Alle bezoekers en mede-bloggers een prettige jaarwisseling en een gelukkig Nieuwjaar!
Oudjaarsdag
Weer, van een jaar, in ’t veld de laatste schoten weer lijkt er meer voorbij dan komen zal gedachtenissen aan wat was vergroten tot in je dromen het gevoel van val;
je denkt de tijd, ’t moment is je ontschoten je wilde ’t ogenblik, je vindt getal en ook die inzichten, door slaap omsloten oplichtend een bezit dat jou bestal.
Zo bleef dit uitzicht: op dezelfde gronden waarin nu liggen die eens elkaar vonden de erven waar het kind de groten zag
zoals zij na de jacht daar dampend stonden ’t geweer geschouderd, aangelijnd de honden tableau van doodstil kleinwild – oudjaarsdag.
De Deens-Amerikaanse dichter, journalist en sociaal fotograaf Jacob August Riis werd geboren op 3 mei 1849 in Ribe, Denemarken.
Het nieuwe jaar “ingooien”
Het oude jaar vertrok met net zoveel kabaal als we tegenwoordig maken, maar van een heel andere categorie. We hebben het nieuwe jaar niet ingeblazen, we hebben het “ingegooid”. Toen het op oudejaarsavond donker was, gingen we op pad met al het gebarsten en kapotte aardewerk van het jaar dat voor dit doel was opgespaard en, haastten we ons naar de deur van een favoriete buurman, wierpen er potten tegen. Dan renden we weg , maar niet erg ver of erg snel, want het hoorde bij het spel dat als iemand erop betrapt werd, hij zou worden binnengehaald en getrakteerd op hete donuts. Het werpen was een gunstbewijs, en de burger tegen wiens deur de meeste potten waren gebroken, was de populairste man van de stad.
De Nederlandse dichter, journalist en schrijver Mathias Hubertus Kemp werd geboren in Maastricht op 31 december 1890. Hij was onder meer redactiesecretaris van het in 1956 begonnen maandblad Boortoren en Schachtwiel. Nieuw maandblad over de mijnindustrie. Mathias Kemp was een broer van schrijver-dichter Pierre Kemp. In het dagelijks leven was Kemp aanvankelijk werkzaam bij de aardewerkfabriek Société Céramique in Wyck-Maastricht; later was hij bibliothecaris en freelance journalist. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Kemp door de Duitse bezettingsmacht als gijzelaar gevangen gezet. Op 12 maart 1951 werd Mathias Kemp ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag gehuldigd. Op dat moment waren er al plannen voor de instelling van de Mathias-Kempprijs. De poëzie van Kemp is zijn eigenlijke levenswerk; zij maakt ook het beste deel uit van zijn hele oeuvre. Er zijn dertien bundels gepubliceerd. In ieder deel is de dichter minstens interessant door het visionaire element. Zo had hij grote vragen bij het gebruik van kernenergie, plutonium en alles wat daarmee samenhangt. Na de eerste delen met romantische schilderingen van bovenaardse schoonheid is ook de actualiteit in zijn gedichten gekomen. Hij bleef die kritisch bekijken en beschouwen.
Het goede lichtje
Een vuurvlieg is opgestegen na zwoelen Juni-regen, – geel-groene ster – uit dal vol nachtegalen, om deinend heen te dwalen, heel ver.
Uit purperblauwe wonder van late schemering, zonder zon of maan, is ze achteloos stijgend, dalend, weiflend en vredig stralend gegaan,
naar de heete, walmende huizen der armen, vol krekels en muizen, – plagend gediert – in voorstad, waar wrevel en haten zoo laat in harten en straten nog tiert.
Twee kregele stempelaars staarden verbluft en monkelend naar den vriend’lijken schijn, uit schooner wereld gekomen; hun ziel vol toornige droomen werd rein.
Ze doken voor enk’le seconden uit kleine, donkere zonden dankbaar omhoog. Tot het lieflijkjes lichtende diertje hun honken in zorgeloos zwiertje ontvloog.
