Susanna Tamaro, Kader Abdolah, Sophie Kinsella, Helen Dunmore, Gustave Flaubert, John Osborne, Vassilis Alexakis, Shrinivási, Hans Keilson

De Italiaanse schrijfster Susanna Tamaro werd geboren in Triëst op 12 december 1957. Zie ook alle tags voor Susanna Tamaro op dit blog.

Uit: Ein jeder Engel ist schrecklich. Aus meinem Leben (Vertaald door Barbara Kleiner)

“Ich wurde an einem der Tage des Jahres geboren, die am wenigsten Licht haben, mitten im tiefsten Herzen der Nacht. Es weine eine düstere, starke Bora mit Schnee und Eis. Sie wehte noch immer, als ich aus der Klinik kam. Der steile Anstieg, der zu uns nach Hause führte, war praktisch unbegehbar, und so gelangte ich, dem un-sicheren Gleichgewicht meiner Eltern anvertraut, ans Ziel. Der Wind packte sie an den Schultern und stieß sie vorwärts, mit solchen unvorhergesehenen und heftigen Böen, wie nur die Um sie kennt, während das Eis jeden ihrer Schritte zu einem Wunderwerk der Geschicklichkeit machte. Meine drei Kilo und noch was Menschenwesen waren wie ein cannolo in eine von meiner Mutter gemachten rosa-blau-weißen Decke eingeschlagen und wurden schließlich in Sicherheit gebracht.
Wenige Dinge faszinieren mich so sehr wie Neuge-borene. Jedes Mal, wenn ich eins sehe, kann ich nicht anders als es zu befragen: Wer bist du? Woher kommst du? Welches Geheimnis birgst du in deinen Augen, die noch nicht sehen? Nein, vielleicht wäre es besser zu sagen, die anderes sehen…
Neun Monate im Bauch der Mama, aber vor diesem Bauch ist da noch die Geschichte ihrer Eltern, ihrer Großeltern und ihrer Urgroßeltern. Und die Geschichte ihrer Eltern und Großeltern ist die Geschichte von deren Entscheidungen, Erfolgen und Irrtümern, ihrer Erbärmlichkeit und Größe. In ihre kleinen Geschich-ten greift die große Geschichte ein, diejenige, in die man, auch wenn man es nicht will, verwickelt wird und die einen oft auch zermalmt. Und Geschichte, häufig bedeutet das Krieg und Hass Gewalt und Tod – Schmer-zen, die auf subtile Weise von Generation zu Genera-tion weitergegeben werden. Jedes Kind, das geboren wird, kommt mit gebeugten Schultern auf die Welt, wie Atlas. Nur dass es statt der Weltkugel Seiten um Seiten von Geschichten trägt -Geschichten und Geschichte -, und es sind ebendiese Seiten, die seine Augen in den ersten Tagen so müde und so fern wirken lassen. Nur einige besonders naive und optimistische Eltern können glauben, das Neugeborene sei eine tabula rue, ein Klumpen Lehm, den sie mit ihrer Liebe und ihrem guten Willen in das Wesen ihrer Träume verwandeln können. Man müsste etwas weniger ahnungslos sein, um gewahr zu werden, dass diese Händchen ein langes, aufgerolltes Pergament halten, in dem, wenn Vater und Mutter den Mut härten, es zu öffnen, sie in großen Zügen das Schicksal des Wesens vorgezeichnet sähen, das sie soeben auf die Welt gebracht haben. Wo wird man geboren? Von wem wird man geboren? Wann wird man geboren? Liegt in diesen drei Fragen nicht eines der großen Mysterien beschlossen, in denen unser Leben gehüllt ist?“

 

 
Susanna Tamaro (Triëst, 12 december 1957)

 

De Iraans – Nederlandse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Zie ook alle tags voor Kader Abdolah op dit blog.

Uit: Het pad van de gele slippers

“Zo ging het en op een dag kwam een oude kameraad bij mij langs. Hij heet Sultan Gholestan Farahandji en ik zal hem in dit verhaal Sultan noemen.
Ik ken hem lang, eigenlijk heel lang. Toen ik in het vaderland een jonge schrijver was, was Sultan een nationaal bekende revolutionaire filmregisseur.
Ik volgde zijn leven en had zijn eerste films en recente documentaires allemaal gezien. Maar in het vaderland had ik hem slechts één keer in levenden lijve ontmoet. Het was in een bioscoop in Teheran tijdens de première van een van zijn films, en daar hebben we elkaar een hand gegeven.
Dat was dus lang, lang geleden. Nu zijn we oude vrienden en wonen we allebei in Nederland. Hij woont ergens op een boerderij in de omgeving van de oude stad Delft en ik woon in de havenstad Rotterdam. Niet zo ver van elkaar dus.
Sinds hij in Nederland woont maakt hij voornamelijk documentaires, want met lege handen en ook nog in ballingschap kun je geen lange, dure bioscoopfilms maken. Zijn documentaires zijn bedoeld voor het vaderland en ze worden daar door BBC-Persian of de Amerikaanse televisiezenders via satellieten uitgezonden. Tot ergernis van de machthebbers van het land zenden die vierentwintig uur per dag Amerikaanse en Britse programma’s uit, die door miljoenen mensen worden bekeken. Dat geldt ook voor de documentaires die Sultan maakt. Al zijn zijn films verboden en is hij verbannen, hij is een geliefde persoonlijkheid in het vaderland.
Ook voor Nederlandse filmmakers is hij een bekende. Een paar van zijn speelfilms zijn ooit in Nederland uitgezonden. En de filmfestivals in Amsterdam en Rotterdam nemen altijd zijn recente documentaires op in hun programma’s.”

