Gerard Reve, Boudewijn Büch, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Nader tot U (Brief door tranen uitgewist)

“Wimie schonk ons allebei nog eens in. Weet je nog wel hoe we toen en toen, met die en die, daar en daar hebben zitten zuipen? Dat komt nooit meer terug – nee, nooit meer. Ik probeerde monter te blijven door veel te praten, en dikwijls, luid en snuivend, te lachen. Om me heen, op de vloer, stond alles wat ik van het zoldertje naar beneden had gehaald om mee te nemen: een boeket donkerrode, grote plastic rozen, waar ik lang geleden van plan was geweest heel kleine lampjes binnen in te maken, in een massief glazen standaard met gaatjes; nog een, kleiner, bosje roze roosjes in een flesje; drie plastic prunustakjes staande in een lege portfles van een zending drank van Beschermer Q., van jaren geleden; een rood glazen vissersbal; een bovenschedel die Wimie, misschien wel tien jaren geleden, in de Parijse katakomben uit de wand had getrokken en snel in een door mij opengehouden strandtas had gestopt, waarna er enkele ogenblikken een geweldig gekraak was geweest door een algemene verzakking in de opstapeling, die echter, voordat hij iemands aandacht had getrokken, weer was opgehouden; welke schedel we in het hotel in het bidet uitwasten en besloten ‘Frédérique’ te noemen, want we stelden ons toen nog enorm aan; een aan de overwinning van Longwy in 1914 gewijd Duits gedenkbord en, in een kringetje op de mat gezeten, met hun gezichtjes naar elkaar toe, de vier Dieren; om te beginnen het konijn met roze oren van binnen, dat ik Wimie in 1962, een paar weken na zijn verjaardag, in Londen gegeven had; dan het koala beertje, dat ik veel langer geleden voor hem gekocht had, ik denk in het voorjaar van 1957, ook in Londen, vermoedelijk kort voordat we uit Engeland weggingen: het was bijna lente geworden, toen, en we kregen veertien dagen kunstbroeder W. zijn buitenhuis, in Suffolk, tot onze beschikking, dat toen nog geen elektriciteit had en waarvan de schoorsteen slecht trok, vooral als de wind uit een ongunstige hoek waaide en de kleine salamander, in het kamertje boven, geweldig hoestte en plofte – des middags, in een nevel van kachelrook, speelde Wimie daar op de viool een sonate van Bach of Händel, in elk geval van één van die pruikekoppen, waarnaar ik stil luisterde terwijl ik uitkeek over het akkerland waarop soms, keffend, een fazant voortschreed. (Kunstbroeder had een hele kist laten bezorgen vol met fruit en drank – twee hele flessen gin, twee hele flessen droge Martini, twee flessen droge sherry, en een half flesje whisky van een goed merk – maar we begrepen niet, dat het voor ons was en dorsten er niets van te gebruiken, behalve het fruit, telkens wanneer iets ervan het bederf te dicht genaderd was.)
Het koala beertje sliep in die dagen bij ons in bed, en heette Alexander – ik kan het ook niet helpen, want we hebben altijd eerlijk ons best gedaan om oorspronkelijk te doen.
Het derde dier was een vrij grote panda, die ik, een paar jaar na de koala beer, en ik denk ook in Londen, voor Wimie kocht, en die ‘Heer Panda’ of gewoon ‘Panda’ heette. Het vierde dier was een vosje – net als het konijn, zonder naam – dat ik in het voorjaar van 1962 in West-Berlijn gekocht had.”

 


Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Boudewijn Büch op dit blog.

Uit: Weerzien

“Schooltrap
In 1954 werd ik door mijn moeder naar de lagere school gebracht. Een somber gebouw met hoge ramen. Er was een nieuwe vleugel aan gebouwd met vier klaslokalen. Er heerste een juffrouw over ons – Wegberg was haar naam – die een scooter bereed, met een liniaal op je vingers sloeg en buitengewoon hechtte aan schrijfletters met overdreven krullen. De eerste les bestond uit het afleren van linkshandigheid bij enkele jongens (meisjes waren elders ondergebracht in Wassenaar). Binnen drie maanden was ik rechtshandig.
Ben ik een overgevoelige natuur of wàs het indertijd weerzinwekkend? Als ik mijn oude lagere school betreed, breken er angsten in mij uit. Ik zie de hoofdmeester nog los rammen op een jongen die tijdens een godsdienstige eredienst had zitten praten. Hij werd voor de klas gehaald. De hoofdmeester sloeg zo lang op het hoofd van de jongen dat hij neerviel. Wij zaten met zijn allen in splinterige, wasgeboende en van inpandige inktpotjes voorziene tweezits-schoolbanken het sadistisch tafereel gade te slaan. Soms was ik die jongen die had gepraat. Dan sloegen mijn klasgenootjes mij gade.
In een klein kamertje (vroeger het natuurkundig kabinet) naast de gymzaal (nu een kantine) zit een bekende. ‘Wat krijgen we nou… Búúúggg! Wat doe jij hier. Ben jij het ècht? Ik zag je pas bij Sonja en toen zei ik nog tegen mijn vrouw: volgens mij is dat die kleine Büch,’ zegt de voormalige hulpkoster en voormalige conciërge van de voormalige meisjesschool. Hij is nu bewaker van mijn lagere school waarin op het ogenblik van mijn bezoek een moedermavo, een tiepschool en nog wat andere modernismen huizen. Ik vraag de vriendelijke man die in niets van vroeger verschilt – behalve dan doordat zijn hoofd dertig jaar ouder is geworden maar dat geldt ook voor mij – of ik wat mag rondlopen door het gebouw. ‘Wat dacht je, Büch; je kent de weg.”

 


Boudewijn Büch (14 december 1948 – 23 november 2002)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

Het werk van de dichter

I
Het aangename verkeren met de anderen
Op het gemaaide gras des zomers
Onder witte wolken

Het aangename verkeren met de vrouwen
In een grijze en warme woning
Onder een doorschijnend laken

Het aangename verkeren met zichzelve
Voor het blank blad papier
Onder de dreiging der onmacht
Tussen twee tijden en twee ruimten

Tussen de levensmoeheid en de zucht tot leven

 

 

Vertaald door Koos Schuur

 


Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2021 en ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Hanz Mirck, Johannes Bobrowski

De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook alle tags voor Hanz Mirck op dit blog.

 

Door de maag

voor Ingrid

Hoe ze bladerde, uitzocht
Hoe ze de kast nakeek, wat houdbaar, wat over datum
Hoe ze een lijstje maakte, het haar achter haar oor veegde
in winkels dingen zocht, in haar karretje legde
in de rijen stond te wachten
Hoe ze alvast de tafel dekte, bedacht wie waar zat

Ze maakte warm, ze zette koud, sneed aan, beende uit
schroeide en bluste, zoette, peperde, strooide zout
niet te flauw, te scherp, te laf of te sterk
kneedde, rolde, het rees en het stolde
Ze goot af, warmde op, knapperig en smeuïg,
ze stookte de tijd op met haar fornuis,
tot alles rook zoals ze wilde, alles gelukt was

Hoe ze haar handen afveegde, haar schort afdeed,
alvast aan tafel ging zitten, hoe ze wachtte
Hoe het later werd, later dan ze wilde
dingen werden lauw, te warm,
verpieterden, sauzen stolden, ijs smolt
melk schiftte, pastei werd gelei, hoe de tafel trilde
wat licht was werd donker
Hoe ze niets at, hoe ze zat
en zatter werd

van wachten,
nog altijd

En al is er nu iemand
die wel komt
die wel eet
die helpt spoelen en wassen
die haar glazen droogt
en terugzet waar ze horen

Stil zit ze daar –
gebarsten
Ik, die niets zou proeven
Ik, met een gat in mijn maag

 

Cogito ergo sum

In die kamer die nu allang niet meer de mijne is
of zelfs niet meer die van onze vader
keek ik naar buiten, zag de populieren
en de rivier en de lucht en dacht: ik zie dit
en ik weet dat. Ik ben. Kort
Het was daar in die kamer,
het was stil in die kamer
er was niemand in het huis

’s Avonds kwam die eerste keer opnieuw
de lichtkier om de deur
die ik met je deel
Ik hoor je ademhalen in het donker
je houdt je slapend
De lantaarnpaal voor het huis
De harde dingen weerkaatsen licht, glanzen
de zachte dingen nemen het in zich op
antwoorden niet

 

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

 

Ter herinnering aan een riviervisser

Steeds weer
met vluchten eksters
jouw witte gezicht
in de schaduw der bossen geschreven.
Die met de grondel twist,
luid, de oeverwind vraagt:
wie zet het net voor mij uit?