Levensgang
Tusschen de sterren en onder de maan Waren wij even maar heengegaan.
Men dwong ons in nesten van staal en beton, wij keeren terug nu naar regen en zon.
Wij weten het: oorlog, mijngas en roet zijn weinig begeerlijk en zelden goed.
Wij waden weer weg uit dampen en slijk en werken opnieuw de graanvelden rijk,
Tot waan van rekenaar, ziener of gek ons andermaal dompelt in bloed en drek.
Uit: De wethouders van Juinen.(20e Kellendonklezing)
“Neem nou bijvoorbeeld Frans Kellendonk, ik heb al zijn romans, verhalen en essays gelezen, maar ik heb geen idee of de man van scherp eten hield. Zelf heb ik op televisie verteld dat ik drie keer per week hete Thaise curry eet. En nog veel meer egocentrische, onbelangrijke, triviale onzin. Waarom eigenlijk? Om mijn roman verder te helpen, waarschijnlijk. Maar een eigenschap van goede fictie is dat ze van a tot z voor zichzelf spreekt. Een boek dat het van zijn schrijver moet hebben lijkt me een misbaksel. Vroeger, in Kellendonks tijd en ervoor, zweefde een schrijver als een onzichtbare god boven de wateren van zijn werk. Ik had vijftien romans van Philip Roth gelezen voor ik hem op televisie hoorde vertellen wat ik eigenlijk al wist. Een maestro als Nabokov heb ik nooit zien bewegen. Die weigerde overigens uit de losse pols te praten. „Mijn stijl is het enige dat ik heb”, zei hij, en schreef daarom alles uit voor hij zijn mond opende. Dat is nu wel anders, de schrijver van vandaag gedraagt zich als de wethouder van Juinen – u weet wel, de kleine ijdeltuit uit de sketches van Koot en Bie die zich vals glimlachend vóór zijn burgemeester elleboogt. De burgemeesters waar ik en mijn generatiegenoten pontificaal vóór staan zijn onze eigen boeken. We openbaren ons aan het publiek via quizzen en talkshows, in columns, op Facebook en Twitter, in de talloze interviews die we geven. Die omgekeerde volgorde is even eigentijds als onnatuurlijk. Literatuur draait vanzelfsprekend om die ándere stem, om het veel krachtiger geluid dat opstijgt van de pagina. Alleen daar, op de pagina, bestaat de schrijver. Wanneer alles een beetje gelukt is achter het bureautje, zit het ego in de roman; de afzender blijft achter als een leeg geschraapte botervloot. Toch is ‘zichtbaarheid’ het mantra van iedereen die tegenwoordig een boek schrijft. Niet dat de ouwehoerende, quizzende, koekhappende, spijkerpoepende schrijver veel te verwijten valt. Ik snap onszelf best. We leven nu eenmaal in een onvertoond mediatijdperk; kranten, tijdschriften, radio, televisie, en daarbovenop: internet met zijn social media – nooit eerder in de geschiedenis bestonden er zoveel te bestijgen podia. Het is ook een kwestie van techniek, van mogelijkheid, van vraag en aanbod, van gelegenheid die de dief maakt. Begin jaren zestig, toen Nederland nog maar twee televisienetten had, zaten ze er ook gewoon hoor, Harry Mulisch, Godfried Bomans en Hella Haasse, in een lichtvoetig taalquizje dat Hou je aan je woord heette. Zelfs zij hadden al door dat televisie een wonderkastje is. Ik heb het zelf zien gebeuren, thuis op de bank: Bonita Avenue liep al aardig, maar pas met een stevig item in De Wereld Draait Door ging de lont erin. Dat maakt het verdomde moeilijk om geen causaal verband te vermoeden tussen succes en het hebben van een bekende kop.”
