Voorjaar (M. Vasalis), David Malouf, Friedrich Hölderlin

 

 

Pruimenbloesem door Claude Monet, 1879

 

Voorjaar

Het licht vlaagt over ’t land in stoten
wekkend het kort en straf geflonker
der blauwe wind-gefronsde sloten;
het gras gloeit op, dooft uit, is donker.
Twee lammren naast een stijf grauw schaap
staan wit, bedrukt van jeugd in ’t gras…
Ik had vergeten hoe het was
en dat de lente niet stil bloeien,
zacht dromen is, maar hevig groeien,
schoon en hartstochtelijk beginnen,
opspringen uit een diepe slaap,
wegdansen zonder te bezinnen.

 

M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)
De voormalige Jeruzalemkerk in Den Haag, de geboorteplaats van M. Vasalis

 

De Australische dichter en schrijver David Malouf werd geboren op 20 maart 1934 in Brisbane. Zie alle tags voor David Malouf op dit blog.

 

Stooping to Drink

Smelling the sweet grass
of distant hills, too steep
to climb, too far to see
in this handful of water
scooped from the river dam.

Touching the sky where like
a single wing my hand
dips through clouds. Tasting
the shadow of basket-willows,
the colour of ferns.

A perch, spoon-coloured, climbs
where the moon sank, trailing
bubbles of white,
and school kids on picnics
swing from a rope — head

over sunlit heels like angels
they plunge into the sun
at midday, into silence
of pinewoods hanging over
a sunken hill-farm.

Taking all this in
at the lips, holding it
in the cup of the hand.
And further down the hiss
of volcanoes, rockfall

and hot metals cooling
in blueblack depths a hundred
centuries back.
Taking all this in
as the water takes it: sky

sunlight, sweet grass-flavours
and the long-held breath
of children — a landscape
mirrored, held a moment,
and let go again.

 

A History Lesson

Sweaty after a bout the young prince towels his body,
sprawls against the wall of a tennis court. His body seems
his own. He is seventeen, loves exercise,
apples, and has just discovered order
in the frets of a guitar and the disorder
his spirit leans towards where hair sweeps upward
and a tender neck’s laid bare. All this
is normal.
Miles away,
his body is the site of negotiations. Old men in furs
have laid it out between them, a treaty
is tied to the royal member as, by proxy, it is annexed, with no compliance
on his part (it is, so far as he knows, off
in a goosegirl’s placket) to the crib of a ten months’ orphan, the Staatsholder
of nine dependencies.
Somewhere peasants
work in the prince’s groin, sleep off the day’s work in its shade.
They will speak the same patois when they go back
to dealing with horizons, but their heads
have passed under harsher laws. In a trench twelve pikemen
curse white, blow on a fist as night creeps over
the edge of a boy’s body much like theirs and also forfeit.

These lives go other ways
than the documents intended. The young prince
will swell with evil fluids not drained off, his infanta
be occupied by three foreign husbands; she will never know his tongue.
One of that band of pikemen, every hair
on his head ablaze with firelight, every louse in his shirt assured of
its sweat, will get his wish. He will climb on out
of the blood of battle, eat, in a fiery sunset,
a late crust among shadows
that peck round a harvest blade, and whistling an old song, track
to its source among ferns the stream
that mutters in his head and never once says ‘history’.

But that is another story. Passed from mouth
to mouth and not set down, it covers the facts, has a beginning and has survived
its middle. Why shouldn’t it end well?

 

David Malouf (Brisbane, 20 maart 1934)

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin.

 

Toen ik een knaap was

Toen ik een knaap was,
Redde een god mij vaak
Van het geschreeuw en de roede der mensen,
Toen speelde ik veilig en wel
Met de bloemen van het woud,
En het zoele des hemels
Speelde met mij.

En zoals gij het hart
Van de planten verblijdt,
Als zij u tegemoet
Hun tere armen strekken,

Zo hebt gij mijn hart verblijd
Vader Helios, en, gelijk Endymion,
Was ik uw lieveling,
Heilige Luna!

O, al gij trouwe
Vriendelijke goden!
Als ge eens wist
Hoe mijn ziel u heeft liefgehad!