Niemand. De vogelkleurige
stekelbaars zwemt door de mazen,
bouwt een nest voor zijn broed,
boven de snoekmuil der diepte
een lantaarn,
gewichtloos.

En wie teert nu mijn bodem,
zegt de boot, wie spreekt
mij toe? De kat
strijkt langs de paal
en roept haar baars.

Ja, wij vergeten jou al.
Maar de wind nog gedenkt.
En de oude snoek
kan niet geloven. Lang
schreeuwt op de helling de kater:
De hemel stort in!

 

Vertaald door C.O. Jellema

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 18 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

 

Mens en kosmos

Uit het kafee gekomen, zagen we dat de Maan er weer prima bij stond.
Zo lief, zo rood, zo vol, maar ook zo laag:
Een kwestie van een trapleer of op iemands schouders staan, meer niet.

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e april ook mijn blog van 8 april 2020 en eveneens mijn blog van 8 april 2019 en ook mijn blog van 8 april 2018 deel 2.

100 jaar Gerard Reve, Boudewijn Büch, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Dat is vandaag precies 100 jaar geleden. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: De Avonden

Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. “Kwart voor zes”, mompelde hij, “het is nog nacht.” Hij wreef zich in het gezicht. “Wat een ellendige droom”, dacht hij. “Waar ging het over?” Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. “Het wordt dit weekeind goed weer”, zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond. “Was dat alles?” dacht hij. “Wat gebeurde er verder? Niets, geloof ik.” Hij sliep weer in. De droom ging voort, waar hij was opgehouden. De man lag, met de bolhoed over zijn gezicht gedrukt, in een zwarte doodkist, die in een hoek van de kamer op een lage tafel stond. “Die tafel ken ik niet”, dacht hij, “zou die geleend zijn ?” Hij keek in de kist en zei luid: “Daar zitten we in ieder geval morgen nog mee opgescheept.” “Dat hoeft niet”, zei een man met een kaal hoofd, een rood gezicht en een bril, “wedden, dat ik de begrafenis nog op vanmiddag twee uur geregeld kan krijgen?” Hij werd opnieuw wakker. Het was twintig minuten over zes. “Ik ben al uitgeslapen”, zei hij bij zichzelf, “daarom word ik zo vroeg wakker. Ik heb nog een flink uur.” Hij sluimerde langzaam in en trad voor de derde maal de huiskamer binnen. Er was niemand. Hij liep op de kist toe, keek er in en dacht: “Hij is dood en begint te bederven.” Opeens was de gestalte bedekt met allerlei timmermanswerktuigen, die tot de rand van de kist lagen opgestapeld: hamers, grote boren, zagen, waterpassen, schaven, zakjes met spijkers en tangen. Alleen de rechterhand van de dode stak er bovenuit. “Er is geen mens”, dacht hij, “in het hele huis is niemand; wat moet ik doen? Muziek, dat helpt.” Hij boog zich over de kist heen naar het radiotoestel, maar zag op hetzelfde ogenblik de hand, die blauwachtig van kleur was geworden, met lange, witte nagels aan de vingertoppen, langzaam zich opheffen. Met een schok deinsde hij terug. “Ik moet me niet bewegen”. dacht hij. anders gebeurt het.” De hand zakte langzaam weer neer. Hij voelde zich, toen hij wakker werd, benauwd. “Tien voor zeven”, mompelde hij, op het horloge turend. “Wat een beroerde dingen droom ik.” Hij draaide zich om en sliep weer in.
Door dikke, groene gordijnen liep hij weer de huiskamer binnen. De bezoekers waren weer aanwezig. De man met het rode gezicht trad hem tegemoet, glimlachte en zei: “Het gaat niet. Het wordt
maandagmorgen tien uur. We zetten de kist zo lang in de studeerkamer.” “Studeerkamer?” dacht Frits, “studeerkamer? Is die in ons huis? Natuurlijk, hij bedoelt de zijkamer.” Zes personen namen de
kist op hun schouders. Hijzelf liep vooruit om de deur
open te zetten.
“Er zit een sleutel in”, dacht hij, “dat is een goed ding”.”Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. “Kwart voor zes”, mompelde hij, “het is nog nacht.” Hij wreef zich in het gezicht. “Wat een ellendige droom”, dacht hij. “Waar ging het over?” Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. “Het wordt dit weekeind goed weer”, zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond. “Was dat alles?” dacht hij. “Wat gebeurde er verder? Niets, geloof ik.” Hij sliep weer in. De droom ging voort, waar hij was opgehouden. De man lag, met de bolhoed over zijn gezicht gedrukt, in een zwarte doodkist, die in een hoek van de kamer op een lage tafel stond. “Die tafel ken ik niet”, dacht hij, “zou die geleend zijn ?” Hij keek in de kist en zei luid: “Daar zitten we in ieder geval morgen nog mee opgescheept.” “Dat hoeft niet”, zei een man met een kaal hoofd, een rood gezicht en een bril, “wedden, dat ik de begrafenis nog op vanmiddag twee uur geregeld kan krijgen?” Hij werd opnieuw wakker. Het was twintig minuten over zes. “Ik ben al uitgeslapen”, zei hij bij zichzelf, “daarom word ik zo vroeg wakker. Ik heb nog een flink uur.” Hij sluimerde langzaam in en trad voor de derde maal de huiskamer binnen. Er was niemand. Hij liep op de kist toe, keek er in en dacht: “Hij is dood en begint te bederven.” Opeens was de gestalte bedekt met allerlei timmermanswerktuigen, die tot de rand van de kist lagen opgestapeld: hamers, grote boren, zagen, waterpassen, schaven, zakjes met spijkers en tangen. Alleen de rechterhand van de dode stak er bovenuit. “Er is geen mens”, dacht hij, “in het hele huis is niemand; wat moet ik doen? Muziek, dat helpt.” Hij boog zich over de kist heen naar het radiotoestel, maar zag op hetzelfde ogenblik de hand, die blauwachtig van kleur was geworden, met lange, witte nagels aan de vingertoppen, langzaam zich opheffen. Met een schok deinsde hij terug. “Ik moet me niet bewegen”. dacht hij. anders gebeurt het.” De hand zakte langzaam weer neer. Hij voelde zich, toen hij wakker werd, benauwd. “Tien voor zeven”, mompelde hij, op het horloge turend. “Wat een beroerde dingen droom ik.” Hij draaide zich om en sliep weer in.
Door dikke, groene gordijnen liep hij weer de huiskamer binnen. De bezoekers waren weer aanwezig. De man met het rode gezicht trad hem tegemoet, glimlachte en zei: “Het gaat niet. Het wordt
maandagmorgen tien uur. We zetten de kist zo lang in de studeerkamer.” “Studeerkamer?” dacht Frits, “studeerkamer? Is die in ons huis? Natuurlijk, hij bedoelt de zijkamer.” Zes personen namen de
kist op hun schouders. Hijzelf liep vooruit om de deur
open te zetten.
“Er zit een sleutel in”, dacht hij, “dat is een goed ding”.

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
Gerard Reve op een drieluik door Aldert Koop, 1973

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Boudewijn Büch op dit blog.

