Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: Het huwelijk van Jan en Sofie

“Jan Deutekwam was op weg van z’n flat in de Grauwpoort naar z’n atelier in de Tolhuislaan. Hij werkte als naaier. Hij naaide alles wat los en vast zat, en had daar een goede naam mee verworven. Vele mensen brachten hun kapotte kledij bij hem, en dan verstelde hij die. Hij was betreffende het naaien een autodidact. Hij had universitaire studies gedaan en beschikte over een master in de psychologie, maar na z’n afstuderen had de roep van het naaien luider geklonken dan welke roep ook. Geef jan naald en draad, en je zal uren geen last hebben van hem. Jan was een meter zesentachtig groot voor tweeëntachtig kilo, was slank, had kort haar, groene ogen, smalle schouders, en een ferme kaaklijn. Hij had liever blauwe of bruine ogen dan groene gehad. Hij vond die groene ogen redelijk verwijfd. Hij had kleurlenzen geprobeerd, maar die deden pijn aan z’n irissen. Af en toe zette hij een zonnebril op, om de kleur van z’n ogen te maskeren. Op een keer had hij aan z’n beste vriend, Teun Binnestein, gevraagd: ‘Teun, vind jij groene ogen niet vrouwelijk?’ Teun had nagedacht, en op den duur gezegd: ‘Niet echt, neen. Wat ik wel vrouwelijk vind is je bord aflikken na het eten.’ Daar was Jan het mee eens. Hij had z’n vader ‘ns z’n bord zien aflikken na het verorberen van een door z’n moeder bereide mislukte moussaka, en had gedacht: vader, je bent precies een mokkel. Z’n vader, André Deutekwam, had krulhaar, ook dat nog. De vrouwen met krulhaar, die zijn toch niet te tellen? Als feminist vond Jan dat vrouwen vaker de neiging zouden moeten hebben om hun haar te ontkrullen. En om minder vaak hun bord af te likken. En om niet te zeggen: ‘ik ben een echte vrouw, want ik heb groene ogen.’ Jan bereikte z’n atelier, dat zich bevond op de tweede verdieping van een vroeger schoolgebouw. In die school hadden vooral Turkse kindertjes gezeten. Een van hen had de school op een keer in brand willen steken, twee van hen hadden alle ruiten ingegooid met bakstenen, en drie van hen hadden de leraar geschiedenis, een albino met een witte wijnvlek in z’n gezicht, in elkaar gemept, nadat hij had gedoceerd dat de Turken in de Middeleeuwen wereldveroveraars waren geweest die moordend en verkrachtend door Europa waarden. Maar de school was niet gesloten vanwege de acties van sommige Turkse kindertjes, ze was wel gesloten omdat er asbest in het bouwsel bleek te zitten. Een makelaar had de school van de stad overgekocht, het asbest verwijderd, de hele boel opgeknapt, en de vrijgekomen ruimtes verhuurd, vooral aan kleine en eenmansbedrijfjes. Van deze laatste was The House Of Naai het bedrijfje van Jan.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

WARMTE

Je kunt je handen
net zo goed warmen
aan een pot hete koffie

als het in de wereld
toch al zo koud is
de mensen toch al zo koud
voor zich uit staren
zelfs je eigen kinderen

’s morgens wakker wordend
spreken ze met stemmen
van blik en van roest
sissen en zoemen ze

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook  mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: De terugkeer van Bonanza