Wel riep ik toen nog niet
U bij naam, ook gij
Noemde mij nooit, zoals de mensen elkaar noemen,
Als kenden ze elkaar.

Toch kende ik u beter
Dan ik de mensen ooit kende,
Ik begreep de stilte van de ether,
De woorden der mensen begreep ik nooit.

Mij voedde de muziek
Van het ruisende woud
En liefhebben leerde ik
Temidden der bloemen.

In de armen der goden groeide ik op.

 

Vertaald door Kester Freriks

 

Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Portret door Franz Karl Hiemer, 1792

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e maart ook mijn blog van 20 maart 2021 en ook mijn blog van 20 maart 2020 en eveneens mijn blog van 20 maart 2019 en ook mijn blog van 20 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3 en ook deel 4.

David Malouf, Friedrich Hölderlin

De Australische dichter en schrijver David Malouf werd geboren op 20 maart 1934 in Brisbane. Zie alle tags voor David Malouf op dit blog.

 

Wild Lemons

Through all those years keeping the present
open to the light of just this moment:
that was the path we found, you might call it
a promise, that starting out among blazed trunks
the track would not lead nowhere, that being set
down here among wild lemons, our bodies were
expected at an occasion up ahead
that would not take place without us. One
proof was the tough-skinned fruit among
their thorns; someone had been there before us
and planted these, their sunlight to be sliced
for drinks (they had adapted
in their own way and to other ends); another
was the warmth of our island, sitting still
in its bay, at midnight humming
and rising to its own concerns, but back,
heat-struck, lapped by clean ocean waters
at dawn. The present is always
with us, always open. Though to what, out there
in the dark we are making for as seven o’clock
strikes, the gin goes down and starlings
gather, who can tell? Compacts made
of silence, as a flute tempts out a few
reluctant stars to walk over the water. I lie down
in different weather now though the same body,
which is where that rough track led. Our sleep
is continuous with the dark, or that portion of it
that is this day’s night; the body
tags along as promised to see what goes.
What goes is time, and clouds melting into
tomorrow of our breath, a scent of lemons
run wild in another country, but smelling always of themselves.

 

Mulberry Tree Dreaming

Parachute silk comes spooling out of the mouths
of a silkworm factory; rumbustious breath
of the big tree’s rebel stillness rocks the house.
Invisible rip-cords jerk, sing, take the strain,
and new light mushrooms skyward, a ceremony
of change that no hands work; eyelids fatten,
creep, from spirit, its actual meat, shape strange
cosmologies that hold. Lords of the second
breath and transformation, we too shake loose;
our meaty souls grow light, grow luminous,
break free of their sticky net of fingerprints,
dull household chores, events. Is it enough,
we ask, this faith, this breath? Can we ascend
for ever? The grain of doubt finds its counterweight
of earth and earth falls upward, takes us, heart
and heel. The mulberry-tree, its filaments
all sheer flame, seethes and billows. Tough limbs deal
with the play of its buckled shadow on a wall.

 

David Malouf (Brisbane, 20 maart 1934)

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin.

 

Aandenken
1803

De noordooster waait,
Van de winden mij
De dierbaarste, omdat hij vurige geest
En behouden vaart belooft de schippers.
Maar ga nu en groet
De schone Garonne,
En de tuinen van Bordeaux
Daar, waar langs scherpe oever
Verder gaat het pad en diep in de rivier
Neerstort de beek, daarboven echter
Kijkt uit een edel paar
Eiken en zilverpopulieren;

Nog vaak denk ik eraan en hoe
Brede kronen buigt,
Over de molen, het iepenbos,
Maar op de binnenplaats groeit een vijgeboom.
Op feestdagen gaan
De bruine vrouwen aldaar
Over zijden grond,
In de tijd van maart,
Wanneer gelijk zijn nacht en dag,
En over langzame paden,
Zwaar van gouden dromen,
Wiegende luchten trekken.

Laat echter,
Vol van donker licht,
Iemand mij de geurende beker reiken,
Opdat ik rusten kan; want zoet
Zou zijn onder schaduw de slaap.
Niet goed is het,
Zielloos door sterfelijke
Gedachten te zijn. Maar goed
Is een gesprek en te zeggen
De overtuiging van het hart, veel te horen
Over dagen der liefde,
En daden welke geschied zijn.

