Susanna Tamaro, Kader Abdolah, Sophie Kinsella, Helen Dunmore, Gustave Flaubert, John Osborne, Vassilis Alexakis, Shrinivási, Hans Keilson

De Italiaanse schrijfster Susanna Tamaro werd geboren in Triëst op 12 december 1957. Zie ook alle tags voor Susanna Tamaro op dit blog.

Uit: Ein jeder Engel ist schrecklich. Aus meinem Leben (Vertaald door Barbara Kleiner)

“Ich wurde an einem der Tage des Jahres geboren, die am wenigsten Licht haben, mitten im tiefsten Herzen der Nacht. Es weine eine düstere, starke Bora mit Schnee und Eis. Sie wehte noch immer, als ich aus der Klinik kam. Der steile Anstieg, der zu uns nach Hause führte, war praktisch unbegehbar, und so gelangte ich, dem un-sicheren Gleichgewicht meiner Eltern anvertraut, ans Ziel. Der Wind packte sie an den Schultern und stieß sie vorwärts, mit solchen unvorhergesehenen und heftigen Böen, wie nur die Um sie kennt, während das Eis jeden ihrer Schritte zu einem Wunderwerk der Geschicklichkeit machte. Meine drei Kilo und noch was Menschenwesen waren wie ein cannolo in eine von meiner Mutter gemachten rosa-blau-weißen Decke eingeschlagen und wurden schließlich in Sicherheit gebracht.
Wenige Dinge faszinieren mich so sehr wie Neuge-borene. Jedes Mal, wenn ich eins sehe, kann ich nicht anders als es zu befragen: Wer bist du? Woher kommst du? Welches Geheimnis birgst du in deinen Augen, die noch nicht sehen? Nein, vielleicht wäre es besser zu sagen, die anderes sehen…
Neun Monate im Bauch der Mama, aber vor diesem Bauch ist da noch die Geschichte ihrer Eltern, ihrer Großeltern und ihrer Urgroßeltern. Und die Geschichte ihrer Eltern und Großeltern ist die Geschichte von deren Entscheidungen, Erfolgen und Irrtümern, ihrer Erbärmlichkeit und Größe. In ihre kleinen Geschich-ten greift die große Geschichte ein, diejenige, in die man, auch wenn man es nicht will, verwickelt wird und die einen oft auch zermalmt. Und Geschichte, häufig bedeutet das Krieg und Hass Gewalt und Tod – Schmer-zen, die auf subtile Weise von Generation zu Genera-tion weitergegeben werden. Jedes Kind, das geboren wird, kommt mit gebeugten Schultern auf die Welt, wie Atlas. Nur dass es statt der Weltkugel Seiten um Seiten von Geschichten trägt -Geschichten und Geschichte -, und es sind ebendiese Seiten, die seine Augen in den ersten Tagen so müde und so fern wirken lassen. Nur einige besonders naive und optimistische Eltern können glauben, das Neugeborene sei eine tabula rue, ein Klumpen Lehm, den sie mit ihrer Liebe und ihrem guten Willen in das Wesen ihrer Träume verwandeln können. Man müsste etwas weniger ahnungslos sein, um gewahr zu werden, dass diese Händchen ein langes, aufgerolltes Pergament halten, in dem, wenn Vater und Mutter den Mut härten, es zu öffnen, sie in großen Zügen das Schicksal des Wesens vorgezeichnet sähen, das sie soeben auf die Welt gebracht haben. Wo wird man geboren? Von wem wird man geboren? Wann wird man geboren? Liegt in diesen drei Fragen nicht eines der großen Mysterien beschlossen, in denen unser Leben gehüllt ist?“

 

 
Susanna Tamaro (Triëst, 12 december 1957)

 

De Iraans – Nederlandse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Zie ook alle tags voor Kader Abdolah op dit blog.

Uit: Het pad van de gele slippers

“Zo ging het en op een dag kwam een oude kameraad bij mij langs. Hij heet Sultan Gholestan Farahandji en ik zal hem in dit verhaal Sultan noemen.
Ik ken hem lang, eigenlijk heel lang. Toen ik in het vaderland een jonge schrijver was, was Sultan een nationaal bekende revolutionaire filmregisseur.
Ik volgde zijn leven en had zijn eerste films en recente documentaires allemaal gezien. Maar in het vaderland had ik hem slechts één keer in levenden lijve ontmoet. Het was in een bioscoop in Teheran tijdens de première van een van zijn films, en daar hebben we elkaar een hand gegeven.
Dat was dus lang, lang geleden. Nu zijn we oude vrienden en wonen we allebei in Nederland. Hij woont ergens op een boerderij in de omgeving van de oude stad Delft en ik woon in de havenstad Rotterdam. Niet zo ver van elkaar dus.
Sinds hij in Nederland woont maakt hij voornamelijk documentaires, want met lege handen en ook nog in ballingschap kun je geen lange, dure bioscoopfilms maken. Zijn documentaires zijn bedoeld voor het vaderland en ze worden daar door BBC-Persian of de Amerikaanse televisiezenders via satellieten uitgezonden. Tot ergernis van de machthebbers van het land zenden die vierentwintig uur per dag Amerikaanse en Britse programma’s uit, die door miljoenen mensen worden bekeken. Dat geldt ook voor de documentaires die Sultan maakt. Al zijn zijn films verboden en is hij verbannen, hij is een geliefde persoonlijkheid in het vaderland.
Ook voor Nederlandse filmmakers is hij een bekende. Een paar van zijn speelfilms zijn ooit in Nederland uitgezonden. En de filmfestivals in Amsterdam en Rotterdam nemen altijd zijn recente documentaires op in hun programma’s.”

 

 
Kader Abdolah (Arak, 12 december 1954)

 

De Britse schrijfster Sophie Kinsella (pseudoniem van Madeleine Wickham) werd geboren in Londen op 12 december 1969. Zie ook alle tags voor Sophie Kinsalla op dit blog.

Uit: Ken je me nog? (Vertaald door Mariëtte van Gelder)

“Van alle waardeloze, waardeloze avonden die ik in mijn hele waardeloze leven heb gehad, hebben we het, op een schaal van 1 tot 10, over… een -6. En dan leg ik de lat nog niet eens zo gek hoog. Ik wip van de ene voet met blaren op de andere en voel de regen in mijn kraag druppen. Ik hou mijn spijkerjack bij wijze van paraplu over mijn hoofd, maar het is niet bepaald waterdicht. Ik wil alleen nog maar een taxi aanhouden, naar huis gaan, die stomme laarzen uitschoppen en een lekker warm bad nemen, maar we staan hier al tien minuten en er is nog steeds geen taxi te bekennen. Ik crepeer van de pijn in mijn tenen. Ik koop nooit meer schoenen bij Cut-Price Fashion. Ik heb deze laarzen vorige week in de uitverkoop gekocht (zwart lakleer, lage hakken, ik draag nooit hoge). Ze waren een halve maat te klein, maar de verkoopster zei dat ze nog uitliepen en dat mijn benen er zo lang in leken. En ik geloofde het. Echt, ik ben de grootste oen van de wereld. We staan op een hoek ergens in het zuidwesten van Londen waar ik nooit eerder ben geweest en de muziek van de ondergrondse disco dreunt zwak door onze voeten. Carolyns zus, die propper is, had korting op de entree voor ons geregeld, daarom zijn we helemaal hierheen gesjouwd. Alleen moeten we nu nog zien thuis te komen, en ik ben de enige die zelfs maar naar een taxi uitkijkt. Fi heeft de enige portiek in de buurt ingepikt en staat de amandelen te knippen van een jongen die ze eerder aan de bar heeft versierd. Hij is leuk, ondanks dat enge snorretje. Hij is ook kleiner dan Fi, maar dat geldt voor veel mannen, want ze is bijna een meter tachtig. Ze heeft lang haar, een brede mond en de bijbehorende bovenmaatse lach. Als Fi echt iets leuk vindt, legt ze het hele kantoor plat. Even verderop schuilen Carolyn en Debs onder een krant, arm in arm, It’s Raining Men’ brullend alsof ze nog steeds op het karaokepodium staan. Debs steekt haar arm naar me uit en roept: `Lexi! Het regent mannen!’ Haar lange blonde haar is helemaal piekerig van de regen, maar ze kijkt nog vrolijk. Debs grote hobby’s zijn karaoke en sieraden maken; ik heb toevallig een paar oorbellen in die ze voor mijn verjaardag heeft gemaakt: kleine zilveren L’s waar cultivéparels aan bungelen. `Het regent helemaal geen mannen!’ roep ik chagrijnig terug. ‘Het regent gewoon!’ Normaal ben ik ook gek op karaoke, maar vanavond ben ik niet in de stemming om te zingen. Ik voel me helemaal beurs vanbinnen en zou het liefst in een hoekje kruipen. Was Duffe Dave maar komen opdagen, zoals hij had beloofd. Hij had me al die sms’jes met luv u Lexi gestuurd en me bezworen dat hij er om tien uur zou zijn. Ik heb de hele tijd naar de deur zitten kijken, ook toen de meiden zeiden dat ik het moest opgeven, en nu voel ik me een kwezelige debiel.”