“Het is nu tien voor halfacht ’s avonds. 24 december. Van het jaar 2000. Het laatste jaar van deze eeuw, hoewel niet iedereen het daarmee eens is. Volgens sommigen eindigde de twintigste eeuw op 31 december 1999 om middernacht, toen jij op kantoor voor je computer zat, in spanning de met veel tamtam aangekondigde millenniumbug afwachtend. Er gebeurde niets toen de zes nullen op je zeventien inch-scherm verschenen. Ja, vuurwerk was er, maar alleen in de omlijsting van je raam op de zeventiende verdieping van het kantoorgebouw, dat je om twee uur die ochtend verliet. ‘Zet eens wat kerstmuziek op, roept je vrouw vanuit de keuken. Je vrouw heet Nancy Winters. Ze is twee jaar jonger dan jij. Ze verkoopt verzekeringen aan bedrijven en andere grote klanten. Voor de maatschappij waarvoor jij ook werkt. Jij bent software engineer, zoals dat heet. Haar vader is jouw chef. Hij is bovendien hoofdaandeelhouder. De sierlijke letter W in het logo van de maatschappij slaat op Winters. Vanavond heeft je vrouw haar vader en haar moeder uitgenodigd om te komen eten. Je gesprekken met je schoonouders verlopen vormelijk. Meneer en mevrouw moet je zeggen. En hem in een discussie altijd gelijk geven. En haar vooral veel aandacht. Ze krijgen vanavond fondue. Dat kan moeilijk mislukken. Je hebt een elektrisch fonduestel gekocht waarin je alleen wat olie hoeft te doen. Verder heb je bij de slager een kant-en-klare schotel vlees gehaald, op de versmarkt wat groen en bij de wijnhandelaar een paar flessen dure rode wijn. Zo ontloop je elk risico op commentaar. Hij kan niets opmerken over de wijn, zij niets over jouw kookkunst of vooral het gebrek eraan. Kerstmuziek. Bij aankoop van vier pakken Douwe Egberts-koffie kreeg je een gratis cd: The greatest Christenas Songs vol. II. Op het doosje staat een besneeuwd peperkoeken dorpje afgebeeld, onder het licht van een straatlantaarn zingt een stel kinderen. Je zet je stereo aan — 2 x 240 watt muziekvermogen, Sound Blaster Surround System — waardoor het Lcd-scherm in vele kleuren oplicht. Met een druk op de afstandsbediening open je geruisloos de lade van de cd-speler. Je legt het schijfje in de opening en sluit de lade. Automatisch wordt het spelen in gang gezet. De muziek komt niet opzetten. Meteen is ze nadrukkelijk aanwezig. Al vanaf de eerste noot herken je het eenvoudige melodietje van ‘White Christmas’. Tin tintintintintin tintin. Xylofoongetingel. Pianospel op de achtergrond, huilende hobo, brushes die ritmisch neerdwarrelen op het trommelvel, dwarsfluitje tussendoor en dan een melig koortje van twee vrouwen en een man, dromend van een witte kerst. Je schakelt het geluid uit met één druk op de mute-knop, maar het is te laat. Het liedje heeft zich al tussen je oren genesteld. Tm tintimintimin tintin. En ook tot de keuken is het doorgedrongen. ‘Toe, zet harder: roept je vrouw. Je schakelt het geluid weer aan en daar weerklinken de nepsledebellen opnieuw. Je zucht en draait het cd-doosje om in de palm van je hand. Er wachten je nog onder meer ‘Silent Night’, ‘Let It Snow’ en zo dadelijk het onvermijdelijke ‘Jingle Bells’.”
