Libris Literatuur Prijs 2016 voor Connie Palmen

Libris Literatuur Prijs 2016 voor Connie Palmen

De Libris Literatuur Prijs 2016 is maandagavond naar Connie Palmen gegaan voor de roman “Jij zegt het.” In ‘Jij zegt het’ wordt de noodlottige liefde beschreven tussen de dichters Ted Hughes en Sylvia Plath. Behalve een cheque ter waarde van 50.000 euro ontving Connie Palmen een bronzen legpenning, die haar werd uitgereikt door minister Jet Bussemaker. De andere genomineerden waren Alex Boogers met ‘Alleen met de goden’, Joke van Leeuwen met ‘De onervarenen’, Inge Schilperoord met ‘Muidhond’, P.F. Thomése met ‘De onderwaterzwemmer’ en Thomas Verbogt met ‘Als de winter voorbij is’ Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook alle tags voor Connie Palmen op dit blog.

Uit:Jij zegt het

“Ze was onvermoeibaar, mijn van energie stuiterende bruid. Zodra ze thuis was, de colleges voor de volgende dag had voorbereid, had gekookt, gebakken, geboend en gewassen, ging ze achter de typemachine zitten om ons werk uit te typen, van een begeleidend schrijven te voorzien en de wereld in te sturen. Sinds we weer dicht bij elkaar waren, kon ik nauwelijks de stroom aan poëtische ideeën en invallen bijhouden, schreef elke dag, het ene gedicht na het andere. Zij hield meticuleus een dagboek bij, zat een leven op de hielen dat pas geleefd was zodra ze het had beschreven, verstuurde wekelijks brieven aan haar moeder en soms aan haar broer, werkte moeizaam aan een roman, en maakte zo nu en dan een gedicht. Naast Shakespeare en Yeats lazen we vooral de eigen gedichten hardop aan elkaar voor, leverden waar nodig commentaar, schaafden ze bij, lazen ze opnieuw voor.
In de eerste winter van ons huwelijk kwamen – naast de talloze afwijzingen die op haar het effect hadden van een rode lap op een stier en een nog woedendere scheppingsdrift losmaakten – de eerste lofzangen binnen, toezeggingen van gerenommeerde tijdschriften, verzoeken om meer werk, en een bescheiden extra inkomen.
Soms was de nacht al begonnen als we, moe van het geconcentreerde werken, bij het ouijabord gingen zitten, de toppen van onze wijsvingers op het glas legden, en eens wat geesten uitnodigden om het ingespannen denkwerk over te nemen, ons te inspireren, te laten huiveren of aan het lachen te maken. Het wachten op beweging is als vissen, spannend en ontspannend tegelijkertijd. Gebeurt er iets? Beweegt er iets onder het oppervlak? Is er leven dat ik nog niet zie, maar zich kenbaar maakt zodra het toehapt? Wat komt er aan het licht?
De eerste keer dat ik met mijn bruid achter het bord zat, pen en papier bij de hand, en we na de invitatie aan de ether of aan ons onderbewuste – Is er iemand? – een poosje wachtten, en toen het omgekeerde glas opeens naar ‘ja’ zagen schuiven, keek ze me met wantrouwige ogen aan. Ze geloofde het niet. Ze verdacht me ervan dat ik het uit ongeduld naar de linkerhoek duwde. Ik ontkende. Als we al iets doen, doen we het samen, dat is de magie van de vermenging.”

 
Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

Thijs Zonneveld, Willem Elsschot, Almudena Grandes, Christoph Marzi, Edgar Cairo, Volker Braun, Robert Browning

 

Dolce far niente (Bij de Giro D’Italia in Nederland)

 

 
De Giro D’italia in Nijmegen

 

Uit: De Giro is honderdduizend keer mooier (Column)

“Vanwege de roze leiderstrui, want mooi roze is niet lelijk.
Vanwege Coppi.
Vanwege Bartali.
Vanwege de spaghetti, die de komende drie weken níet als één natte klomp in een pan wordt opgediend.
Vanwege de achtenveertig haarspeldbochten van de Stelvio.
Vanwege de Zoncolan, een berg zo steil dat je hoogtevrees krijgt als je achterom kijkt.
Vanwege de Gazzetta dello Sport, de enige krant die je dochter van twee ook mooi vindt (‘Oeeeeehhhh, roze!’).
Omdat er geen Bocht Zeven is, waar stomdronken carnavalssupporters in wortelpakken bier over renners smijten.
Omdat er geen zeshonderd ploegen zijn die van elke etappe een massasprint willen maken.
Omdat voor de televisie hangen op een regenachtige dinsdagmiddag in mei veel leuker is dan tv kijken bij vijfentwintig graden in juli.
Omdat er voor deze wedstrijd geen bedrijfstoto is die wordt gewonnen door de koffiejuffrouw die nooit naar wielrennen kijkt.
Vanwege de rondemissen.”