 

 
Kader Abdolah (Arak, 12 december 1954)

 

De Britse schrijfster Sophie Kinsella (pseudoniem van Madeleine Wickham) werd geboren in Londen op 12 december 1969. Zie ook alle tags voor Sophie Kinsalla op dit blog.

Uit: Ken je me nog? (Vertaald door Mariëtte van Gelder)

“Van alle waardeloze, waardeloze avonden die ik in mijn hele waardeloze leven heb gehad, hebben we het, op een schaal van 1 tot 10, over… een -6. En dan leg ik de lat nog niet eens zo gek hoog. Ik wip van de ene voet met blaren op de andere en voel de regen in mijn kraag druppen. Ik hou mijn spijkerjack bij wijze van paraplu over mijn hoofd, maar het is niet bepaald waterdicht. Ik wil alleen nog maar een taxi aanhouden, naar huis gaan, die stomme laarzen uitschoppen en een lekker warm bad nemen, maar we staan hier al tien minuten en er is nog steeds geen taxi te bekennen. Ik crepeer van de pijn in mijn tenen. Ik koop nooit meer schoenen bij Cut-Price Fashion. Ik heb deze laarzen vorige week in de uitverkoop gekocht (zwart lakleer, lage hakken, ik draag nooit hoge). Ze waren een halve maat te klein, maar de verkoopster zei dat ze nog uitliepen en dat mijn benen er zo lang in leken. En ik geloofde het. Echt, ik ben de grootste oen van de wereld. We staan op een hoek ergens in het zuidwesten van Londen waar ik nooit eerder ben geweest en de muziek van de ondergrondse disco dreunt zwak door onze voeten. Carolyns zus, die propper is, had korting op de entree voor ons geregeld, daarom zijn we helemaal hierheen gesjouwd. Alleen moeten we nu nog zien thuis te komen, en ik ben de enige die zelfs maar naar een taxi uitkijkt. Fi heeft de enige portiek in de buurt ingepikt en staat de amandelen te knippen van een jongen die ze eerder aan de bar heeft versierd. Hij is leuk, ondanks dat enge snorretje. Hij is ook kleiner dan Fi, maar dat geldt voor veel mannen, want ze is bijna een meter tachtig. Ze heeft lang haar, een brede mond en de bijbehorende bovenmaatse lach. Als Fi echt iets leuk vindt, legt ze het hele kantoor plat. Even verderop schuilen Carolyn en Debs onder een krant, arm in arm, It’s Raining Men’ brullend alsof ze nog steeds op het karaokepodium staan. Debs steekt haar arm naar me uit en roept: `Lexi! Het regent mannen!’ Haar lange blonde haar is helemaal piekerig van de regen, maar ze kijkt nog vrolijk. Debs grote hobby’s zijn karaoke en sieraden maken; ik heb toevallig een paar oorbellen in die ze voor mijn verjaardag heeft gemaakt: kleine zilveren L’s waar cultivéparels aan bungelen. `Het regent helemaal geen mannen!’ roep ik chagrijnig terug. ‘Het regent gewoon!’ Normaal ben ik ook gek op karaoke, maar vanavond ben ik niet in de stemming om te zingen. Ik voel me helemaal beurs vanbinnen en zou het liefst in een hoekje kruipen. Was Duffe Dave maar komen opdagen, zoals hij had beloofd. Hij had me al die sms’jes met luv u Lexi gestuurd en me bezworen dat hij er om tien uur zou zijn. Ik heb de hele tijd naar de deur zitten kijken, ook toen de meiden zeiden dat ik het moest opgeven, en nu voel ik me een kwezelige debiel.”

 


Sophie Kinsella (Londen, 12 december 1969)
Londen, Trafalgar Square in de Adventstijd

 

De Britse dichteres en schrijfster Helen Dunmore werd geboren op 12 december 1952 in Beverley, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Helen Dunmore op dit blog.