“Es gab einige Militärkontrollen, denn seit September herrschte Kriegsrecht, was ja eigentlich nichts zu bedeuten hatte in diesen Ländern, sagte Christopher. Wir wurden weiter gewunken, einmal sah ich einen Arm, eine weiße Bandage darum und eine Taschenlampe, die uns ins Gesicht schien, dann ging es weiter. Die Luft war staubig, ab und zu roch es nach Mais. Wir hatten nur zwei Kassetten dabei; wir hörten erst Blondie, dann Devo, dann wieder Blondie. Es waren Christophers Kassetten. Wir erreichten Teheran am frühen Abend und zogen uns im Hotel um. Es war ein eher einfaches Hotel. Christopher hatte gesagt, wir müßten dort ja nur schlafen, deshalb würde sich ein teures Hotel gar nicht lohnen. Er hatte natürlich recht. Unser Zimmer lag im fünften Stock, es war mit grauem Teppich ausgelegt, der sich stellenweise häßlich wölbte. Die Wände waren mit einer gelblichen Tapete beklebt, über den kleinen Schreibtisch hatte jemand eine Stadtansicht Teherans gehängt, allerdings in einem unmöglich schiefen Winkel zum Tisch, so daß die Proportionen des Rahmens nicht zu stimmen schienen. Christopher setzte sich auf den Rand des Bettes und verband sich mißmutig die Waden mit dünnen Gazestreifen. Vorhin hatte der Etagenkellner eine kühlende Salbe gebracht, auf einem weißen Plastiktablett, zusammen mit einem Fruchtkorb, der etwas dubios aussah. Ich hatte ihm einige Dollarscheine gegeben und die Zimmertür wieder hinter ihm zugemacht. Eine Stunde verging. Ich schälte mir einen Apfel, dann blätterte ich eine Weile im Koran, der auf dem Nachttisch lag, in der englischen Übersetzung von Mohammed Marmaduke Pickthall. Ich hatte mir den Koran vor einigen Wochen in einer englischen Buchhandlung in Istanbul gekauft und, ehrlich gesagt, große Schwierigkeiten dabei, mich darauf zu konzentrieren. Ich las manche Sure dreimal, ohne sie wirklich zu lesen. Ich legte das Buch wieder weg, schaltete die große Neonröhre an, die über der Kommode hing, und ging zum Kleiderschrank. Während ich mir ein Hemd aussuchte, rauchte Christopher eine Zigarette. Er hatte geduscht, sich ein Handtuch um die Hüften gewickelt, nun lag er auf dem Bett, die Hand hinter den Nacken geschoben, starrte an die Decke und wartete, daß er trocken wurde. Wir hatten seit Ghazvin kein Wort mehr miteinander gesprochen“
we zullen elkaar weer vinden. op gelijke voet zullen we elkaar ontmoeten en in elkaars armen vallen, handen schudden, op een door beide partijen ondertekend document wijzen.
wij delen de hoogte van het huurbedrag door twee, onder bepaalde omstandigheden lukt dat niet elke maand. we zullen dan taken vinden rollen accepteren, ook al passen die niet helemaal bij ons of hebben wij er geen recht op.
we gaan daarheen waar geen concurrentie bestaat. waar je op je woord wordt geloofd (ook daaraan willen sommigen ontsnappen), waar buren brandhout onder elkaar ruilen (eiken brandt het langst)
De Chinese dichter, mensenrechtenactivist en Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo werd geboren in Changchun op 28 december 1955. Zie ook alle tags voor Liu Xiaobo op dit blog.