 


Sophie Kinsella (Londen, 12 december 1969)
Londen, Trafalgar Square in de Adventstijd

 

De Britse dichteres en schrijfster Helen Dunmore werd geboren op 12 december 1952 in Beverley, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Helen Dunmore op dit blog.

 

Wild Strawberries

What I get, I bring home to you:
a dark handful, sweet-edged,
dissolving in one mouthful.

I bother to bring them for you
though they’re so quickly over,
pulpless, sliding to juice

a grainy rub on the tongue
and the taste’s gone. If you remember
we were in the woods at wild strawberry-time

and I was making a basket of dock-leaves
to hold what you’d picked,
but the cold leaves unplaited themselves

and slid apart, and again unplaited themselves
until I gave up and ate wild strawberries
out of your hands for sweetness.

I licked at your palm:
the little salt-edge there,
the tang of money you’d handled.

As we stayed in the woods, hidden,
we heard the sound system below us
calling the winners at Chepstow,
faint as the breeze turned.

The sun came out on us, the shade blotches
went hazel: we heard names
bubble like stock-doves over the woods

as jockeys in stained silks gentled
those sweat-dark, shuddering horses
down to the walk.

 

Litany

For the length of time it takes a bruise to fade
for the heavy weight on getting out of bed,
for the hair’s grey, for the skin’s tired grain,
for the spider naevus and drinker’s nose
for the vocabulary of palliation and Macmillan
for friends who know the best funeral readings,

for the everydayness of pain, for waiting patiently
to ask the pharmacist about your medication
for elastic bandages and ulcer dressings,
for knowing what to say
when your friend says how much she still misses him,
for needing a coat although it is warm,

for the length of time it takes a wound to heal,
for the strange pity you feel
when told off by the blank sure faces
of the young who own and know everything,
for the bare flesh of the next generation,
for the word ‘generation’, which used to mean nothing.

 

 
Helen Dunmore (12 december 1952 – 5 juni 2017)

 

De Franse schrijver Gustave Flaubert werd op 12 december 1821 geboren in Rouen. Zie ook alle tags voor Gustave Flaubert op dit blog.

Uit: L’Éducation sentimentale

“Le 15 septembre 1840, vers six heures du matin, la Ville-de-Montereau, près de partir, fumait à gros tourbillons devant le quai Saint-Bernard.
Des gens arrivaient hors d’haleine ; des barriques, des câbles, des corbeilles de linge gênaient la circulation ; les matelots ne répondaient à personne ; on se heurtait ; les colis montaient entre les deux tambours, et le tapage s’absorbait dans le bruissement de la vapeur, qui, s’échappant par des plaques de tôle, enveloppait tout d’une nuée blanchâtre, tandis que la cloche, à l’avant, tintait sans discontinuer.
Enfin le navire partit ; et les deux berges, peuplées de magasins, de chantiers et d’usines, filèrent comme deux larges rubans que l’on déroule.
Un jeune homme de dix-huit ans, à longs cheveux et qui tenait un album sous son bras, restait auprès du gouvernail, immobile. À travers le brouillard, il contemplait des clochers, des édifices dont il ne savait pas les noms ; puis il embrassa, dans un dernier coup d’œil, l’île Saint-Louis, la Cité, Notre-Dame ; et bientôt, Paris disparaissant, il poussa un grand soupir.
M. Frédéric Moreau, nouvellement reçu bachelier, s’en retournait à Nogent-sur-Seine, où il devait languir pendant deux mois, avant d’aller faire son droit. Sa mère, avec la somme indispensable, l’avait envoyé au Havre voir un oncle, dont elle espérait, pour lui, l’héritage ; il en était revenu la veille seulement ; et il se dédommageait de ne pouvoir séjourner dans la capitale, en regagnant sa province par la route la plus longue.
Le tumulte s’apaisait ; tous avaient pris leur place ; quelques-uns, debout, se chauffaient autour de la machine, et la cheminée crachait avec un râle lent et rythmique son panache de fumée noire ; des gouttelettes de rosée coulaient sur les cuivres ; le pont tremblait sous une petite vibration intérieure, et les deux roues, tournant rapidement, battaient l’eau.
La rivière était bordée par des grèves de sable. On rencontrait des trains de bois qui se mettaient à onduler sous le remous des vagues, ou bien, dans un bateau sans voiles, un homme assis pêchait ; puis les brumes errantes se fondirent, le soleil parut, la colline qui suivait à droite le cours de la Seine peu à peu s’abaissa, et il en surgit une autre, plus proche, sur la rive opposée.
Des arbres la couronnaient parmi des maisons basses couvertes de toits à l’italienne. Elles avaient des jardins en pente que divisaient des murs neufs, des grilles de fer, des gazons, des serres chaudes, et des vases de géraniums, espacés régulièrement sur des terrasses où l’on pouvait s’accouder. Plus d’un, en apercevant ces coquettes résidences, si tranquilles, enviait d’en être le propriétaire, pour vivre là jusqu’à la fin de ses jours, avec un bon billard, une chaloupe, une femme ou quelque autre rêve. Le plaisir tout nouveau d’une excursion maritime facilitait les épanchements. Déjà les farceurs commençaient leurs plaisanteries. Beaucoup chantaient. On était gai. Il se versait des petits verres.”

 

 
Gustave Flaubert (12 december 1821 – 8 mei 1880)
Cover

 

De Engelse toneelschrijver John James Osborne werd geboren op 12 dezember 1929 in Fulham. Zie ook alle tags voor John Osborne op dit blog.

Uit: Look Back in Anger

“Oh, they beat me in the end—I had to go. I expect they’re still at it. Or they’re probably married by now, and driving some other poor devils out of their minds. Slamming their doors, stamping their high heels, banging their irons and saucepans—the eternal flaming racket of the female. Church bells start ringing outside.
JIMMY: Oh, hell! Now the bloody bells have started! He rushes to the window.Wrap it up, will you? Stop ringing those bells! There’s somebody going crazy in here! I don’t want to hear them!
ALISON: Stop shouting!
(Recovering immediately.)You’ll have Miss Drury up here.
JIMMY I don’t give a damn about Miss Drury—that mild old gentlewoman doesn’t fool me, even if she takes in you two. She’s an old robber.
She gets more than enough out of us for this place every week. Anyway, she’s probably in church,
(points to the window) swinging on those bloody bells!
Cliff goes to the window, and closes it.
CLIFF: Come on now, be a good boy. I’ll take us all out, and we’ll have a drink.
JIMMY: They’re not open yet. It’s Sunday. Remember? Anyway, it’s raining.
CLIFF Well, shall we dance?
He pushes Jimmy round the floor, who is past the mood for this kind of fooling. Do you come here often?
JIMMY: Only in the mating season. All right, all right, very funny.
He tries to escape, but Cliff holds him like a vice. Let me go.
CLIFF Not until you’ve apologised for being so nasty to everyone. Do you think bosoms will be in or out, this year?
JIMMY: Your teeth will be out in a minute, if you don’t let go!
He makes a great effort to wrench himself free, but Cliff hangs on. They collapse to the floor C, below the table, struggling. Alison carries on with her ironing. This is routine, but she is getting close to breaking point, all the same. Cliff manages to break away, and finds himself in front of the ironing board. Jimmy springs up. They grapple.
ALISON: Look out, for heaven’s sake! Oh, it’s more like a zoo every day!
Jimmy makes a frantic, deliberate effort, and manages to push Cliff on to the ironing board, and into Alison. The board collapses. Cliff falls against her, and they end up in a heap on the floor. Alison cries out in pain. Jimmy looks down at them, dazed and breathless.
CLIFF
(picking himself up). She’s hurt. Are you all right? “

 


John Osborne (12 december 1929 – 24 december 1994)
Scene uit een opvoering in New York, 2012

 

De Griekse schrijver Vassilis Alexakis werd geboren op 12 december 1943 in Athene. In 1961 trok hij naar Frankrijk om journalistiek te studeren in Lille. Zie ook alle tags voor Vassilis Alexakis op dit blog.

