Oude brug Carnaval (Pierre Kemp), Michiel Stroink, Björn Kuhligk

 

Bij Carnaval

 

Gemaskerd bal door Jacob van Rossum (1881-1963), z.j.

 

Oude brug
Carnaval

Ik zoek het Lenteschip. Ik wil
weer in de vaart met allen.
De winter is ook mij te stil
voor mijn letters en getallen.
Er moeten bloemen zijn en blaren.
Er moeten lippen zijn en haren.
Er moeten… ja, wat moet er niet,
voor wie de einder zo nabij zich ziet?!
Een mengsel van parfum en prei
waait zonderling-prikkelend over mij.
Al is het opium voor mijn verstand,
het is de zeelucht van de groei,
het is de graslucht van het land,
het is de driftsfeer van de bloei.
Zo stap ik voort, bekijk de maan.
Er onder komt een hele wereld aan.
Gestalten, onder loos appèl,
joelen van weerzien en vaarwel.
Razende mensenwal, breed als de brug,
schouder aan schouder, borst aan rug,
schrijdt aan. Er blijft geen plaats voor mij,
ik moet hier weg, kan niet voorbij.
Matrozen zijn het, matrozinnen.
De mars der stappen dreunt. Zij zoeken, als ik,
het Lenteschip van het Ogenblik.
Maastricht is weer één Groot Beminnen.
Over straten en bruggen bonst en gonst
weer de verchristelijkte bronst
en Carnaval
voltrekt zich overal.

 

Pierre Kemp (1 december 1886 – 21 juli 1967)
Carnaval in Maastricht, de geboorteplaats van Pierre Kemp

 

De Nederlandse schrijver Michiel Stroink werd geboren in Oss op 19 februari 1981. Zie ook alle tags voor Michiel Stroink op dit blog.

Uit: Exit

‘Toen belde jij, Stinkie, om me een fijne kerst te wensen. Op 4 juni. Je had geen beter moment kunnen uitkiezen.’
Mijn oma heet Stinkie. Het was ooit de bedoeling dat ik haar Oma Stephanie ging noemen, maar dat ging mis toen ik leerde praten. Misschien was mijn taalgevoel onderontwikkeld, maar het is evengoed mogelijk dat mijn premature gevoel voor humor deze naam aan mijn oma gaf.
Oma Stinkie was ongeveer 1 meter 30 (inmiddels is daar nog maar 80 centimeter van over, gok ik; oma’s krimpen als je ze te lang in de bejaardentrommel laat zitten) en dompelde zich iedere ochtend onder in de gigantische fles Chanel No. 5 die ze stiekem bijvulde met de imitatie van de markt.
De mierzoete walm maakte dat je ogen acuut scheel gingen staan, en om de suikerspinconnotatie af te maken toupeerde ze haar paars-witte haar altijd als een versgedraaide hondendrol de lucht in. Hoewel mijn ouders me vast een aantal keer hebben gecorrigeerd, bleek de nieuwe geuzennaam van
oma Stephanie al snel een toepasselijke aanwinst.
Twee andere typische kenmerken van oma Stinkie waren 10 haar fictieve wenkbrauwen. Sinds een uit de hand gelopen aanstekergrapje van opa Stok tekende ze haar humeur van de  dag met een speciale stift op haar voorhoofd.
Voor vandaag had ze haar stemming als verbaasd met een vleugje hysterisch geschetst, maar vooralsnog was daar weinig van te merken.
‘Ach, jongen. Ik vind het toch zo fijn dat je je oude oma weer eens komt opzoeken. Was je hier wel eens eerder geweest?’
Die zin is het refrein van het laatste nummer op de langspeelplaat die Stinkie heet. Stinkie is langzaam maar zeker zo dement geworden als een goudvis (met zorgelijk verbaasde wenkbrauwen). Nou gaan er in de regel maar weinig mensen op vooruit als vitale elementen wegvallen.
Stinkie is daarop een uitzondering. Haar gemankeerde kortetermijngeheugen maakt haar een veel betere oma dan ze ooit is geweest. Met haar herinneringen verdwenen de verwijten, meningen en dubbelzinnige opmerkingen. Het zure bitter is ervan af, en wat er overblijft is de knuffelbare tamagotchi-oma die haar humeur laat afhangen van de spiercontrole in haar hand wanneer ze ’s ochtends haar gemoedstoestand tekent.
‘Oma, ik kom bijna elke week. Ben je dat vergeten? Vorige week hebben we samen naar een film gekeken.’
Daar had ik net zo goed kitesurfen, bungeejumpen of raften van kunnen maken, want ze heeft geen flauw idee. De waarheid is dat ik zeker één keer per maand langskom. Voor haar, maar vooral voor mezelf. Ik word er rustig van.”

 

Michiel Stroink (Oss, 19 februari 1981)

 

De Duitse dichter en schrijver Björn Kuhligk werd geboren op 19 februari 1975 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Björn Kuhligk op dit blog.

