Miquel Bulnes, Marius Hulpe

De Nederlandse schrijver Miquel Bart Ekkelenkamp Bulnes werd geboren op 6 juli 1976 in Bloomington, Indiana (Verenigde Staten van Amerika). Zie ook alle tags voor Miquel Bulnes op dit blog.

Uit: Reconquista

“Links en rechts wordt Eloy ingehaald door andere ruiters, die hun aanvoerder trachten bij te houden. Hij mag niet achteropraken, het zou een schande zijn als ze op hem moesten wachten. De jongen zet zijn hakken in de zij van zijn paard en slaat hem met de hand tegen het achterwerk. Aitur versnelt zijn galop en Eloy moet zich vastgrijpen om in het zadel te blijven. De riem van zijn schild schuurt pijnlijk langs zijn nek. Hij kijkt een moment naar de grond, die verworden is tot een flikkerende, groenbruine waas. De jongen wordt er misselijk van en richt zijn blik daarom weer op de ridders voor hem. Eloy dreigt de aansluiting met zijn dorpsgenoten te verliezen en hij geeft Aitur nogmaals de sporen; in elk geval moet hij zijn neef Carmelo kunnen bijhouden. Carmelo heeft een oud, mak en vooral ook lui paard, een grijswitte schimmel die hij veel te zachtaardig behandelt.
De galopperende ruiters passeren aan de linkerkant een gehucht van lemen hutten en Ordoño wijkt uit om de pas ingezaaide graanvelden niet te vertrappen. De hond van een groep schapen hoedende kinderen rent hun blaffend tegemoet, terwijl de kinderen zelf hun toevlucht zoeken achter een van de hutten. Castilië is een land van oorlog. Het eerste wat je leert is op je hoede te zijn voor vreemdelingen.
Pas mijlen verderop, als het open veld is overgegaan in bos, gunt Ordoño de paarden weer rust – de arme dieren briesen en puffen. De spanning en het krampachtig vasthouden aan zijn zadel hebben Eloy echter nog meer uitgeput dan zijn paard, lijkt het. Zes dagen zijn ze nu onderweg, en het is de eerste keer dat ze zo op de proef zijn gesteld.
Hopelijk is het voorlopig ook de laatste.
’s Avonds zitten veertig ruiters rond een kampvuur in het open veld. De veertien mannen uit Aguilar hebben zich aangesloten bij een grotere groep Castilianen. Morgen zullen ze gezamenlijk verder rijden om zo mogelijk nog voor het duister Burgos te bereiken. Terwijl de zon ondergaat, beginnen de oudere ridders elkaar af te troeven met verhalen over de campagnes van de voorgaande jaren, over de veldtocht door Galicië, de slag bij Graus, het beleg van Zamora, de verovering van Cordoba. Ze drinken en ze schreeuwen en ze vloeken en ze lachen en ze zuchten, en ze drinken nog meer, tot ze uiteindelijk in slaap vallen.
Eloy zit tussen zijn neef Carmelo en Froilán Díaz, de zoon van don Diego, de belangrijkste edele in het dorp. Wanneer Eloy in het najaar terugkeert naar het dorp om zijn eigen verhalen te vertellen zal hij trouwen met Jimena, een dochter van don Diego. Eloy zal land krijgen van zijn moeder en Jimena zal land krijgen van haar vader. Ze zullen varkens, schapen en kippen houden, ze zullen druiven en gerst verbouwen, appelbomen en kersenbomen zullen groeien rond hun huis.”

 

Miquel Bulnes (Bloomington, 6 juli 1976)

 

De Duitse dichter en schrijver Marius Hulpe werd geboren op 6 juli 1982 in Soest, Nordrhein-Westfalen. Zie ook alle tags voor Marius Hulpe op dit blog.

 

melkhart

waar, in dit turbulente uur,
hier, op moeiteloos verrottend land,
waar de gerst geen gerst meer is, hier,
in de broedplaats van beschimmelde kantoren,
een zacht kalmerende petrischaal,
waar, op dit uur, de enige vraag:
ben ik terechtgekomen?, hier, waar je luchtgaten slaat
in elke geheime gedachte &
waar de gebalde frustratie dient, uiterst nuttig,
tot de manifeste afleiding, tot het asbest van het hart,
in droevige uren wordt daarom gezwegen,
jullie melkachtige harten, ik melkachtig hart:
waar zijn we gebleven, waar zijn we terechtgekomen
als verzamelaars van saaie seconden, van haken & haar
in onze soepen, de dagelijkse geforceerde gang van zaken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marius Hulpe (Soest, 6 juli 1982

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e juli ook mijn blog van 6 juli 2020 en eveneens mijn blog van 6 juli 2019.