Nur einen Brief
Es braucht nur einen Brief Und ich überwinde alles Um mit dir zu sprechen
Als der Wind stürmte Schrieb die Nacht mit ihrem Blut Nieder ein geheimes Wort Und gab mir ins Gedächtnis, Dass jedes Wort das letzte ist
Das Eis in deinem Körper Schmolz zu einer Feuersage Den Augen der Henker entgegen Es versteinerte die Wut
Da überschnitten sich zwei Schienen Die Motten, sie fliegen ins Licht In der ewigen Geste Folgte dein Schatten
Vertaald door Monika Rinck
Van Gogh and You
Your penmanship puts me to shame in your letters (each stroke a paragon) who’d catch the hint of despair? at the calluses where you grasp the pen Van Gogh’s sunflowers bloom How precious that empty chair! not for reading and writing, but for remembering each shift of the shoulders calls up another time you endure the raids with equanimity and savor Van Gogh’s images alone With your heart in your mouth each step may be your last sensing obstacles ahead, you pick your way across the opposite of love and on the other side of death where Van Gogh’s Sower comes to grief amid his sprouting seeds For you, a single room is Heaven returning home, deliverance now, when everyone’s become a singer and there’s none to mourn the dead you alone keep still beside that empty chair Bloody deeds remembered grip the throat words are salty, voices dim neither round- the- clock surveillance nor the watcher in your mind can snatch away your pen and the blizzard in the painting Van Gogh’s severed ear takes flight seeking the right tint for you the clumsy stride of muddy peasant shoes shall bear you to Jerusalem’s wailing wall
waarom deze basics: zijn er geen andere raadsels bijvoorbeeld om plattegronden van oude steden te ontcijferen een overzicht geven (de doelen van de muziek)
op een vergelijkbaar punt zou je ook een rustteken kunnen zetten de instrumenten laten ademen (vingers glijden over de toetsen van de telefoon)
een beetje armmoedig klinkt het bij de dienst (deze stem op de lijn: vermeld a.u.b. de mate van urgentie iemand moet dit allemaal oplossen)
met welke beloften kun je dan nog leven? (zoals de muren achter de begraafplaats een ander decor worden
jij zelf een geloofsbroeder) alleen uitgerust met voornamen en windstreken (behoorlijk vettige apparaten)
om uiteindelijk de erfenis van deze passages te verwerpen (een naïef verlangen: om te weten waarheen elke taxi rijdt)
„Sehr geehrte Damen und Herren Ich begrüsse Sie alle recht herzlich und danke Ihnen, Herr Professor Haumann, für Ihre Einladung. Erlauben Sie mir vorerst, mich mit den Worten An-gehöriger einer anderen akademischen Fachrichtung vorzustellen. Vor Ihnen steht eine «verstimmbare, haltlose, geltungsbedürftige und moralisch schwachsinnige Psychopathin mit neurotischen Zügen und einem starken Hang zur Selbstüberschätzung, was ihr Wunsch, Schriftstellerin zu werden, beweist. In Erwägung ihrer hereditären Belastung — die Probandin gehört zur dritten Generation einer degenerierten Vaganten-familie — kann eine dauernde Einweisung in eine Psychiatrische Klinik nicht ausgeschlossen werden» («Gemeinsame», 196.0. Hier steh ich nun und kann nicht anders. Als Person bin ich, wenn Sie so wollen, eingeladen worden: Leicht verstimmbar, wenn ich solche Ungeheuerlichkeiten wieder lesen muss, haltlos in meinem Zorn und meiner Trauer darüber, impulsiv im steten Bemühen, mich selbst von der Unhaltbarkeit dieser Diagnose zu überzeugen, anmassend im Glauben, dass die Zeit Wunden heilt, und hereditär, mit der Verwundbarkeit meiner Vorfahren belastet also, da schon diese allen Grund hatten, sich vor solchen Werturteilen und deren Kon-sequenzen zu fürchten. Immerhin, Schriftstellerin bin ich geworden, eine, die sich, so gut es eben geht, den Verachteten, Ungeliebten, den Belächelten verschrieben hat, jenen Seil-tänzern wie ich, die es, je nach Erfahrung und