 

Die Geschichte meiner Abstammung
ist die Geschichte meiner Abstammung
die Geschichte meiner Hautfarbe
ist die Geschichte meiner Hautfarbe

es ist 2015 Oktober
es ist Bewegung auf den Kontinenten
die Stewardess mit den Apfelbrüsten
rammt ihre Absätze in den Flugzeugteppich
und fragt, ob süß oder salzig
ich bin bei den Satten, den Siegern
das ist mein Standpunkt

ich sehe das Meer, den Grenzübergang
hinter dem es eine Stunde früher ist
den Monte Gourougou, den Mischwald
eine spanische Fahne, groß wie ein Dach

ich gehe über das Rollfeld
ich setze die Sonnenbrille auf
ich habe den Reisepass, ich kann mir
das Essen aussuchen, das Hotel, die Uhrzeit
mare nostrum, nicht eures

 

Heute, an einem Dienstag der Unruhe
gehe ich die Grenze am Zaun entlang
alle zwanzig Meter ein Scheinwerfer
alle zwanzig Meter eine Überwachungskamera
alle fiinf Minuten ein Jeep der Guardia Civil
mittags ruft der Muezzin, durch die Maschen
sehe ich Schulkinder, die Zelte
der marokkanischen Armee, dahinter Drahtrollen
ein Zaun, ausgehobene Erde, derselbe
in seiner Farbe aufgehobene Himmel

an einem Übergang tragen Männer
Stoßstangen hinüber, Rückbänke, Plastik
Bretter, ich sehe desaströse Gebisse
Arme, an denen die Venen hervortreten
als wollten sie die Körper verlassen

 

Heute, an einem Mittwoch der Unruhe
passiere ich die Linie mit dem Pass in der Hand
ich sehe, wie Schlagstöcke den Grenzverkehr regeln
ich sehe, wie eine Faust ein Gesicht trifft
ich verändere die Uhrzeit

auf der anderen Seite treiben die Minzblätter
die Epoche pocht weiter, auf den Flachdächern
trocknet Wäsche, ein Pferd, gelenkt von Kindern
zieht eine Karre voller Weintrauben, der Schrott
aus Melilla liegt in den Läden, ich stehe hier
mit über zweihundert Knochen, drei davon
waren schon ein Mal gebrochen, ich habe
zwei Währungen, ich bin der VISA-König, ich kann
mir die Uhrzeit aussuchen, den Schrott, die Trauben

 

Björn Kuhligk (Berlijn, 19 februari 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e februari ook mijn blog van 19 februari 2019 en eveneens mijn blog van 19 februari 2017 deel 1 en ook deel 2.

Nick McDonell, Björn Kuhligk

De Amerikaanse schrijver Nick McDonell werd geboren op 18 februari 1984 in New York. Zie ook alle tags voor Nick McDonell op dit blog.

Uit: A Friendly Fighting Force (Diary in The London Review of Books, 2020)

“Most wars today are proxy wars. Russia, Iran, the US and others rely on local forces to achieve military goals like annexing Crimea, or defeating Islamic State. Proxies, in turn, exploit foreign interests for their own purposes, and sometimes deal with competing, even warring, interests at the same time. What they never do, it seems, is call themselves proxies. They see themselves instead as allies, even friends, of their patrons. ‘Since 2004, we have been friendly with the American forces,’ Wahida Mohamed al-Jumailyh, a militia leader in Tikrit told me. ‘They even came to our house, and I have pictures of them with me.’ We were having lunch in Baghdad’s Babylon Rotana Hotel, a luxury tower on the banks of the Tigris. Several of her bodyguards sat at the next table, smoking, surfing the web and drinking lemon soda. None wore a uniform: they were paramilitaries. Wahida showed me a US military app on her phone, and selfies in which she’s standing beside American soldiers. Then she showed me photos of herself with a different patron: the Iraqi militia commander Abu Mahdi al-Muhandis, who was assassinated in January by American drones while travelling in a convoy with his patron, Qasim Soleimani. Swiping further, and with a certain amount of pride, she showed me pictures of herself torturing people and desecrating the bodies of her enemies. In one, she raised a fist in triumph over a naked man lashed to the bonnet of a truck. In another, she held aloft a severed head.
Wahida is the daughter of a lorry driver. In 1998, at the age of 16, she married an officer in Saddam Hussein’s Ministry of Defence; after the invasion, he joined the US-backed government. When her husband died in an IED blast in 2007, Wahida began fighting his killers – members of a precursor of Islamic State – in the interests of survival, vengeance and American cash. And so she became a proxy for US forces. Or, as she put it to me, ‘my brothers and I formed a faction, a friendly fighting force.’ When the Americans began to withdraw from Iraq in 2011, Muhandis became a new patron of Wahida’s. Like the Americans, he saw IS and its allies as a threat to Iraq. But he saw the Americans as a threat too: his militia, Kata’ib Hezbollah, often attacked US troops with support from Soleimani and Iran. This didn’t stop Wahida gathering air-strike intelligence for the US military when it returned in force to Iraq in 2014. In the years since, she has been a proxy for both Washington and Tehran.
I haven’t been in touch with Wahida since her American patrons killed her Iranian patrons. I suspect her sympathies lie with Muhandis’s militia, since it’s made up of fellow Iraqis. It’s now being integrated into the Iraqi state as part of the Popular Mobilisation Forces, or al-Hash’d al-Shaabi. When Western commentators talk about proxies in Iraq, they’re usually referring to the Hash’d, which they often describe as ‘Iranian-backed militias’. Certainly some of them are.”

 

Nick McDonell (New York, 18 februari 1984)

 

De Duitse dichter en schrijver Björn Kuhligk werd geboren op 19 februari 1975 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Björn Kuhligk op dit blog.

 

Horizonbeschouwer

Hier is een bos
daar zijn de bomen
daarin zijn de ringen
daarin slaapt de angst

je geeft een klap met de bijl
en drinkt de harssteen mee

en het lievelingsdier
dat is de aap in de dierentuin
die kun je bezoeken
en hij jou niet

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Björn Kuhligk (Berlijn, 19 februari 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e februari ook mijn blog van 18 februari 2019 en eveneens mijn blog van 18 februari 2018 deel 2.

Willem Thies, Jack Gilbert

De Nederlandse dichter Willem Thies werd geboren op 17 februari 1973 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Willem Thies op dit blog.