Jacob Groot, Marius Hulpe

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Groot werd geboren op 5 juli 1947 in Venhuizen (West-Friesland). Zie ook alle tags voor Jacob Groot op dit blog.

 

Dit kind

Zoveel jaren in de wind
sinds ik mijzelf ging toebehoren –
zoveel jaar vergeefs bemind
en de gewonnen of verloren
liefde toch niet aangewend
om aan een ander te behoren.
Mijzelf nog niet genaderd
en mijzelf nog niet ontwend:
er komt geen einde aan dit kind
en geen eind aan wie het verhoren.

 

CAST

Ik film achtereenvolgens de namen en de films
geven dan een beeld van mij. Maar een beeld
is pas een beeld als ik het losweek van mezelf. Ook
een foto maak je niet alleen. En aan een leven kan je
wennen zonder iemand

te hoeven kennen. Waarom begeef ik me dan niet meteen
naar de plek waar ik gelukkig ben?
Omdat ik nog niet gelukkig wil zijn op de plek die ik niet
ken? Het is behalve

degene die ik ben die me tegenhoudt degene
die ik nog niet kan zijn maar wel wil
betekenen. Wie zal mij wezen als ik hem
niet blijf?
Een ander? En die ander, vraag ik ook, onevenaarbare,
sinds wij

vroeger zeiden dat ik buiten mezelf trad als ik ons
verliet, heb ik je verlaten voor ik het kon weten en kom
ik nu nooit meer bij je, al ben ik het
zelf?

 

Wat op een dag gedaan moet worden

Huiswerk maak je op school en thuis school je je in de toren
van het hoofd die het denken is, terwijl je onderweg, langs
de heggen in de wind, uitslaapt van deze indeling. En onbezoedeld
wil je zijn als je de zinnen hoort, met het doel de bron

van je rijkdom nooit prijs te geven: de onuitputtelijke
onwetendheid. Twaalf uur duurt de dag: zonder onderbreking
dien je te denken aan een absolute zuiverheid, een laken
van water waarop een brood groeit, en van adem vervuld raakt

de kamer van je lichaam dat opent de ramen op de melkweg
van het boomsterke daglicht. Maar het ruisen vloeit voort
uit je hielen, hoe het muisstil in je mond wordt spreekt

je aan: je komt niet langer uit je woorden; wat je hoort
is een krijs die van schoonheid snijdt als een mes van jade
door je tijdstip, en voortaan scheid je je doen van het laten

 

Jacob Groot (Venhuizen, 5 juli 1947)

 

De Duitse dichter en schrijver Marius Hulpe werd geboren op 6 juli 1982 in Soest, Nordrhein-Westfalen. Zie ook alle tags voor Marius Hulpe op dit blog.

 

kronkelend areaal

kronkelend areaal de
puinhoop van mijn innerlijke uitstraling
aangelegd met witte rozen hun doornen
zijn bot geworden in de loop der jaren daarentegen
de kleur van de bloem nauwelijks vergaan
lijkt een dag een uur
sinds ik ze plantte zonder wortel bovenop
gezet neergelegd ingebed hun
bladeren lijken langzamerhand nog groener
te worden mijn plexiglas
filtert licht schaduw biedt
toereikende condities overleven
is in ieder geval verzekerd alleen hoe daar
blijft nu eenmaal een leemte

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marius Hulpe (Soest, 6 juli 1982)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e juli ook mijn blog van 5 juli 2019 en eveneens mijn blog van 5 juli 2018 en ook mijn blog van 5 juli 2017 en mijn blog van 5 juli 2013 en mijn blog van 5 juli 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Ricardo Domeneck

De Braziliaanse dichter, beeldend kunstenaar en criticus Ricardo Domeneck werd geboren op 4 juli 1977 in São Paulo. Zie ook alle tags voor Ricardo Domeneck op dit blog.