Schicksal, oft bis in den Wahnsinn verschlägt, und Wahnsinn steht am Ende fast jeder dieser Wege, so wie an deren Anfang nur allzu oft eine Diagnose steht, die sich buchstäblich selbst vorantreibt und sich, mit etwas praktischer Nachhilfe, in die Seele eines Menschen einmeisselt, bis dieser daran zerbricht. Ja, was geht das Sie an, könnten Sie mich nun fragen. Viel, meine ich, und bitte Sie deshalb, mich für einen Augenblick in den Hörsaal der Kantonalen Heilanstalt St. Urban zu begleiten und sich dort unter das medizinische Pflegepersonal zu mischen, welches diesen Vortrag bereits einmal gehört hat. Sie sind hier Universitätsstudentinnen. Der Bedeutung des Wortes folgend und damit dem Anspruch, allumfassend, uni-versal ausgebildet zu werden, dürfte Ihnen dieser Schritt nicht schwerfallen. Schliesslich werden Sie sehen, dass der Weg in Ihren Hörsaal und in Ihr Studienfach zurückführt. Meine Damen und Herren, die Verfasser solcher und ähnlicher «Diagnosen» sind öffentliche Personen. Sie lehrten und sie lehren noch immer. Ich nehme mir deshalb die Freiheit, sie etwas genauer zu beschreiben. Der Eine zitierte mich wöchentlich in sein Büro, um meine Intelligenz zu testen, beziehungsweise meine hereditär bedingte Minderwertigkeit zu beweisen. Unter seinen Anweisungen lernte ich Schach spielen. Als ich endlich, nach Wochen, einmal gewann und mich darüber freute, fegte er die Figuren vom Tisch und hiess mich, ausser sich vor Zorn, sein Büro zu ver-lassen. Es war übrigens das einzige Mal in meinem ganzen Leben, dass ich ein Schachspiel gewann. Selbst mein Sohn beherrschte das Spiel mit neun Jahren besser, als ich es je tat.“
Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!
Der kleine Nimmersatt
Ich wünsche mir ein Schaukelpferd, ’ne Festung und Soldaten und eine Rüstung und ein Schwert, Wie sie die Ritter hatten.
Drei Märchenbücher wünsch’ ich mir Und Farbe auch zum Malen und Bilderbogen und Papier Und Gold- und Silberschalen.
Ein Domino, ein Lottospiel, Ein Kasperletheater, Auch einen neuen Pinselstiel Vergiss nicht, lieber Vater!
Ein Zelt und sechs Kanonen dann Und einen neuen Wagen Und ein Geschirr mit Schellen dran, Beim Pferdespiel zu tragen.
Ein Perspektiv, ein Zootrop, ’ne magische Laterne, Ein Brennglas, ein Kaleidoskop – Dies alles hätt’ ich gerne.
Mir fehlt – ihr wisst es sicherlich – Gar sehr ein neuer Schlitten, Und auch um Schlittschuh’ möchte ich Noch ganz besonders bitten.
Um weiße Tiere auch von Holz Und farbige von Pappe, Um einen Helm mit Federn stolz Und eine Flechtemappe.
Auch einen großen Tannenbaum, Dran hundert Lichter glänzen, Mit Marzipan und Zuckerschaum Und Schokoladenkränzen.
Doch dünkt dies alles euch zu viel, Und wollt ihr daraus wählen, So könnte wohl der Pinselstiel Und auch die Mappe fehlen.
Als Hänschen so gesprochen hat, Sieht man die Eltern lachen: “Was willst du, kleiner Nimmersatt, Mit all den vielen Sachen?
Wer so viel wünscht” – der Vater spricht’s – “Bekommt auch nicht ein Achtel – Der kriegt ein ganz klein wenig Nichts In einer Dreierschachtel.”
De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.
VERBEELD JE…
Verbeeld je, bij kaarslicht, de stal op die avond, gebruik om de kou daar te voelen wat neervalt in vlokken, om honger te voelen de afwas en voor de woestijn al wat draait rond de aardas.
Verbeeld je de stal in de nacht na die avond, Maria en Jozef en, meer op de voorgrond – je rimpels zijn prooi van een handdoek geworden – het slapende Kindje in doeken gewonden.
Verbeeld je drie koningen, drie karavanen, drie stralen veeleer die de ster nader kwamen, kamelen, hun vracht en ’t geklingel van bellen (het Kindeke had nog niet veel te vertellen, verdiende geen galmende klokken op voorhand). Verbeeld je de Heer die op peilloze afstand Zichzelf voor het eerst in de Heiland herkende: een dakloze in een geboren ontheemde.
Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!
Vredevorst en Zijn rijk
Hij is niet uit de lucht komen vallen daar in Bethlehem al klonk er de boodschap en het lied van engelen maar heeft moeten groeien vanuit een vormeloos begin – er was alleen maar een woord dat mocht worden geloofd en dat Zijn moeder ontvankelijk maakte
Ook de vrede zal niet uit de lucht komen vallen als een warm zacht kleed over ons heen maar wil groeien daar waar geen plaats is vanuit een belofte die mag worden geloofd en die ontvankelijk maakt tegen alle bedenkingen in – wat je niet zien kunt nog niet zien kunt het rijk van vrede het groeit al het kiest mensen: om gestalte te geven handen en voeten hier en nu
De Amerikaanse dichter en schrijver Clement Clarke Moore werd geboren op 15 juli 1779 in New York.
EEN BEZOEK VAN SINT NICOLAAS HET WAS DE AVOND VOOR HET KERSTFEEST
Het was de avond voor het Kerstfeest, toen in huis Geen enkel wezen zich verroerde, zelfs geen muis. De sokken waren heel omzichtig, vol verlangen Naar Sint Niek, nabij de haardstee opgehangen. De koters lagen snoezig in hun ledikantjes En zagen in hun droom een reidans van fondantjes. We lagen net – ik had mijn slaapmuts opgezet En mama droeg haar sjaaltje – knus en warm in bed, Toen ik een wild geraas in onze voortuin hoorde. lk sprong eruit, benieuwd naar wat mijn rust verstoorde, Waarop ik ijlings naar het grote venster vloog: Ik trok de luiken open, school het raam omhoog. Het erf, dat onder verse sneeuw bedolven lag, Leek in het maanlicht helder als bij klare dag. Plots zag ik stomverbaasd een minuscule slee, Getrokken door vier rendierkoppels, twee aan twee Gemend door een bejaarde, kleine baas, zó kwiek, Dat mij meteen to binnen schoot: dat is Sint Niek!
Zijn dravers suisden rapper dan een adelaar. Hij floot, hij riep, hij noemde ieders naam zowaar: “Ju, Splinter! Ju, Danser! Ju, Franker en Wonder! Vort, Fund Von, Vuurbal! Von, Bliksem en Donder! Voorbij het dak van de veranda! Hoger nog! Vooruit! Vooruit nu met z’n alien! Haast je toch! Als bladeren die vliedend voor het stormgetijde Opwaarts zwierend elke hindernis vermijden, Zo stoof de rendierkudde vinnig naar de nok Met overvolle slede en de Kerstman op de bok. Al na een tel bereikte mij vanaf het dak Het opgetogen hoefgekletter en -geklak. lk draaide me, het raam weer sluitend, haastig om En zag toen hoe de Kerstman uit de schoorsteen klom, Van top tot teen royaal gehuld in rossig bont, Waarover zich een floers van roet en as bevond. Hij droeg een zak die met cadeaus was volgestouwd En leek een kramer die zijn bundel openvouwt. Die sprankelende ogen en die speelse kuiltjes! Zijn neus welhaast een kers, zijn wangen rozentuiltjes!
Hij oogde olijk met zijn opgekrulde mond En hagelwitte baardje dat hem prima stond. Voldaan omklemde hij een pijpje met zijn tanden: De rook omkringelde zijn hoofd als een guirlande. Hij had een bolle toet en ook een dikke, zachte Buik, die schudde als gelei wanneer hij lachte. Zó koddig was die dwerg, zo rond als een pompoen, Dat ik moest grinniken – ik kon er niets aan doen. Een knipoog en een hoofdknik waren meer clan zat Om mij te tonen dat ik niets te vrezen had. Hij sprak geen woord terwijl hij aan de arbeid toog En vulde elke kous Daarna keek hij omhoog – Hij hield een vingertje veelzeggend op zijn lippen Alvorens door de open haard weer weg te glippen. Met fel gefluit wend dra zijn roedel aangespoord – Als distelpluisjes vlogen zij gewillig voort. Maar eer hij echt verdween, riep hij uit alle macht: “Een Vrolijk Kerstfeest, mensen, en een goede nacht!