 

 
Thijs Zonneveld (Sassenheim, 28 september 1980)

Lees verder “Thijs Zonneveld, Willem Elsschot, Almudena Grandes, Christoph Marzi, Edgar Cairo, Volker Braun, Robert Browning”

400e sterfdag William Shakespeare, Andrey Kurkov, Pascal Quignard, Peter Horst Neumann, Halldór Laxness, Christine Busta, Adelheid Duvanel

400e sterfdag William Shakespeare

De Engelse dichter en schrijver William Shakespeare werd geboren in Stradford-upon-Avon op, vermoedelijk, 23 april 1564. Zie ook alle tags voor William Shakespeare op dit blog. William Shakespeare is vandaag precies 400 jaar geleden overleden.

Uit: Sonnets

I

From fairest creatures we desire increase,
That thereby beauty’s Rose might never die
But, as the riper should by time decease,
His tender heir might bear his memory.
But thou, contracted to thine own bright eyes,
Feed’st thy light’s flame with self-substantial fuel,
Making a famine where abundance lies.
Thyself thy foe, to thy sweet self too cruel.
Thou that art now the world’s fresh ornament
And only herald to the gaudy spring,
Within thine own bud buriest thy content
And, tender churl, mak’st waste in niggarding.
Pity the world, or else this glutton be:
To eat the world’s due, by the grave and thee.

 

XVIII

Shall I compare thee to a summer’s day?
Thou art more lovely and more temperate:
Rough winds do shake the darling buds of May,
And summer’s lease hath all too short a date:
Sometime too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimm’d;
And every fair from fair sometime declines,
By chance, or nature’s changing course, untrimm’d;
But thy eternal summer shall not fade
Nor lose possession of that fair thou ow’st;
Nor shall Death brag thou wander’st in his shade,
When in eternal lines to time thou grow’st;
So long as men can breathe or eyes can see,
So long lives this, and this gives life to thee.

 

XVIII

U vergelijken met een zomerdag?
Neen, lieflijker en zachter nog zijt gij:
De meiwind striemt de knoppen slag op slag
En o, de zomer vliedt te snel voorbij.

Soms worden wij door ’t hemelsoog verschroeid
En dikwijls is zijn gouden gloed verduisterd;
Al ’t schone heeft zijn tijd dat het niet bloeit,
Door ’t wislend kansspel der natuur ontluisterd.

Uw zomertijd zal echter nooit vergaan
Noch zich ontdoen van ’t schone in u verkregen;
Nooit zal de dood zijn schaduw om u slaan,
De toekomst groeit ge in eeuw’ge verzen tegen:

Zolang als er nog iemand ziet en hoort,
Leeft ge in mijn verzen met mijn verzen voort.

Vertaald door W. van Elden

 

XVIII

Zal ik je meten met een zomerdag?
Jij bent lieflijker en kent meer maat.
Storm beukt wat ik in Mei als knopjes zag;
te snel verliest de zomer zijn mandaat.

Soms schijnt het oog des hemels veel te heet;
vaak is zijn gouden teint van korte duur;
en al wat glanst verliest ooit toch het kleed
ontluisterd door het lot of de natuur.

Jij bent de zomer die voor eeuwig straalt,
en nooit verloren gaat jouw gouden schijn;
nooit grijnst de dood dat je in zijn schaduw dwaalt,
daar jij tijdloos doorleeft in eeuwige lijn.

Zo lang de mens kan ademen, ogen zien,
Zo lang leeft dit, en dus jij bovendien.