 

Sparagmos

Sinds vijf dagen werk ik in een slachthuis
tijd speelt hier geen rol.
Omdat ik klein van stuk ben en niet erg
sterk krijg ik de makkelijkste werkjes:
runderkarkassen merken met een stempel en
inkt, bloed en darmen wegvegen, de varkens
wegen (digitaal)…

Vandaag sta ik naast een grote Turkse man,
tatoeages op zijn bovenarm. Hij is zijn mes
aan het slijpen, veegt het zweet van zijn
vettige voorhoofd. Zijn taak is het een diepe
inkeping te maken tussen kop en romp. Hij
mag de kop niet lossnijden.

Waarom sidderen de lichamen zo, vraag ik,
leunend tegen een varken.

Contractie van de spieren. Zou jij ook doen als
ze een stalen pin door jouw hoofd zouden schieten.

Ik knik, en ga door met mijn werk, hersenen
verwijderen, de grote en de kleine.

 

Al onze goede bedoelingen ten spijt

het jonge vogeltje dat wij verloren
wanen in het lage dichte struikgewas,

trachten te vinden, in de vaste overtuiging
het te redden van een zekere verstrengelingsdood,

vertrappen wij onder onze lompe laarzen.
de drenkeling te hulp schietend, duwen we kopje-onder.

we knijpen vlinders fijn, verminken het oog
op de vleugel, onderwijl kreetjes van bewondering

slakend, we stoten kinderen om
in onze blinde ijver lief te hebben.

onze omhelzing is omklemming, onze handen zijn te ruw
en behaard, ons hart te onbehouwen. het slaat te graag.

en zo staan wij ten slotte met in onze armen
een doodgedrukte baby, een engel in scherven.

 

De laatste lezer

Voorbijgangers turen schaamteloos in de kijkdozen
van woningen, etalages vol huiskamers.

Monsteren de binnenkant: een gezin zit samengepakt
voor een flatscreen, koude parodie op een open haard.

Het blauwe licht van een zonnebank op een bovenverdieping.
De kale ravage van een studentenpand, gedateerde affiches

roepen op tot actie. Gekooide parkieten, aquaria, reproducties
van kostbare schilderijen, een piano, vazen, planten.

Aan een tafel bij het raam zit een man over zijn boek gebogen,
alsof hij de laatste lezer verbeeldt. Hij slaat een bladzijde om

voor de denkbare toeschouwer. Op de vensterbank van
het hoekhuis een kind, zijn handen vormen kokers voor zijn ogen.

 

Willem Thies (Nijmegen, 17 februari 1973)

 

De Amerikaanse dichter Jack Gilbert werd geboren in Pittsburgh op 17 februari 1925. Zie ook alle tags voor Jack Gilbert op dit blog.

 

Het vergeten dialect van het hart

Verbijsterend hoe taal bijna kan betekenen
en beangstigend dat ze het toch niet doet. Liefde, zeggen we,
God, zeggen we, Rome en Michiko schrijven we en de woorden
slaan de plank hopeloos mis. We zeggen brood en het betekent
naargelang het land. Frans heeft geen woord voor thuis
en Engels geen woord voor genot. Een volk
in het noorden van India sterft uit omdat hun oude taal
geen tedere woorden kent. Ik droom van verloren
woordenschatten die iets uitdrukken van wat
wij niet langer kunnen. Misschien dat de Etruskische teksten
eindelijk zouden vertellen waarom de paartjes op hun zerken
glimlachen. Misschien ook niet. Toen de duizenden
mysterieuze Sumerische kleitabletten waren vertaald,
leken het bedrijfsarchieven. Maar wat als het
gedichten of psalmen zijn? Mijn vreugde staat gelijk aan
twaalf Ethiopische geiten, stil in het ochtendlicht.
O Heer, Gij zijt zoutplaten en koperen gietelingen,
groots als rijpe gerst die wuift in de machtige wind.
Haar borsten zijn zes witte ossen beladen met rollen
langvezelig Egyptisch katoen. Mijn liefde is honderd
kruiken honing. Scheepsladingen thuya zijn wat
mijn lichaam tegen jouw lichaam wil zeggen. Giraffen zijn dit
smachten in het donker. Misschien is het Minoïsche spiraalschrift
geen taal maar een kaart. Onze diepste gevoelens hebben
geen naam behalve barnsteen, boogschutters, kaneel, paarden en vogels.

 

Vertaald door Joep Stapel en Jur Koksma

 

Jack Gilbert (17 februari 1925 – 13 november 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e februari ook mijn blog van 17 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Ingmar Heytze, Elke Erb

De Nederlandse schrijver en dichter Ingmar Heytze werd geboren op 16 februari 1970 in Utrecht. Zie ook alle tags voor Ingmar Heytze op dit blog.

 

Het kwijt zijn van dingen

Het kwijt zijn van dingen
is een grootse vorm van zelfhaat.

Hoe hard alle andere dingen
ook roepen: ‘Maar wij zijn er toch?’,

je zoekt en zoekt, steeds kleiner,
steeds dieper begraven

onder wat je vond, terwijl het buiten
langzaam donker wordt.

 

Hang- en sluitwerk

Hoeveel manieren van dichten
kent de wereld, of hoe weinig maar:
superieur ingenieurswerk met woorden,
de kosmisch bewogen gevoelige snaar,
de inktvraat van het onttoverd citaat
of schaarse woorden in een wit ravijn.

Men kan ook met minder omhaal.
van de taal een werkplaats maken,
verzen hup in haken hangen,
kloppen aan ritme en vijlen aan klank,
iets fluiten tegen verzwegen pijn,
zo nu en dan gelukkig zijn.

 

De middelen

Natuurlijk missen we het licht, maar nacht
en nevel zijn beter voor radiogolven.