“GUGGENHEIMER ZAT IN de bar van het Sofitel in Gent bij iemand die misschien directeur ging worden van een nieuw commercieel televisiestation. “We zouden jou wel vast in dienst willen nemen als onafhankelijk producent,” zei de man. “Nee, bedankt,” zei Guggenheimer, “ik denk trouwens dat ik ermee stop en ga rentenieren.” “Op jouw leeftijd? Ben jij zo rijk dan?” “Nee. Maar ik denk dat ik het niet lang meer trek. Dat zit in de familie. Bij ons sterven ze allemaal jong. Mijn vader. Mijn moeder. Mijn grootouders. Htin grootouders. Mijn neef Frangois. Mijn broer. Of nee, die leeft nog. Die is pas negenentwintig moet je rekenen, dus die heeft nog wel een paar jaar om jong te sterven. Wil je nog wat drinken? Liefst iets snels, ik heb over een kwartier een andere afspraak, zeg maar over een uur. Nog een vodka?” “Ja, graag.” Guggenheimer bestelde twee vodka”s met ijs. “Ik zeg het,” zei hij, “ik denk dat ik maar “ns ga kappen met dat producen.” Hij slurpte van z”n glas. “Vodka drinken is een paar jaar uit geweest, maar nu is het weer in, wist jij dat? Dat heeft een Italiaanse kelner me eens verteld, in “91 of “92, daar wil ik af zijn. In Rome was dat. Een kutstad overigens. Hoe gaat dat nieuwe station heten waar jij directeur van wordt?” “Het is nog niet zeker dat ik het word,” zei de man. “Daar moet je je niks van aantrekken,” vond Guggenheimer. Wie zijn de tegenkandidaten?” Wan Dam van DST en De Kudt van ovr.” Wan Dam en De Kudt, wel wel. Wie had dat kunnen voorspellen. Hoe heet jij eigenlijk? Kan je geloven dat ik dat vergeten ben.” “Bauwens. Theo Bauwens. Ik dacht dat je dat wel wist. We kennen elkaar al jaren.” “Natuurlijk kennen we elkaar al jaren, heb ik dat ooit tegengesproken? Bauwens zeg je. Ben je een broer van die tandarts Bauwens? Ik had vroeger een tandarts Bauwens, die heeft op een keer bijna heel m”n onderkaak achter m”n oren getrokken. Is dat je broer?” “Nee. Ik heb alleen twee zussen.” “Bof jij even. Met broers schiet je geen moer op. Kijk naar de mijne, die wil voor niks deugen. Dat is een kunstenaar, ik lieg niet. Een godverdomde beeldhouwer. Die vangt soms anderhalf miljoen voor een beeld. Tegenwoordig is hij bezig aan een buste van prinses Astrid en al haar kinderen. Alle vijf in één buste, je moet het maar doen. Anderhalf miljoen, meneertje. Wat zijn wij waard?”
“Heeft prinses Astrid vier kinderen?” “Dat moet je aan mijn broer vragen. Die komt bij dat mokkel aan huis. Ik verzeker je, het is niet alle beeldhouwers gegeven om bij prinses Astrid over de vloer te komen.” “Ik heb nog nooit van hem gehoord.” “Hij werkt in alle anonimiteit. Dat zou ik ook doen als ik een beeldhouwer was. Wie wil er iets weten over beeldhouwers? Geen hond.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

zonder

de grootste gebeurtenis
in het leven van de mens
is de geboorte en dood
van God

vader Onze Vader
waarom hebt u
als een slechte vader
midden in de nacht

zonder teken zonder spoor
zonder woorden

waarom hebt U mij
waarom heb ik U
verlaten

leven zonder god is mogelijk
leven zonder god is onmogelijk

maar als kind heb ik me gevoed
met U
Uw lichaam gegeten
bloed gedronken

misschien verliet U me
toen ik mijn armen wilde
openen
om het leven te omhelzen

onnadenkend
breidde ik mijn armen uit
en liet U gaan

of misschien vluchtte U
omdat U mijn lachen
niet kon aanhoren

U lacht nooit

of misschien strafte U mij
klein en onwetend
voor mijn koppigheid
hoogmoed
omdat ik een nieuwe mens
een nieuwe taal
probeerde te scheppen

geruisloos verliet U me
zonder vleugelslag zonder bliksems
als een veldmuis
als water door zand opgezogen
druk bezig verstrooid
merkte ik noch Uw vlucht
noch Uw afwezigheid
in mijn leven op

leven zonder god is mogelijk
leven zonder god is onmogelijk

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook  mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: Problemen die er geen zijn (De laatste ondergang)