Vertaald door Jan Jonk

 
William Shakespeare (23 april 1564 – 23 april 1616)
Shakespeare in Leicester Square, Londen

Lees verder “400e sterfdag William Shakespeare, Andrey Kurkov, Pascal Quignard, Peter Horst Neumann, Halldór Laxness, Christine Busta, Adelheid Duvanel”

400e sterfdag Miguel de Cervantes

400e sterfdag Miguel de Cervantes

De Spaanse dichter en schrijver Miguel de Cervantes werd geboren op 29 september 1547 in Madrid. Zie ook alle tags voor Miguel de Cervantes op dit blog. Miguel de Cervantes is vandaag precies 400 jaar geleden overleden.

Uit: Don Quichot van La Mancha (Bewerkt door J.J.A. Goeverneur)

“De meiden echter, toen zij zoo onverwachts een geharnasten ridder voor zich zagen, gilden en gierden het uit en vluchtten vol schrik de herberg in. Don Quichot, die zich dit vreemd gedrag niet verklaren kon, snelde haar na, riep haar terug, lichtte het vizier van zijn helm op, ontdekte zijn mager, bestoven gezicht en zeide met lispelende stem en onder eene diepe buiging: “Mijne edele en hooggeboren jonkvrouwen, vlucht toch niet zoo voor een ridder, van wien gij nooit in der eeuwigheid eenige oneerbiedige behandeling te duchten hebt, maar die veeleer bereid is, u ten allen tijde naar zijn beste vermogen te dienen en bij te staan.”
Op eene haar zoo vreemde en ongehoorde wijze aangesproken, barstten de beide deernen in een luid, schaterend lachen uit en maakten zulk een leven en misbaar, dat Don Quichot in ’t eind ernstig boos begon te worden. Evenwel bedwong hij zijne drift en sprak:
“Mijne geëerde dames, zonder reden zoo te lachen verraadt onverstand. Gelieft dit echter niet als eene beleediging te beschouwen; want ik herhaal u met den diepsten eerbied, dat ik bloed en leven aan uw dienst wensch toe te wijden.”

 
Standbeeld van Don Quichot en Sancho Panza op de Place d’Espagne in Brussel 

De dolle taal van den gekken ridder deed de meiden, in plaats van haar tot bedaren te brengen, nog maar harder te lachen, en Don Quichots ergernis klom reeds tot een bedenkelijken graad, toen nog juist van pas de dikke herbergier voor de deur verscheen en als een vreedzaam man vrede zocht te stichten. Niettegenstaande zijne goede bedoeling was hij echter bijna zelf in den lach geschoten, toen hij de wonderbaarlijk kluchtige figuur van onzen ridder wat nader had opgenomen; alleen het gezicht van de dreigende lans in Don Quichots vuist maakte, dat hij zich met geweld goedhield. Hij trad met eene beleefde buiging op den held toe en zeide uitermate vriendelijk:
“Heer ridder, ingeval gij misschien nachtkwartier zoekt, zult gij in mijn huis op de kostelijkste manier bediend worden.”
Don Quichot nam den dikken waard van het hoofd tot de voeten op en meende uit zijne woorden te mogen opmaken, dat deze de bewaarder van den ingebeelden burcht was. Zoo antwoordde hij dan, dat hij zelf met alles zou tevreden zijn, mits men maar zorg wilde dragen voor zijn ros, welks weerga in kracht en schoonheid men in de geheele wereld tevergeefs zou zoeken.”

 
Miguel de Cervantes (29 september 1547 – 23 april 1616)

In Memoriam Wim Brands

In memoriam Wim Brands

De Nederlandse dichter, journalist en presentator Wim Brands is maandag op 57-jarige leeftijd in zijn woonplaats Amsterdam overleden. Dat maakte de VPRO bekend. Wim Brands werd geboren in Brummen op 29 maart 1959. Zie ook alle tags voor Wim Brands op dit blog.

 

Ze hangt als een lege boodschappentas

Ze hangt als een lege boodschappentas
aan mijn arm en ik bedenk me
wat er met haar
uit mijn leven verdwijnt: Buisman,
een stoof, de theemuts.
Niets houdt haar trouwens
nog warm.
Bevelend wijst ze naar de supermarkt
en vraagt me wat ik zie: ik noem
een naam.
Nee idioot, dat is de overkant
en hoe komen wij daar?
Ik wil haar nooit meer ontstemmen,
zeg me hoe.
Maak je maar klaar,
we zullen moeten zwemmen.

