malouf werd geboren op 20 maart 1934 in Brisbane. Zie alle tags voor David Malouf op dit blog.
In the Beginning
The table’s there in the kitchen, where I kneel
on a high chair, tongue at air, trawling a slate
with pot-hooks; on the track of words; on the track of this word,
table. Is there instant, wobbly wooden,
four-square in it solid self, and does not need
my presence to underwrite its own or scrawl,
thick tongue, thick hand, a puddle slate and knock it
up out of blue nowhere. Where are they, table,
slate, slate-pencil, kitchen, and that solid
intent child on one knee reaching for sawn
planks back there? Breathless today, or almost,
I wrestle uphill to where, in a forest gap
of table size, it stands, four legged, dumb,
still waiting. An unbreathed word among the chirrup
and chafe, it taps a foreleg. Table, I mutter.
With tool-marks fresh as tongue-licks, already criss-crossed
with scars I feel my own where hard use makes them,
it moves as that child’s hand moves about muddy water.
Typewriter Music
Hinged grasshopper legs kick
back. So
quick off the mark, so
spritely. They set
the mood, the mode, the call
to light-fingered highjinks.
A meadow dance
on the keyboard,
in breathless, out-of-bounds
take-offs into
flight and giddy joyflight without
stint. The fingerpads
have it. Brailling through
études of alphabets, their chirp and clatter
grass-choppers
the morning to soundbites,
each rifleshot hammerstroke another notch
in the silence.
Bicycle
~for Derrick Peat
Since Thursday last the bare living-room
of my flat’s been occupied
by a stranger from the streets, a light-limbed traveller.
Pine-needle spokes, bright rims, the savage
downward curve like polished horns
of its handlebars denote
Some forest deity, or deity of highway
and sky has incognito set up residence, the godhead
invoked in a machine.
To the other inmates of the room, a bookcase,
two chairs, its horizontals speak
of distance, travelling light. Only the mirror
remains unruffled, holding
its storm of light unbroken, calmly accepting
all traffic through its gaze. Appease! Appease! Even
Its tall metallic insect
its angel of four geometries
and speed. So much for mirrors. As for myself
I rarely dare look in. What should I offer
a bicycle? Absurd
to lay before its savage iridescence –
grease-drops’ miraculous resin,
the misty Pleiades –
my saucer of sweat.
Now time yawns and its messengers appear
Like huge stick-insects, wingless, spotted with stars,
they wheel through the dusk towards us,
the shock-wave of collision still lifting
the locks, who bear our future
sealed at these lips like urgent telegrams.
De Duitse dichter, schrijver en schilder Roman Libbertz werd geboren op 20 maart 1977 in München. Zie ook alle tags voor Roman Libbertz op dit blog.
Het elixer
Grijze wereld, niet griezelig,
zweet in de handen,
synapsschotten versplinteren,
en het verwaarloosde hart ontspant.
Zuurstof, geen zuur,
eindelijk ademen,
Ogen zijn niet bang voor het licht
en elke tweede seconde embryonaal.
Samenkomen, niet tegen,
een kus stopt de aarde.
Zielen dansen,
en gedachten verliezen alle kracht.
Het innerlijk, niet in zichzelf gekeerd,
in hemelhoge sferen,
langs roltrappen van gevoel omhoog,
en dicht bij God,
wij, de geliefden.
Vertaald door Frans Roumen
De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin
Aandenken
De noordooster waait,
Van de winden mij
De dierbaarste, omdat hij vurige geest
En behouden vaart belooft de schippers.
Maar ga nu en groet
De schone Garonne,
En de tuinen van Bordeaux
Daar, waar langs scherpe oever
Verder gaat het pad en diep in de rivier
Neerstort de beek, daarboven echter
Kijkt uit een edel paar
Eiken en zilverpopulieren;
Nog vaak denk ik eraan en hoe
Brede kronen buigt,
Over de molen, het iepenbos,
Maar op de binnenplaats groeit een vijgenboom.
Op feestdagen gaan
De bruine vrouwen aldaar
Over zijden grond,
In de tijd van maart
Wanneer gelijk zijn nacht en dag,
En over langzame paden,
Zwaar van gouden dromen,
Wiegende luchten trekken.
Laat echter,
Vol van donker licht,
Iemand mij de geurende beker reiken,
Opdat ik rusten kan; want zoet
Zou zijn onder schaduw de slaap.
Niet goed is het,
Zielloos door sterfelijke
Gedachten te zijn. Maar goed
Is een gesprek en te zeggen
De overtuiging van het hart, veel te horen
Over dagen der liefde,
En daden welke geschied zijn.
Waar echter zijn mijn vrienden? Bellarmin
En zijn metgezellen? Velen
Zijn bevreesd tot de bron te gaan;
De rijkdom namelijk begint
Op zee. Zij,
Zoals schilders, verzamelen
De pracht van de aarde en versmaden
De gevleugelde strijd niet, en
Eenzaam te leven, jarenlang, onder
De ontbladerde mast, waar niet de nacht doorgloeien
De feestdagen van de stad,
En snarenspel en aangeboren dans niet.
Nu echter zijn naar de Indiërs
De mannen gegaan,
Daar bij de winderige spits
Bij wijnbergen, waar omlaag
De Dordogne komt,
En te zamen met de schitterende
Garonne breed als een meer
Uitstroomt de rivier. De zee echter
Neemt en geeft gedachtenis,
En ook de liefde vestigt naarstig de ogen,
Wat blijft echter, stichten de dichters.
Vertaald door Kester Freriks
Zie voor nog meer schrijvers van de 20e maart ook mijn blog van 20 maart 2021 en ook mijn blog van 20 maart 2020 en eveneens mijn blog van 20 maart 2019 en ook mijn blog van 20 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3 en ook deel 4.