Waar echter zijn mijn vrienden? Bellarmin
En zijn metgezellen? Velen
Zijn bevreesd tot de bron te gaan;
De rijkdom namelijk begint
Op zee. Zij,
Zoals schilders, verzamelen
De pracht van de aarde en versmaden
De gevleugelde strijd niet, en
Eenzaam te leven, jarenlang, onder
De ontbladerde mast, waar niet de nacht doorgloeien
De feestdagen van de stad,
En snarenspel en aangeboren dans niet.

Nu echter zijn naar de Indiërs
De mannen gegaan,
Daar bij de winderige spits
Bij wijnbergen, waar omlaag
Wat blijft echter, stichten de dichters.

 

Vertaald door Kester Freriks

 

Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Standbeeld van Friedrich Hölderlin in Nürtingen

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e maart ook mijn blog van 20 maart 2021 en ook mijn blog van 20 maart 2020 en eveneens mijn blog van 20 maart 2019 en ook mijn blog van 20 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3 en ook deel 4.

David Malouf, Roman Libbertz, Friedrich Hölderlin

De Australische dichter en schrijver David Malouf werd geboren op 20 maart 1934 in Brisbane. Zie alle tags voor David Malouf op dit blog.

 

In the Beginning

The table’s there in the kitchen, where I kneel
on a high chair, tongue at air, trawling a slate
with pot-hooks; on the track of words; on the track of this word,
table. Is there instant, wobbly wooden,
four-square in it solid self, and does not need
my presence to underwrite its own or scrawl,
thick tongue, thick hand, a puddle slate and knock it
up out of blue nowhere. Where are they, table,
slate, slate-pencil, kitchen, and that solid
intent child on one knee reaching for sawn
planks back there? Breathless today, or almost,
I wrestle uphill to where, in a forest gap
of table size, it stands, four legged, dumb,
still waiting. An unbreathed word among the chirrup
and chafe, it taps a foreleg. Table, I mutter.
With tool-marks fresh as tongue-licks, already criss-crossed
with scars I feel my own where hard use makes them,
it moves as that child’s hand moves about muddy water.

 

Typewriter Music

Hinged grasshopper legs kick
back. So
quick off the mark, so
spritely. They set
the mood, the mode, the call
to light-fingered highjinks.

A meadow dance
on the keyboard,
in breathless, out-of-bounds
take-offs into
flight and giddy joyflight without
stint. The fingerpads

have it. Brailling through
études of alphabets, their chirp and clatter
grass-choppers
the morning to soundbites,
each rifleshot hammerstroke another notch
in the silence.

 

Bicycle
~for Derrick Peat
 
Since Thursday last the bare living-room
of my flat’s been occupied
by a stranger from the streets, a light-limbed traveller.
 
Pine-needle spokes, bright rims, the savage
downward curve like polished horns
of its handlebars denote
 
Some forest deity, or deity of highway
and sky has incognito set up residence, the godhead
invoked in a machine.
 
To the other inmates of the room, a bookcase,
two chairs, its horizontals speak
of distance, travelling light. Only the mirror
 
remains unruffled, holding
its storm of light unbroken, calmly accepting
all traffic through its gaze. Appease! Appease! Even
 
Its tall metallic insect
its angel of four geometries
and speed. So much for mirrors. As for myself
 
I rarely dare look in. What should I offer
a bicycle? Absurd
to lay before its savage iridescence –
 
grease-drops’ miraculous resin,
the misty Pleiades –
my saucer of sweat.
 
Now time yawns and its messengers appear
Like huge stick-insects, wingless, spotted with stars,
they wheel through the dusk towards us,
 
the shock-wave of collision still lifting
the locks, who bear our future
sealed at these lips like urgent telegrams.

 

David Malouf (Brisbane, 20 maart 1934)

 

De Duitse dichter, schrijver en schilder Roman Libbertz werd geboren op 20 maart 1977 in München. Zie ook alle tags voor Roman Libbertz op dit blog.