“Irma liep van het station naar huis. Noch in haar tas noch in haar jaszakken vond ze haar sleutels. Er kon niemand de deur voor haar opendoen: haar man woonde met z’n nieuwe vriendin in een ander dorp, haar zoon Sören was verkast naar Oostenrijk, en haar dochter Cindy was de dag ervoor overleden. Irma bedacht dat de sleutels tijdens haar gang van het station naar huis uit haar tas of jaszak moesten gevallen zijn. Ze voelde nogmaals, en vond een gat in de linker jaszak. Ik steek m’n
sleutels toch altijd in de rechterjaszak? dacht ze. Ze voelde een derde keer, en ook in de rechterjaszak zat een gat.
Misschien heb ik ze uitzonderlijk, voor één keer, toch in de linker jaszak gestoken, dacht ze. Hoe dan ook was ze haar sleutels kwijt. Was het de moeite om speurend, met de ogen naar de grond, de weg van het huis naar het station af te leggen? Misschien wel. Ze keek voor alle zekerheid nog maar ’ns in haar tas, maar nee, geen sleutels.
Ze begon aan de tocht van haar huis naar het station, inderdaad met haar ogen naar beneden gericht. Af en toe keek ze voor zich uit, om te vermijden dat ze ergens tegenaan zou lopen. Toch liep ze ergens tegenaan, een ijzeren paal waarop vanboven het verkeersbord alleen parkeren voor gehandicapten was bevestigd. De klap kwam harder aan dan de grootste pessimist voor mogelijk had gehouden. Irma sloeg achterover, met een bloedende wond in haar voorhoofd. Ze wilde werktuigelijk meteen recht klauteren, maar dat mislukte. Bovendien zag ze alles dubbel, ook het gezicht dat boven haar verscheen. ‘Wat deed je toch?’ vroeg een vrouwenstem.
‘M’n dochter Cindy is dood,’ zei Irma, en ze voelde dat ze begon te huilen.
‘En daarom liep je tegen die paal?’ vroeg de vrouw, die hoogblond was.
‘Nee, omdat ik m’n sleutels kwijt was,’ zei Irma, waar- na ze snikkend het bewustzijn verloor. De hoogblonde vrouw belde de ambulancedienst. Er waren nog meer mensen rond Irma’s tafereel komen staan. ‘Hoe is het gebeurd?’ vroeg een man die een minipoedel aan de lijn had.
‘Ze keek naar beneden,’ zei de hoogblonde vrouw, ‘en botste tegen deze paal omdat ze haar sleutels kwijt is.
Haar dochter Cindy is dood.’
‘Mijn dochter heet ook Cindy,’ zei een dikke vrouw.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

nu

vroeger
waakte ik
elk ogenblik
kon de poëzie me overvallen
ik rende tot ik buiten adem was
het beeld achterna dat zich bewoog

nu
laat ik de gedichten lopen
weg van mij
verpieteren vergeten
versterven

geen stap
nader tot hun verwerkelijking

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook  mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: Maanlicht van een andere planeet

“Louis Tinner was weduwnaar en kinderloos. Z’n vrouw en z’n zoon waren verongelukt met de auto. Z’n vrouw was bezig z’n zoon te leren rijden. Hij was geen goede leerling. Hij miste een bocht en reed rechtdoor tegen de muur van een pastorij. De pastoor hoorde de klap, kwam naar buiten gelopen, struikelde, en stootte z’n hoofd hard tegen een plavuis. Hij overleefde, maar de vrouw en de jongen in de auto niet. Van de vrouw was de nek gebro-ken, van de jongen ook. Twee gebroken nekken, dacht Tinner wel eens, wie had het kunnen denken? Hij woon-de nu alleen in de ruime flat boven een restaurant in de Burgstraat. Hij was al een aantal jaar een zestiger. Hij vond z’n leeftijd prima, in die zin dat hij er zich niks van aantrok hoe oud hij was. Als iemand hem ernaar vroeg, zei hij: ‘Ik ben zesenvijftig, zoals de broer van Jezus toen hij stiert’ Er werd dan gezegd: ‘Jezus had toch geen broer?’, en dan zei Tinnen `Je hebt gelijk, Jezus had geen broer.’ Het kon hem nooit schelen wie gelijk had, hij of iemand anders. Op een dag stond hij bij het graf waarin zowel z’n vrouw als z’n zoon begraven lag. Noch z’n vrouw noch z’n zoon had ooit uitsluitsel gegeven omtrent begraving of crematie, en Tinner had hen dan maar ter aarde laten bestellen. Hij hield niet van crematie, het was een parodie op de menselijke brandbaarheid. Hij stond bij dat graf, en keek naar de fotootjes die aan de zerk beves-tigd waren. Z’n vrouw was aantrekkelijk geweest, en z’n zoon had op haar geleken. Hij had veel succes bij de meis-jes gehad. Soms belde zo’n meisje aan de deur, en als Tin-ner opendeed, vroeg ze naar z’n zoon. Dan zei Tinnen `Hij is niet thuis, hij is een dode kanarie gaan kopen.’ Het meisje ging altijd meteen weer weg. Wat moest ze an-ders? Tinner nodigde haar niet uit om naar binnen te ko-men. Hij wist niet wat hij met een meisje in z’n huis moest aanvangen. Hij kon haar de kop inslaan, dat wel. Maar dat zorgt voor veel gedoe. Op den duur zou er nog politie bij te pas komen ook. Tinner stond bij het graf, keek naar de fotootjes, en mompelde: ‘Ik heb vanochtend een boter-ham met oude kaas gegeten, het is maar dat jullie het we-ten. Excuus dat ik geen bloemen heb meegebracht, de bloemenhandelaar is met vakantie. Hij is gaan windsurfen op de Povlakte. Een kogel tussen z’n ogen zou nog te goed voor hein zijn. Zo, hier liggen jullie dan. Ik was hier vorige week ook al, en toen dacht ik ineens: wat sta ik hier in godsnaam te doen? Ik had buikpijn op de koop toe. In zo’n geval ga je algauw weer weg. Maar nu ben ik er weer. En weer ga ik weg. Tot de volgende keer.’ Hij verliet het kerkhof. Die buikpijn, daar was iets mee.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