Uit: Les mots étrangers

“Je n’avais pas prévu que la mort de mon père me coûterait tant. Ne l’aimais-je pas suffisamment? Pensais-je qu’il ne m’aimait pas assez? Je croyais néanmoins que sa disparition me blesserait moins que celle de ma mère, qu’elle laisserait un vide moins grand. A Paris j’ai constaté que je m’étais trompé. Je songeais tant à lui que j’évitais de faire du bruit pour ne pas le déranger. Je posais tout doucement les assiettes sales dans l’évier, je marchais sur la pointe des pieds, j’avais baissé au minimum la sonnerie du téléphone comme s’il dormait sur le canapé du salon.
Lorsqu’on m’interrogeait sur mon emploi du temps, je répondais invariablement:
– En ce moment, je m’applique à faire le moins de bruit possible.
Je n’écrivais pas, ne sortais que rarement, recevais peu de visites. De temps en temps je m’approchais de mon père, mais je ne lui parlais pas. Je me contentais de remarquer qu’il pouvait toujours ouvrir les yeux, qu’il me reconnaissait. J’avais la nostalgie de son sourire. Son activité professionnelle ne l’avait pas rendu sombre, ni même triste. Il se souvenait d’une multitude d’incidents comiques qui s’étaient produits lors d’une mise en bière, d’un enterrement, d’une exhumation. Il souriait furtivement, comme s’il se reprochait la légèreté de son esprit.
Certaines nuits je ressentais le manque d’une présence féminine, pourtant je ne faisais rien pour le combler. Je ne téléphonais pas à mes anciennes amies et ne cherchais nullement à faire de nouvelles rencontres. J’ai juste appelé Alice pour lui annoncer le décès de mon père. L’idée que j’étais trop vieux pour vivre des aventures s’imposait petit à petit à moi. L’image que me renvoyait le miroir me chagrinait un peu plus chaque jour. Je m’exerçais à marcher en traînant la jambe pour voir comment c’est. Je préparais l’avenir, en quelque sorte.
Est-ce pour me distraire que je me suis remis à songer à cette langue africaine que j’avais envisagé de découvrir? Ce projet, qui m’était sorti de la tête pendant mon séjour en Grèce, m’a paru plus excitant que jamais. Comment aurait réagi mon père s’il m’avait entendu réciter des mots africains? Il aurait souri, bien sûr. Peut-on apprendre une langue uniquement pour amuser un absent? Il m’arrive de formuler des questions dont je ne cherche pas la réponse. Ce ne sont que des points d’interrogation nus qui surgissent dans le désert de mon esprit tels des cactus.”

 

 
Vassilis Alexakis (Athene, 12 december 1943)

 

De Surinaamse dichter Shrinivási werd geboren op 12 december 1926 op de grond Vaderszorg, Kwatta, in het district Beneden-Suriname. Zie ook alle tags voor Shrinivási op dit blog.

 

nu ik schrijf ervaar ik wat poëzie is

nu ik schrijf ervaar ik wat poëzie is
maar als ik het overdenk
ontgaat het mij per definitie

precies zoals water binnen je handen
wegglipt tussen gespreide vingers

of de hemel die je erin zag schijnen
fragmenteert en ineens niet meer is

toch ben ik verrast en bekijk
die cosmos hier op een bladzij

woorden schoon zonder bijsmaak
gered uit een brein vol van twijfels

gedachten ingekleed weer in taal
expressie van het menselijk hart
bloed alzuiver binnen ons lichaam

grootsprakigheid staat poëzie naar het leven
diepgang noch waarde bezit zij

maar onbekommerd praten nog kinderen
onbevreesd houdt de jeugd mijn hand vast

zij bevrijden mij uit mijn coma
ongeremd, driftig, vol vuur
brengen zij nieuw ritme mijn hart in

in een droom zoen ik hun ogen
rijp ik met hen mee

als zij proef ik zuiverheid, vriendschap
een vrucht van vertrouwen en liefde

 


Shrinivási (Vaderszorg, Kwatta, 12 december 1926)

 

De Duits-Nederlands schrijver, arts en psychiater Hans Alex Keilson werd geboren in Bad Freienwalde op 12 december 1909. Hans Keilson overleed op 31 mei van dit jaar op 101-jarige leeftijd. Zie ook alle tags voor Hans Keilson op dit blog.

Uit: Liever Holland dan heimwee. Gedachten en herinneringen (Vertaald door Piet de Moor)

“In haar in 1969 in het tijdschrift Merkur verschenen laudatio voor Martin Heidegger bij zijn tachtigste verjaardag merkt Hannah Arendt in een voetnoot op dat Heideggers flirt met het nationaalsocialisme – Hannah Arendt spreekt van ‘escapade’ en ‘vergissing’, anderen noemden het ‘dwaalweg’ – cultuurhistorisch niet door bouwstenen uit denksystemen van andere grote Duitse denkers gevoed werd. ‘Deze vergissing,’ aldus Hannah Arendt, ‘is irrelevant tegenover het veel belangrijker dwalen dat erin bestond naar schijnbaar belangrijker regionen te vluchten voor de werkelijkheid in de Gestapokelders en de folterkelders van de concentratiekampen, die direct na de Rijksdagbrand ontstonden.’ Wat in die lente van 1933 werkelijk gebeurde, heeft Robert Gilbert, de Duitse volkse schlagerschrijver, in vier onvergetelijke dichtregels uitgedrukt:

Keiner braucht mehr anzupochen,
mit der Axt durch jede Tür –
die Nation ist aufgebrochen
wie ein Pestgeschwür.

En Hannah Arendt gaat voort: ‘Heidegger heeft deze vergissing na korte tijd ingezien en daarna aanzienlijk meer geriskeerd dan destijds aan Duitse universiteiten gebruikelijk was. Maar hetzelfde kan men niet beweren van de talloze intellectuelen en zogenaamde wetenschappers die er niet alleen in Duitsland nog altijd de voorkeur aan geven in plaats van over Hitler, Auschwitz, volkerenmoord en het “verdelgen” als permanent bevolkingsbeleid te spreken, zich naar eigen ingeving en smaak vastklampen aan Plato, Luther, Hegel, Nietzsche of ook aan Heidegger, Jünger of Stefan George om dat vreselijke fenomeen uit de goot geesteswetenschappelijk of cultuurfilosofisch op te smukken. Men kan wel zeggen dat het ontwijken van de werkelijkheid intussen tot een beroep geworden is, een vlucht, niet in spiritualiteit, waarmee de goot nooit iets te maken had, maar in een fantoomrijk van denkbeelden’ – ik zou hier graag het begrip ‘vooroordeel’ aan toevoegen (H.K.) –, ‘dat van elke ervaren en ervaarbare realiteit zo ver in het puur “abstracte” weggegleden is dat de grote gedachten van de denkers daarin elke consistentie verloren hebben en zoals wolkenformaties, waarin ook de ene wolk voortdurend in de andere overgaat, in elkaar overvloeien.’

 


Hans Keilson (12 december 1909 – 31 mei 2011)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e december ook mijn blog van 12 december 2017 en ook mijn blog van 12 december 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Susanna Tamaro, Kader Abdolah, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne, Ahmad Shamlou, Vassilis Alexakis, Shrinivási, Hans Keilson

De Italiaanse schrijfster Susanna Tamaro werd geboren in Triëst op 12 december 1957. Zie ook alle tags voor Susanna Tamaro op dit blog.

Uit: Geh, wohin dein Herz dich trägt (Vertaald door Maja Pflug)

„Opicina, M. November 1992
Du bist vor zwei Monaten abgereist, und seit zwei Monaten habe ich, abgesehen von einer Postkarte, auf der du mir mitteilst, dass du noch lebst, keine Nachricht von dir. Heute Morgen bin ich im Garten lange vor deiner Rose stehen geblieben. Obgleich es schon Spätherbst ist, hebt sie sich mit ihrem Pur-purrot noch einsam und eitel von den ande-ren Pflanzen ab, die längst die Farbe verloren haben. Weißt du noch, wie wir sie gepflanzt haben? Du warst zehn Jahre alt und hattest gerade Der kleine Prinz gelesen. Ich hatte ihn dir als Belohnung für deine Versetzung geschenkt. Du warst von der Geschichte begeistert. Am liebsten von allen Gestalten hattest du die Rose und den Fuchs; den Affen-brotbaum, die Schlange, den Piloten und all die beschränkten, eingebildeten Menschen, die auf ihren winzigen Planeten sitzend durchs All schwebten, mochtest du dagegen nicht. So sagtest du eines Morgens beim Frühstück: »Ich will eine Rose.- Auf meinen Einwand, wir hätten doch schon so viele Ro-senstöcke, hast du geantwortet: »Ich will eine, die nur mir gehört, ich will sie pflegen, sie großziehen.. Natürlich wolltest du außer der Rose auch einen Fuchs. Mit der Schlau-heit der Kinder hattest du den einfachen Wunsch vor dem fast unerfüllbaren geäu-ßert. Wie sollte ich dir den Fuchs abschlagen können, nachdem ich dir die Rose zugestan-den hatte? Darüber haben wir lange gestrit-ten und uns schließlich auf einen Hund ge-einigt. In der Nacht bevor wir ihn holten, hast du kein Auge zugetan. Alle halbe Stunde hast du an meine Tür geklopft und gesagt: »Ich kann nicht schlafen.< Morgens um sie-ben warst du schon mit dem Frühstück fer-tig, gewaschen und angezogen; im Mantel bist du im Sessel gesessen und hast auf mich gewartet. Um halb neun standen wir vor dem Eingang des Tierheims, es war noch zu. Zwischen den Gittern hindurchspähend, sagtest du: »Woran werde ich merken, welcher genau der Richtige für mich ist?• Große Besorgnis lag in deiner Stimme. Ich beruhigte dich.
»Mach dir keine Sorgen., sagte ich, »denk daran, wie der Kleine Prinz den Fuchs gezähmt hat..
Drei Tage lang gingen wir immer wieder hin. Es gab mehr als zweihundert Hunde dort drinnen, und du wolltest sie alle sehen.
Du bliebst vor jedem Käfig stehen, regungslos und scheinbar unbeteiligt, in Gedanken versunken.“

 

 
Susanna Tamaro (Triëst, 12 december 1957)

Lees verder “Susanna Tamaro, Kader Abdolah, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne, Ahmad Shamlou, Vassilis Alexakis, Shrinivási, Hans Keilson”

Susanna Tamaro, Kader Abdolah, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne, Ahmad Shamlou, Vassilis Alexakis, Shrinivási

De Italiaanse schrijfster Susanna Tamaro werd geboren in Triëst op 12 december 1957. Zie ook alle tags voor Susanna Tamaro op dit blog.