 

Het elixer

Grijze wereld, niet griezelig,
zweet in de handen,
synapsschotten versplinteren,
en het verwaarloosde hart ontspant.
Zuurstof, geen zuur,
eindelijk ademen,
Ogen zijn niet bang voor het licht
en elke tweede seconde embryonaal.
Samenkomen, niet tegen,
een kus stopt de aarde.
Zielen dansen,
en gedachten verliezen alle kracht.
Het innerlijk, niet in zichzelf gekeerd,
in hemelhoge sferen,
langs roltrappen van gevoel omhoog,
en dicht bij God,
wij, de geliefden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Roman Libbertz (München, 20 maart 1977)

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin

 

Aandenken

De noordooster waait,
Van de winden mij
De dierbaarste, omdat hij vurige geest

En behouden vaart belooft de schippers.
Maar ga nu en groet
De schone Garonne,
En de tuinen van Bordeaux
Daar, waar langs scherpe oever
Verder gaat het pad en diep in de rivier
Neerstort de beek, daarboven echter
Kijkt uit een edel paar
Eiken en zilverpopulieren;

Nog vaak denk ik eraan en hoe
Brede kronen buigt,
Over de molen, het iepenbos,
Maar op de binnenplaats groeit een vijgenboom.
Op feestdagen gaan
De bruine vrouwen aldaar
Over zijden grond,
In de tijd van maart
Wanneer gelijk zijn nacht en dag,
En over langzame paden,
Zwaar van gouden dromen,
Wiegende luchten trekken.

Laat echter,
Vol van donker licht,
Iemand mij de geurende beker reiken,
Opdat ik rusten kan; want zoet
Zou zijn onder schaduw de slaap.
Niet goed is het,
Zielloos door sterfelijke
Gedachten te zijn. Maar goed
Is een gesprek en te zeggen
De overtuiging van het hart, veel te horen
Over dagen der liefde,
En daden welke geschied zijn.

Waar echter zijn mijn vrienden? Bellarmin
En zijn metgezellen? Velen
Zijn bevreesd tot de bron te gaan;
De rijkdom namelijk begint
Op zee. Zij,
Zoals schilders, verzamelen
De pracht van de aarde en versmaden
De gevleugelde strijd niet, en
Eenzaam te leven, jarenlang, onder
De ontbladerde mast, waar niet de nacht doorgloeien
De feestdagen van de stad,
En snarenspel en aangeboren dans niet.

Nu echter zijn naar de Indiërs
De mannen gegaan,
Daar bij de winderige spits
Bij wijnbergen, waar omlaag
De Dordogne komt,
En te zamen met de schitterende
Garonne breed als een meer
Uitstroomt de rivier. De zee echter
Neemt en geeft gedachtenis,
En ook de liefde vestigt naarstig de ogen,
Wat blijft echter, stichten de dichters.

 

Vertaald door Kester Freriks

 

Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Hölderlin op een zilveren medaille

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e maart ook mijn blog van 20 maart 2021 en ook mijn blog van 20 maart 2020 en eveneens mijn blog van 20 maart 2019 en ook mijn blog van 20 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3 en ook deel 4.