poëzie neemt niet altijd
de vorm aan
van een gedicht

na vijftig jaar
schrijven

kan poëzie zich
aan de dichter
openbaren
in de gedaante van een boom
een wegvliegende
vogel
licht

ze voegt zich
naar de mond
nestelt zich in het zwijgen

of leeft verstoken van vorm en inhoud
in de dichter

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook  mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Herman Brusselmans, Louise Glück

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: De Tafel

“Ik heb jaren aan een stuk bezworen dat ik nooit een boek zou schrijven met als titel De tafel. En tja, op een dag begin je er dan toch aan. Want hoewel ik vanaf 1982 vond dat De tafel een veel te simpele, weinigzeggende titel is, dacht ik daarstraks: nou, eigenlijk valt dat wel mee. Tenslotte weet iedereen wat een tafel is, en een titel mag gerust begrijpelijk zijn voor het grote publiek. Zonder tafel zouden we in een heel andere cultuur leven, bijvoorbeeld de woestijncultuur, waar de bewoners van de grond eten, of van een zelf geknoopt tapijt. Geef mij dan maar een tafel. Ik heb slechts één keer in m’n leven van de grond gegeten, en dat was toen ik drie maanden in een psychiatrisch instituut verbleef, en iedereen daar ervan wilde overtuigen dat ik werkelijk gek was. Van de grond eten, m’n uitwerpselen verkopen voor veel te veel geld aan de andere gekken, een vrouw die bij de verpleging zat beloven dat ik haar zwanger zou maken en daarna alsnog weigeren om met haar te neuken, dat soort dingen. Het was geen leuke periode. Oké, er zit iets fout in m’n hoofd, dat wel. Dat 6begon al goed toen ik op straat een paard wilde omhelzen, maar het bleek geen paard maar een oud wijf met een veel te groot bovengebit. Ik omhelsde haar trouwens veel te stevig, en door ademnood viel ze neer op de straat. Ik riep: ‘Bel de politie! Bel de politie! Een vrouw probeert de straat te stelen!’ Niemand belde de politie omdat iedereen wist: een straat stelen door er bewusteloos op neer te vallen, dat is onmogelijk. Zeker niet als de zogenaamde dief een vrouw is van tweeënnegentig, zich bovendien voortbewegend met een rollator. Ik gaf haar een trap in haar maag. Stom wijf. Eerst een beetje een paard lopen imiteren, en dan in coma raken, ik ken dat, mij moet je geen appelen voor citroenen verkopen. Omdat ik nog nooit de kut had gezien van een tweeënnegentigjarige vrouw, deed ik haar rok en haar onderbroek uit, en staarde ik tussen haar benen. Godverdomme, zoiets lelijks had ik nog nooit gezien. Het leek wel alsof tussen die benen de smoel van een hamster was ontploft. Van die rauwe vleesresten, weet je wel. Zo’n harige, ontplofte smoel van een bejaarde hamster. Zou die kut ook naar een dode hamster rúiken? Ik stak m’n neus tussen de benen van de vrouw en snoof hard en veelvuldig. Nee, de kut rook niet naar een dode hamster, maar wel naar iets wat per ongeluk zoek is geraakt in een slachthuis en daar al enkele weken ligt te rotten.
Ondertussen had iemand alsnog de politie gebeld, niet om de oude vrouw aan te houden vanwege straatdiefstal, maar om mij aan te houden vanwege het op een onzedelijke manier lastigvallen van die vrouw. Altijd als er iets gebeurt met een man en een vrouw, wordt de man in het ongelijk gesteld. Dat is al zo sinds de tweede feministische golf van 1865, toen een Franse lesbo door een rechter in het gelijk werd gesteld nadat ze een man beschuldigd had van verkrachting.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. Zie ook alle tags voor Louise Glück op dit blog.