In mijn jaszak dwaalt een zender rond
als tandpijn, zoekt een mast, een satelliet,

een hoofd om ziek te maken en iets hogers
is er niet. Grot, vuur ingewanden,

tempel, kruis, retinascherm. Denk niet
aan de fabrieken. Pixels, steeds meer pixels,

schreef een dichter, geboren voor de revolutie.
Ik zeg: het zijn de middelen die komen, gaan,

de vragen blijven waar ik ben, waar jij,
of iemand zich nog zoekt.

 

Ingmar Heytze (Utrecht, 16 februari 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

Onderkomen in een vloed

Als ik bedenk hoe je andere dingen laat wachten
(‘Laat alles staan en liggen en kom!’)
(‘Ga maar rustig, laat alles staan, dat doe ik wel!’),

bijvoorbeeld de huishouding, – zoals ook wij vroeger, als zuigeling,
als kind moesten wachten, de intervallen
moesten doorstaan, –

terwijl een rivier niet wacht,
terwijl uit het in de aderen stromende bloed
een drift opspuit, een tulp-U, een kelk –

als ik dus bedenk hoe wij zo laten wachten
ja, zoals wij gewacht werden, zo laten wachten
later eeuwig in ons eigen rijk

klantenkring lieveling vergeetmijniet
briefwisseling lood om oud ijzer laten we
eerlijk zijn, ontberen –

hoe we de huishouding ooit altijd en eeuwig
wachtend doorbrachten, hoe ons keuken, huis, zelfs tuin
dwongen te wachten –

lood om oud ijzer een halve U
een golf in stilstand – en weer in beweging
een tulp doorgesneden en weer een kelk,

als ik daarover nadenk, tot in zijn essentie,
alleen hier deze middag onder de hemel,
en mijn blik op de breuklijn richt, de overgang,

dan glijdt daar, een antwoord haast, onder mijn ogen,
zodat die alleen nog toe hoeven te kijken,
leerzaam geluidloos maar wonderbaarlijk

een vleugel nabij zoals engelen die hebben
en hecht zich aan een mensenlijf
– en daarna vinden gebreken, tekorten,

intervallen, de tijden van wachten,
de files en de stilstand een onderkomen
in een onophoudelijke golvenvloed.

 

Vertaald door Willem van Toorn

 

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

Zie voor meer schrijvers van de 16e februari ook mijn blog van 16 februari 2019 en ook mijn blog van 16 februari 2018 en ook mijn blog van 16 februari 2016 en ook mijn blog van 16 februari 2015.

Richard Blanco

De Amerikaanse dichter en schrijver Richard Blanco werd geboren op 15 februari 1968 in Madrid. Zie ook alle tags voor Richard Blanco op dit blog.

 

América

I.
Although Tía Miriam boasted she discovered
at least half a dozen uses for peanut butter—
topping for guava shells in syrup,
butter substitute for Cuban toast,
hair conditioner and relaxer—
Mamá never knew what to make
of the monthly five-pound jars
handed out by the immigration department
until my friend, Jeff, mentioned jelly.

II.
There was always pork though,
for every birthday and wedding,
whole ones on Christmas and New Year’s Eve,
even on Thanksgiving day—pork,
fried, broiled, or crispy skin roasted—
as well as cauldrons of black beans,
fried plantain chips, and yuca con mojito.
These items required a special visit
to Antonio’s Mercado on the corner of Eighth Street
where men in guayaberas stood in senate
blaming Kennedy for everything—“Ese hijo de puta!”
the bile of Cuban coffee and cigar residue
filling the creases of their wrinkled lips;
clinging to one another’s lies of lost wealth,
ashamed and empty as hollow trees.

 

Burning in the Rain

Someday compassion would demand
I set myself free of my desire to recreate
my father, indulge in my mother’s losses,
strangle lovers with words, forcing them
to confess for me and take the blame.
Today was that day: I tossed them, sheet
by sheet on the patio and gathered them
into a pyre. I wanted to let them go
in a blaze, tiny white dwarfs imploding
beside the azaleas and ficus bushes,
let them crackle, burst like winged seeds,
let them smolder into gossamer embers—
a thousand gray butterflies in the wind.
Today was that day, but it rained, kept
raining. Instead of fire, water—drops
knocking on doors, wetting windows
into mirrors reflecting me in the oaks.
The garden walls and stones swelling
into ghostlier shades of themselves,
the wind chimes giggling in the storm,
a coffee cup left overflowing with rain.
Instead of burning, my pages turned
into water lilies floating over puddles,
then tiny white cliffs as the sun set,
finally drying all night under the moon
into papier-mâché souvenirs. Today
the rain would not let their lives burn.

 

Papa’s brug

‘s Morgens, weer naar het westen rijdend, weg van de zon
die opkomt in de spleet van de achteruitkijkspiegel, terwijl ik klim
over platen beton en tot een brug gebogen staal,
die een boog vormen met al zijn parabolische y-kwadraat pracht.
Ik stijg omhoog om de glinsterende gezichten van gebouwen te ontmoeten
boven boomtoppen, ineengevlochten in een lapje groen,
vergeet dat de rivier beneden loopt, erop staat om te stromen
en de aarde te schuren, korrel voor korrel te verplaatsen.

En een paar hellende seconden elke ochtend
ben ik twaalf jaar oud en sta ik met mijn vader
bij het raam op de tiende verdieping van zijn ziekenhuiskamer,
starend naar dezelfde brug als een mammoetbot
dat pijn doen door de zwaartekracht van zijn eigen dichte gewicht.
Het glas getemperd door een lauw licht dat de stad deed herleven
terwijl ik keek en aflas hoe hij sliep, me afvragend
of hij zelfs maar dromen kon in zo’n droomloos wit:

Viel hij? Vloog hij? Wie was hij, wie
was ik onder zijn ogen, fladderend als de vogels
over de daken en vroege sterren die wegkwijnden,
de spitsauto’s die door de lanen reden
zoals de kleine bloedcellen door zijn ader, de i.v.
naar beneden cirkelend als een sliert heldere drop
die zijn onderarm voedde, gekneusde parel en lavendel, kleuren
van de ochtendnevel en de pillen op zijn tong.