Friedrich Hölderlin

De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin

Uit: Hyperion

Es ist ganz, was es ist, und darum ist es so schön.
Der Zwang des Gesetzes und des Schicksals betastet es nicht; im Kind ist Freiheit allein.
In ihm ist Frieden; es ist noch mit sich selber nicht zerfallen. Reichtum ist in ihm; es kennt sein Herz, die Dürftigkeit des Lebens nicht. Es ist unsterblich, denn es weiß vom Tode nichts.
Aber das können die Menschen nicht leiden. Das Göttliche muß werden, wie ihrer einer, muß erfahren, daß sie auch da sind, und eh es die Natur aus seinem Paradiese treibt, so schmeicheln und schleppen die Menschen es heraus, auf das Feld des Fluchs, daß es, wie sie, im Schweiße des Angesichts sich abarbeite.
Aber schön ist auch die Zeit des Erwachens, wenn man nur zur Unzeit uns nicht weckt.
O es sind heilige Tage, wo unser Herz zum ersten Male die Schwingen übt, wo wir, voll schnellen feurigen Wachstums, dastehn in der herrlichen Welt, wie die junge Pflanze, wenn sie der Morgensonne sich aufschließt, und die kleinen Arme dem unendlichen Himmel entgegenstreckt.
Wie es mich umhertrieb an den Bergen und am Meeresufer! ach wie ich oft da saß mit klopfendem Herzen, auf den Höhen von Tina, und den Falken und Kranichen nachsah, und den kühnen fröhlichen Schiffen, wenn sie hinunterschwanden am Horizont! Dort hinunter! dacht ich, dort wanderst du auch einmal hinunter, und mir war, wie einem Schmachtenden, der ins kühlende Bad sich stürzt und die schäumenden Wasser über die Stirne sich schüttet.
Seufzend kehrt ich dann nach meinem Hause wieder um. Wenn nur die Schülerjahre erst vorüber wären, dacht ich oft.
Guter Junge! sie sind noch lange nicht vorüber.
Daß der Mensch in seiner Jugend das Ziel so nahe glaubt! Es ist die schönste aller Täuschungen, womit die Natur der Schwachheit unsers Wesens aufhilft.
Und wenn ich oft dalag unter den Blumen und am zärtlichen Frühlingslichte mich sonnte, und hinaufsah ins heitre Blau, das die warme Erde umfing, wenn ich unter den Ulmen und Weiden, im Schoße des Berges saß, nach einem erquickenden Regen, wenn die Zweige noch bebten von den Berührungen des Himmels, und über dem tröpfelnden Walde sich goldne Wolken bewegten, oder wenn der Abendstern voll friedlichen Geistes heraufkam mit den alten Jünglingen, den übrigen Helden des Himmels, und ich so sah, wie das Leben in ihnen in ewiger müheloser Ordnung durch den Aether sich fortbewegte, und die Ruhe der Welt mich umgab und erfreute, daß ich aufmerkte und lauschte, ohne zu wissen, wie mir geschah – hast du mich lieb, guter Vater im Himmel! fragt ich dann leise, und fühlte seine Antwort so sicher und selig am Herzen.“

 

Aan de zonnegod

Waar ben je? dronken schemert mijn ziel van al
Jouw weelde; want zoëven was het, dat ik
Gezien heb hoe, moe van zijn reis, de
Jeugdig betoverende zoon der goden

Zijn jonge lokken baadde in een gouden wolk;
En nu nog kijkt mijn oog uit zichzelf hem na,
Maar ver is hij, naar vrome volken,
Die hem nog eren, van hier vertrokken.

Jou, aarde, heb ik lief! jij treurt met mij mee!
En onze treurnis slaat, gelijk kinderleed,
Bij ’t sluimeren om en, zoals winden
Fladderen en fluisteren in ’t snarenspeeltuig,

Totdat de meesterhand het de mooiere toon
Ontlokt, zo spelen nevel en droom rondom
Ons, tot de terugkeer der geliefde
Leven en geest in ons doet ontvonken.

 

Vertaald door Kester Freriks

 

Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Monument in Nürtingen

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e maart ook mijn blog van 20 maart 2020 en eveneens mijn blog van 20 maart 2019 en ook mijn blog van 20 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3 en ook deel 4.

David Malouf, Katharina Hartwell, Ricus van de Coevering, Roman Libbertz, Jens Petersen, Benoît Duteurtre, Friedrich Hölderlin, Ralph Giordano, Henrik Johan Ibsen

De Australische schrijver David Malouf werd geboren op 20 maart 1934 in Brisbane. Zie alle tags voor David Malouf op dit blog.