 

LETTER TO THE FATHER

Now that my lord
more closely resembles a hunk
of meat with two eyes
turned toward the dark ceiling
from the gurney where likely
you will not die alone
only because not even able
to swallow your saliva
yourself in the company
of this tube alone
that feeds you
I ask myself
if mother’s ban
against confessing
to my lord the amorous habits
of my mucous membranes
is still in place
and if indeed you would love me
the less you knew about
how much rubbing they’d already had
that did not befit them
biological or religious
-ly and also if
you would want for your boyess
the death you wished
on so many of my kind
when they appeared on screen
on Globo Record
Manchete or SBT
which always constituted
your umbilical connection
to tradition
and if indeed you would
make come upon them
great destruction
by the violence
of your raging slurs
typical of a macho man
born in a remote town
in this country of machos
remote and broken
in their false pride
believing that a father
is he who crams
refrigerators full and does
not let the table want for
food to nourish
the same mucous membranes
in which your blood
but not your God
runs thick
and now in this broken gurney
your brain all veins
like rivulets bent on
running
outside the lines
if my lord
knew how
I’d stained the patriarchs’
table with deceit
I still ask myself
if you would welcome
me as meekly
as you accept a kiss
on the forehead from
your boyess
who is nothing more
than your own image
and likeness inverted
a mirror such
as reflects opposites
of gender and religion
or the cartoon
from my childhood
of a Hall of Justice
where on a screen
you could watch a world gone wrong
and if the Father and father
indeed scorn
one created by the norms
of Biology and Religion
yet later corrected
after flaunting the laws
the Father and the father
impose on us in the science
of being all of us flawed
on this Earth where procreating
is so common
it brings pleasure
not at all and I look at
my lord
with these pupils
that maybe never
reflect the Father
but now see the father
I
also a hunk
of meat
with two eyes
ask forgiveness
in silence
for at least I can
say there is no more time
and nevertheless
and even still
and although
and yet
for conflicted fear
of possibly shaking
a rudimentary system
of foundation
holding up this house
holding up this room
holding up this borrowed
hospital
bed
I once again
choose
silence

 

DE DOOD OP TERMIJN
voor Francis Bley

De eerste keer dat ik doodging
vroeg ik mijn vriend stamelend of
je die dood op termijn overleeft
en mijn vriend, al geschoold
in doodgaan, antwoordde: ja,
die overleef je, je loopt brandend
door de slaapkamer en duikt verkoold
op in de tuin, de mousseline plakt
aan je huid, de huid zelf net mousseline,
maar je leeft nog, je bent nog meer hier
dan aan gene zijde, als je het vocabulaire
van dat als schulden toenemende verlies
niet alleen hebt leren lezen
maar ook psychisch verwerken.

Precies, dat zou als troost moeten dienen,
zoals Persephone’s lente terugkeert
uit de onderwereld, en vissen terugkeren
naar vervuilde rivieren en walvissen naar zeeën
vol plastic, en zelfs de zon naar de Noordpool
na een nacht die maanden duurt.
Zelfs al voelt dit aan als een straf.

De meest excentrieke beeldspraak
werd reeds gebruikt voor die koppigheid.
Het meest freakerige vermaak.
Almodóvar en zijn coma tussen de stieren,
Duras en de loten in de bodem van Hiroshima.
Wat een lef! Of je overleeft?

Ja, je overleeft.
De Zonnegod stapt weer in zijn wagen.
Christus verrijst, Dom Sebastião keert
weer. De zeekomkommer, de staart van de
hagedis, de arm van de zeester, enz. enz.

En Hiroshima werd daadwerkelijk herbouwd.
De bomkraters in Berlijn werden gedicht.
Afzonderlijke levens, collectieve levens
die opstaan uit de puinhopen
van zowel liefde als oorlog.
Zelfs als zeebevingen de aarde verzilten.
Wat een lef hebben wij toch, wat een lef.
De stugheid van onze longen. Van ons hart.

 

Vertaald door Harrie Lemmens

 

Ricardo Domeneck (São Paulo, 4 juli 1977)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e juli ook mijn blog van 4 juli 2020 en eveneens mijn blog van 4 juli 2019 en ook mijn blog van 4 juli 2017 en ook mijn blog van 4 juli 2014 en ook mijn blog van 4 juli 2011 deel 2.

Christopher Kloeble, Christine Lavant

De Duitse schrijver Christopher Kloeble werd op 3 juli 1982 geboren in München. Zie ook alle tags voor Christopher Kloeble op dit blog.