De hechtingen genazen, terwijl de kamer steriel bleef
met de gebruikelijke stilte tussen ons. Gedurende drie dagen
serveerde ik hem water of sap in slappe papieren bekers,
bladerde door geluidloze soapseries en spelshows,
en vulde de menukaarten in met de stempel Zoutlood Dieet.
Drie nachten lang heb ik platte en vreemde kussens vastgeklemd
rond zijn lichaam als een gevallen S in de vorm van het bed
en op zijn plaats gemetseld door lagen stijf katoen.

Toen hij werd aangespoord om te lopen, pakte ik zijn hand,
samen stapten we naar het raam en hij sprak
–Op een dag zul je weten hoe je zulke bruggen moet bouwen–
vandaag steek ik deze stad over, deze brug, die nog steeds
de stille afstand tussen ons overspant met de herinnering
aan een vader en zoon, hand in hand, heimelijk verliefd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Blanco (Madrid, 15 februari 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e februari ook mijn blog van 15 februari 2019 en ook mijn blog van 15 februari 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Ten leste (Jean Pierre Rawie), Emily Dickinson

 

Bij Valentijnsdag

 

Two friends door Malcolm Liepke, 2017

 

Ten leste

Ik weet niet welke weg je neemt;
de sterren gaan hun baan ten einde
en straks is mij het dichtstbijzijnde,
het langst gewetene weer vreemd.

Maar wat bestond aan zon en maan
en wisseling van de getijden,
het was alleen opdat wij beiden
elkander niet zouden ontgaan.

Wij worden nu nog slechts door tijd
en ruimte van elkaar gescheiden,
maar sta mij aan het eind terzijde
als ik de einder overschrijd.

Wij hebben alles nog te goed
wat ons het leven heeft ontnomen:
uit welke verten ook, wij komen
elkaar ten leste tegemoet.

 

Jean Pierre Rawie (Scheveningen, 20 april 1951)
In 2018 werd op Valentijnsdag In het reuzenrad op de Pier van Scheveningen een speciale liefdesgondel ingericht.

 

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Emily Dickinson op dit blog.

 

Liefde – is Iets dat verder gaat dan de Dood –

Liefde – is Iets dat verder gaat dan de Dood –
Ze gaat al vooraf – aan het Leven –
Bevestigt het bij binnenkomst – En
Eigent het – aan haarzelf toe –

Proeft – eerst – van de Dood
————door de angel aan te bieden
Vervolgens – bij haar vriend –
Schakelt de korte tijd van leven uit –
Deponeert Hem bij God –

Fladdert dan rond – een inferieure Beschermer –
Opdat haar Geliefde Last
Nog een keer in de Eeuwigheid – nood heeft
Aan kleinere in plaats van de Grote –

 

Vertaald door Adrie Lint

 

Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886

 

Zie voor de schrijvers van de 14 februari ook mijn blog van 14 februari 2019 en ook mijn blog van 14 februari 2016 deel 2 en ook deel 3.

Jan Siebelink, Elke Erb

De Nederlandse schrijver Jan Siebelink werd geboren op 13 februari 1938 in Velp. Zie ook alle tags voor Jan Siebelink op dit blog.

Uit: Brengschuld

“Ruben Sievez keek zijn vriend na, de kleine gestalte, met een helblauw petje en een vaalrode, bijna platte rugzak, in het zijvak een flesje water. Hij was al bijna onder aan de straat, kwam langs de uit gele zandblokken opgetrokken villa, altijd in schemerlicht gehuld door twee oude, rode beuken, aan weerszijden zo dicht tegen het huis dat ze het leken te omarmen. Ruben had nog gehoopt op een groet, een kort handopsteken. Maar zijn vriend sloeg links af. Al gauw zou hij het smalle pad over de stuwwal uit de laatste ijstijd volgen, onder hoog geboomte aan de rand van de vruchtbare akkers, aflopend naar het IJsseldal. Wanneer zag hij hem terug en hoe? Was het verantwoord? Ruben had het even aangeroerd. Of had hij op zijn gemoed moeten werken? Blijf vandaag bij mij. Ik ben jarig. We kunnen samen in het dorp boodschappen doen. Je kunt me op de tuin helpen. Met de warmte verdort het onkruid snel. Een pad schoffelen. Je hebt de tijd aan jezelf. Je bent vrij in je doen en laten. We zijn beiden onze vrouw kwijt. Ruben wendde zijn blik af, bleef onbeweeglijk staan, in zichzelf gekeerd, hoorde wel de torenklok in het centrum zes uren slaan. De straat sliep nog. Een vogel floot. Nog een. Jacques loopt al op het bospad van het OssendaL Nog even, en de vallei zal in het eerste zonlicht vanbinnen verlicht zijn. Ruben rilde. Om de dag die voor hem lag. Hij zag Jacques, hij zag de voorthollende man, en het was of iets onbenoembaars wegglipte, iets als een hazelworm tussen twee gladde, ronde stenen op een gloeiendheet zandpaadje. Zo had hij nog nooit naar zijn vriend gekeken, op een losse manier, besefte hij nu, alsof er geen band meer tussen hen bestond, of een lossere band, een andere. Ruben, in een onwillekeurig gebaar, trok de mouwen van zijn lichte zomercolbert half op, omdat hij het ineens heel warm kreeg, deed ze een moment later weer naar beneden, alsof iemand naar hem keek, en hij iets te verbergen had, frummelde nog wat na aan zijn linkermouw. Jacques aan- en afwezigheid, beide maakten hem altijd enigszins nerveus. Ruben nam het brede pad dat naar de vroegere kwekerij liep. ‘Goed dat je uiteindelijk bent teruggekeerd naar je ouderlijk huis: Jacques aan- en afwezigheid, beide maakten hem altijd enigszins nerveus. Ruben nam het brede pad dat naar de vroegere kwekerij liep. ‘Goed dat je uiteindelijk bent teruggekeerd naar je ouderlijk huis: Dat waren Jacques’ laatste woorden geweest. Ze hadden midden op straat gestaan, ter hoogte van het tuinhekje.
Dit pad was als een oude veldweg geworden waar wilde bloemen opschoten die je elders nauwelijks meer zag. Ruben hield zijn blik op de middenberm gericht. Nooit keek hij recht vooruit naar het schuine dak van de Manege. In de opkomende zon lichtten de ramen op, het hele gebouw lag in een rode gloed. Nooit waren daar balen hooi naar binnen gereden, of had er een paard gehinnikt. Ruben keek nooit die kant op, maar hij zag het wel. De tuinbank, de tuinstoelen, de ene ligstoel, op het plaatsje, stonden alle met het gezicht naar het huis, naar de keukendeur, het keukenraam en het zijraam van de woonkamer.”