Uit: Der Tannenbaum (Vertaald door Maja Pflug)

„„Nach einer Woche gab es keinen Baum und keinen Strauch im Wald, in dem sich nicht ein gemütliches, bauchiges kleines Nest verbarg.
Manche waren rund und winzig: außen weiches Moos, innen kuschelige Wolle. Andere, größere, bestanden nur aus ineinander geflochtenem Reisig. Wieder andere – ein Knäuel aus Flechten, trockenen Blättern und Zweiglein – hingen von den Bäu-
men wie Nikolausstrümpfe.
Jedes war nach den Bedürfnissen des kommenden Nachwuchses geplant und gebaut worden, mit hohen, stabilen Rändern, um in den noch kalten Nächten die laue Wärme zu speichern, die Ungezogenheiten der unternehmungslustigsten Küken auszuhalten und sie gleichzeitig vor dem Auge der Raubvögel zu schützen.
Eines schönen Tages folgte im Wald auf die rege Geschäftigkeit des Nestbaus die zärtliche Stille des Brütens.
Während die Männchen auf der Suche nach Nahrung für ihre Bräute unterwegs waren, gab es stürmische Regentage.
Der Regen peitschte Bäume und Wiesen, machte die Stämme nass und nährte den Boden, und die Samen, die geduldig in der Erde warteten, begannen anzuschwellen. Nach dem Regen schien wieder die Sonne, und das Häutchen, das die Samen wie ein zu enges Kleid umschloss, zerriss. Auch der kleine geflügelte Samen ging auf, verankerte sich mit einer winzigen Wurzel im Boden und schickte ein zartes Federchen nach oben auf der Suche nach Licht.
Im Wald begannen die Kleinen zu schlüpfen.
Die Nestlinge piepsten, während sie auf die Eltern warteten, und versteckten sich beim geringsten bedrohlichen Schatten: Auch die Raben, Sperber und Eulen hatten Nachwuchs zu versorgen.
Noch nackt schlummerten die Siebenschläfer, die Eichhörnchen und die Haselmäuschen in den Baumhöhlen, während die jungen Spitzmäuse in den Gängen unter dem Moos die ersten Schritte probten und die Nattern aus ihren zylindrischen Eiern schlüpften.“

 

 
Susanna Tamaro (Triëst, 12 december 1957)

Lees verder “Susanna Tamaro, Kader Abdolah, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne, Ahmad Shamlou, Vassilis Alexakis, Shrinivási”

Susanna Tamaro, Kader Abdolah, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne

De Italiaanse schrijfster Susanna Tamaro werd geboren in Triëst op 12 december 1957. Zie ook alle tags voor Susanna Tamaro op dit blog.

Uit:The Acceptance Of A Gift

“Unfortunately, I don’t have a particularly happy memory of my first encounter with Catholic doctrine. I recall a freezing hall, the sing-song voice of a priest who was talking about strange stories which I could not follow through to the end and the chorus of our answers spoken out loud, always the same and always incomprehensible.
Within me, there were already great and terrible questions which were boiling. Why is there evil? Why does everything end? Why are we born? Why do we die? And instead of answers, I only received some «stories» which were not able to draw me in their folds. I had been waiting for the beginning of catechism with great excitement, I hoped to receive some answers to my worries, but that excitement, afternoon after afternoon, parable after parable, was slowly dissipating, leaving me more and more unsatisfied and deluded.
There was no anger, nor rejection in that dissatisfaction, just bitterness of someone who doesn’t feel respected in their desire to get closer to the Truth. On the way hope, I walked quickly, wrapped up in my thoughts. If God is good and loves us, why does he permit evil? Why does he force Abraham to lift his sword over his son Isaac? Why did Cain kill Abel? Why did Judas prefer a small pittance of money over the love of Jesus?
I remember my childhood like a prolonged insomnia, sometimes I had the impression that my head would explode for the many questions floating in it, for the total absence of an adult who was capable of taking me by the hand and accompanying me through the answers. In this absolute solitude of mine, only two images were very peaceful for me: the Guardian Angel and the Holy Spirit. Both had vaporous, white wings, both lived next to men, but were not men, they flew above us, participating in the events of the earth without being captured, far from hate and betrayal which had killed Jesus.”

 

 
Susanna Tamaro (Triëst, 12 december 1957)

Lees verder “Susanna Tamaro, Kader Abdolah, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne”

Kader Abdolah, Susanna Tamaro, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne, Ahmad Shamlou

De Iraans – Nederlandse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Zie ook alle tags voor Kader Abdolah op dit blog.

Uit:Papegaai vloog over de IJssel

“Het klm-vliegtuig vloog boven Amsterdam, je hoorde dat de wielen van het vliegtuig uitgeklapt werden.
Het was donker geweest buiten, na urenlang in de wolken gevlogen te hebben, was er nu opeens een zee van kleurrijke lichtjes te zien beneden.
Het dove meisje zat naast haar vader bij het raam.
‘Kijk eens naar beneden, heel veel mooie lichtjes, zie je dat?’ gebaarde hij naar zijn dochter.
De vader was bezorgd, bang dat ze bij de douane gearresteerd en teruggestuurd zouden worden. Tijdens de landing voelde hij de pijn van de druk op zijn oren, en de spanning verhevigde de pijn nog. Hij drukte met zijn beide handen op zijn oren.
Toen het vliegtuig geland was, hielpen de stewardessen het meisje met haar kleine rugzak. In stilte leefden ze met de vader mee, alsof ze wisten dat er hun straks een hoop ellende te wachten stond.
‘Een goede reis verder,’ zeiden ze allemaal.
Met een koffer in zijn ene hand, en zijn dochters hand in de andere liep hij met de andere passagiers naar buiten. Net na de slurf stonden een paar veiligheidsagenten met een hond, ze controleerden steekproefsgewijs de paspoorten. Een scherpe pijn schoot door de rug van de man. Als ze hem naar zijn paspoort zouden vragen dan zou hij dat niet kunnen tonen en dan zouden ze hem zonder pardon op hetzelfde vliegtuig terug zetten.
Hij ging langzamer lopen, pakte zijn dochtertje van de grond en nam haar op zijn arm. Met de andere hand pakte hij de koffer weer op. Een hond snoof aan zijn koffer en liep door naar de volgende passagier. De stewardessen kwamen tevoorschijn met hun trolleys, ze liepen tussen de agenten en de vader door zodat de man verder kon lopen. Een paar seconden later verdween de man met zijn dochtertje in de massa van passagiers.”

 

 
 Kader Abdolah (Arak, 12 december 1954)

Lees verder “Kader Abdolah, Susanna Tamaro, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne, Ahmad Shamlou”

Kader Abdolah, Susanna Tamaro, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne

De Iraans – Nederlandse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Zie ook alle tags voor Kader Abdolah op dit blog.

Uit:The House Of The Mosque (Vertaald door Susan Massotty)

“Alef Lam Mim. There was once a house, an old house, which was known as ‘the house of the mosque’. It was a large house with thirty-five rooms. For centuries the house had been occupied by successive generations of the family who served the mosque.
Each room had been named according to its function: the Dome Room, for example, or the Opium Room, the Storytelling Room, the Carpet Room, the Sick Room, the Grandmother’s Room, the Library and the Crow’s Room.
The house lay behind the mosque and had actually been built onto it. In one corner of the courtyard was a set of stone steps leading up to a flat roof, which was connected to the mosque.
In the middle of the courtyard was a hauz, a hexagonal basin of water in which people washed their handsand face before prayers.
The house was now occupied by the families of three cousins: Aqa Jaan, the merchant who presided over the city’s bazaar, Alsaberi, the imam of the house and spiritual leader of the mosque, and Aqa Shoja, the mosque’s muezzin.
It was a Friday morning in early spring. The sun felt warm, the air was filled with the rich smell of earth, the trees were in leaf, and the plants were beginning to bud. Birds flew from branch to branch, serenading the garden. The two grandmothers were pulling out the plants that had died in the winter, while the children chased each other and hid behind the thick tree trunks.
An army of ants crawled out from under one of the ancient walls and covered the path by the old cedar tree like a moving brown carpet. Thousands of young ants, seeing the sun for the first time and feeling its warmth on their backs, surged down the path.
The house’s cats, stretched out by the
hauz, looked in surprise at the teeming mass. The children stopped playing to stare at the wondrous sight. The birds fell silent and perched in the pomegranate tree, craning their necks to follow the ants’ progress.”