Uit: Ransom

„He was five then, six. She was his secret. He floated in the long soft swirlings of her hair.
But she had warned him from the beginning that she would not always be with him. She had given him up. That was the hard condition of his being and of all commerce between them. One day when he put his foot down on the earth he knew at once that something was different. A gift he had taken as natural to him, the play of a dual self that had allowed him, in a moment, to slip out of his hard boyish nature and become eel-like, fluid, weightless, without substance in his mother’s arms, had been withdrawn. From now on she would be no more than a faint far-off echo to his senses, an underwater humming.
He had grieved. But silently, never permitting himself to betray to others what he felt.
Somewhere in the depths of sleep his spirit had made a crossing and not come back, or it had been snatched up and transformed. When he bent and chose a stone for his slingshot it had a new weight in his hand, and the sling had a different tension. He was his father’s son and mortal. He had entered the rough world of men, where a man’s acts follow him wherever he goes in the form of story. A world of pain, loss, dependency, bursts of violence and elation; of fatality and fatal contradictions, breathless leaps into the unknown; at last of death-a hero’s death out there in full sunlight under the gaze of gods and men, for which the hardened self, the hardened body, had daily to be exercised and prepared.
A breeze touches his brow. Far out where the gulf deepens, small waves kick up, gather, then collapse, and new ones replace them; and this, even as he watches, repeats itself, and will do endlessly whether he is here or not to observe it: that is what he sees. In the long vista of time he might already be gone. It is time, not space, he is staring into.
For nine years winter and summer they have been cooped up here on the beach, all the vast horde of them, Greeks of every clan and kingdom, from Argos and Sparta and Boeotia, from Euboea, Crete, Ithaca, Cos and the other islands, or like himself and his men, his Myrmidons, from Phthia. Days, years, season after season; an endless interim of keeping your weapons in good trim and your keener self taut as a bowstring through long stretches of idleness, of restless, patient waiting, and shameful quarrels and unmanly bragging and talk.”

 
David Malouf (Brisbane, 20 maart 1934)

Lees verder “David Malouf, Katharina Hartwell, Ricus van de Coevering, Roman Libbertz, Jens Petersen, Benoît Duteurtre, Friedrich Hölderlin, Ralph Giordano, Henrik Johan Ibsen”

David Malouf, Friedrich Hölderlin, Katharina Hartwell, Ralph Giordano, Ricus van de Coevering, Jens Petersen, Benoît Duteurtre, Gerard Malanga, Henrik Johan Ibsen

De Australische schrijver David Malouf werd geboren op 20 maart 1934 in Brisbane. Zie alle tags voor David Malouf op dit blog.

From a Plague Year

A sign first in the sky, then other tokens,
but plainer, on the flesh. June’s thirty suns
flared and we were tinder. Flies appeared
and bubbled in pools, their green gaze multiplied
the dead. But we, the elected, all that term
kept house, kept shop, kept silence, knowing no harm
would come to us. We paid our taxes, served
on juries, saw men punished or reprieved
from death under the law. God’s eye
was on us. Like a red-hot cautery
it pricked and burned. Who keep His just commandments
shall live. No terror can afflict the saints.

But still each week the numbers swell, the needle
glows. In a devil’s covenant, through all
the colours of the rainbow, pale flesh bruises
black, then stinks and softens. We stop our noses,
the death-cloud blooms. We find its dark seeds scattered
like sunshine, everywhere.
And so we board
our houses up, burn pitch, read in the Book
and choke. By day no footfall, no wheel’s creak
in the cobbled square. At night the town’s aswarm
with cries, a fearful traffic. Dung-carts climb
to where, in moonlit fields, whole families meet
at the real it’s edge, new nameless suburbs greet
new citizens; they seethe like privy holes.

Some say the plague’s a rat, soft-bellied squeals
in the rushes underfoot, a red-eyed fever
that glares. Or blame the Jews. Or claim the air
itself turns poisonous; where warm breath clouds
a glass invisible armies spawn, one word’s
enough to quell a city. It is death
we suck on now. The plague in our mouth.

No help! Gender of spiders on the tongue
that preaches, curses, pleads, God’s judgment wrung
in black sweat from our limbs. Are we in Bedlam
or is it Hell that rocks us with its flame?
The sickness in this month is grown so general
no man can judge. It comes to this: we kill
our neighbours with the very prayers we sigh
to Heaven. O my Lord, spare me, spare me.

 
David Malouf (Brisbane, 20 maart 1934)

Lees verder “David Malouf, Friedrich Hölderlin, Katharina Hartwell, Ralph Giordano, Ricus van de Coevering, Jens Petersen, Benoît Duteurtre, Gerard Malanga, Henrik Johan Ibsen”

Friedrich Hölderlin, Katharina Hartwell, Jens Petersen, Ralph Giordano, Henning Heske, Josef Reding

De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin op dit blog.

Hälfte des Lebens

Mit gelben Birnen hänget
Und voll mit wilden Rosen
Das Land in den See,
Ihr holden Schwäne,
Und trunken von Küssen
Tunkt ihr das Haupt
Ins heilignüchterne Wasser.