 

Ik sta op en ga naar het vliegveld

Ik sta op en ga naar het vliegveld,
verlies mezelf in een massa bij Aankomst.
Seattle: 9:30, Hanoi: 9:20. Ik kies.
En praat met een arrivé. Over het noodweer
boven zee, de uiteindelijk voorspoedige
vlucht.
Ik ben vrolijk als het moet, klaag
desgewenst mee.
Na een half uur ga ik terug en sta
op tijd aan het bed.
Waar kom je vandaan?
Ik heb boodschappen gedaan.
Kijk, een vingerhoed en een zoutvaatje.
Handig als we gaan.

 
Wim Brands (29 maart 1959 – 4 april 2016)

In Memoriam Lars Gustafson

In Memoriam Lars Gustafson

De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson is op 79-jarige leeftijd overleden. Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.

Elegie over een dode labrador

in twee verschillende werelden: de mijne,
meest letters, een tekst die door het leven loopt,
de jouwe voornamelijk gebeuren. Je bezat een kennis
die ik dolgraag bezeten zou hebben: het vermogen
gevoel, lust, haat of liefde
als een golf door je hele lichaam te laten gaan,
van je neus tot je staartpunt, het onvermogen
om het bestaan van de maan te accepteren.
Bij volle maan huilde je steeds luid naar haar op.
Je was een beter gnosticus dan ik. En je leefde
zodoende voortdurend in het paradijs.
Je had de gewoonte al springend vlinders te vangen
en ze op te peuzelen, iets dat sommige mensen weerzinwekkend vonden.
Ik stelde dat immer op prijs. Waarom
kon ik er geen lering uit trekken? En deuren!
Voor gesloten deuren ging je liggen slapen,
vast overtuigd dat vroeg of laat degene moest komen
die de deur open zou doen. Je had gelijk.
Ik had ongelijk. Ik vraag me af, nu deze lange
woordloze vriendschap voorgoed voorbij is,
of ik mogelijkerwijs iets kon dat jou
imponeerde. Je vaste overtuiging dat
ik het was die het onweer opriep
telt niet mee. Dat was een vergissing. Ik denk
dat mijn geloof dat de bal bleef bestaan
ook wanneer hij achter de bank verscholen lag
je ergens een idee gaf van mijn wereld.
In mijn wereld lag het meeste verscholen
achter iets anders. Ik noemde je ‘hond’.
Ik vraag mij vaak af of je mij beschouwde
als een grotere, meer lawaai makende ‘hond’,
of als iets anders, voor altijd onbekend,
dat is wat het is, bestaat in de eigenschap
waarin het bestaat, een fluitje
door het nachtelijke park waarop je
gewend was terug te keren zonder eigenlijk
te weten waarnaar. Over jou, over
wie je was, wist ik niet meer.
Je zou kunnen zeggen, vanuit dit wat objektievere
standpunt: We waren twee organismen.
Twee van deze plekken waar het universum
in zichzelf verstrikt raakt, kortstondige, komplexe
proteïnestrukturen, die steeds ingewikkelder
moeten worden om te overleven, tot alles
uiteenspringt en weer eenvoudig wordt, de knoop
ontward, het raadsel vervlogen. Je was niets dan
een vraag gericht aan een andere vraag
en geen van beiden bezat andermans antwoord.

Vertaald door Bernlef

 
Lars Gustafsson (17 mei 1936 – 3 april 2016)

In Memoriam Imre Kertész

In Memoriam Imre Kertész

De Hongaarse auteur en winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur Imre Kertész is op 86-jarige leeftijd overleden. Kertész overleed volgens het Hongaarse staatspersbureau MTI na een lang ziekbed. Imre Kertész werd geboren op 9 november 1929 in Boedapest. Zie ook alle tags voorImre Kertész op dit blog en ook mijn blog van 9 november 2010