 

Wild Strawberries

What I get, I bring home to you:
a dark handful, sweet-edged,
dissolving in one mouthful.

I bother to bring them for you
though they’re so quickly over,
pulpless, sliding to juice

a grainy rub on the tongue
and the taste’s gone. If you remember
we were in the woods at wild strawberry-time

and I was making a basket of dock-leaves
to hold what you’d picked,
but the cold leaves unplaited themselves

and slid apart, and again unplaited themselves
until I gave up and ate wild strawberries
out of your hands for sweetness.

I licked at your palm:
the little salt-edge there,
the tang of money you’d handled.

As we stayed in the woods, hidden,
we heard the sound system below us
calling the winners at Chepstow,
faint as the breeze turned.

The sun came out on us, the shade blotches
went hazel: we heard names
bubble like stock-doves over the woods

as jockeys in stained silks gentled
those sweat-dark, shuddering horses
down to the walk.

 

Litany

For the length of time it takes a bruise to fade
for the heavy weight on getting out of bed,
for the hair’s grey, for the skin’s tired grain,
for the spider naevus and drinker’s nose
for the vocabulary of palliation and Macmillan
for friends who know the best funeral readings,

for the everydayness of pain, for waiting patiently
to ask the pharmacist about your medication
for elastic bandages and ulcer dressings,
for knowing what to say
when your friend says how much she still misses him,
for needing a coat although it is warm,

for the length of time it takes a wound to heal,
for the strange pity you feel
when told off by the blank sure faces
of the young who own and know everything,
for the bare flesh of the next generation,
for the word ‘generation’, which used to mean nothing.

 

 
Helen Dunmore (12 december 1952 – 5 juni 2017)

 

De Franse schrijver Gustave Flaubert werd op 12 december 1821 geboren in Rouen. Zie ook alle tags voor Gustave Flaubert op dit blog.

Uit: L’Éducation sentimentale

“Le 15 septembre 1840, vers six heures du matin, la Ville-de-Montereau, près de partir, fumait à gros tourbillons devant le quai Saint-Bernard.
Des gens arrivaient hors d’haleine ; des barriques, des câbles, des corbeilles de linge gênaient la circulation ; les matelots ne répondaient à personne ; on se heurtait ; les colis montaient entre les deux tambours, et le tapage s’absorbait dans le bruissement de la vapeur, qui, s’échappant par des plaques de tôle, enveloppait tout d’une nuée blanchâtre, tandis que la cloche, à l’avant, tintait sans discontinuer.
Enfin le navire partit ; et les deux berges, peuplées de magasins, de chantiers et d’usines, filèrent comme deux larges rubans que l’on déroule.
Un jeune homme de dix-huit ans, à longs cheveux et qui tenait un album sous son bras, restait auprès du gouvernail, immobile. À travers le brouillard, il contemplait des clochers, des édifices dont il ne savait pas les noms ; puis il embrassa, dans un dernier coup d’œil, l’île Saint-Louis, la Cité, Notre-Dame ; et bientôt, Paris disparaissant, il poussa un grand soupir.
M. Frédéric Moreau, nouvellement reçu bachelier, s’en retournait à Nogent-sur-Seine, où il devait languir pendant deux mois, avant d’aller faire son droit. Sa mère, avec la somme indispensable, l’avait envoyé au Havre voir un oncle, dont elle espérait, pour lui, l’héritage ; il en était revenu la veille seulement ; et il se dédommageait de ne pouvoir séjourner dans la capitale, en regagnant sa province par la route la plus longue.
Le tumulte s’apaisait ; tous avaient pris leur place ; quelques-uns, debout, se chauffaient autour de la machine, et la cheminée crachait avec un râle lent et rythmique son panache de fumée noire ; des gouttelettes de rosée coulaient sur les cuivres ; le pont tremblait sous une petite vibration intérieure, et les deux roues, tournant rapidement, battaient l’eau.
La rivière était bordée par des grèves de sable. On rencontrait des trains de bois qui se mettaient à onduler sous le remous des vagues, ou bien, dans un bateau sans voiles, un homme assis pêchait ; puis les brumes errantes se fondirent, le soleil parut, la colline qui suivait à droite le cours de la Seine peu à peu s’abaissa, et il en surgit une autre, plus proche, sur la rive opposée.
Des arbres la couronnaient parmi des maisons basses couvertes de toits à l’italienne. Elles avaient des jardins en pente que divisaient des murs neufs, des grilles de fer, des gazons, des serres chaudes, et des vases de géraniums, espacés régulièrement sur des terrasses où l’on pouvait s’accouder. Plus d’un, en apercevant ces coquettes résidences, si tranquilles, enviait d’en être le propriétaire, pour vivre là jusqu’à la fin de ses jours, avec un bon billard, une chaloupe, une femme ou quelque autre rêve. Le plaisir tout nouveau d’une excursion maritime facilitait les épanchements. Déjà les farceurs commençaient leurs plaisanteries. Beaucoup chantaient. On était gai. Il se versait des petits verres.”