 

Congratulations; You’ve Gone and Broken Another Heart’
[Mick Jagger]

waarom ik schrijf
is niet begrepen
ik dicht syntetisch
kunstgrepen
die zingen van:
ik heb je lief
& weet niet wie
je was zo mooi
maar meer nog poëzie

ik wilde dat je smorgens kwam
in kleren die ik kende
of hoe je lachte
toen ik sprak: ellende
werd angst als ziekte
van de kleine naamgenoot

vertrok je ongemerkt
zoals vader, Prins & dood

ligt nu het lied
onbemind
of leeg
& wat ik terugvind
noem ik eenzaamheid

o lief
het afscheid
ging je zelfs vertederd

ik maakte taal
die jij vernedert

 

‘Wenn alle untreu werden, so bleib ich dir doch treu’
[Novalis]

o lief, deze nacht moest vergeten
treinen, drank & medeweten
met de Prins gestorven
als taal dronken droomt
bedorven
omdat het lied ontbreekt
smart die smeekt
jouw mededogen
maar dichters zingen toekomst

in twee monologen

 

Boudewijn Büch (14 december 1948 – 23 november 2002)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

Vrijheid

Op mijn schoolschriften
Op mijn bank en de bomen
Op het zand op de sneeuw
Schrijf ik je naam

Op elke bladzij die ik las
Op elke blanco bladzij
Steen bloed papier of as
Schrijf ik je naam

Op de vergulde beelden
Op de wapens van krijgers
Op de kroon van koningen
Schrijf ik je naam

Op het oerwoud de woestijn
Op de nesten op de brem
Op de galm van mijn jeugd
Schrijf ik je naam

Op de wonderen van de nachten
Op het wittebrood van de dagen
Op de verloofde seizoenen
Schrijf ik je naam

Op al mijn lapjes hemelblauw
Op de vijver muffe zon
Op het meer frisse maan
Schrijf ik je naam

Op de velden op de einder
Op de wieken van vogels
En op de schaduwmolen
Schrijf ik je naam

Op elke wasem dageraad
Op de zee op de boten
Op de uitzinnige berg
Schrijf ik je naam

Op het schuim van de wolken
Op het zweten van de storm
Op de logge lome regen
Schrijf ik je naam

Op de flikkerende vormen
Op de klokken van de kleuren
Op de waarheid van de natuur
Schrijf ik je naam

Op de ontwaakte paden
Op de ontplooide wegen
Op de overvolle pleinen
Schrijf ik je naam

Op de lamp die oplicht
Op de lamp die uitdooft
Op mijn huizen allemaal
Schrijf ik je naam

Op de doorgesneden vrucht
Van de spiegel en mijn kamer
Op mijn bed lege schaal
Schrijf ik je naam

Op mijn lieve gulzige hond
Op zijn gespitste oren
Op zijn onbeholpen poot
Schrijf ik je naam

Op de springplank van mijn deur
Op de vertrouwde dingen
Op de vloed van heilig vuur
Schrijf ik je naam

Op al het vereende vlees
Op het voorhoofd van mijn vrienden
Op elke uitgestoken hand
Schrijf ik je naam

Op de ruit van de verrassing
Op de aandachtige lippen
Hoog boven de stilte uit
Schrijf ik je naam

Op mijn verwoeste schuilplaatsen
Op mijn ingestorte vuurtorens
Op de wanden van mijn verveling
Schrijf ik je naam

Op het gemis zonder begeerte
Op de naakte eenzaamheid
Op de treden naar de dood
Schrijf ik je naam

Op de herwonnen gezondheid
Op het geweken gevaar
Op de hoop zonder heimwee
Schrijf ik je naam

En door de kracht van een woord
Begin ik aan een nieuw leven
Ik besta om jou te kennen
Om jou te noemen

Vrijheid.

 

Vertaald door Paul Claes

 

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2021 en ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Heinrich Heine

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Op weg naar het einde

“Liever tweehonderd dan driehonderd woorden, zo kort mogelijk dus, maar ongeacht de lengte krijgt hij er f 410, – (vierhonderd en tien gulden) voor. Een recensie van minder dan een kolom in The Observer: f 480, -, etc. En dat terwijl in Nederland de auteur bij medewerking aan pers of radio misschien f 1,62 per uur krijgt, of in ieder geval de helft van wat een geschoold arbeider verdient. Ik moet me, nog geen week na een delirium, maar liever niet kwaad maken, maar het is toch Gode geklaagd dat het Nederlandse ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen, dat bij monde van een van zijn hoogste functionarissen mij uitdrukkelijk schrijft dat het ‘van belang is dat Nederlandse schrijvers aan deze conferentie deelnemen’, mij in dezelfde brief een vergoeding in het vooruitzicht stelt van f 300, – reis-, plus f 250, – verblijfkosten, zonderling aandoend als men bedenkt dat de reis, per trein en boot, en dan nog zonder eten onderweg, al bijna driehonderd gulden kost. Men zal dus negen dagen moeten eten en zeven dagen moeten slapen van 250 gulden, en zulks in een land dat veel duurder is dan het onze, en in een stad die wegens het Festival natuurlijk stampvol is. En zou men eigenlijk, als cultureel vertegenwoordiger van zijn land, niet voor een salaris in aanmerking moeten komen? Gaan soms niet, gedurende de minimaal negen dagen dat ik van huis ben, mijn huur en vaste lasten gewoon door, nog afgezien van mijn derving van inkomsten, als ik bijvoorbeeld de toneelvertaling in aanmerking neem, die ik wegens mijn deelname aan het congres door tijdgebrek heb moeten weigeren? Maar ja, men gaat er gemakshalve van uit, dat de schrijver toch nooit op reis kan omdat hij nooit een cent heeft, en dat men hem kan laten zingen en dansen wanneer het maar de magistraat behaagt. Zo is het helaas ook, en ik vraag me af, te oordelen naar wat ik op de vele nutteloze vergaderingen van de Vereniging van Letterkundigen heb horen zeggen, of de Nederlandse schrijver eigenlijk wel beter verdient: zo lang hij zich boven de machinebankwerker en de loodgieter verheven voelt, en zich niet in een bij het N.V.V. aangesloten vakbond wil verenigen om zijn economiese belangen te verdedigen, komen de trappen die hij uit alle richtingen ontvangt hem dubbel en dwars toe.
Tegen de middag voert onze tocht ons door een gebied dat men aanduidt als The North, het troosteloze, deels uitgeputte mijngebied dat nog net ten zuiden van de Schotse grens ligt en dat, in zijn uiterlijke verschijning, hoe welvarend de bevolking thans ook moge zijn, nog steeds een aanklacht is tegen het negentiende-eeuwse kapitalisme. Het meest doet het mij nog denken aan de Twentse industriesteden, vijf en twintig jaar geleden, maar dan met nog veel slechter gebouwde, veel lelijker en veel zwaarder beroete huizen, en met nog veel lelijker mensen.”

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
Gerard Reve, in 1969 geportretteerd door de fotograaf Vincent Mentzel

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Boudewijn Büch op dit blog.

 

That’s a touch I like
[Jesse Winchester]

voor Rida M

vannacht verzonk
het lied
dat Gijsje in mij
achterliet

werd op jouw
lichaam toegepast
ongewild poëtisch
aangetast

met jouw vrijheid
prijs te geven
is het vers
volkomen neergeschreven

 

One more night
[Bob Dylan]

voor Rida

meisje weggezongen
uit mijn taal
figuur geluk
het vers is radikaal

nacht herinnering
toen lied
aan dood ontstegen
samenging

in jouw lichaam
werd geen regel onbekend
maar ochtend is
de jongen droefgeestig
aangewend

 

Boudewijn Büch (14 december 1948 – 23 november 2002)

 

De Duitse dichter Heinrich Heine werd geboren in Düsseldorf op 13 december 1797. Zie ook alle tags voor Heinrich Heine op dit blog.

 

Daar komt de dood

Daar komt de dood – nu gaat het dagen
wat steeds mijn trots verbergen wou
tot in de eeuwigheid: voor jou, voor jou,
mijn hart heeft steeds voor jou geslagen.