 

Jan Siebelink (Velp, 13 februari 1938)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

In juni

Deze vrouw is in juni jarig (net als mijn moeder, trouwens).
Ze is midden dertig, haar scheiding zit in het midden.
Schenkt iets in een glas, doet de deur dicht.
Maakt haar veters vast.
Ze werkt: ontwerpt, voert uit, doet.
Ze houdt wel van twee-keer-zo-oud.
Ze gaat naar een bos. Ze fietst. Ze woont beneden.
De huizen in haar buurt kruipen weg in het donker als rustende dieren, dicht bij elkaar.
En wat ik tot voor kort niet wist: ze is in juni jarig.

 

Vertaald door Willem van Toorn

 

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn blog van 13 februari 2022 en ook mijn blog van 13 februari 2019 en eveneens mijn blog van 13 februari 2016 deel 2 en deel 3.

Hans Werkman, Stacie Cassarino

De Nederlandse dichter, schrijver en literair criticus  Johannes (Hans) Werkman werd geboren in Uithuizermeeden op 12 februari 1939.

Uit: Willem de Mérode, Okke en Odo

“Wat Mathilde was voor Jacques Perk en Orlando voor Louis Couperus, dat was Okke voor Willem de Mérode. Door hem werd De Mérode ‘in tweeërlei opzicht tot dichter (): van aardsche en hemelsche dingen’. Dit citaat heb ik overgeschreven uit het colofon van het boek Okke. Er bestaat maar één exemplaar van, handgeschreven. In 1934, tien jaar nadat De Mérode Okke voor het laatst ontmoette, schreef hij vijftien gedichten die op Okke geïnspireerd waren, op perkament en liet de bladen inbinden in een schitterende witleren band met goud opdruk. Okke was een echte katalysator. Hij beïnvloedde en richtte de pedofiele liefde en het dichterschap van De Mérode, zonder zelf ook maar iets van die liefde of van de gedichten te begrijpen.
De Mérode was van 1907 tot 1924 onderwijzer aan de gereformeerde lagere school en ook enkele jaren aan de mulo-school in Uithuizermeeden. Bijna niemand kende hem daar overigens als de dichter. Hij was meester Keuning. In 1912 kwam de vijfjarige Okke in de eerste klas. Hij was het enige zoontje van een hereboer in het naburige dorpje Oldenzijl. Elke dag kwam hij de vijf kilometer naar school lopen. Zijn eigenlijke naam was Ekko Ubbens, maar toen hij in de middenklassen kwam, waar meester Keuning les gaf, veranderde Keuning de naam in de letterkeer Okke, een koosnaam. Er ontstond een vriendschap die van Keunings kant heel innig was. Okke was een mooie, goedgebouwde knaap, gevoelig, maar ook een kwajongen, hij hield van muziek en van voetballen. Keuning vond het een ideale combinatie van eigenschappen. Zijn pedagogische eros richtte zich op Okke en, in wat mindere mate, op diens vriendje Jaap Woltjer. Zijn (moederlijke) liefde bleef wat Okke en Jaap betreft volstrekt platonisch.

Gedichten van De Mérode in Het Getij kregen in die periode als opdracht mee: ‘voor Okke’, ‘aan Jaap’, ook één keer ‘aan Ekko’. In zijn bundels Het kostbaar bloed en Het heilig licht (beide uit 1922) werden jongensgedichten opgenomen die in manuscript opgedragen waren aan Okke of Jaap.
De beide jongens mochten de meester ook komen opzoeken in zijn kamer. Zij ervoeren het wel eens als een verplichting, maar hij vond het heerlijk. Aan Jos. van Wely schreef hij in die tijd: ‘Ja, Jaap is een aardige, lieve jongen. Heel druk en beweeglijk. Ik noem hem vaak “wilde kraai”, want hij komt bij me instormen en verdwijnt ook plotseling weer. Zijn vriendje, die hier ook vaak komt, (Ekko heet hij, maar Jaap en ik zeggen Okke, naar de omkeering van zijn naam. Zoo noemde hij zich zelf voor jaren) is veel bedaarder. Hij is groot, en wat men noemt een mooie jongen.’ (25 febr. 1920) Tegenover P.J. Meertens was Keuning iets opener: ‘Okke (), het ideaal van een jongen voor mij; gevoelig, een scherp verstand, en een prachtkerel van uiterlijk. Maar – “gewoon”. Hij wist natuurlijk hoeveel ik van hem hield hoewel hij dikwijls vroeg: waarom toch, heb ik ’t hem nooit gezegd. Hij vond het verder wel goed en deed zijn best hartelijk te wezen.’ (1 dec. 1927)”

 

Hans Werkman (Uithuizermeeden, 12 februari 1939)

 

De Amerkiaanse dichteres en schrijfster Stacie Cassarino werd geboren op 15 februari 1975 in Hartford, Connecticut. Zie ook alle tags voor Stacie Cassarino op dit blog.