Aan alle bezoekers en mede-bloggers Prettige Kerstdagen!
Weihnachtsabend
Die fremde Stadt durchschritt ich sorgenvoll, Der Kinder denkend, die ich ließ zu Haus, Weihnachten war´s; durch alle Gassen scholl Der Kinderjubel und des Markts Gebraus.
Und wie der Menschenstrom mich fortgespült, Drang mir ein heiser Stimmlein an das Ohr: “Kauft, lieber Herr!” Ein magres Händchen hielt Feilbietend mir ein ärmlich Spielzeug vor.
Ich schrak empor, und beim Laternenschein Sah ich ein bleiches Kinderangesicht; Wes Alters und Geschlechts es mochte sein, Erkannt ich im Vorübertreiben nicht.
Nur von dem Treppenstein, darauf es saß, Noch immer hört ich, mühsam, wie es schien: “Kauft, lieber Herr!” den Ruf ohn Unterlass; Doch hat wohl keiner ihm Gehör verliehn.
Und ich? – War´s Ungeschick, war es die Scham, Am Weg zu handeln mit dem Bettelkind? Eh meine Hand zu meiner Börse kam, Verscholl das Stimmlein hinter mir im Wind.
Doch als ich endlich war mit mir allein, Erfasste mich die Angst im Herzen so, Als säß mein eigen Kind auf jenem Stein Und schrie nach Brot, indessen ich entfloh.
De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Bly werd geboren op 23 december 1926 in Madison, Minnesota. Zie ook alle tags voor Robert Bly op dit blog.
People Like Us
There are more like us. All over the world There are confused people, who can’t remember The name of their dog when they wake up, and people Who love God but can’t remember where
He was when they went to sleep. It’s All right. The world cleanses itself this way. A wrong number occurs to you in the middle Of the night, you dial it, it rings just in time
To save the house. And the second-story man Gets the wrong address, where the insomniac lives, And he’s lonely , and they talk, and the thief Goes back to college. Even in graduate school,
You can wander into the wrong classroom, And hear great poems lovingly spoken By the wrong professor. And you find your soul And greatness has a defender, and even in death you’re safe
Shabistari and The Secret Garden
I can’t stop praising Shabistari for bringing The gnat’s and the elephant’s legs close to each other. Next I want Sunday to be brought closer to Monday.
Suppose a bit of straw were able to marry the wind. Haven’t you noticed those good marriages when The wind and the chaff go down the road together?
When a poem takes me to that place where No story ever happens twice, all I want Is a warm room, and a thousand years of thought.
Conrad said the dark swimmer did reach his ship. If we sink into the suffering that’s right for us, Our dreams will have all that Adam and Eve wept for.
Amazing things do happen. One morning Kierkegaard Explains exactly what ressentiment is And the mouse agrees to marry everyone in the room.
Robert, those high spirits don’t prove you are A close friend of truth; but you have learned to drive Your buggy over the prairies of human sorrow.
Casida of the Rose
The rose was not searching for the sunrise: almost eternal on its branch, it was searching for something else.
The rose was not searching for darkness or science: borderline of flesh and dream, it was searching for something else.
The rose was not searching for the rose. Motionless in the sky it was searching for something else.
Weelderige hemelen willen
Niemand moppert onder de oesterclans, En kreeften spelen de hele zomer op hun benen gitaren. Alleen wij, met onze opponeerbare duimen, willen De hemel om te zijn, en God om weer te komen. Er komt geen einde aan ons gemopper; wij willen Comfortabele aarde en weelderige hemel. Maar de reiger staat op één poot in het moeras Drinkt de hele dag zijn donkere rum en is tevreden.