 

 
Kader Abdolah (Arak, 12 december 1954)

Lees verder “Kader Abdolah, Susanna Tamaro, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne”

Kader Abdolah, Susanna Tamaro, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne

De Iraans – Nederlandse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Zie ookalle tags voor Kader Abdolah op dit blog.

 

Uit: De Koning

“Ghadje had als gevolg van de castratie een lelijk, gelig, onbehaard gelaat gekregen. Dat hij zijn wenkbrauwen epileerde maakte hem er niet knapper op. Hij droeg een onafscheidelijke vuile donkerblauwe jas en een witte ongewassen sjaal. Ghadje wist alles over de lichamen en de geheimen van de vrouwen van de sjah. De sjah accepteerde dat hij stonk en onaangenaam was, alleen zo hielden de vrouwen afstand van de man. Onder zijn arm had Ghadje een stok, waarmee hij brutale vrouwen in het gareel hield. De sjah stond hem toe die stok onder zijn arm te houden in zijn bijzijn.
Aan zijn dikke leren riem droeg Ghadje altijd een ring met talloze sleutels. Iedereen kon hem, door het rinkelen van de sleutels, aan horen komen.

Binnen deed Ghadje zijn pet af, boog en bleef voor de deur staan.
‘Vertel, Ghadje, waar zijn de vrouwen?’ riep sjah Naser.
‘Ze zijn vlak bij Teheran, ik verwacht ze rond de middag in het paleis.’
‘Het was een lange reis, ze zullen zeker erg moe zijn’, zei de sjah.
‘Ze zijn nu zeventien dagen onderweg. Het was zwaar met de kinderen erbij, maar ze hebben onderweg goed kunnen uitrusten in de tenten.’
‘Laat ze feestelijk onthalen nu we de troon bestegen hebben’, zei de sjah.
‘Alles is geregeld, majesteit. Straks als ze aankomen is er een groot feest. Ze zijn niet moe, ze hebben gisteravond in een grote karavanserai net buiten Teheran geslapen en de grote hamam van de harem is gereed.’

De reis was voor de vrouwen onvergetelijk geweest. Normaal mochten ze alleen korte pelgrimstochten maken. De rest van hun leven verbleven ze binnen de vier muren van de harem. Ze waren nu te paard dwars door het land getrokken, gehuld in hun zwarte chador met hun blauwe nikab. Hun kinderen werden in koetsen vervoerd en de bedienden reden op muilezels achter hen.”

 

Kader Abdolah (Arak, 12 december 1954)

Lees verder “Kader Abdolah, Susanna Tamaro, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne”

Gustave Flaubert, John Osborne, Beat Sterchi, Hans Keilson

De Franse schrijver Gustave Flaubert werd op 12 december 1821 geboren in Rouen. Zie ook alle tags voor Gustave Flaubert op dit blog.

 

Uit: Madame Bovary (Vertaald door Hans van Pinxteren)

„Soms bedacht zij dat dit toch de mooiste dagen van haar leven waren, de wittebroodsweken, zoals dat heette. Om daar ten volle van te genieten hadden zij beslist een reis moeten maken naar zo’n land met een klinkende naam, waar het nietsdoen van de eerste huwelijksdagen zoveel zaliger is! In postkoetsen, achter blauw-zijden gordijntjes, rijdt men stapvoets de steile wegen op, terwijl het lied van de postiljon in de bergen weerklinkt, met het geklingel van de geitebel en het gedaver van de waterval. Bij zonsondergang ademt men aan de baai de geur van citroenen in; en ’s avonds, op het terras van een villa, kijkt men samen, de handen ineengestrengeld, naar de sterren en maakt plan- nen voor de toekomst. Er waren bepaalde streken op aarde, meende zij, waar het geluk tot bloei komt, als een plant die speciaal aan die bodem is gehecht en die nergens anders goed gedijt. Kon zij maar in een Zwitsers chalet over het balkon leunen, of zich vol weemoed opsluiten in een Schotse cottage, met een echtgenoot in een zwartfluwelen kostuum met lange panden, die soepele laarzen draagt, een spitse hoed en kanten kragen. Wellicht had zij graag eens vertrouwelijk over dit alles gepraat. Maar hoe geef je uiting aan een vaag gevoel van onvrede, dat even veranderlijk is als de wolken en wervelend als de wind. Daartoe ontbraken haar de woorden, de gelegenheid, de moed. En toch, als Charles het maar had gewild, als hij het had aangevoeld, als zijn blik ook maar één keer haar gedachte tegemoet was gekomen, dan zou, meende zij, haar hart zich ineens hebben uitgestort, zoals een overvloed van rijpe vruchten uit de fruitboom valt zodra je je hand ernaar uitstrekt. Maar naarmate de intimiteit in hun leven vastere vormen aannam, vervreemdde zij innerlijk van hem, waardoor hij steeds verder van haar af kwam te staan. Charles’ gesprekken waren zo vlak als de stoep in de straat waarover de ideeën van alleman kuierden in alle- daagse kleren, niet in staat om enige emotie te wekken, geen lach, geen illusie. Toen hij studeerde in Rouen, had hij, zei hij, nooit zin gehad om in de schouwburg te gaan kijken naar de toneelspelers uit Parijs. Hij kon niet zwemmen, niet schermen, niet schieten, en op een dag kon hij haar een ruiterterm, die zij was tegengekomen in een roman, niet verklaren. Maar een man diende toch juist alles te weten?„

 

Gustave Flaubert (12 december 1821 – 8 mei 1880)

Standbeeld in Trouville-sur-mer

Lees verder “Gustave Flaubert, John Osborne, Beat Sterchi, Hans Keilson”

Gustave Flaubert, John Osborne, Beat Sterchi, Hans Keilson, Tsjingiz Ajtmatov

De Franse schrijver Gustave Flaubert werd op 12 december 1821 geboren in Rouen. Zie ook mijn blog van 12 december 2006  en ook mijn blog van 12 december 2007 en ook mijn blog van 12 december 2008 en ook mijn blog van 12 december 2009.

 

Uit: Salammbô

 

„C’était à Mégara, faubourg de Carthage, dans les jardins d’Hamilcar.

Les soldats qu’il avait commandés en Sicile se donnaient un grand festin pour célébrer le jour anniversaire de la bataille d’Eryx, et comme le maître était absent et qu’ils se trouvaient nombreux, ils mangeaient et ils buvaient en pleine liberté.

Les capitaines, portant des cothurnes de bronze, s’étaient placés dans le chemin du milieu, sous un voile de pourpre à franges d’or, qui s’étendait depuis le mur des écuries jusqu’à la première terrasse du palais ; le commun des soldats était répandu sous les arbres, où l’on distinguait quantité de bâtiments à toit plat, pressoirs, celliers, magasins, boulangeries et arsenaux, avec une cour pour les éléphants, des fosses pour les bêtes féroces, une prison pour les esclaves.

Des figuiers entouraient les cuisines ; un bois de sycomores se prolongeait jusqu’à des masses de verdure, où des grenades resplendissaient parmi les touffes blanches des cotonniers ; des vignes, chargées de grappes, montaient dans le branchage des pins : un champ de roses s’épanouissait sous des platanes ; de place en place sur des gazons, se balançaient des lis ; un sable noir, mêlé à de la poudre de corail, parsemait les sentiers, et, au milieu, l’avenue des cyprès faisait d’un bout à l’autre comme une double colonnade d’obélisques verts.

Le palais, bâti en marbre numidique tacheté de jaune, superposait tout au fond, sur de larges assises, ses quatre étages en terrasses. Avec son grand escalier droit en bois d’ébène, portant aux angles de chaque marche la proue d’une galère vaincue, avec ses portes rouges écartelées d’une croix noire, ses grillages d’airain qui le défendaient en bas des scorpions, et ses treillis de baguettes dorées qui bouchaient en haut ses ouvertures, il semblait aux soldats, dans son opulence farouche, aussi solennel et impénétrable que le visage d’Hamilcar.