 

Noordwesten

Ik geef toe, ik ben bang voor isolement,

en voor hoe het land hier afbreekt
in stukjes,

en voor de vrouw die voor altijd zegt
terwijl haar tong langs mijn huid beweegt
alsof ze het meent.

Als ik haar geloof, zal ik lijden.
Als ik haar niet geloof, zal ik lijden.

Wie heeft er nooit niet nodig willen zijn?

’t Is een jaar geleden dat ik de bergen heb gezien
of bewijs had dat liefde genoeg zou kunnen zijn.
De geest houdt van hoop.

Stom hart, kom uit de notenboom.
Alle afstand is uiteindelijk een leugen.

In Alaska was het hart een King van veertien pond.
In Seattle hield ze een hengel in de lucht.
Ze wachtte.

Ik zal deze versie van mij onthouden.
Ik zal frambozen, visschubben, de toekomst onthouden,
de brief die zegt: liefde kan zijwaarts.

Lieve god, het is jaren geleden dat ik heb gebeden.
Ik begrijp dat de vogels heilig zijn.
Ik begrijp dat het lichaam ons naar liefde leidt, of

dat dit één manier is om de wereld te kennen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Stacie Cassarino (Hartford, 15 februari 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e februari ook mijn twee blogs van 12 februari 2022 en ook mijn blog van 12 februari 2019 en ook mijn blog van 12 februari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

Maryse Condé, Else Lasker-Schüler

De Franse schrijfster Maryse Condé werd op 11 februari 1937 in Pointe-à-Pitre op Guadeloupe geboren. Zie ook alle tags voor Maryse Condé op dit blog.

Uit: Het evangelie van de nieuwe wereld (Vertaald door Saskia Taggenbrock en Martine Woudt)

“Het is een gebied dat aan alle kanten door water wordt omgeven, een eiland, zoals men doorgaans zegt, niet zo groot als Australië, maar ook niet klein. Het is voor het grootste deel vlak, maar er zijn ook heuvels met dichte wouden en twee vulkanen, één die luistert naar de naam ‘Top van de Grote Stoomketel’, die actief was tot 1820, toen hij de fraaie stad die op zijn flanken lag verwoestte, en daarna volledig in de slaapstand ging. Omdat het er ‘altijd zomer’ is, barst het er van de toeris-
ten, die hun dodelijke apparaten op alles wat mooi is richten. Sommigen noemen het liefdevol ‘Mijn land’, maar het is geen land, het is een overzees gebied, een overzees departement zelfs!
In de nacht waarin hij geboren werd, bevochten Zabulon en Zapata elkaar midden in de hemel en schoten ze bij elke beweging lichtstralen af. Het was een weinig alledaags schouwspel. Iemand die regelmatig naar het hemelgewelf kijkt, ziet vaak de Kleine Beer, de Grote Beer, Cassiopeia, de Avondster en Orion, maar het is uniek om twee van dit soort uit de grote diepten opgedoemde constellaties te zien. Het betekende dat degene die die nacht geboren werd een buitengewone lotsbestemming zou hebben. Maar op dat ogenblik leek niemand dat te vermoeden.
Het pasgeboren kind hield zijn piepkleine vuistjes ter hoog- te van zijn mond en lag opgerold tussen de hoeven van de ezel die hem verwarmde. Maya, die zojuist was bevallen in deze stal waar het echtpaar Ballandra zijn zakken mest, jerrycans met onkruidverdelger en landbouwwerktuigen opborg, waste zich zo goed en zo kwaad als het ging met het water uit een kalebas die ze had meegebracht – die tegenwoordigheid van geest had ze nog gehad. Haar bolle wangen waren nat van de tranen.
Ze had niet gedacht dat ze zich zo afschuwelijk zou voelen wanneer ze haar kind zou achterlaten. Ze wist niet dat de pijn haar buik met zijn vlijmscherpe tanden zou verscheuren. Toch was er geen andere oplossing. Ze was erin geslaagd haar toestand voor haar ouders verborgen te houden, vooral voor haar moeder, die maar bleef fantaseren over de stralende toekomst die haar dochter wenkte. Maya kon niet thuiskomen met een bastaardkind in haar armen.
Toen ze geen bloed meer zag, was ze verbluft blijven kijken. Een kind! Daar hadden haar zo vurige, poëtische nachten dus in geresulteerd, in dat slijmerige hoopje dat op haar poepte en pieste.
Uiteindelijk had ze geschreven naar haar minnaar, Corazón, een Spaans woord dat ‘hart’ betekent en dat slecht paste bij die reus uit één stuk. Omdat de derde brief nog steeds onbeantwoord was gebleven, was ze naar het kantoor gegaan dat de cruises regelde van de Empress of the Sea, waarop ze hem had leren kennen tijdens de inaugurele cruise van deze boot langs de eilanden. Toen ze zich bij het kantoor had gemeld om informatie te vragen, was het Afrikaans ogende blondje op naald-
hakken haar harteloos in de rede gevallen: ‘We geven geen privé-informatie over onze passagiers.’
Maya had nog een keer geschreven. Weer zonder antwoord.”

 

Maryse Condé (Pointe-à-Pitre, 11 februari 1937)

 

De Duitse schrijfster en dichteres Else Lasker-Schüler werd geboren in Elberfeld op 11 februari 1869. Zie ook alle tags voor Else Lasker-Schüler op dit blog.