De kist is klaar, men laat mij dalen
in het graf. Dan ben ik vrij.
maar jij, maar jij, Maria, jij
zult huilend naar mij blijven talen.

Ik zie je zelfs je mooie handen wringen –
O huil toch niet – dat is het lot gewoon,
het mensenlot: – wat goed en schoon
en groot is, zal een droevig slotlied zingen.

 

Vertaald door Arie Sonneveld

 

Heinrich Heine (13 december 1797- 17 februari 1856)
Heinrich Heine monument op de campus van de universiteit in Düsseldorf

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2021 en ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Hanz Mirck, Johannes Bobrowski, Gerard Reve

De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook alle tags voor Hanz Mirck op dit blog.

 

Gebaren

Onze vader beheerste de redenaarskunst
van de grote werkgevers en nutsbedrijven
vragen maar niet antwoorden

Onze vader gaf mij speelgoed
en pakte het weer af
om het opnieuw te geven als ik dat verdiende
en opnieuw

Geen man van gebaren:
de wonderbaarlijke vermenigvuldiging
niet voor steeds meer kinderen
maar voor een steeds meer enig kind

 

Blijf weg uit de bossen (Spoorloos)

……..But there is no road through the woods.
……..Rudyard Kipling

Hij en de piano
ze zijn niet voor elkaar.

De handen van boogiewoogiebeest (niet aaien!)
ze zijn te groot, te groot!
Na elk stuk lacht hij droef
dan weer kruist hij de zware enkels. En dof
zingt Rippen van olifanten op gloeiende platen
beren met plastic tanden, diep in de spaanplaatwouden.

Blijf er weg, onzalig is het er, een stam komt nooit alleen,
altijd met z’n allen en bossen kunt u nooit vertrouwen, mevrouwen.
Het groen draait er steeds omheen wat open plek is;
een bos is niets dan doorzagen op hetzelfde ritme.
Nooit eerder heb ik jou ontmoet en toch: ik ken je goed,
Big Hand Tom, nooit vind je meer de weg terug.

Doe dicht die klep!

 

Kill devil hills

Bidt dat dit nooit af is
maar onderweg blijft en niet stopt

Vroeger heette het hier Kitty Hawk,
was het maanden wachten op de goede wind.
Een circus, een fietsenfabriek, een leven voor twaalf seconden
zweven. Daarna sterft één van ons aan tyfus.

De lucht is groter dan de aarde
voor wie voor ’t eerst echt vliegt.

Nu is er niemand meer die helpen kan,
die zo weet hoe de aanloop moet.
Nu moet het geheim verstopt.
Twaalf seconden. Dat was genoeg.

Bidt dat dit nooit af is
maar blijft hangen en niet –

 

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

 

Kindertijd

Toen hield ik van
de wielewaal –
het klokkenspel, boven
opklonk het, neerzonk het
door het bladerhuis,

als we hurkten aan de bosrand,
aan een grashalm regen
rode bessen; met zijn
karretje trok de grijze
jood voorbij.

’s Middags dan onder de elzen
in zwartschaduw stonden de dieren,
verjoegen met toornige staartslag
de vliegen.

Dan viel de stromende, brede
regenvloed uit de open
hemel; naar al het donker
smaakten de druppels,
als aarde.

Of de jongens kwamen
het oeverpad langs met de paarden,
op de glanzende bruine
ruggen reden zij lachend
boven de diepte.

Achter de heining
wolkte bijengegons.

Later, door ’t struikgewas bij de rietplas,
streek zilver de ritsel
van angst.
Dichtgroeiden, een haag,
in het duister venster en deur.

 

Vertaald door C. O. Jellema

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 16 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

 

Ballade van het eenzame hart

Als je alles van je kwijt bent
En verloren hebt, voorgoed,
Weet je niet wat te beginnen,
Weet je niet meer wat je doet.

Ga je ’s avonds, na het donker,
Maar wanhopig op bezoek,
Want alleen is ’t niet te dragen,
Met die stoel leeg in de hoek.

Zondags ga je naar het kerkhof,
Staar je op een stomme steen;
Door de regen weer naar huis toe –
In de kamer weer alleen.

Soms dan denk je dat je gek wordt,
Schreeuw je het haast uit van pijn;
Nee, dat had je nooit geweten:
Wat het is alleen te zijn.

Maar op ’t laatst dan krijg je vrede,
Want dan weet je, het is waar:
Nog een poosje, nog wat jaren,
Dan zijn wij weer bij elkaar.

Op de steen komt er jouw naam bij,
Alle smart is heen, voorgoed:
Daarvoor zal Hij eenmaal zorgen,
Hij Die alle dingen doet.

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e april ook mijn blog van 8 april 2020 en eveneens mijn blog van 8 april 2019 en ook mijn blog van 8 april 2018 deel 2.

Gerard Reve, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Nader tot U (Brief door tranen uitgewist)

“Hij en Prijsdier hadden al van alles in huis gehaald voor het weekeinde, zodat we begonnen stevige hoeveelheden oude jenever te drinken, uit de ijskast, en terwijl ik het eerste glas, een flink wijnglas, voorzichtig en eerbiedig optilde, schoot ik in de lach omdat ik me opeens herinnerde hoe, jaren en jaren geleden, toen ik in Groet, onder Schoorl, in een zomerhuisje van mijn broer zat, een man in een ander, permanent bedoeld zomerkrot ernaast, die in een soort huisindustrie blokkendozen vervaardigde in een serie die ‘Okkie Aap’ heette, en die schilderde, schreef, dichtte en verder, volgens zijn eigen verklaring, ‘alles wat maar mooi was’ probeerde te maken, mij eens een eigengemaakt gedicht tegen alkoholiese dranken had voorgelezen, waarvan elk koeplet eindigde met: Tumblers vol met pareldroppen / Schallend, lallend vochtfestijn’. Waarom ik juist daaraan moest denken, weet ik niet, en ik kon met moeite aan Wimie uitleggen, waarom ik in de lach was geschoten – aan een ander kan je toch nooit iets duidelijk maken. Die dichter, schilder, schrijver en blokkendoosmaker is niet veel later failliet gegaan, en is toen vertrokken voor een voetreis van Den Helder naar Gibraltar, helemaal lopend langs de kust – je vraagt je soms af wat iemand bezielt.
We zaten dus te praten, Wimie en ik, en terwijl het licht in de kamer heel langzaam geringer werd, keek ik telkens door het raam naar buiten. Het uitzicht, op de achtergevels van allerlei huizen, was nog bijna precies hetzelfde als toen ik er nog woonde, behalve dat er inmiddels één huis was afgebroken. Ik tuurde naar een raamkozijn, niet zo ver weg, dat er erg verweerd en haveloos uitzag, grijs geverfd, maar die verflaag was er al bijna helemaal af, zodat er een oudere laag te voorschijn was gekomen van meer blauwachtig grijs. De bovenste, bijna verdwenen verflaag was van misschien wel vijf en twintig, dertig jaar geleden, maar de laag die nu zichtbaar was geworden, was van nog veel langer geleden, misschien van wel twintig jaar daarvoor, en niemand zou ooit nog kunnen vaststellen wie het geweest was, die toen dat kozijn geschilderd had. Misschien was het wel een heel mooie, zich nogal brutaal aanstellende maar eigenlijk erg verlegen en lieve jongen geweest, die in het geheim, zonder dat hij het ooit aan iemand heeft durven vertellen, verliefd was op een jonge timmerman bij dezelfde baas, 1½ jaar ouder dan hijzelf, die hij aanbad en met wie hij uit vissen ging, zowat elke zondag, en naar wie hij dan van opzij, of in de waterspiegeling, in wanhopige aanbidding hele middagen zat te kijken terwijl hij onhoorbaar zuchtte. Het zou zelfs kunnen dat hij nog in leven was, peinsde ik, heel oud, wonend bij familie die hem zijn spaargeld afhandig hadden gemaakt en in een hoek uit een houten nap lieten eten, maar niemand zou ooit zijn naam weten.”