Le Conseil leur avait désigné sa maison pour y tenir ce festin ; les convalescents qui couchaient dans le temple d’Eschmoûn, se mettant en marche dès l’aurore, s’y étaient traînés sur leurs béquilles. A chaque minute, d’autres arrivaient. Par tous les sentiers, il en débouchait incessamment, comme des torrents qui se précipitent dans un lac. On voyait entre les arbres courir les esclaves des cuisines, effarés et à demi nus ; les gazelles sur les pelouses s’enfuyaient en bêlant ; le soleil se couchait, et le parfum des citronniers rendait encore plus lourde l’exhalaison de cette foule en sueur.“

 


Gustave Flaubert (12 december 1821 – 8 mei 1880)
 

Gravure van H. Toussaint

 

Lees verder “Gustave Flaubert, John Osborne, Beat Sterchi, Hans Keilson, Tsjingiz Ajtmatov”

Kader Abdolah, Ahmad Shamlou, John Osborne, Shrinivási, Else Buschheuer, Susanna Tamaro, Beat Sterchi, Patrick O’Brian, Manès Sperber, Gustave Flaubert

De Iraanse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Sinds 1988 woont hij in Nederland. Kader Abdolah groeide op in een streek waar de islam streng werd nagevolgd. Omdat hij hoopte ooit zijn betovergrootvader Qhaem Megham Ferahni na te volgen en schrijver te worden, ging hij zich vanaf zijn twaalfde jaar verdiepen in de westerse literatuur. Daardoor raakte zijn interesse in de westerse samenleving gewekt.  Aan de universiteit van Teheran studeerde hij natuurkunde. In die periode sloot hij zich aan bij een linkse partij die zich verzette tegen het bewind van de sjah en later tegen dat van de ayatollahs. Hij schreef voor een illegaal blad en publiceerde twee clandestiene verhalenbundels onder de naam Kader Abdolah. Deze naam nam hij aan als eerbetoon aan twee studiegenoten en door de overheid geëxecuteerde partijleden: Kader en Abdolah. Na zijn opleiding werkte hij als directeur van een emballagefabriek, en zette hij zijn politieke activiteiten voort. Deze activiteiten resulteerden er in dat hij in 1985 uit Iran moest vluchten.

Kader Abdolah maakte zich de Nederlandse taal eigen met behulp van onder meer de kinderboeken van Annie M.G. Schmidt en van Nederlandstalige poëzie. Worstelend met de taal begon hij zijn

verhalen in het Nederlands te schrijven. In 1993 debuteerde hij met de verhalenbundel De adelaars, die meteen bekroond werd met de belangrijke debutantenprijs Het Gouden Ezelsoor. Kader Abdolah schrijft wekelijks een column in de Volkskrant onder het pseudoniem Mirza.

 

Uit: De boodschapper

 

„Als de avond viel en iedereen in de tenten gegeten had, werd het tijd voor nieuwe magische taferelen. Mensen vormden tientallen cirkels op de grond. Fakkels brandden, verse thee werd rondgebracht. De mensen die lekkernijen verkochten deelden verse zoetigheden uit en de pijpen werden aangestoken.

In één cirkel speelde men muziek, in een andere dansten mooie slavinnen. In een derde cirkel werden slangen en apen getoond, maar iets verderop, aan de stille kant van de karavanserai, filosofeerden de geleerden over hun nieuwe opvattingen over de wereld. Ook werd er gediscussieerd over de teksten van de Bijbel, de Thora en de Avesta van Zarathoestra. Dichters lazen hun laatste gedichten voor en sterrenkundigen tekenden het hemelgewelf naar hun nieuwe bevindingen in verschillende kleuren op de grond.

Als het aan Mohammad had gelegen, zou hij nooit meer naar huis zijn gegaan.

Nieuwsgierig luisterde hij naar de wetenschappers en de sterrenkundigen en hij discussieerde over de teksten van de oude profeten. Hij genoot van de poëzie van de dichters.

Eenmaal thuis kon hij rekenen op een paar dagen ruzie. Ghadidje riep: ‘Waar was je, Mohammad? Heb je ons misschien niet meer nodig? Of ben je soms vergeten dat je toevallig ook nog een vrouw en kinderen hebt? Of denk je: dat bedrijf is toch niet van mij, dat is van de familie van mijn vrouw?’

Daarna keerde de stilte weer. Mohammad ging naar zijn werk en kwam op tijd naar huis, maar je merkte dat iets in hem veranderd was. Hij werd stiller en zijn ogen hadden meer diepte gekregen. Hij was mager geworden en je zag de groeven in zijn gezicht.

‘Mohammad, waar ben je mee bezig?’ hoorde ik Ghadidje vaak tegen hem zeggen.“

 

kader2

Kader Abdolah (Arak, 12 december 1954)

 

De Iraanse dichter, schrijver en journalist Ahmad Shamlou werd geboren op12 december 1925 in Teheran. Aan de basis van zijn gedichten stond de tradionele beeldtaal van dichters als Hafiz en Omar Khayyám. Shamlou vertaalde ook veel uit het Frans en het Duits. Verder schreef hij toneelstukken, verhalen en filmscenario’s. Na de val van de regering Mosaddeq in 1953 moest hij onderduiken. Hij werd echter toch gearresteerd en zat 13 maanden lang gevangen. In 1977 verliet hij Iran uit protest tegen de repressie. Hij keerde na de revolutie van 1979 wel terug naar zijn land, maar bleef sceptisch over de nieuwe ontwikkelingen.

 

Mist

Mist has blanketed the desert, all over.
The village lights are hidden.
A warm wave pulsates through the desert arteries.
the desert

           weary
tightlipped
breathless
slowly perspires from every pore in the delirium of the mist.

“- Mist has blanketed the desert,” (says the passerby to himself).
|”The village dogs are quiet.”
“Hidden in a dervish cloak of mist, I’ll reach home.”
“Gol Ku doesn’t know.

She will see me suddenly at the threshold,
In her eye a tear, on her lips a smile,

She will say:

“Mist has blanketed the desert, all over …
I figured if the mist remained like this till day,
Bold men would return from hiding places to dear ones.”

Mist has blanketed the desert, all over.
The village lights are hidden.
A warm wave pulsates through the desert arteries.
the desert

weary
tightlipped
breathless
slowly perspires from every pore in the delirium of the mist.

 

 

I AM STILL THINKING OF THAT RAVEN

 

I am
still thinking of that raven
in the valleys of Yush:
with the double rustle of its pair of black scissors
it cut a slanting curve
from the paper sky
and through the dry croaking of its throat
is said something
to the nearby peak
which the weary mountains
bewildered
under the full sun
repeated for long
in their rocky skulls.
Sometimes I ask myself
what a raven
with its decisive final presence
and its mournful persistent color
may have to say to the aged mountains
when at high noon
it glides over the baked ocher of a wheat-field
to soar atop a few aspens
which these tired sleepy hermits
repeat for long
together
at summer noontides.

 

Ahmad_Shamlou

Ahmad Shamlou (12 december 1925  – 24 juli 2000)

 

De Engelse toneelschrijver John James Osborne werd geboren op 12 dezember 1929 in Fulham. Zie ook mijn blog van 12 december 2006.

 

Uit: Look Back in Anger

 

HELENA. Time we end. [Allison nods] I’ll just get my things together. I’ll see you downstairs.

[EXIT. A slight pause]

JIMMY. [not looking at her, almost whispering] Doesn’t it matter to you — what people do to me? What are you trying to do to me? I’ve given you just everything. Doesn’t it mean anything to you? [Her back stiffens. His axe-swinging bravado has vanished and his voice crumples in disabled rage] You Judas! You phlegm! She’s taking you with her, and you’re so bloody feeble, you’ll let her do it!

[Allison suddenly takes hold of her cup and hurls it on the floor. He’s drawn blood at last. She looks down at the pieces on the floor, and then at him. Then she crosses the room, takes out a dress on a hanger, and slips it on. As she is zipping up the side, she feels giddy, and she has to lean against the wardrobe for support. She closes her eyes.]

ALLISON. All I want is a little peace.

JIMMY. Peace! God! She wants peace! [hardly able to get his wrods out] My heart is so full, I feel ill — and she wants peace! [She crosses to the bed to put on her shoes. Cliff gets up from the table and sits in the armchair. He picks up a paper and looks at that. Jimmy has recovered slightly, and manages to sound almost detached] I rage, and shout my head off, and everyone thinks, “poor chap!” or “what an objectionable young man!” But that girl there can twist your arm off with her silence. I’ve sat in this chair in the dark for hours. And, although she knows I’m feeling as I feel now, she’s turned over and gone to sleep. One of us is crazy. One of us is mean and stupid and crazy. Which is it? Is it me? Is it me, standing here like an hysterical girl, hardly able to get my words out? Or is it her? Sitting there, putting on her shoes to go out with that — [But inspiration has deserted him by now] Which is it? [Cliff is still looking down at his paper] I wish to heaven you’d try loving her, that’s all. [Jimmy watches Allison look for her gloves] Perhaps, one day, you may want to come back. I shall wait for that day. I want to stand up in your tears, and splash about in them, and sing. I want to be there when you grov
el. I want to be there, I want to watch it, I want the front seat. [Helena enters, carrying two prayer books] I want to see your face rubbed in the mud — that’s all I can hope for. There’s nothing else I want any longer.

HELENA. [after a moment] There’s a phone call for you.

JIMMY. [turning] Well, it can’t be anything good, can it?

[He goes out]

 

john-osborne-mark-gerson-1957-bromide-print-242x258

John Osborne (12 december 1929 – 24 december 1994)

 

De Surinaamse dichter Shrinivási werd geboren op 12 december 1926 op de grond Vaderszorg, Kwatta, in het district Beneden-Suriname. Zie ook mijn blog van 12 december 2006.