 

 
Gustave Flaubert (12 december 1821 – 8 mei 1880)
Cover

 

De Engelse toneelschrijver John James Osborne werd geboren op 12 dezember 1929 in Fulham. Zie ook alle tags voor John Osborne op dit blog.

Uit: Look Back in Anger

“Oh, they beat me in the end—I had to go. I expect they’re still at it. Or they’re probably married by now, and driving some other poor devils out of their minds. Slamming their doors, stamping their high heels, banging their irons and saucepans—the eternal flaming racket of the female. Church bells start ringing outside.
JIMMY: Oh, hell! Now the bloody bells have started! He rushes to the window.Wrap it up, will you? Stop ringing those bells! There’s somebody going crazy in here! I don’t want to hear them!
ALISON: Stop shouting!
(Recovering immediately.)You’ll have Miss Drury up here.
JIMMY I don’t give a damn about Miss Drury—that mild old gentlewoman doesn’t fool me, even if she takes in you two. She’s an old robber.
She gets more than enough out of us for this place every week. Anyway, she’s probably in church,
(points to the window) swinging on those bloody bells!
Cliff goes to the window, and closes it.
CLIFF: Come on now, be a good boy. I’ll take us all out, and we’ll have a drink.
JIMMY: They’re not open yet. It’s Sunday. Remember? Anyway, it’s raining.
CLIFF Well, shall we dance?
He pushes Jimmy round the floor, who is past the mood for this kind of fooling. Do you come here often?
JIMMY: Only in the mating season. All right, all right, very funny.
He tries to escape, but Cliff holds him like a vice. Let me go.
CLIFF Not until you’ve apologised for being so nasty to everyone. Do you think bosoms will be in or out, this year?
JIMMY: Your teeth will be out in a minute, if you don’t let go!
He makes a great effort to wrench himself free, but Cliff hangs on. They collapse to the floor C, below the table, struggling. Alison carries on with her ironing. This is routine, but she is getting close to breaking point, all the same. Cliff manages to break away, and finds himself in front of the ironing board. Jimmy springs up. They grapple.
ALISON: Look out, for heaven’s sake! Oh, it’s more like a zoo every day!
Jimmy makes a frantic, deliberate effort, and manages to push Cliff on to the ironing board, and into Alison. The board collapses. Cliff falls against her, and they end up in a heap on the floor. Alison cries out in pain. Jimmy looks down at them, dazed and breathless.
CLIFF
(picking himself up). She’s hurt. Are you all right? “

 


John Osborne (12 december 1929 – 24 december 1994)
Scene uit een opvoering in New York, 2012

 

De Griekse schrijver Vassilis Alexakis werd geboren op 12 december 1943 in Athene. In 1961 trok hij naar Frankrijk om journalistiek te studeren in Lille. Zie ook alle tags voor Vassilis Alexakis op dit blog.

Uit: Les mots étrangers

“Je n’avais pas prévu que la mort de mon père me coûterait tant. Ne l’aimais-je pas suffisamment? Pensais-je qu’il ne m’aimait pas assez? Je croyais néanmoins que sa disparition me blesserait moins que celle de ma mère, qu’elle laisserait un vide moins grand. A Paris j’ai constaté que je m’étais trompé. Je songeais tant à lui que j’évitais de faire du bruit pour ne pas le déranger. Je posais tout doucement les assiettes sales dans l’évier, je marchais sur la pointe des pieds, j’avais baissé au minimum la sonnerie du téléphone comme s’il dormait sur le canapé du salon.
Lorsqu’on m’interrogeait sur mon emploi du temps, je répondais invariablement:
– En ce moment, je m’applique à faire le moins de bruit possible.
Je n’écrivais pas, ne sortais que rarement, recevais peu de visites. De temps en temps je m’approchais de mon père, mais je ne lui parlais pas. Je me contentais de remarquer qu’il pouvait toujours ouvrir les yeux, qu’il me reconnaissait. J’avais la nostalgie de son sourire. Son activité professionnelle ne l’avait pas rendu sombre, ni même triste. Il se souvenait d’une multitude d’incidents comiques qui s’étaient produits lors d’une mise en bière, d’un enterrement, d’une exhumation. Il souriait furtivement, comme s’il se reprochait la légèreté de son esprit.
Certaines nuits je ressentais le manque d’une présence féminine, pourtant je ne faisais rien pour le combler. Je ne téléphonais pas à mes anciennes amies et ne cherchais nullement à faire de nouvelles rencontres. J’ai juste appelé Alice pour lui annoncer le décès de mon père. L’idée que j’étais trop vieux pour vivre des aventures s’imposait petit à petit à moi. L’image que me renvoyait le miroir me chagrinait un peu plus chaque jour. Je m’exerçais à marcher en traînant la jambe pour voir comment c’est. Je préparais l’avenir, en quelque sorte.
Est-ce pour me distraire que je me suis remis à songer à cette langue africaine que j’avais envisagé de découvrir? Ce projet, qui m’était sorti de la tête pendant mon séjour en Grèce, m’a paru plus excitant que jamais. Comment aurait réagi mon père s’il m’avait entendu réciter des mots africains? Il aurait souri, bien sûr. Peut-on apprendre une langue uniquement pour amuser un absent? Il m’arrive de formuler des questions dont je ne cherche pas la réponse. Ce ne sont que des points d’interrogation nus qui surgissent dans le désert de mon esprit tels des cactus.”