Uit: Fateless

“I took my own steps. No one else did. And I remained honest in the end to my given fate. The only stain or beauty flaw, I might say the only incorrectness, that anyone could accuse me of is maybe the fact that we are talking now. But thatis not my doing. Do you want all this horror and all my previous steps to lose their meaning entirely? Why this sudden turn, why this opposition? Why can’t you see that if there is such a thing as fate, then there is no freedom? If, on the other hand,” I continued, more and more surprised at myself and more and more wound up, “if, on the other hand, there is freedom, then there is no fate. That is,” and I stopped to take a breath, “that is, we ourselves are fate.” I recognized this all of a sudden and with such clarity that I had never seen before. I was a little sorry that I was only facing them and not someone more intelligent-let’s say, more worthy opponents. But they were the ones who were here, at that moment, and at any rate they were the ones who had also been there when we were saying good-bye to my father.
They too had taken their steps. They too knew. They too had seen ahead. They too had said good-bye to my father as if we were already hurrying out. Later, all they fought about was whether I should take the local tram or the local bus on the way to Auschwitz. At this point not only Uncle Steiner but also Uncle Fleischmann jumped up. He tried to restrain Uncle Steiner but was no longer able. “What?” he screamed at me, his face crimson-red and his fist beating against his chest. “What? Are we now the guilty ones-we, the victims?” I tried to explain to him: “It’s not that this is a sin. We ought to simply, modestly recognize it for the sake of our honor, so to speak.”
They had to try to understand that they couldn’t take everything away from me. It couldn’t be that I was either the victim or the vanquished, that I couldn’t be right and that I couldn’t have been mistaken, that I was not the reason or the result of anything. I almost begged them to understand this. I couldn’t simply swallow this silly bitterness simply for the sake of be- coming innocent again.”

 

 
Imre Kertész (9 november 1929 – 31 maart 2016)

In Memoriam Jim Harrison

In Memoriam Jim Harrison

De Amerikaanse schrijver Jim Harrison is zaterdag op 78-jarige leeftijd overleden. Zijn uitgeverij maakte zijn overlijden zondag bekend. Zie ook alle tags voor Jim Harrison op dit blog.

Uit: The Great Leader

“On the way to work he was drowsy so he drove down to the harbor and stood out in the cold north wind that was pushing waves over to the top of the break wall. He felt forlornly on the wrong track with the Great Leader. His colleagues and captain in the state police teased him with, “Where’s the evidence of a crime?” Everyone knew there wasn’t a provable one and it was certainly an ironic way to end a fine career. His uncle John Shannon who was a commercial fisherman liked to say, “Every boat is looking for a place to sink.” There were far more rumors of sexual abuse these days than day-old bread and in this case the mother and daughter were unwilling to testify.
He turned and looked at the huge Catholic church on the hill and received a modest jolt in his frontal lobe, not really a clue. The year before the divorce they had taken a vacation in northern Italy and his wife had been in a serene trance over religious art and architecture while he as an historian mostly saw the parasitical nature of the Catholic Church. This was what truly goaded him about Dwight who had managed to get seventy people to give up their lives and money. By living in primitive conditions in the “past before the past” as Dwight called it they would have a wonderful future. Was this any more cockamamie than the Mormons, or the Catholics for that matter? The idea that something so obviously stupid worked with people irked him. They beat on their drums, chanted in tongues, danced, and hunted and fished. As the members spiritually matured their pasts would reshape themselves. Dwight seemed to utterly believe in what he was doing and then one day he didn’t and would move on. The little information Roxie had gathered on the Great Leader’s activities seemed to center on the Mayan calendar, the nature of which Sunderson didn’t yet understand. He suspected that it was true Dwight had had sexual relations with the twelve-year-old daughter of a cult member but there was nowhere to go with this. Sunderson was concerned that when you looked into the history of religion those in power generally devised a way to get at the young stuff, which seemed also to be a biological premise in other mammals. This was scarcely a new idea as Marion had noted. Just as Sunderson’s hobby was history Marion, as a mixed blood, was obsessive about anthropology.”

 
Jim Harrison (11 december 1937 – 26 maart 2016)

In Memoriam Johan Cruijf

In Memoriam Johan Cruijf

 

 
Johan Cruijff (25 april 1947 – 24 maart 2016)

 

CRUIJFF

Een gestrekte bal,
een balk door de lucht,
een eerlijk eikenhouten schot:
zo gaat de waarheid op haar doel af.

Of heen en weer
en heen bewegend, de tegenstrever,
de lezer, steeds weer op het verkeerde
been zettend, door een overstapje, een
oversprongetje, elke nieuwe regel
uit leesevenwicht te beginnen,
deze beweeglijkheid, deze fysieke
bewogenheid, god, dit is kunst:

geboren worden en een lichaam hebben
en er dan gedurende een blauwe maandag
Johan Cruijff mee zijn

in een gedicht, een speelveld
van Herman de Coninck.