 

Kathedraal

Ik wist dat deze handen

als eertijds

samengevouwen

tegen mijn voorhoofd

U zouden groeten

in een plechtige buiging

Wees gegroet

 

En dit kruis

in een onbegrijpelijk gebaar

mij zou ontlasten

bevrijden

van een onwelkome duisternis

en ik Uw voeten

kussen zou

wenende

Wees gegroet

 

Wanneer het licht

schrijft

in de ramen

als water ongrijpbaar

de namen

en ik met tranen in

mijn ogen

de Stad binnentreed

weet ik U hier.

 

En Gij

dat ik kwam

als Uw kind

in een eerbiedige buiging

Wees gegroet.

 

 

Beschrijf mij

Beschrijf mij

zegt zij zonder een woord

te spreken

de morgen van haar mond

doet mij de hemel open

de pijn ontvalt het hart

en licht licht speelt

uit al haar delen.

 

Ik hoor

met haar oren

de zon penselen

dit land in zijn aloude pracht

de zee ontspringt

zachtblauw de nacht

haar woorden

witter prevelend op de kusten.

 

De bergen blozen

omdat de zon

zo minzaam spreekt

en zie de wind

herneemt zijn lied

in al de bladeren.

 

Beschrijf mij zegt zij

zonder één woord te spreken

de leegte in mij

moest door haar open-

breken

gelijk na elke bui

een oude tak uitwast

het groen, waarvan

zelfs wolken spreken.

 

Shrinivási

Shrinivási (Vaderszorg, Kwatta, 12 december 1926)

 

De Duitse schrijfster, journaliste en televisiepresentatrice Else Buschheuer werd geboren op 12 december 1965 in Eilenburg in Sachsen. Zij groeide op als Sabine Knoll in de DDR. In 1984 liet zij officieel haar voornaam veranderen in Else (naar Else Lasker-Schüler). Zij studeerde na het gymnasium bibliotheekwetenschappen aan de Humboldt-Universität in Berlijn. Na de hereniging van Duitsland werkte Buschheuer als journaliste voor o.a. Der Tagesspiegel, Die Welt, die tageszeitung, Emma, Der Spiegel en Stern. In 2001 ging zij naar New York, waar zij tot 2005 bleef wonen. Haar internet dagboek over de aanslagen van 9/11  werd druk gelezen. Tegenwwordig presenteert zij bij de Mitteldeutsche Rundfunk een filmmagazine. Haar eerste roman, Ruf! Mich! An!, publiceerde zij in 2000.

 

Uit: Venus (2005)

 

„Es ist ein dampfend heißer Frühsommertag, als wir durch Manhattan fliegen, auf der Suche nach unserer Sommergeschichte. An der Upper East Side werden wir fündig. Durch ein riesiges blitzblank geputztes Fenster sehen wir eine nackte Frau stehen, reglos neben einem nackten Mann, dieser auch reglos, aber liegend, blutend, aus vielen Wunden, zwischen ihnen ein Messer.

Wir nähern uns der Wohnung, dem Zimmer, betrachten die beiden. Es ist nicht viel Ausdruck im Gesicht des Mannes, denn er ist ja tot. Das ist offenkundig, dass er tot ist, und jeder, der schon mal einen Toten gesehen hat, wird bestätigen, dass der Unterschied zwischen einem lebenden nackten Mann und einem toten nackten Mann derselbe ist wie zwischen einem Fisch im Wasser und einem Fisch in der Dose. Erloschen, entseelt, nichts als der Verwesung ausgesetztes Fleisch.

Auch im Gesicht der Frau ist nichts zu lesen, und das, obgleich sie lebt. Sie ist schön gewachsen, zweifelsohne, ausgestattet mit einem milchweißen Körper, an dessen Hals hektische Flecken wie Klatschmohn wachsen. Breitbeinig steht sie da, Füße nach außen, vor sich hin starrend,

nicht direkt zum Toten am Boden, eher hindurch, vorbei, woanders hin, dorthin, wo keiner ihrem Blick

folgen kann, wir jedenfalls nicht. Die Geburt der Venus fällt uns ein, und wir spüren brennenden Hunger auf die ganz große Tragödie.

Erst nach Minuten öffnet sich Venus’ Hand, spreizen sich spillerige Klavierfinger, als würden sie das Messer fallen lassen wollen, wenn es nicht schon am Boden läge. Sie läuft einige Schritte zum nächsten Zimmer, Staubflocken tanzen zwischen ihren nackten Füßen, als sie ihren etwas zu dünnen Körper über den Marmorfußboden balanciert, sie reckt ihren ohnehin etwas zu langen Hals, greift nach einem roten Büstenhalter, einer roten Unterhose, einem roten Sommerkleid, rot wie das Blut am Körper des Mannes, am Messer, auf dem Boden, das frische Blut, dessen metallener Geruch in der Luft hängt.“

 

buschheuer

Else Buschheuer (Eilenburg, 12 december 1965)

 

De Italiaanse schrijfster Susanna Tamaro werd geboren in Triëst op 12 december 1957.  In 1976 trok Susanna Tamaro naar Rome, waar zij nog steeds werkzaam is. Van beroep is zij regisseuse en draaide in die hoedanigheid voor de Italiaanse televisie meerdere documentaires. In 1990 werd ze door Federico Fellini ontdekt, nadat hij haar werk gelezen had (Per voce sola). Tamaro verwierf grote bekendheid met haar roman Va’ dove ti porta il cuore (De stem van je hart) uit 1994.

Uit: Erhöre mein Flehen (Rispondimi, vertaald door Maja Pflug)

„Das erste Zeichen war vielleicht das Fällen des Baumes.
Du hattest mir nichts davon gesagt, diese Dinge gingen Kinder nichts an, und so fraß sich die Säge an einem Win­termorgen in die silbrig schimmernde Rinde, während ich in der Schule völlig teilnahmslos von den Vorzügen des kleinsten gemeinsamen Nenners hörte; während ich auf dem Weg zur Pause den Flur entlangschlurfte, rieselte das Leben des Baums in winzigen Spänen den Ameisen auf den Kopf wie Schnee.
Das Ausmaß der Verwüstung traf mich, als ich von der Schule nach Hause kam. Auf dem Rasen klaffte dort, wo der Nussbaum gestanden hatte, ein schwarzer Schlund, der schon in drei Teile zersägte und von seinen Ästen be­freite Stamm lag daneben, und ein Mann mit blaurotem Gesicht gab sich inmitten schmutziger Dieselabgase alle Mühe, die Wurzeln auszureißen, indem er mit den großen Zähnen eines Baggers daran zerrte; die Maschine knurrte und fauchte zwischen den Flüchen des Arbeiters, rollte rückwärts, stockte: Die verdammten Wurzeln wollten die Erde nicht loslassen, sie klammerten sich hartnäckig fest, tiefer als vorhergesehen.
Mein Baum – der Baum, mit dem ich aufgewachsen war und der mich, davon war ich überzeugt, bis ins Alter begleiten sollte, der Baum, unter dem ich meine Kinder aufziehen wollte – war gefällt worden. Sein Sturz hatte sehr vieles mitgerissen: meinen Schlaf, meine Fröhlich­keit, meine scheinbare Unbekümmertheit. Das Krachen seines Aufpralls, eine Explosion; ein Vorher, ein Nachher; ein verändertes Licht, eine Dunkelheit unterschiedlicher Ausprägung. Dunkelheit des Tages, Dunkelheit der Nacht, Dunkelheit mitten im Sommer. Und aus der Dunkelheit entsteht eine Gewissheit: Schmerz ist der Sumpf, durch den ich waten muss.“

tamaro

Susanna Tamaro (Triëst, 12 december 1957)

 

De Zwitserse schrijver Beat Sterchi werd geboren in Bern op 12 december 1949. Hij volgde een opleiding tot slager en emigreerde in 1970 naar Canada, waar hij verschillende beroepen uitoefende en een avondopleiding deed. Daarna studeerde hij Engels aan de University of British Columbia bij Vancouver. In 1975 ging hij naar Honduras, waar hij werkte als leraar Engels en de eerste gedichten in het Engels en het Duits schreef. Van 1984 tot 1994 leefde Sterchi als zelfstandig schrijver in een Spaans dorp in de buurt van Valencia. Tegenwoordig woont hij in Bern.

 

Uit: Die Glasfrau und andere merkwürdige Geschichten

 

“Es war einmal ein Mann, der hiess Ernest Charron, und er war vor fünfzig Jahren in diese Stadt gekommen, in der man das zweite e in seinem Vornamen vergass. In den letzten Jahren sagten die Leute, die Ernest noch kannten: “Der scharro macht’s nicht mehr lange, dem blättert die Haut von den Knochen, wie das Gebrabbel von seinem Kinn tropft.” Aber Ernest dachte nicht daran, es noch kürzer oder länger zu machen – er machte es einfach, fand jedoch auch, dass seine Aussprache nicht so nass sein müsste, wie sie war; daran hatten, vermutete Ernest, einige Zahnärzte, die zum Teil schon tot waren, ihre Schuld. Es war Sonntag, und an Sonntagen stand Ernest zwei Stunden später auf als an Werktagen, das hatte er sich mit den Jahren so angewöhnt, denn auch die “Harmonie”, seine Stammbeiz, öffnete sonntags erst um zwei. Ernest kramte ein bisschen in seiner grauen Wohnung herum und band sich eine Krawatte um. Seit zehn Jahren war es dieselbe Krawatte, sie glänzte an einigen Stellen ein bisschen zu schwarz, und an einigen Stellen war sie ein bisschen zu matt, aber für Ernest war es eine Krawatte, und wenn er sie umband, war es Sonntag.”