 

 
Vassilis Alexakis (Athene, 12 december 1943)

 

De Surinaamse dichter Shrinivási werd geboren op 12 december 1926 op de grond Vaderszorg, Kwatta, in het district Beneden-Suriname. Zie ook alle tags voor Shrinivási op dit blog.

 

nu ik schrijf ervaar ik wat poëzie is

nu ik schrijf ervaar ik wat poëzie is
maar als ik het overdenk
ontgaat het mij per definitie

precies zoals water binnen je handen
wegglipt tussen gespreide vingers

of de hemel die je erin zag schijnen
fragmenteert en ineens niet meer is

toch ben ik verrast en bekijk
die cosmos hier op een bladzij

woorden schoon zonder bijsmaak
gered uit een brein vol van twijfels

gedachten ingekleed weer in taal
expressie van het menselijk hart
bloed alzuiver binnen ons lichaam

grootsprakigheid staat poëzie naar het leven
diepgang noch waarde bezit zij

maar onbekommerd praten nog kinderen
onbevreesd houdt de jeugd mijn hand vast

zij bevrijden mij uit mijn coma
ongeremd, driftig, vol vuur
brengen zij nieuw ritme mijn hart in

in een droom zoen ik hun ogen
rijp ik met hen mee

als zij proef ik zuiverheid, vriendschap
een vrucht van vertrouwen en liefde

 


Shrinivási (Vaderszorg, Kwatta, 12 december 1926)

 

De Duits-Nederlands schrijver, arts en psychiater Hans Alex Keilson werd geboren in Bad Freienwalde op 12 december 1909. Hans Keilson overleed op 31 mei van dit jaar op 101-jarige leeftijd. Zie ook alle tags voor Hans Keilson op dit blog.

Uit: Liever Holland dan heimwee. Gedachten en herinneringen (Vertaald door Piet de Moor)

“In haar in 1969 in het tijdschrift Merkur verschenen laudatio voor Martin Heidegger bij zijn tachtigste verjaardag merkt Hannah Arendt in een voetnoot op dat Heideggers flirt met het nationaalsocialisme – Hannah Arendt spreekt van ‘escapade’ en ‘vergissing’, anderen noemden het ‘dwaalweg’ – cultuurhistorisch niet door bouwstenen uit denksystemen van andere grote Duitse denkers gevoed werd. ‘Deze vergissing,’ aldus Hannah Arendt, ‘is irrelevant tegenover het veel belangrijker dwalen dat erin bestond naar schijnbaar belangrijker regionen te vluchten voor de werkelijkheid in de Gestapokelders en de folterkelders van de concentratiekampen, die direct na de Rijksdagbrand ontstonden.’ Wat in die lente van 1933 werkelijk gebeurde, heeft Robert Gilbert, de Duitse volkse schlagerschrijver, in vier onvergetelijke dichtregels uitgedrukt:

Keiner braucht mehr anzupochen,
mit der Axt durch jede Tür –
die Nation ist aufgebrochen
wie ein Pestgeschwür.

En Hannah Arendt gaat voort: ‘Heidegger heeft deze vergissing na korte tijd ingezien en daarna aanzienlijk meer geriskeerd dan destijds aan Duitse universiteiten gebruikelijk was. Maar hetzelfde kan men niet beweren van de talloze intellectuelen en zogenaamde wetenschappers die er niet alleen in Duitsland nog altijd de voorkeur aan geven in plaats van over Hitler, Auschwitz, volkerenmoord en het “verdelgen” als permanent bevolkingsbeleid te spreken, zich naar eigen ingeving en smaak vastklampen aan Plato, Luther, Hegel, Nietzsche of ook aan Heidegger, Jünger of Stefan George om dat vreselijke fenomeen uit de goot geesteswetenschappelijk of cultuurfilosofisch op te smukken. Men kan wel zeggen dat het ontwijken van de werkelijkheid intussen tot een beroep geworden is, een vlucht, niet in spiritualiteit, waarmee de goot nooit iets te maken had, maar in een fantoomrijk van denkbeelden’ – ik zou hier graag het begrip ‘vooroordeel’ aan toevoegen (H.K.) –, ‘dat van elke ervaren en ervaarbare realiteit zo ver in het puur “abstracte” weggegleden is dat de grote gedachten van de denkers daarin elke consistentie verloren hebben en zoals wolkenformaties, waarin ook de ene wolk voortdurend in de andere overgaat, in elkaar overvloeien.’