Uit: Home made in India

„Neu-Delhi, Dezember 2012. Im Garten tummeln sich zweihundert Hochzeitsgäste, aber der Bräutigam fehlt: ich. Mein aufgeregtes Zappeln macht es Jaswant, unserem Fahrer, nicht leicht, meinen Turban zu binden. Gegen meine Nervosität schenkt er mir sein charismatisches Lächeln. Das setzt er in den meisten unserer Konversationen auf. Manchmal bedeutet es: »Ich warte im Wagen.« Manchmal:
»Keine Ahnung, was du versuchst zu sagen.« (Mein Hindi-Vokabular beschränkt sich auf alles, was mit Essen zu tun hat.) Und jetzt gerade: »Halt still, sonst sitzt der Turban schief.«
Als Jaswant fertig ist, trete ich vor den Spiegel: Der Mann in dem weiß leuchtenden Sherwani aus roher Seide erinnert kaum an den pausbäckigen Bub, der früher täglich über das Kopfsteinpflaster der Königsdorfer Hauptstraße zur Bäckerei Reindl radelte, um ein paar Pfennige gegen saure Drops zu tauschen.
Ich bin mir nicht sicher, ob der Bub und der Mann dieselbe Person sind. Ich weiß nur, Indien und eine Tochter Delhis haben viel damit zu tun, dass aus dem einen der andere geworden ist.
Draußen erwartet mich einer dieser nebligen Morgen, bei denen man nie weiß, ob man die Sonne am selben Tag nicht nur spüren, sondern auch sehen wird.
Der Turban sitzt erstaunlich fest, mein Herz klopft zwischen den Schläfen. Ich blicke mich nach meiner zukünftigen Frau um, kann sie nirgends entdecken. Anstatt in ihre Arme zu fallen, werde ich von Verwandten und Freunden der Familie in die Arme genommen, denen ich noch nie begegnet bin. Bisher habe ich kaum zwei Monate in Indien verbracht. Frauen zupfen meinen Schal zurecht, Männer klopfen mir auf die Schulter und alle beglückwünschen mich zu meiner Festkleidung. Ich bevorzuge sie gegenüber einer Lederhose. Als Tölzer Sängerknabe habe ich hinreichend oft bayerische Tracht bei volkstümlichen Konzerten getragen, um zu wissen, wie hartnäckig Wollstrümpfe kratzen und in die Kniekehlen schneiden.
Da lenkt ein Gast alle Aufmerksamkeit auf sich. So kann ich unbeobachtet den Turban lockern. Erst danach stelle ich fest: Der neue Gast trägt einen Hochzeits-Sari. Für einen Augenblick verfliegt all meine Nervosität aus Vorfreude auf die Heirat mit Saskya.
»Chalo, Christopher!«, ruft ein nicht blutsverwandter Onkel, der mich zum Rest der Familie führt und mir mit einem Augenzwinkern versichert, ich werde das schon hinbekommen.
Also ziehe ich meine Schuhe aus und setze mich neben meine nach Jasmin duftende Braut ans obere Ende des Mandap, ein Pavillon aus Holz und Blumen, in dem die Zeremonie abgehalten wird. Der Priester, alias Pandit, begrüßt die Familie und es geht los. Den Turban spüre ich nicht mehr. Nur, wie fest Saskya meine Hand drückt.“

 

Christopher Kloeble (München, 3 juli 1982)

 

De Oostenrijkse dichteres, schrijfster en kunstenares Christine Lavant werd geboren op 4 juli 1915 in Groß-Edling als Christine Thonhauser. Zie ook alle tags voor Christine Lavant op dit blog.

 

De zonnebloem straalt helder door de tijd

De zonnebloem straalt helder door de tijd,
laat op de middag wordt de maankop groter -,
’t gebraakte vlas des avonds keurt de losser,
de nacht weeft stil het naadloos zware kleed.

Als zwarte kruisen vluchten door het rood
de laatste vogels – bevende gedachten! –
’t geliefde voorhoofd slaapt in doornenranken,
en in de poel bewaakt de maan de dood.

Haast elke harteklop wordt hamerslag!
Arm werktuig, tot wiens kwelling uitgevonden?
Uit lauwe dromen treden strenge stonden
en vragen kort, wie spons en edik wenst.