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

De jongste

Aan het plafond van de libel
Bungelt een waanzinnig kind,
Staart naar het gras,
Slaat vol vertrouwen zijn ogen op:
De ijle mist likt zich als een kat
Die zich ontdoet van zijn dromen.
Het kind weet dat de wereld nog maar net begint:
Alles is doorschijnend,
De maan staat in het centrum van de wereld,
Het gebladerte bekleedt de hemel
En in de ogen van dat kind,
In zijn donkere ogen
Diep als doorwaakte nachten
Wordt het licht geboren.

 

Vertaald door Kiki Coumans

 

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Hanz Mirck, Johannes Bobrowski, Gerard Reve

De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook alle tags voor Hanz Mirck op dit blog.

 

Zutphense gezichten

Nu leef ik weer, de tijd stond zo stil
bij hoe ik gewichtig over mijn bestaan doe
Niersteensnijder, slager, kickboxer, jurist-
de ambachten die overleven – maar jij kijkt

alleen naar mijn ogen, ik hield mijn adem in
– het bleef donker tot jij kwam, kijk recht
in de eeuwigheid, anders zijn mijn straten
leeg, mijn huizen levenloos

De stad maakt ons zoals wij de stad maakten
zo traag, zo onstuitbaar, zij kijkt naar ons
en wij naar haar, zie mij

Wie na ons komen, onze huizen overnemen,
onze kunsten nabootsen, zij houden de stad levend
zoals jij bijvoorbeeld, het is goed dat je kwam

 

Gedekte tinten gestreken

Dag mevrouw. Geen reden om argwanend te zijn
er is niemand meer. En ik, ik ga ook zo weg
Alleen de dood en u. Banger voor hulp
dan voor de dood, liever dagen kruipend

dan een dokter binnen. Dat is gedaan nu
U deed in fijn handborduurwerk, regelmatig
Altijd vechtend tegen ongeduld, altijd voorzichtig
met de draad, de naald verwachtend die toch altijd

onverwacht kwam. Geen zuster meer –
schemerdonker. Een kleine winkel. Wat zag u
aan de andere kant van die mazen, wat moest dat?

Hoe kleiner de mazen hoe fijner de steken
Was de draad op, werk klaar, licht uit? Geen angst,
geen vingerhoed. Kruip. Door het oog. Van uw naald

 

Waarover zal ik zingen

Een stad is geen grapje, met vogels en nestjes. Hoe je
haar noemt maakt niet uit, zonder torens hield ze niet op
Zutphen te zijn, met een andere naam bleven haar torens
overeind. Waarover zal ik zingen, over de vrijheid,

in de letters van de namen aan wie we vrijheid danken?
Waarover zal ik zingen, over de ondergrondse – het laatste
wat zij zagen: onze witte kade? Over één die alleen maar dééd
of hij geraakt werd, onder water in de winter naar de overkant,

omkeerde, druipend de kade beklom – de loop van de liefde
zag, in dezelfde regels heen en terug – het lukte niet, gevangen
binnen mijn eigen zinnen. Maar wat geeft dat, in vrede

mag alles mislukken, behalve vrede. Ik zal zingen met
de letters van jouw naam van de vogels die we horen
een minuut lang hun luidkeels vertrouwen in de toekomst

 

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

 

J.M.R. Lenz

‘Foekepot,
zeg dan wat!’

Dat is de aardige Lenz.
Gaat door ’t gebergte.
Ligt op een landweg
in ’t vroegtijdig voorjaar,
dan vloeit het water weg
in Moskou 1792,
dan spitst hij niet meer
zijn mond.

Er viel wat te zeggen,
herinner ik me,
maar dat is gebeurd,
denk ik, ik hoor,
men heeft het
gehoord.

Dat de huisleraren
een paard behoeven. De officiers
ook iets dergelijks. Dat
de winterhemel omlaag viel
in de maand mei,
toen iemand weg was
gegaan, ik wist niet: waarheen.

Maar niets zeggen
nu.
Het dreunt, de ogen binnen.
Achter Riga, de stad, deed de hemel de ronde.
Over de Petrustoren,
hoger nog
sprongen de waatren.

 

Vertaald door C. O. Jellema

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 15 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

 

Apologie

Toen ik rooms-katholiek werd,
werd mijn haar, dat grijs begon te worden,
opeens weer donkerblond.
Mijn bloeddruk daalde,
terwijl mijn jaarinkomen van die dag af fors bleef stijgen.
Er blijven wel bezwaren,
maar bij zoveel genade moet ik wel erkennen:
de Kerk van Rome is de Ware Kerk.

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e april ook mijn blog van 8 april 2020 en eveneens mijn blog van 8 april 2019 en ook mijn blog van 8 april 2018 deel 2.

Gerard Reve, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Op weg naar het einde

“Het schip begint te trillen. Ik grendel de deur, kruip onder de dekens en probeer een opstandige gedachte te verdrijven, zonder echter te kunnen beletten dat ik hem hardop uitspreek. Het schip vaart nu. ‘Als u de mensheid hebt verlost, waarom dan mij niet – dat was toch in één moeite door gegaan?’
Op weg naar het Noorden, zaterdag 18 augustus. Na gistermorgen in Stowmarket, op ongeveer een uur reizen van Harwich, door Tony G. met de automobiel van het station te zijn afgehaald en naar Felsham te zijn gereden, en aldaar bij hem en mijn kunstbroeder Angus W. te hebben overnacht, zijn we hedenmorgen gedrieën in de auto naar het noorden vertrokken. Thans, tegen het einde van de middag, hebben we ongeveer driekwart van de route afgelegd. Een ontzaglijke wolkbreuk kort na ons vertrek dwong Tony gedurende een half uur, wegens het verminderde zicht, langzaam te rijden, maar daarna zijn wij onder een opgeklaarde hemel en met een snelheid die zelden onder de 140 kilometer per uur zakte, aan één stuk voortgesuisd. De stemming is zeer goed, wat zich uit in een slappe lach die ons al sedert de vroege ochtend in zijn greep houdt. De mop bijvoorbeeld van de Chinaman in the train, bescheiden in zijn pointe als hij mag zijn, doet ons, telkens wanneer een van ons er aan refereert, in een ademloos gegier uitbarsten, dat mij een uur lang spierpijn bezorgt. Ziehier de simpele geschiedenis, opdat men over de grappigheid zelve oordele: Chinaman zit dus in de trein. Kellner komt een paar maal door de loopgang, schuift telkens de coupédeur open en roept dan: ‘You for coffee!… You for coffee!…’ Waarop tenslotte Chinaman razend wordt en terugroept: ‘Me no fuckoffee! Me first class ticket! You fuckoffee!’
Verder ontwikkelen wij onderweg een aantal wat ik zou willen noemen Vertellingen Uit Het Dierenrijk, zeer anthropomorphe Sketches From The Animal Kingdom, waarop W. en ik beide dol zijn: het leven van alle dag, dat onze gevederde zowel als viervoetige vrienden in het woud leiden, verteld, toegelicht en, gelijk het histories materialisme door Herman Gorter, eveneens voor arbeiders verklaard. Vooral Doctor Owl wordt door W. minstens even goed vertolkt als voor de Nederlandse radio Paulus de Boskabouter door diens auteur. Ontucht van Doctor Owl met jonge patiëntjes is aan de orde van de dag, terwijl hij voorts een ware hartstocht koestert zowel voor ophtalmotomie als voor euthanasie. Wij zijn dus, om met mijn moeder, zij ruste onder de Vleugels van de almachtige, te spreken, ‘goed te pas’ en vooral W. is in een betere stemming dan gisteren, toen ik hem zeer nerveus, met een van spanning dik geworden gezicht aantrof: hij had bepaald werk nog voor zijn vertrek gereed en ingeleverd willen hebben, en dat is hem niet, of maar gebrekkig, gelukt. Je met romanschrijven, literaire kritiek of met wat dan ook voor werk van de pen bezighouden is in het Verenigd Koninkrijk, en zeker als men een schrijver van enige naam is, helemaal geen gekkenwerk, zoals in Nederland. W. bespreekt wekelijks wat hij de moeite waard heeft gevonden van het T.V.-programma (hij kan kijken, of niet kijken, naar wat hij wil) in een rubriekje in een blad dat de merkwaardige naam The Queen draagt.”