 


Hans Keilson (12 december 1909 – 31 mei 2011)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e december ook mijn blog van 12 december 2017 en ook mijn blog van 12 december 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Susanna Tamaro, Kader Abdolah, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne, Ahmad Shamlou, Vassilis Alexakis, Shrinivási, Hans Keilson

De Italiaanse schrijfster Susanna Tamaro werd geboren in Triëst op 12 december 1957. Zie ook alle tags voor Susanna Tamaro op dit blog.

Uit: Geh, wohin dein Herz dich trägt (Vertaald door Maja Pflug)

„Opicina, M. November 1992
Du bist vor zwei Monaten abgereist, und seit zwei Monaten habe ich, abgesehen von einer Postkarte, auf der du mir mitteilst, dass du noch lebst, keine Nachricht von dir. Heute Morgen bin ich im Garten lange vor deiner Rose stehen geblieben. Obgleich es schon Spätherbst ist, hebt sie sich mit ihrem Pur-purrot noch einsam und eitel von den ande-ren Pflanzen ab, die längst die Farbe verloren haben. Weißt du noch, wie wir sie gepflanzt haben? Du warst zehn Jahre alt und hattest gerade Der kleine Prinz gelesen. Ich hatte ihn dir als Belohnung für deine Versetzung geschenkt. Du warst von der Geschichte begeistert. Am liebsten von allen Gestalten hattest du die Rose und den Fuchs; den Affen-brotbaum, die Schlange, den Piloten und all die beschränkten, eingebildeten Menschen, die auf ihren winzigen Planeten sitzend durchs All schwebten, mochtest du dagegen nicht. So sagtest du eines Morgens beim Frühstück: »Ich will eine Rose.- Auf meinen Einwand, wir hätten doch schon so viele Ro-senstöcke, hast du geantwortet: »Ich will eine, die nur mir gehört, ich will sie pflegen, sie großziehen.. Natürlich wolltest du außer der Rose auch einen Fuchs. Mit der Schlau-heit der Kinder hattest du den einfachen Wunsch vor dem fast unerfüllbaren geäu-ßert. Wie sollte ich dir den Fuchs abschlagen können, nachdem ich dir die Rose zugestan-den hatte? Darüber haben wir lange gestrit-ten und uns schließlich auf einen Hund ge-einigt. In der Nacht bevor wir ihn holten, hast du kein Auge zugetan. Alle halbe Stunde hast du an meine Tür geklopft und gesagt: »Ich kann nicht schlafen.< Morgens um sie-ben warst du schon mit dem Frühstück fer-tig, gewaschen und angezogen; im Mantel bist du im Sessel gesessen und hast auf mich gewartet. Um halb neun standen wir vor dem Eingang des Tierheims, es war noch zu. Zwischen den Gittern hindurchspähend, sagtest du: »Woran werde ich merken, welcher genau der Richtige für mich ist?• Große Besorgnis lag in deiner Stimme. Ich beruhigte dich.
»Mach dir keine Sorgen., sagte ich, »denk daran, wie der Kleine Prinz den Fuchs gezähmt hat..
Drei Tage lang gingen wir immer wieder hin. Es gab mehr als zweihundert Hunde dort drinnen, und du wolltest sie alle sehen.
Du bliebst vor jedem Käfig stehen, regungslos und scheinbar unbeteiligt, in Gedanken versunken.“

 

 
Susanna Tamaro (Triëst, 12 december 1957)

Lees verder “Susanna Tamaro, Kader Abdolah, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne, Ahmad Shamlou, Vassilis Alexakis, Shrinivási, Hans Keilson”

Ahmad Shamlou, Vassilis Alexakis, Beat Sterchi, Hans Keilson, Shrinivási

De Iraanse dichter, schrijver en journalist Ahmad Shamlou werd geboren op 12 december 1925 in Teheran. Zie ook alle tags voor Ahmad Shamlou op dit blog en ook mijn blog van 12 december 2009.

 

The Fish

Never has been my heart,
I think,
So crimson and warm:
At the worst seconds
Of this deadly night,
I feel,
Thousands of founts of sun
Spout with certitude
in my heart.
In every corner
Of this salt-desert of despair,
Thousands of vivacious woods,
I feel,
Grow sudden out of ground.
 