Weh mir, wo nehm ich, wenn
Es Winter ist, die Blumen, und wo
Den Sonnenschein,
Und Schatten der Erde?
Die Mauern stehn
Sprachlos und kalt, im Winde
Klirren die Fahnen.

 

Ganymed

Was schläfst du, Bergsohn, liegest in Unmut, schief,
Und frierst am kahlen Ufer, Geduldiger!
Denkst nicht der Gnade du, wenns an den
Tischen die Himmlischen sonst gedürstet?

Kennst drunten du vom Vater die Boten nicht,
Nicht in der Kluft der Lüfte geschärfter Spiel?
Trifft nicht das Wort dich, das voll alten
Geists ein gewanderter Mann dir sendet?

Schon tönets aber ihm in der Brust. Tief quillts,
Wie damals, als hoch oben im Fels er schlief,
Ihm auf. Im Zorne reinigt aber
Sich der Gefesselte nun, nun eilt er,

Der Linkische; der spottet der Schlacken nun,
Und nimmt und bricht und wirft die Zerbrochenen
Zorntrunken, spielend, dort und da zum
Schauenden Ufer, und bei des Fremdlings

Besondrer Stimme stehen die Herden auf,
Es regen sich die Wälder, es hört tief Land
Den Stromgeist fern, und schaudernd regt im
Nabel der Erde der Geist sich wieder.

Der Frühling kömmt. Und jedes, in seiner Art,
Blüht. Der ist aber ferne; nicht mehr dabei.
Irr ging er nun; denn allzugut sind
Genien; himmlisch Gespräch ist sein nun.

 

Abbitte

Heilig Wesen! gestört hab ich die goldene
Götterruhe dir oft, und der geheimeren,
Tiefern Schmerzen des Lebens
Hast du manche gelernt von mir.

O vergiß es, vergib! gleich dem Gewölke dort
Vor dem friedlichen Mond, geh ich dahin, und du
Ruhst und glänzest in deiner
Schöne wieder, du süßes Licht!

 
Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Portret door Franz Karl Hiemer, 1792

Lees verder “Friedrich Hölderlin, Katharina Hartwell, Jens Petersen, Ralph Giordano, Henning Heske, Josef Reding”

Friedrich Hölderlin, Czeslaw Milosz, Yaseen Anwer, José Emilio Pacheco

 

Dolce far niente

 

 
Baum im Kornfeld door August Macke, 1907

 

Der Sommer

Das Erntefeld erscheint, auf Höhen schimmert
Der hellen Wolke Pracht, indes am weiten Himmel
In stiller Nacht die Zahl der Sterne flimmert,
Groß ist und weit von Wolken das Gewimmel.

Die Pfade gehn entfernter hin, der Menschen Leben,
Es zeiget sich auf Meeren unverborgen,
Der Sonne Tag ist zu der Menschen Streben
Ein hohes Bild, und golden glänzt der Morgen.

Mit neuen Farben ist geschmückt der Gärten Breite,
Der Mensch verwundert sich, dass sein Bemühn gelinget,
Was er mit Tugend schafft, und was er hoch vollbringet,
Es steht mit der Vergangenheit in prächtigem Geleite.

 

 
Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Die Neckarbrücke in Lauffen am Neckar waar Hölderlin werd geboren

Lees verder “Friedrich Hölderlin, Czeslaw Milosz, Yaseen Anwer, José Emilio Pacheco”

Friedrich Hölderlin, Katharina Hartwell, Jens Petersen, David Malouf, Benoît Duteurtre,Touré, Gerard Malanga

De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin op dit blog.