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

Suite

Slapen, in het ene oog de maan, in het andere de zon,
Een liefde in je mond, een mooie vogel in je haar,
Uitgedost als de velden, de bossen, de wegen en de zee,
Mooi en uitgedost als een tocht om de wereld.

Vlucht door het landschap,
Tussen takken van rook en alle vruchten van de wind,
Benen van steen en sokken van zand,
Gevat bij de taille, spieren van rivieren,
En de laatste zorgen op een veranderd gezicht.

 

Vertaald door Kiki Coumans

 

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)
Portret door Salvador Dali, 1929

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Herinnering aan Gerard Reve

 

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 15 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

 

Slapeloos

In de nachtwind, als ik niet slapen kan,
hoor ik de toorn en het lijden van God.
Maar boven de storm uit
hoor ik de stemmen van miljoenen zielen,
voor eeuwig verloren,
die roepen om gerechtigheid.
Wat hopen zij? Wat denken zij?
Wat denken zij van Hem?
Wat denkt Hij van Zichzelf?

 


Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

Zie voor de schrijvers van de 8e april ook mijn volgende blog van vandaag.

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Helle Helle, Regina Ullmann, Shirley Jackson, Andreas Mand, Christian Huber

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Nader tot U (Brief door tranen uitgewist)

Greonterp, 14 oktober 1964. Van de bomen rond het kerkhof zijn de meeste bladeren al af, en in de tuin is bijna alles uitgebloeid; slechts de heilige bloem, een eenzame krisant, is kortelings begonnen te bloeien ten teken dat we weer, met forse tred, het grote feest van Allerzielen naderen. Een verre hond blaft, over een dak heen daalt, voor enkele ogenblikken, de geur neer van een vroeg aangemaakt fornuis, en even onontkoombaar als altijd zijn de gedachten en herinneringen aan vroeger. Ik moet denken aan allen die ik gekend heb, en die nu dood zijn.
Dit is geschreven in ongekende zwaarmoedigheid en immer toenemende wanhoop; toen de schrijver 3½ dag niet had gedronken; nadat hij zich als een krankzinnige gedragen had. Voor de orkestmeester. Een herfstlied, of avondzang. Ik zou wel willen, dat deze brief vol zachtheid en tederheid kon zijn, met somtijds huiveringen van stilte en Aandacht, en geheel zonder gramschap jegens enig schepsel; ik zou willen dat hij een ieder die hem leest stil moge maken, en sommigen zelfs aan het schreien moge brengen – want dat is het hoogste. Dat verlang ik en hoop ik, terwijl ik aan het raam zit en naar buiten staar. Het is helder weer, en windstil, maar toch is het soms, of ik van verre een ijle, klagende stem hoor, als van de wind door de toppen van een duister naaldwoud. (Kom je gauw? Ja hoor, ik kom zo. Warte nur, warte nur.)
Het licht, en de kleur van de hemel doen me denken aan het weer van misschien een maand of vier geleden, toen ik, op een zaterdagmiddag denk ik, bij Wimie langs ging om wat dingen uit te zoeken die Prijsdier en hij apart hadden gezet omdat ze er geen waarde meer aan hechtten, terwijl ik ze misschien nog wilde hebben. Na de gewone, altijd een beetje overdreven begroeting, klom ik die middag meteen de ladder op naar het boven de zogenaamde studio gelegen ‘martelkamertje voor jonge Duitse toeristen’, waar ze de niet meer gewenste voorwerpen hadden neergezet. Toen ik boven was gekomen en de voorwerpen op de vloer zag staan in het schrale, oude zonlicht dat door het stoffige raam aan de voorzijde naar binnen viel, ging ik, na het luik bovenaan de ladder achter me te hebben gesloten, op de lege, indertijd nog door mij getimmerde brits zitten en begon ik, huiverend en doodstil, voor me uit te staren.Alles was die middag anders dan vandaag – het vertrek en het uitzicht, over enkele verweerde pannen daken, evenzeer, maar toch was alles hetzelfde. Ik bleef lange tijd boven. Toen ik weer beneden kwam, vroeg Wimie, wat ik in godsnaam al die tijd gedaan had. Ik zei, dat ik me als een razende aan het voortplanten was geweest, en dat was ook zo, twee maal, maar, als altijd, was ik er alleen maar geiler door geworden. ‘Laten we naar bed gaan.’ Dat kon niet, om een of andere reden. Hindert ook niet, zei ik, ik red me wel en jij hoeft niks te doen, als je je broek maar wat openmaakt en naar beneden doet, of je mag hem aanhouden en dicht laten ook, als je maar zo gaat staan dat hij spant, verder maakt het niks uit, Geil Beest, Wrede Prins, Eénsporige Jongensruiter, ik zal je opgeilen en strelen en bewonderen terwijl je die en die Jongen berijdt, etc. Ik had wel iets gedronken, thuis, maar haast niks, echt niet de moeite waard. Toen werd er gebeld en petroleum gebracht, en het was ook nogal laat in de middag geworden, beseften we, dus gingen we maar gewoon zitten en begonnen we wat te praten.”

 


Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
Cover

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Boudewijn Büch op dit blog.

 

Weerzien

De zomers speelden in Arcadië.
Vlinders – in soorten die al lang
niet meer bestaan – vlogen zenuwachtig
en geluidloos in grillige lijnen
langs de droge struiken. Soms stak mijn vaders
donkere hoofd boven de duinpan uit
maar altijd was zijn vlindernet te zien
dat driftig gaten sloeg in schijnbaar niets,
op zoek naar razendsnel onzichtbaarheid.

Nu zijn zomers winterlang

Nergens in het zand – dat zachte
dreunen van de zee – hoor ik hem jagen.

Er zijn geen vlinders meer in Wassenaar;
overal staat Toegang die Verboden is.

 

Out of Time
[The Rolling Stones]

dit is voorbij
het uur
van kruisdroom
& kwetsuur

o vader, meisje
aan het lied
onttrokken
verenig dood &
jongen onverschrokken
want hier zingt
het tweevoud
van de pijn

ik ben verdriet

zo moet het zijn

 

 
Boudewijn Büch (14 december 1948 – 23 november 2002)

 

De Franse schrijver Hervé Guibert werd geboren op 14 december 1955 in Saint-Cloud. Zie ook alle tags voor Hervé Guibert op dit blog.

Uit: The Mausoleum of Lovers (Vertaald door Nathanaël)

“In the bus, I sit down beside a young man, with straight black hair, that he doesn’t stop combing, interminably, with a small comb of imitation tortoise shell, the yellow plastic case for which he is holding, as well as the file that completes the set, with his left hand. First I try to determine whether the moments when the man leaves his hair and lets his hand fall into the air, while still clutching the comb, bear any relation to the bus stopping, at red lights for example. Then I tell myself: it would take next to nothing for this man’s gesture to start exasperating me, and for me to change places, but I am quite calm this morning, and that won’t happen. Still, I cannot detach myself from this gesture, and be attentive in my field of vision to the repetitive movements of the comb in his hair. I watch him furtively, and he ends up catching my eye, he smiles at me, he asks me: “You okay?” and I answer: “Yes, I’m okay,” and I smile in turn, blushing. I then develop a sentence that would say: “You have beautiful hair, but don’t you think you’ll end up tiring it, by always combing it thus?”, this sentence which is developed and perfected (I remove for example, the “very” from “beautiful hair” so as not to give it a flattering turn) remains in my head and plagues me, during the whole trip it becomes a necessity, yet I prevent myself from speaking it, by simple prudence, I tell myself: it might cause the comb’s teeth, instantly, to pierce my face with so many little red points. It would take very little for this ceaselessly manipulated comb, passed through his hair over and over, to become an object of aggression. Finally he gets up, and I watch him get off the bus with relief, but instead of losing itself, of dismounting with him, my sentence remains embedded, and that is why I am writing this.”