You! My lost certitude!
You runaway fish!
Slipping in and out
Of lakes of mirror!
A filtering pond am I;
Now with the sorcery of love,
Seek a way towards I
From the lakes of mirror!
 
Never has been my hand,
I think,
This gay and grand:
With a waterfall of crimson tear
in my eye
I feel,
Breathes a dusk-less sun of an anthem.
In every vein of mine
With every beat of my heart,
I feel,
Chimes now the awakening of a caravan.
 
She entered through the door one night
Nude as the water’s soul;
Her breasts: two fish,
Hands, holding a mirror,
Her hair: moss-smelling,
Twisted as moss.
 
At the threshold of despair,
Cried I:
“My found certitude!
Of you,
I will not let go of you.”

 

Vertaald door Sheida Dayani

 

 
Ahmad Shamlou (12 december 1925 – 24 juli 2000)

Lees verder “Ahmad Shamlou, Vassilis Alexakis, Beat Sterchi, Hans Keilson, Shrinivási”

Gustave Flaubert, John Osborne, Beat Sterchi, Hans Keilson

De Franse schrijver Gustave Flaubert werd op 12 december 1821 geboren in Rouen. Zie ook alle tags voor Gustave Flaubert op dit blog.

 

Uit: Madame Bovary (Vertaald door Hans van Pinxteren)

„Soms bedacht zij dat dit toch de mooiste dagen van haar leven waren, de wittebroodsweken, zoals dat heette. Om daar ten volle van te genieten hadden zij beslist een reis moeten maken naar zo’n land met een klinkende naam, waar het nietsdoen van de eerste huwelijksdagen zoveel zaliger is! In postkoetsen, achter blauw-zijden gordijntjes, rijdt men stapvoets de steile wegen op, terwijl het lied van de postiljon in de bergen weerklinkt, met het geklingel van de geitebel en het gedaver van de waterval. Bij zonsondergang ademt men aan de baai de geur van citroenen in; en ’s avonds, op het terras van een villa, kijkt men samen, de handen ineengestrengeld, naar de sterren en maakt plan- nen voor de toekomst. Er waren bepaalde streken op aarde, meende zij, waar het geluk tot bloei komt, als een plant die speciaal aan die bodem is gehecht en die nergens anders goed gedijt. Kon zij maar in een Zwitsers chalet over het balkon leunen, of zich vol weemoed opsluiten in een Schotse cottage, met een echtgenoot in een zwartfluwelen kostuum met lange panden, die soepele laarzen draagt, een spitse hoed en kanten kragen. Wellicht had zij graag eens vertrouwelijk over dit alles gepraat. Maar hoe geef je uiting aan een vaag gevoel van onvrede, dat even veranderlijk is als de wolken en wervelend als de wind. Daartoe ontbraken haar de woorden, de gelegenheid, de moed. En toch, als Charles het maar had gewild, als hij het had aangevoeld, als zijn blik ook maar één keer haar gedachte tegemoet was gekomen, dan zou, meende zij, haar hart zich ineens hebben uitgestort, zoals een overvloed van rijpe vruchten uit de fruitboom valt zodra je je hand ernaar uitstrekt. Maar naarmate de intimiteit in hun leven vastere vormen aannam, vervreemdde zij innerlijk van hem, waardoor hij steeds verder van haar af kwam te staan. Charles’ gesprekken waren zo vlak als de stoep in de straat waarover de ideeën van alleman kuierden in alle- daagse kleren, niet in staat om enige emotie te wekken, geen lach, geen illusie. Toen hij studeerde in Rouen, had hij, zei hij, nooit zin gehad om in de schouwburg te gaan kijken naar de toneelspelers uit Parijs. Hij kon niet zwemmen, niet schermen, niet schieten, en op een dag kon hij haar een ruiterterm, die zij was tegengekomen in een roman, niet verklaren. Maar een man diende toch juist alles te weten?„

 

Gustave Flaubert (12 december 1821 – 8 mei 1880)

Standbeeld in Trouville-sur-mer

Lees verder “Gustave Flaubert, John Osborne, Beat Sterchi, Hans Keilson”

In Memoriam Hans Keilson

In Memoriam Hans Keilson

De Duits-Nederlandse schrijver en psychoanalyticus Hans Keilson is gisteren op 101-jarige leeftijd overleden in een ziekenhuis in Hilversum. Keilson werd op 12 december 1909 geboren in het Duitse Freienwalde. Zie ook mijn blog van 12 december 2010.