Ben je er nog, van wie dit alles komt?
De morgenster straalt van je mooiste zwijgen.
De zonnebloem moet zich in vrieskou nijgen,
naadloze pijn omkleedt hem die bemint.

Een dwaalvogel valt op de maankop aan,
gekroonde beker vol van duistere woorden.
Verworpen vlas naait nu tot bleke boorden

het naakte hart. In ’t dorp kraait schril een haan.

 

Vertaald door C. O. Jellema

 

Christine Lavant (4 juli 1915 – 7 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e juli ook mijn blog van 3 juli 2020 en eveneens mijn blog van 3 juli 2019 en ook mijn blog van 3 juli 2017 en ook mijn blog van 3 juli 2016 deel 1 en eveneens mijn blog van 11 juli 2015.

Hermann Hesse, Denis Johnson

De Zwitserse (Duitstalige) dichter en schrijver Hermann Hesse werd geboren op 2 juli 1877 in Calw. Zie ook alle tags voor Hermann Hesse op dit blog.

Uit: Die Kunst des Müßiggangs

„Der Hintergrund jener morgenländischen Kunst, der uns mit so großem Zauber fesselt, ist einfach die orientalische Trägheit, das heißt der zu einer Kunst entwickelte, mit Geschmack beherrschte und genossene Müßiggang. Der arabische Geschichtenerzähler hat, wenn er am spannendsten Punkt seines Märchens steht, immer noch reichlich Zeit, ein königliches Purpurzelt, eine mit Edelsteinen behängte gestickte Satteldecke, die Tugenden eines Derwisches oder die Vollkommenheiten eines wahrhaft Weisen bis in alle Einzelheiten und Kleinigkeiten zu schildern. Ehe er seinen Prinzen oder seine Prinzessin ein Wort sagen läßt, beschreibt er uns Zug für Zug das Rot und den Linienschwung ihrer Lippen, den Glanz und die Form ihrer schönen weißen Zähne, den Reiz des kühn flammenden oder des schämig gesenkten Blickes und die Geste der gepflegten Hand, deren Weiße untadelhaft ist, und an welcher die opalisierenden, rosigen Fingernägel mit dem Glanze kleinodbesetzter Ringe wetteifern. Und der
Zuhörer unterbricht ihn nicht, er kennt keine Ungeduld und moderne Lesergefräßigkeit, er hört die Eigenschaften eines greisen Einsiedlers mit demselben Eifer und Genusse schildern, wie die Liebesfreuden eines Jünglings oder den Selbstmord eines in Ungnade gefallenen Veziers. Wir haben beim Lesen beständig das sehnsüchtig neidische Gefühl: Diese Leute haben Zeit! Massen von Zeit! Sie können einen Tag und eine Nacht darauf verwenden, ein neues Gleichnis für die Schönheit einer Schönen oder für die Niedertracht eines Bösewichts zu ersinnen! Und die Zuhörer legen sich, wenn eine um Mittag begonnene Geschichte am Abend erst zur Hälfte erzählt ist, ruhig nieder, verrichten ihr Gebet und suchen mit Dank gegen Allah den Schlummer, denn morgen ist wieder ein Tag. Sie sind Millionäre an Zeit, sie schöpfen wie aus einem bodenlosen Brunnen, wobei es auf den Verlust einer Stunde und eines Tages und einer Woche nicht groß ankommt. Und während wir jene unendlichen, ineinander verflochtenen, seltsamen Fabeln und Geschichten lesen, werden wir selber merkwürdig geduldig und wünschen kein Ende herbei, denn wir sind für Augenblicke dem großen Zauber verfallen — die Gottheit des Müßiggangs hat uns mit ihrem wundertätigen Stabe berührt. Bei gar vielen von jenen Unzähligen, welche neuerdings wieder so müde und gläubig an die heimatliche Wiege der Menschheit und Kultur zurück pilgern und sich zu Füßen des großen Konfutse und des großen Laotse niederlassen, ist es einfach eine tiefe Sehnsucht nach jenem göttlichen Müßiggang, die sie treibt. Was ist der sorgenlösende Zauber des Bacchus und die süße, schläfernde Wollust des Haschisch gegen die abgrundtiefe Rast des Weltflüchtigen, der auf dem Grat eines Gebirges sitzend, den Kreislauf seines Schattens beobachtet und seine lauschende Seele an den stetigen, leisen, berauschenden Rhythmus der vorüberkreisenden Sonnen und Monde verliert?“

 

Hermann Hesse (2 juli 1877 – 9 augustus 1962)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Denis Hale Johnson werd geboren op 1 juli 1949 in München. Zie ook alle tags voor Denis Johnson op dit blog.