 

sterchi

Beat Sterchi (Bern, 12 december 1949)

 

De Engelse schrijver Patrick O’Brian werd geboren op 12 december 1914 in Chalfont St. Peter, Buckinghamshire. Nadat hiet hem tijdens WO II niet lukte bij de RAF te komen, werkte hij als geheim agent. Na de oorkog vestigde hij zich eerst in Wales, later in Collioure in het zuiden van Frankrijk. Voordat hij aan zijn 20 (21)delige serie rond Jack Aubrey begon had hij al vele titels op zijn naam staan en was ook een begaafd vertaler (vanuit het Frans). Maar verkopen deed zijn eigen werk niet echt. Ook zijn zeeverhalen (de serie was hij begonnen op verzoek van zijn uitgever) liepen niet echt geweldig, maar genoeg om van te leven. Pas toen Geoff Hunt, in de jaren ’90 de omslagen ging verzorgen vlogen de boeken de winkels uit en werd hij op zijn oude dag een bestseller auteur.

 

Uit: Blue At The Mizzen

 

„Jack Aubrey was a taut captain: he had been brought up by commanders who looked upon exact discipline and exact gunfire as of equal importance in a man-of-war, but on this occasion he know that he had nothing whatsoever to say; and speaking privately to his first lieutenant he observed, ‘Mr. Harding, when things are a little calmer, let us weigh and proceed south-west by west with all the sail she can bear. If any King’s ship hails or signals you will reply carrying dispatches and pursue your course, touching neither sheet nor brace.’

‘South-west by west it is, sir: and carrying dispatches,’ said Harding, and Jack, steadying Stephen by the elbow—the frigate was pitching quite violently by now—guided him to the great cabin, where they sat at their ease on the cushioned stern-lockers that ran across the ship under the elegant, remarkably elegant sash-lights that gave on to the sea.

‘I am afraid it i
s going to turn out a truly dirty night,’ said Jack. He stood up and in his sure-footed seaman’s way walked over to his barometer. ‘Yes,’ he said. ‘Dirtier than I had thought.’ He came back and gazed out at the darkness, full of rain and flying water from the ship’s bow-wave, more and more as she increased her way. ‘But, however,’ he went on, ‘I am most heartily glad to be at sea. At one time I thought it could never be done . . . indeed, without Queenie and Lord Keith it never would have been done.’ The sternlanterns were now lighting up the frigate’s wake—exceptionally broad, white and agitate for a ship with such fine lines—but in spite of the brilliance just aft he could still clearly make out the distant red glow above Gibraltar, where they were still keeping it up in spite of the wind and the rain.“

 

OBrian

Patrick O’Brian (12 december 1914 – 2 januari 2000)

 

De Oostenrijks – Franse schrijver, essayist en psycholoog Manès Sperber werd geboren in Zabłotów, Galicië. In 1916 vluchtte zijn familie naar Wenen, waar hij later Alfred Adler leerde kennen. In 1927 verhuisde Sperber naar Berlijn en werd hij lid van de communistische partij. Toen Hitler aan de macht kwam werd hij gearresteerd, maar weer vrijgelaten, omdat hij op dat moment Pools staatsburger was. Hij trok naar Parijs en werkte voor de Internationale, maar verliet de partij in 1938 vanwege de Stalinistische zuiveringen. In zijn werk begon hij zich bezig te houden met het totalitarisme en het individu in de maatschappij. (Zur Analyse der Tyrannis). Sperber schreef ook de romantrilogie Als een traan in de oceaan en een autobiografische trilogie.

 

Uit: Portrait d’Arthur Koestler

 

„Les yeux fermés, cette figure d’adolescent exprime naïvement la sensualité déçue ou satisfaite; les yeux ouverts, la curiosité, la soif de savoir tout ce qui se cache sous le masque du connu, derrière la partie avouée de la réalité. Depuis les quelques 25 ans que je connais Arthur Koestler, son physique a peu changé. Pourtant, ce quart de siècle a été pour lui bien rempli: il était avec la gauche vaincue en Allemagne, avec les paysans mourants de faim en Ukraine, avec l’émigration militante en France, avec les républicains en Espagne, dans la cellule du condamné à mort à Malaga et à Séville, dans le camp du Vernet, dans la Légion étrangère en Afrique, pendant les grands bombardements dans une prison de Londres, dans l’armée anglaise, en Palestine avec les premiers terroristes sionistes et, plus tard, pendant la guerre judéo-arabe, avec les premières unités de l’armée israélienne.

 

Quand je l’ai rencontré pour la première fois, c’était un jeune dandy, un journaliste qui venait de faire une carrière vertigineuse. Peu d’années après, à Paris, en 1934, ses préoccupations les plus urgentes étaient: détruire le fascisme, transformer l’univers par la révolution prolétarienne, apprendre à se supporter soi-même et ses camarades, et en attendant, trouver les 10 francs, disons les 5 francs, pour se payer un café-crème, deux petits pains, quelques cigarettes et le billet du train de banlieue qui devait le ramener au grenier où il dormait. Il préparait une série d’articles pour le Parti. L’Intransigeant les publia sous le titre “L’Allemagne souterraine”. Nous n’étions pas mesquins – il est possible, même probable, que ces jours-là l’on ait donné au camarade Arthur les moyens de s’acheter en plus de quelques croissants un paquet de celtiques. C’était presque de trop, car la seule chose qu’il voulait, lui, c’était d’être utile à la cause, se dévouer entièrement. C’est pourquoi on l’envoya bientôt en Sarre pour qu’il tente quelque chose d’impossible. Et pour qu’il ne perde pas l’habitude d’assister à nos défaites avant qu’elles ne soient pas nommées triomphes: triomphes dialectiques.

 

Drôle de garçon: il semblait s’accommoder de tout, sauf de ces métamorphoses par l’encre d’imprimerie, de cette transsubstantation du sang inutilement versé. Il devint de plus en plus incapable de contribuer au mensonge organisé au nom de la vérité, de la cause.“

 

sperber

Manès Sperber (12 december 1905 – 5 februari 1984)

 

De Franse schrijver Gustave Flaubert werd op 12 december 1821 geboren in Rouen. Zie ook mijn blog van 12 december 2006  en ook mijn blog van 12 december 2007.

Uit: La Tentation de Saint-Antoine

 

„Sur une montagne. A l’horizon, le désert ; à droite, la cabane de Saint-Antoine, avec un banc devant sa porte ; à gauche, une petite chapelle de forme ovale. Une lampe est accrochée au-dessus d’une image de la Sainte Vierge ; par terre, devant la cabane, des corbeilles en feuilles de palmiers.

Dans une crevasse de la roche, le cochon de l’ermite dort à l’ombre.

Antoine est seul, assis sur le banc, occupé à faire ses paniers ; il lève la tête et regarde vaguement le soleil qui se couche.

 

Antoine.

Assez travaillé comme cela. Prions !

Il se dirige vers la chapelle.

Tout à l’heure ces lianes tranchantes m’ont coupé les mains. Quand l’ombre de la croix aura atteint cette pierre, j’allumerai la lampe et je commencerai mes oraisons.

Il se promène de long en large, doucement, les bras pendants.

Le ciel est rouge, le gypaète tournoie, les palmiers frissonnent ; sur la crotte de porc voilà les scarabées qui se traînent ; l’ibis a fermé son bec pointu et la cigogne blanche, au sommet des obélisques, commence à s’endormir la tête passée sous son aile ; la lune va se lever.

Demain le soleil reviendra, puis il se couchera, et toujours ainsi ! Toujours !

Moi, je me réveillerai, je prierai, j’achèverai ces corbeilles que je donne à des pasteurs chaque mois pour qu’ils m’apportent du pain ; ce pain, je le mangerai ; l’eau qui est dans cette cruche, je la boirai ; ensuite je prierai, je jeûnerai, je recommencerai mes prières, et toujours ainsi ! Toujours !

Oh ! Mon Dieu ! Les fleuves s’ennuient-ils à laisser couler leurs ondes ? La mer se fatigue-t-elle à battre ses rivages ? Et les arbres, quand ils se tordent dans les grands vents, n’ont-ils pas des envies de partir avec les oiseaux qui rasent leurs sommets ?

Il regarde l’ombre de la croix.

Encore la largeur de deux sandales, et ce sera le moment de la prière. Il le faut ! … Mais pourquoi, dès que j’ai quitté le travail, ne commencerais-je pas mes exercices ?

Une tortue s’avance entre les rochers.“

 

Paris-JardinDuLuxembourg-GustaveFlaubert-1821-80

Gustave Flaubert (12 december 1821 – 8 mei 1880)
Parijs Jardin Du Luxembourg: GustaveFlaubert