 

Afscheid

Maar jij kwam nooit met de avond –
Ik zat in mijn sterrenmantel.

Als er aan mijn huis geklopt werd
Was het mijn eigen hart.

Dat hangt nu aan elke deurpost,
Ook aan die van jou;

Tussen varens uitdovende vuurroos
In het bruin van de guirlande.

Voor jou verfde ik de hemel braamrood
Met mijn hartebloed.

Maar jij kwam nooit met de avond –
… Ik wachtte met schoenen van goud.

 

Vertaald door Menno Wigman

 

Else Lasker-Schüler (11 februari 1869 – 22 januari 1945)
Portret door Stanislaus Stückgold, ca. 1910

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e februari ook mijn blog van 11 februari 2021 en ook mijn blog van 11 februari 2019 en eveneens mijn blog van 11 februari 2018 deel 2.

125 jaar Bertolt Brecht

 

125 jaar Bertolt Brecht

 

De Duitse dichter en schrijver Bertolt Brecht werd op 10 februari 1898 in de Zuid-Duitse stad Augsburg geboren. Zie ook alle tags voor Bertolt Brecht op dit blog. Dat is vandaag precies 125 jaar geleden.

 

Lied der Galgenvögel

Dass euer schlechtes Brot uns nicht tut drunken
Spüln wir’s hinab mit eurem schlechten Wein-
Dass wir uns ja nicht schon zu früh verschlucken.
Auch werden einst wir schrecklich durstig sein.

Wir lassen euch für eure schlechten Weine
Neidlos und edel euer Abendmahl…
Wir haben Sünden. – Sorgen han wir keine.
Ihr aber habt dafür eure Moral.

Wir stopfen uns den Wanst mit guten Sachen
Das kost’ euch Zähren viel und vielen Schweiß.
Wir haben oft das Maul zu voll zum Lachen
Ihr habt es oft zu voll vom Kyrieleis.

Und hängen wir einst zwischen Himmel und Boden
Wie Obst und Glocken, Storch und Jesus Christ
Dann, bitte, faltet die geleerten Pfoten
Zu einem Vater Eurer, der nicht ist.

Wir haun’ zusammen wonnig eure Frauen
Und ihr bezahlt uns heimlich eure Schmach…
Sie werden mit Wonne zusammengehauen
Und laufen uns noch in die Kerker nach.

Den jungen Weibern mit den hohen Busen
Sind wir viel leichter als der Herr Gemahl
Sie liebt den Kerl, der ihr vom Bett weg Blusen
Die ihr Gemahl bezahlt, beim Abschied stahl.

Sie heben ihre Augen bis zum Himmel
Und ihre Röcke bis zum Hinterteil.
Und ist er frech, so macht der Dümmste Lümmel
Bloß mit dem Adamsapfel sie schon geil.

Dein Rahm der Milch schmeckt schließlich nicht ganz übel
Besonders wenn du selbst ihn für uns kaufst
Wir tauchen dir das Schöpflein in den Kübel
Dass du in der entrahmten Milch versaufst…

Konnt in den Himmel uns der Sprung nicht glücken
War eure Welt uns schließlich einerlei.
Kannst du herauf schauen, Bruder mit dem krummen Rücken?
Wir sind frei, Bruder, wir sind frei!

 

Bertolt Brecht monument voor het Berliner Ensemble (Theater am Schiffbauerdamm)

 

Terzinen over de liefde

Kijk ginds die kraanvogels in grote bogen!
De wolken die hun mee werden gegeven
Trokken al mee met hen van toen ze vlogen
Van het ene leven naar een ander leven.
Op eendere hoogte en met eender ijlen
Leek het of beiden maar bijkomstig bleven.
Laat van die twee geen langer hier verwijlen,
Laat kraanvogels en wolken zo verdelen
De mooie hemel waar zij kort in vliegen.
En laat geen een iets anders zien dan het wiegen
Van de ander in de wind die beide voelen
Die nu al vliegend bij elkander liggen.
Dat zo de wind hen naar het niets ontvoere,
Als zij maar niet vergaan en bij elkander blijven,
Zolang kan geen van beide iets beroeren,
Zolang kan men hen overal verdrijven
Waar regens dreigen of waar schoten knallen.
Zo, onder zon en maan, welhaast verwante schijven,
Vliegen zij weg, elkaar zo welgevallig.
Waarheen dan?
Nergens heen.
Van wie vandaan?
Van allen.
Jullie vragen hoelang die twee al bij elkaar zijn?

Sinds kort.
Wanneer zij uit elkaar gaan?
Gauw.
Zo komt geliefden liefde voor als trouw.

 

Vertaald door Koen Stassijns & Geert van Istendael

 

Liefdesgewoonten

Het is niet zo dat het genot zomaar beklijft.
Vaak dient geconsumeerde kus zich nogmaals aan.
Het nog een keer te doen, al hebben we ’t net gedaan
Dat is wat ons zo naar elkander drijft.

Die kleine beving van je kont, zo lang
Verwacht al! O, jouw sluwe vlees!
Hoe aangenaam, wanneer je hees
Opnieuw te kennen geeft je geile drang!

Hoe jij je knieën buigt! Hoe jij mij weet te geven!
Jouw beven dan, waardoor mijn vlees herkent
Dat je in al je lust nog niet bevredigd bent!
Dat lome draaien! het achteloze naar mij tasten
Terwijl je al glimlacht!
Ach, steeds als je het doet:
Was ’t niet al vaak gedaan, was ’t niet zo goed!

 

Vertaald door Gerda Meijerink

 

Bertolt Brecht (10 februari 1898 – 14 augustus 1956)
Portret door Shubnum Gill, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e februari ook mijn blog van 10 februari 2022 en ook mijn blog van 10 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.