 

 
Hervé Guibert (14 december 1955 – 27 december 1991)
Cover Franse uitgave

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

De geliefde

Zij staat over mijn oogleden
en haar haren zijn in de mijne,
zij heeft de vorm van mijn handen,
zij heeft de kleur van mijn ogen,
zij verzinkt in mijn duister
als een steen op de hemel.

Zij heeft haar ogen altijd open
en laat mij niet slapen.
Haar dromen in het volle licht
slaan wolken uit de zonnen,
laten mij lachen, huilen en lachen,
en praten zonder iets te hoeven zeggen.

 

Vertaald door Hans van Straten

 

Tegen middernacht

Deuren openen zich ramen maken zich bekend
Een stil vuur ontvlamt en verblindt me
Alles wordt beslist ik ontmoet
Wezens die ik niet gewild heb

Hier de gek die brieven kreeg uit het buitenland
Hier de kostbare ring die hij van zilver waande
Hier de praatgrage vrouw met het grijze haar
Hier het onstoffelijke meisje
Onaf en lelijk badend in nacht en misère
Met malven geblanket en met absurde maagdenpalmen
Haar naaktheid haar kuisheid gevoelig van alle kanten
Hier de zee en schepen op speeltafels
Een vrij man nog een vrij man en het is dezelfde
Razende dieren voor de met modder gemaskerde angst
Doden gevangenen gekken alle afwezigen

Maar jij waarom ben jij er niet om mij te wekken.

 

           
Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)
Portret door Man Ray, 1929

 

De Deense schrijfster Helle Helle werd geboren als Helle Krogh Hansen in Nakskov op 14 december 1965. Zie ook alle tags voor Helle Helle op dit blog.

Uit: Down To The Dogs (Vertaald door Mark Kline)

“A hoop of ivy and an oil lamp in every window. She opens the front door. The hallway is narrow, with a pine stairway at the rear. They take their shoes off and we walk into the living room. A fire is burning in the woodstove. I stand in the middle of the floor. She walks out and comes back a little while later with a glass of water, which she hands me.
“Why are you both wearing coveralls?” I say.
“We just got back from the dogs,” she says.
She has turned on the tv, now she’s sitting on the sofa. The weather is on, she leans all the way forward.
“You think the fence will hold?” she says.
“Else we’ll figure something out,” he says, and then to me: “Sit down, sit.”
I drink my water while they chitchat. I don’t really hear what they say. Putte gets up to fetch the local paper. She flips through the pages with her feet up, her thighs are a bit stocky. John mumbles while he follows along from over her shoulder.
“They should have already got that done last year,” Putte says, and shakes her head.
“Yeah, but, you know,” John says.
“Anyway.”
They go through the entire paper this way. Then she folds it up and gives him a little slap on the knee with it: “What’s on the menu?”
“Con carne.”
John chops onions and sniffles out in the open kitchen, Putte unbuttons her coveralls and throws them over a chair. She has on leggings and a loose checkered shirt underneath. Ski socks outside the leggings. She takes a cigarette out of a pack lying on the shelving, lights it and walks over to John, sticks the cigarette in his mouth.
“There’ll be no crying now,” she says to me.
She sits down and watches tv. Yawns a bit. Stretches out halfway on the sofa, reaches for a throw and pulls it over herself. We watch the local news. She falls asleep.”

 

 
Helle Helle (Nakskov, 14 december 1965)

 

De Oostenrijks – Zwitserse dichteres en schrijfster Regina Ullmann werd op 14 december 1884 in St. Gallen geboren. Zie ook alle tags voor Regina Ullmann op dit blog.

Uit: De landweg (Vertaald door Josephine Rijnaarts)

“Een paar jaar geleden stond er in een verborgen uithoek van Stiermarken nog een oude herberg. Op een plek waar je het nooit zou verwachten, stond hij daar met zijn ene verdieping, alsof hij onbewoond was en geëtst door een geest die een andere geest wilde uitleggen wat een huis eigenlijk is. Boven de deur hing een bord waarop een prachtig hert was geschilderd. Het sprong met zijn voorpoten het bos in, terwijl zijn achterpoten stilstonden, zodat het tussen zijn voor- en achterpoten een kerktoren en een paar huizen kon laten zien. Een hele wereld, met aan het andere einde een knielende jager, een nietig figuurtje met een jachtgeweer in zijn hand. Hij mikte en mikte, alsof hij pas achteraf op het idee was gekomen, toen het hert er allang vandoor was. (Zo gaat het soms bij mensen, en niet alleen met wild in het bos.) Het bord moest ongetwijfeld de kracht en schoonheid van het dier tonen en voorbijgangers het als herberg bedoelde huis in het geheugen prenten, dat midden in de bossen gereedstond om gasten te ontvangen. Maar hooguit een jager of boswachter, een kolenbrander of een alpenherder die weer op huis aanging, vond de weg in die woestenij, en zij kwamen niet voor wijn of bier, maar om hun keel te smeren met een glaasje schnaps uit een grote doorzichtige fles. Er werd dan niets gezegd omdat er toch niemand was, behalve een hardhorende oude vrouw, die de gast samen met het glas ook de fles toeschoof. Want zij kon zo’n drankje niet meer druppel voor druppel inschenken zonder te beven en te trillen. Ja, ze moest ook bijna blind zijn, want als er dan toch eens een vreemdeling kwam die haar liet inschenken, omdat hij de gewoonten van het huis niet kende, goot ze de schnaps op de tafel, heel behoedzaam, dat wel, maar toch gewoon op de tafel. En ze zei niets terwijl ze dat deed, omdat het toch geen zin had, omdat ze doof was. Leeg was ze als een onbewoond huis, waar je staat te roepen en te roepen zonder dat er iemand verschijnt. Doof was ze. En ze was zo oud dat een achterkleinzoon, een volwassen kerel, zich het beverige slaapliedje nog kon herinneren dat ze voor hem had gezongen toen hij klein was. Ze was zo oud dat het leek alsof de dood in haar geval pas bij een hoog getal was beginnen te rekenen en nu doortelde, tot boven de honderd en verder. 0, die vrouw was legendarisch. Of ze iets deed? Zeker, ze deed iets. Ze deed wat er in zo’n huis, waar zo weinig leven was, zoal gedaan moest worden. Ze hield het vuur in de kachel brandend en maakte gierstepap klaar. Veel meer was er bij haar namelijk niet te krijgen, behalve de melk die een kleine herdersjongen ’s ochtends en ’s avonds bracht. Natuurlijk dronken ook haar mensen af en toe schnaps, maar dat was dan niet haar zaak. Ze leek het leven te bedienen zoals het leven haar bediende. Met het vee bemoeide ze zich ook al een hele tijd niet meer. Daar zorgden de mannen voor, haar kleinzoons en de knechten, die ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds rond het huis in de weer waren. Die jodelden ook weleens, maar meer voor zichzelf en voor de akkers en de alpenweiden waar ze telkens weer naartoe klommen; de oude vrouw dekte de tafel toch niet sneller en schoof ook de stoelen niet op hun plaats als de mannen al zo dicht in de buurt waren, want ze hoorde het niet.”

 


Regina Ullmann (14 december 1884 – 6 jannuari 1961)
St. Gallen in de Adventstijd

 

De Amerikaans schrijfster Shirley Jackson werd geboren in San Francisco op 14 december 1916. Zie ook alle tags voor Shirley Jackson op dit blog.