 

Een man loopt naar het werk

De dageraad is een hoedanigheid die gelegd is over
de snelweg zoals de zichtbare
herinnering aan de oceaan die dit allemaal
honderd miljoen jaar geheim hield.
Ik beweeg niet en ik sta niet stil.
Ik ben slechts iets dat de wind treft en opklaart,
en ik voel mezelf vervagen als de lucht,
heel Ohio een leeg geworden spiegel.
Mijn jas houdt me vast. Mijn ritssluiting
knalt op mijn gitaar. Heer God sta me bij
aan het meer na de dienst bij Frigidaire
als ik stop met lachen en proef hoe nat het bier
is in mijn mond, en plotseling de ware
bruiloft herken van doortocht en aankomst waarvoor ik ben uitgenodigd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Denis Johnson (1 juli 1949 – 24 mei 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e juli ook mijn blog van 2 juli 2019 en ook mijn blog van 2 juli 2017 deel 2.

Remco Ekkers, Denis Johnson

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Ekkers werd geboren op 1 juli 1941 in Bergen. Zie ook alle tags voor Remco Ekkers op dit blog.

 

Een wereld

Tot leven komen bewerken en monteren
een wereld van het begin hard en mistig
veel later een oude beschaving monumenten
niet als herinnering maar als buiging
naar een tijd zelf de onmeetbare tijd
niet gericht zoeken maar dwalen
om de rivieren planten bergen dieren
heen draaien vliegen wandelen
halt houden op een plek landschap
laten woekeren rusten vergaan.

 

Nature morte

Stil leven is niet dood
de vruchten blijven altijd
kleuren en gloeien in het licht
druiven willen steeds geplukt
appels vragen om een beet
citroenen om een mes

maar de schedels om contemplatie
we zetten de tijd niet stil
het brood wordt gegeten
we zien de perzik bederven
of uitgezogen worden door een wesp
de dode wijfjesvink ligt op haar rug.

 

Berlijn. Een winterreis

9. Hotel

Je wast je borsten ook al is het water koud
ik begrijp het niet: hoe kun je schrijven
naar de ander: ik voelde me zo gelukkig
de hele dag, ik voelde dat je van me hield
en zeggen: dat heeft niets met jou te maken?

Sneeuw bedekt de auto
hij kan op de divan slapen
of tussen de deuren staan
we kunnen de kamer ook vol
leggen met zachte matrassen

en waarom niet in bed
één bed is breed genoeg voor twee
personen, al slaap jij liever
in de breedte en je slaapt rustiger
je kunt ook ergens anders slapen.

De dubbelzinnigheid van het bed
zet zich voort in de wand
recht tegenover het hoofdeind
boven het crème kleurige schot
ijsbloemen in een vast patroon.

Ramen open op de kou van buiten
sneeuwstraten naar het centrum
en hij minutenlang schreeuwend
midden op het kruispunt alleen
tot eindelijk een auto stopt.

 

Remco Ekkers (1 juli 19414 juni 2021)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Denis Hale Johnson werd geboren op 1 juli 1949 in München. Zie ook alle tags voor Denis Johnson op dit blog.

 

STIEKEM KUSSEN

ik wil zeggen dat
vergeving doorgaat met

verdelen, dat hoop
resulteert in hoop,

en meer, maar natuurlijk
zeg ik wat wordt

gezegd wanneer men in deze donkere
gang jou

tegenkomt, en poten
je betasten en aanvallen, liefdes

affaires, snelle leugens en jij
zegt het terug en wij

strompelen verder, zoals
elk paar losgeslagen

marionetten zou doen, elk stel
kadavers onlangs losgesneden

van de steiger
in de afgelegen gangen

van wat het ook is
dat ons houdt nu overeind houdt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Denis Johnson (1 juli 1949 – 24 mei 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e juli ook mijn blog van 1 juli 2020 en eveneens mijn blog van 1 juli 2019 en ook mijn blog van 1 juli 2018 en ook mijn blog van 1 juli 2017 deel 2.