Uit: Hyperion

„Hyperion an Bellarmin
Ich habe nichts, wovon ich sagen möchte, es sei mein eigen.
Fern und tot sind meine Geliebten, und ich vernehme durch keine Stimme von ihnen nichts mehr.
Mein Geschäft auf Erden ist aus. Ich bin voll Willens an die Arbeit gegangen, habe geblutet darüber, und die Welt um keinen Pfenning reicher gemacht.
Ruhmlos und einsam kehr ich zurück und wandre durch mein Vaterland, das, wie ein Totengarten, weit umher liegt, und mich erwartet vielleicht das Messer des Jägers, der uns Griechen, wie das Wild des Waldes, sich zur Lust hält.
Aber du scheinst noch, Sonne des Himmels! Du grünst noch, heilige Erde! Noch rauschen die Ströme ins Meer, und schattige Bäume säuseln im Mittag. Der Wonnegesang des Frühlings singt meine sterblichen Gedanken in Schlaf. Die Fülle der allebendigen Welt ernährt und sättiget mit Trunkenheit mein darbend Wesen.
O selige Natur! Ich weiß nicht, wie mir geschiehet, wenn ich mein Auge erhebe vor deiner Schöne, aber alle Lust des Himmels ist in den Tränen, die ich weine vor dir, der Geliebte vor der Geliebten.
Mein ganzes Wesen verstummt und lauscht, wenn die zarte Welle der Luft mir um die Brust spielt. Verloren ins weite Blau, blick ich oft hinauf an den Aether und hinein ins heilige Meer, und mir ist, als öffnet’ ein verwandter Geist mir die Arme, als löste der Schmerz der Einsamkeit sich auf ins Leben der Gottheit.
Eines zu sein mit Allem, das ist Leben der Gottheit, das ist der Himmel des Menschen.
Eines zu sein mit Allem, was lebt, in seliger Selbstvergessenheit wiederzukehren ins All der Natur, das ist der Gipfel der Gedanken und Freuden, das ist die heilige Bergeshöhe, der Ort der ewigen Ruhe, wo der Mittag seine Schwüle und der Donner seine Stimme verliert und das kochende Meer der Woge des Kornfelds gleicht.
Eines zu sein mit Allem, was lebt! Mit diesem Worte legt die Tugend den zürnenden Harnisch, der Geist des Menschen den Zepter weg, und alle Gedanken schwinden vor dem Bilde der ewigeinigen Welt, wie die Regeln des ringenden Künstlers vor seiner Urania, und das eherne Schicksal entsagt der Herrschaft, und aus dem Bunde der Wesen schwindet der Tod, und Unzertrennlichkeit und ewige Jugend beseliget, verschönert die Welt.“

 
Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Gedenkplaat aan Hölderlins toren in Tübingen (detail)

Lees verder “Friedrich Hölderlin, Katharina Hartwell, Jens Petersen, David Malouf, Benoît Duteurtre,Touré, Gerard Malanga”

David Malouf, Friedrich Hölderlin, Katharina Hartwell, Jens Petersen, Benoît Duteurtre,Touré, Gerard Malanga

De Australische schrijver David Malouf werd geboren op 20 maart 1934 in Brisbane. Zie alle tags voor David Malouf op dit blog.

Uit: Dream Stuff

“His father was missing – that was the official definition. Or, more hopefully, he was a prisoner of war. More hopefully because wars have a foreseeable end, their prisoners come home: to be missing is to have stepped into a cloud. Jack’s mother, who was aware of this, never let a mealtime pass without in some way evoking him.
‘I suppose,’ she would say, ‘your daddy will be having a bite to eat about now.’
They knew quite well he wouldn’t be sitting down, as they were, to chops and boiled pudding, but it kept him, even if all he was doing was pushing a few spoonfuls of sticky rice into his mouth, alive and in the same moment with them.
When St Patrick’s Day came round she would say: ‘Sweet peas. They’re your father’s favourites. You should remember that, Jack. Maybe by the time they’re ready he will be home.’
One year, struck by one of the models in a Paton and Baldwin pattern book, she knitted a cable-stitch sweater for him. Jack held the wool when it was wound, watching the yards and yards it would take pass over his hands. Twenty skeins! When all the parts were finished and had been assembled into the shape of a sweater, his mother held it up to her shoulders. ‘Look, Jack.’
He was astonished by the bulkiness of it. He hadn’t remembered his father’s being so big. In a moment when his mother was out of the room he held its roughness to his cheek, but all he could smell was new wool.
Collapsed now between layers of tissue, it lay in a drawer of his father’s lowboy acquiring an odour of naphthalene.”

 
David Malouf (Brisbane, 20 maart 1934)

Lees verder “David Malouf, Friedrich Hölderlin, Katharina Hartwell, Jens Petersen, Benoît Duteurtre,Touré, Gerard Malanga”