Uit: We Have Always Lived in the Castle

“Good morning, Mary Katherine,” Stella always said, reaching over to wipe the counter with a damp rag, “how are you today?”
“Very well, thank you.”
“And Constance Blackwood, is she well?”
“Very well, thank you.”
“And how is he?”
“As well as can be expected. Black coffee, please.”
If anyone else came in and sat down at the counter I would leave my coffee without seeming hurried, and leave, nodding goodbye to Stella. “Keep well,” she always said automatically as I went out.
I chose the library books with care. There were books in our house, of course; our father’s study had books covering two walls, but I liked fairy tales and books of history, and Constance liked books about food. Although Uncle Julian never took up a book, he liked to see Constance reading in the evenings while he worked at his papers, and sometimes he turned his head to look at her and nod.
“What are you reading, my dear? A pretty sight, a lady with a book.”
“I’m reading something called _The Art of Cooking_, Uncle Julian.”
“Admirable.”
We never sat quietly for long, of course, with Uncle Julian in the room, but I do not recall that Constance and I have ever opened the library books which are still on our kitchen shelf. It was a fine April morning when I came out of the library; the sun was shining and the false glorious promises of spring were everywhere, showing oddly through the village grime. I remember that I stood on the library steps holding my books and looking for a minute at the soft hinted green in the branches against the sky and wishing, as I always did, that I could walk home across the sky instead of through the village.”

 

 
Shirley Jackson (14 december 1916 – 8 augustus 1965)
In 1938

 

De Duitse schrijver Andreas Mand werd geboren op 14 december 1959 in Duisburg. Zie ook alle tags voor Andreas Mand op dit blog.

Uit: Der zweite Garten

„Wie schwer es ist, ein Buch zu schreiben, das neben seinem Anspruch auf Wahrhaftigkeit und Vollständigkeit nicht nur mir und den Lesern, sondern auch allen Mitspielern gefallen soll. Es werden Leute lesen, die kannten Uwe als alten Mann? Anzunehmen, dass Miriam kein Interesse hat, ihre Magen-Darmprobleme verhandelt zu sehen. Aus ihrer Sicht wird das ein trostloses Wochenende. „Nichts Schönes”, sagt sie, weil sie die Navid Kermani Veranstaltung als öde Pflicht begreift. Nichts Schönes habe auch ich zu erwarten, nämlich von Kermani abgesehen die üblichen dissonanten Schulechos. Gestern zu sehen, wie sie Uwe behandelt, der heute die Englischarbeit schreibt, war echt zum Kotzen. Bezweifelt niemand, dass sie Stress hat, aber wenn sie hier herumläuft wie ein losgerissener Benotungsautomat? Vielleicht wird das Ergebnis meines Nachdenkens sein: dass die Kerbe längst vorhanden war, in die sie täglich hackt? Dabei wäre es so leicht, das Leben zu genießen in der höchst angenehmen Gesellschaft unserer Söhne zum Beispiel. Dass einer von ihnen heute Morgen mal wieder nicht die Klobürste benutzt hat? Da mosere ich pflichtgemäß, weil ich ihnen das noch abgewöhnen will, aber im Grunde ist es mir egal. Dass Moritz erkennt, „Chemie ist nicht mein Fall”? Gratuliere zur Selbsterkenntnis! Statt den Sackgassenblues anzustimmen, kann man an diesen schönen Vorfrühlingstag auch mal aus dem Haus gehen und sagen, so. Ich würde Miriam gern von ihren Belastungen befreien, aber ich habe es nicht in der Hand. Ich kann ihr nur weiter entgegen kommen, wie ich ihr jahrelang entgegen gekommen bin, aber der Erfolg scheint zweifelhaft. Wenn ich zum Beispiel an ihrer Stelle mit Uwe Englisch übe, kann das sehr gut dazu führen, dass es ihm völlig unerträglich wird. Spät abends sieht sie Frau TV, wo es passend um die soziale Absturzgefahr von Hausfrauen geht. Super, lasst uns alle WDR-Moderatorinnen werden. Vielleicht ist das der Grund, warum mir ein Katalog für Wetterjacken und Zelte heute so interessant vorkommt. Oder liegt es an der jugendlichen Mitarbeiterin, die da mit ins Zelt durfte? Isolationsmessung Wie aus früheren weltpolitischen Krisen geläufig, macht einen der Dauerbeschuss aus Sondersendungen und Themenseiten irgendwann verrückt. Dritter Tag des Testabos: Titelseite Kommentar, Rückseite blöde Witze. Drucken aus, was sie sowieso im Kopf haben. Kernschmelze gehört zur Kernkompetenz. Gestern gab es hier einigen Unfrieden. Begann mit elterlichem Genöle darüber, dass die Jungen morgens nur schwer aus dem Bett fanden.“

 


Andreas Mand (Duisburg, 14 december 1959)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Duitse schrijver, componist en muziekproducent Christian Huber werd geboren in 1984 in Regensburg. Zie ook alle tags voor Christian Huber op dit blog.

Uit: Fruchtfliegendompteur

„Ich habe ein Problem. Das glaube ich zumindest. Vielleicht ist »Problem« aber auch der falsche Ausdruck. Ich bin kein ­Mediziner. Aber »Leiden« klingt schon wieder so weinerlich, und es »eine Qual« zu nennen, ist vielleicht ein bisschen übertrieben. Und ich übertreibe nicht, wenn es um meine Gesundheit beziehungsweise um eine vermeintliche, eventuell schwere Krankheit geht. Ich bin ein Mann und kann einiges ab.
Doch seit etwa einem Monat habe ich ein mal etwas stärkeres, mal etwas schwächeres Schwindelgefühl. Ein bisschen so, als würde sich das Sichtfeld zu einem schwammigen Tunnel verengen und langsam nach hinten kippen, während man in ­einem abstürzenden Fahrstuhl in atemberaubender Geschwindigkeit einen stickigen Schacht hinunterrast.
Nur nicht ganz so schlimm.
»Das Wetter! Sicher bist du wetterfühlig«, habe ich am Anfang ­gedacht. Das liest und hört man ja ständig. Alte Menschen ­spüren in den morschen Knochen, wenn das Wetter umschlägt und der Körper auf jede noch so marginale Klimaveränderung reagiert. Kopfschmerzen, Kreislaufprobleme. Wenn die wulstige Kriegsnarbe im Bein zieht, wird es morgen wieder drückend schwül von der Westfront her. Nun war ich nie im Krieg, und im eigentlichen Sinne alt bin ich mit dreißig auch noch nicht. Schwül war es die letzten Wochen ebenso wenig gewesen. Eher heiß. Sehr heiß. Keine Wolke am Himmel. Jahrhundertsommer!
Mein Unwohlsein musste also eine andere Ursache haben.
Das für den Menschen lebenswichtige Vitamin D erhält der ­Körper zum größten Teil durch Sonneneinstrahlung direkt über die Augen. Etwa 45 Minuten soll man sich draußen auf­halten, um den täglichen Bedarf an Vitamin D zu decken. ­Möglichst ohne Sonnenbrille. Generell kein Problem in einem Jahrhundertsommer, aber um hier auch wirklich nichts dem Zufall zu überlassen, lag ich jeden Tag etwa drei Stunden in der prallen Sonne und starrte in den Himmel. Das Wetter konnte also ebenso wenig der Grund für meinen Schwindel sein.
»Vielleicht ernähre ich mich nicht ausgewogen genug!«, war mein nächster Gedanke. Stichwort Mangelernährung. Werden dem Körper nicht alle nötigen Nahrungsbestandteile zugeführt, kommt es zu mitunter massiven Beschwerden. Das lernt man schon in der Grundschule. Leider ernähre ich mich recht ­gesund. Schon zum Frühstück esse ich eine große Portion Obst und Gemüse. Also, genauer gesagt: Vitaminpillen. Obst und ­Gemüse schmecken mir nicht sonderlich, und warum soll ich meinen Körper mit etwas quälen, was mir nicht schmeckt, wenn ich über 250 Prozent meines täglichen Bedarfs an Vita­minen auch mit fünf geschmacksneutralen Tabletten und ­bunten Geleekapseln decken kann?“

 

 
Christian Huber (Regensburg, 1984)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2017 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.