 

 

Uit: Daar staat mijn huis

 

„Moeder had veel lekkere recepten om asperges te bereiden: met eieren, ham, bruine boter of bij rosbief. (We aten thuis weliswaar ham, maar voor de rest geen varkensvlees.) In de eerste jaren van hun huwelijk leidden mijn ouders een orthodoxe huishouding, melk- en vleesproducten werden strikt van elkaar gescheiden gehouden, zoals de rituele spijswetten voorschrijven. Dat ze die levensstijl vervolgens opgaven, kwam volgens mijn ouders doordat die in de provinciestad moeilijk vol te houden was. Soms, als hij in Berlijn inkopen was gaan doen, bracht mijn vader bij wijze van troost koosjere vleeswaren mee naar Freienwalde.

Door de jaren heen werd ik mij, eerst in het religieuze domein, niet alleen van de andere levensstijl van ons Joden bewust, maar ook van de zo onvergelijkbaar geringe grootte van onze gemeenschap. ‘Onze kille’ – het Hebreeuwse woord kehilla omschreef de religieuze tempelgroep die zich op onze feestdagen in de onopvallende synagoge in de Fischerstrasse verzamelde, een buurt met kleine huurhuizen van slechts één verdieping waarin arbeiders woonden – ‘onze kille is klein,’ zei mijn moeder. Mijn vader knikte instemmend. Op de grote feestdagen sloot hij zijn zaak en ging in een zwart kostuum met hogehoed naar de eredienst. Maar zijn Joodse opvoeding was vergeleken met die van moeder minimaal. Hij kon slechts met moeite de Hebreeuwse teksten lezen van de gebeden die opgezegd moesten worden. Moeder fluisterde hem vaak de woorden in.“

 

 

Hans Keilson (12 december 1909 – 31 mei 2011)

 

 

 

 

 

Gustave Flaubert, John Osborne, Beat Sterchi, Hans Keilson, Tsjingiz Ajtmatov

De Franse schrijver Gustave Flaubert werd op 12 december 1821 geboren in Rouen. Zie ook mijn blog van 12 december 2006  en ook mijn blog van 12 december 2007 en ook mijn blog van 12 december 2008 en ook mijn blog van 12 december 2009.

 

Uit: Salammbô

 

„C’était à Mégara, faubourg de Carthage, dans les jardins d’Hamilcar.

Les soldats qu’il avait commandés en Sicile se donnaient un grand festin pour célébrer le jour anniversaire de la bataille d’Eryx, et comme le maître était absent et qu’ils se trouvaient nombreux, ils mangeaient et ils buvaient en pleine liberté.

Les capitaines, portant des cothurnes de bronze, s’étaient placés dans le chemin du milieu, sous un voile de pourpre à franges d’or, qui s’étendait depuis le mur des écuries jusqu’à la première terrasse du palais ; le commun des soldats était répandu sous les arbres, où l’on distinguait quantité de bâtiments à toit plat, pressoirs, celliers, magasins, boulangeries et arsenaux, avec une cour pour les éléphants, des fosses pour les bêtes féroces, une prison pour les esclaves.

Des figuiers entouraient les cuisines ; un bois de sycomores se prolongeait jusqu’à des masses de verdure, où des grenades resplendissaient parmi les touffes blanches des cotonniers ; des vignes, chargées de grappes, montaient dans le branchage des pins : un champ de roses s’épanouissait sous des platanes ; de place en place sur des gazons, se balançaient des lis ; un sable noir, mêlé à de la poudre de corail, parsemait les sentiers, et, au milieu, l’avenue des cyprès faisait d’un bout à l’autre comme une double colonnade d’obélisques verts.

Le palais, bâti en marbre numidique tacheté de jaune, superposait tout au fond, sur de larges assises, ses quatre étages en terrasses. Avec son grand escalier droit en bois d’ébène, portant aux angles de chaque marche la proue d’une galère vaincue, avec ses portes rouges écartelées d’une croix noire, ses grillages d’airain qui le défendaient en bas des scorpions, et ses treillis de baguettes dorées qui bouchaient en haut ses ouvertures, il semblait aux soldats, dans son opulence farouche, aussi solennel et impénétrable que le visage d’Hamilcar.

Le Conseil leur avait désigné sa maison pour y tenir ce festin ; les convalescents qui couchaient dans le temple d’Eschmoûn, se mettant en marche dès l’aurore, s’y étaient traînés sur leurs béquilles. A chaque minute, d’autres arrivaient. Par tous les sentiers, il en débouchait incessamment, comme des torrents qui se précipitent dans un lac. On voyait entre les arbres courir les esclaves des cuisines, effarés et à demi nus ; les gazelles sur les pelouses s’enfuyaient en bêlant ; le soleil se couchait, et le parfum des citronniers rendait encore plus lourde l’exhalaison de cette foule en sueur.“

 


Gustave Flaubert (12 december 1821 – 8 mei 1880)
 

Gravure van H. Toussaint

 

Lees verder “Gustave Flaubert, John Osborne, Beat Sterchi, Hans Keilson, Tsjingiz Ajtmatov”