 

 
Herman de Coninck (21 februari 1944 – 22 mei 1997)
Mechelen, Grote Markt met Sint Romboutstoren.
Herman de Coninck werd geboren in Mechelen.

Prijs van de Leipziger Buchmesse voor Guntram Vesper

Prijs van de Leipziger Buchmesse

De Prijs van de Leipziger Buchmesse 2016 gaat naar de Duitse schrijver Guntram Vesper Hij ontvangt de prijs, waaraan een geldbedrag van € 15.000 verbonden is in de categorie fictie voor zijn roman “Frohburg”. In de meer dan duizend pagina’s tellende roman vertelt Vesper gaat over zijn geboorteplaats Frohburg: een kleine stad ten zuiden van Leipzig, waar hij zijn kindertijd en jeugd doorgebracht, voordat de familie in 1957 vluchtte naar de Bondsrepubliek. Zie ook alle tags voor Guntram Vesper op dit blog.

Uit: Frohburg

„Unsere uneigene Sache, unser eigentliches Ding: die endlos langen Sommerabende. Fußball. Räuber und Gendann, Versteckspiel, renn ums Leben. Sonst abgeschlagen, ausgeschieden, ausgenommen. zu den Toten. In den Auguststaub klopfende lgelitsandalen, hallende Rufe, spitze Schreie. Grölen. Quieken. zurückgeworfen vom dämmergrauen Geviert der Häuserreihen, Geschiebe‚ Gesehubse, Gezerre, Gerangel, bei zunehmender Dunkelheit,  gemeint die Mädchen, wer sonst.
Brückengasse Wyhrabrücke Gußleisenkonstruktion aus Cainsdorf, Königin-Marien-l-lütte. Unter jedem Laster Zittern, Beben. Schwingen. Auch bei Hochwasser und Eisgang: Treibgut Balken, Schollenstoß,
Töpferplatz. Die Maulbeerhecke. Eßbar oder. Drei Trittstufen zur Schöpfe. Der alte Bürstenrnacher Prause bis zum Knie im seichten Fluß: Auf Wiedersehn, du schöne Welt. Von der Tochter zurückgesehleppt ins Haus und eingeschlossen. Warum auch nicht. muß sein. Lindenreihe. In den Hundstagswochen, vor Gewittern schwarzrotes Gewimmel der Franzosenkäfer.
Greifenhainer Straße.
Die Großeltern. Nach dem großen Brand am Markt das Haus am Fluß gekauft. Dort ich geboren.
(…)

Meine ersten Jahre, die ersten anderthalb Jahrzehnte, dort drüben, da hinten, in Frohburg. Als hätte man sie im Hinterzimmer einer riesengroßen, rastlos stampfenden Mühle verbracht, die Ideen und Gefühle und noch die leisesten Regungen zerschrotete und Menschen verbrauchte, in maßloser Menge, ganze Städte, Landstriche, Provinzen und Länder wurden zu Schutt und Erinnerung, während man selber Lesen und Schreiben lernte und die Sonne aufgehen und hinter dem Horizont wieder versinken sah. Zitternde Bilder, zitternder Boden. Wirkt und wühlt in uns weiter, wirst sehen.
Kindheit ohne Ziel, ohne Mitte. Musik war Kirchengesang oder FDJ-Lied, Wörter wie Oper, Sinfonie, Streichquartett hast du kaum oder gar nicht gehört, sie kamen, wenn du genau überlegst, einfach nicht vor, einfach, das sagt sich so leicht, von Mozart, Beethoven, von Hans Pfitzner, sein Vater in Frohburg geboren, und Schönberg keine Spur. Rückschritt, den man Fortschritt nannte. Fortschritt, der Rückschritt hieß. Dazu die Lehrer, Uniformfotos von gestern bestens versteckt, wenn nicht verbrannt, was sie als junge Offiziere und Unteroffiziere an der Ostfront oder im Hinterland getrieben hatten, darüber kein Wort, sie lobten Johannes R. Becher und Kuba über alles und beteten jede Eloge der Zeitungen auf Aschajew und Babajewski nach, Fern von Moskau, Ritter des goldenen Sterns, was sie wirklich dachten, behielten sie lieber für sich.“

 
Guntram Vesper (Frohburg, 28 mei 1941)