 

Metten

Wat heb je met mijn hart
dat je het keer op keer moet breken
als een kweker die zijn nieuwe
ras beproeft? Experimenteer
maar op iets anders: hoe kan ik leven
in groepen, zoals jij wilt, als jij me
in de quarantaine van hartzeer dwingt, me scheidt
van de gezonde leden van
mijn eigen soort: zoiets doe je niet
in de tuin, de zieke roos
afzonderen; die laat je rustig met zijn openbare
geteisterde bladeren in
de gezichten van de andere rozen wapperen, en de luizen

van de ene op de andere plant springen, wat maar weer bewijst
dat ik het laagste van jouw schepselen ben, lager nog
dan de tierige bladluis en de klimmende roos – Vader,
als vertegenwoordiger van mijn eenzaamheid, verzacht
althans mijn schuld; neem
het brandmerk van mijn afzondering weg, tenzij
je van plan bent mij weer
voor altijd gezond te maken, zoals ik
gezond was en heel in mijn onbegrepen jeugd,
of als toen niet, onder de lichte druk
van mijn moeders hart, of als toen niet
in dromen: eerste
wezen dat nooit zou sterven.

 

Vertaald door Erik Menkveld

 

Louise Glück (New York, 22 april 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Dolce far niente, Emily Dickinson, Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz, Mário de Andrade, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva

 

Dolce far niente

 


Clairière à l’automne door Ivan Fedorovich Choultsé, z.j.

 

Indian Summer

These are the days when birds come back,
A very few, a bird or two,
To take a backward look.

These are the days when skies put on
The old, old sophistries of June, —
A blue and gold mistake.

Oh, fraud that cannot cheat the bee,
Almost thy plausibility
Induces my belief,

Till ranks of seeds their witness bear,
And softly through the altered air
Hurries a timid leaf!

Oh, sacrament of summer days,
Oh, last communion in the haze,
Permit a child to join,

Thy sacred emblems to partake,
Thy consecrated bread to break,
Taste thine immortal wine!

 


Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)
De UMASS-campus in Amherst, de geboorteplaats van Emily Dickinson

 

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: Feest bij de familie Van de Velde

“Mest Van de Velde werd 85 jaar. Dat is niet zomaar een getal. Het is de leeftijd waarop Sint Varèse, de patroonheilige van het instinct, tot de conclusie kwam dat ouder worden en laatste woorden niet samengaan. Zonder daar rekening mee te houden wilde de vrouw van Mest, Ravijn, een groot feest organiseren, waarop enige mensen uitgenodigd zouden worden, zoals dat gaat. Natuurlijk zouden eveneens van de partij zijn: de kinderen van Mest, hun partners indien nodig, en de kleinkinderen. Er waren ook twee achterkleinkinderen, Zivo en Nack. De kinderen waren: Orgaan Van de Velde, Palace Van de Velde, Binokkel Van de Velde, en Sneut Van de Velde. Orgaan was getrouwd met de heer Driapp Zoolse, een wiskundige. Zij waren volstrekt kinderloos gebleven. Palace Van de Velde was een weduwnaar, met één dochter, Tutte. Binokkel Van de Velde was een non, en Sneut Van de Velde was homoseksueel en was al jaren samen met Venus Klomb, een matroos. Tutte Van de Velde was getrouwd met de heer Sjonge Sprongwaarts, een ideoloog van de ultrarechtse partij. Zij waren het die de ouders genoemd konden worden van Zivo, een jongen van vijf, en Nack, een meisje van vijf. Ze waren een tweeling, hoewel ze dat niet ostentatief uitspeelden ten aanzien van de maatschappij, misschien wel omdat ze daar te jong voor waren.
Al deze personen wilde Ravijn op het feest, maar ook anderen: Perscienne Boorring, de beste vriend van Mest; Krimper Noossens, de vroegere baas van Mest bij Schilderwerken Noossens; Mood Ter Brelling, de prostituee die, toen Ravijn tweeënhalf jaar ziek was geweest, Mest had geholpen op het seksuele gebied; Mug Zoeverijns, de vrouwelijke arts die Mest ooit van z’n zenuwziekte had afgeholpen, en Gezoek De Chachte, de abdis van het klooster waar Binokkel leefde, en met wie Mest heel goed gesprekken over het leven en de nasleep ervan kon voeren. Ravijn besliste dat het feest zou plaatsvinden op 30 maart, één dag na de verjaardag van Mest, want op de verjaardag zelf, 29 maart, zat Palace nog op Hawaï, waar hij, in het kader van zijn beroep, Europees getinte demonstratiefilmpjes van allerlei aard aan de internationale man probeerde te brengen. En dan was er de kwestie van de verrassingsgast. De familie had de koppen bij elkaar gestoken en ten slotte hadden ze voor mij gekozen. Mest las heel graag m’n boeken, had ooit samen met mij op een selfie gestaan die hij had gemaakt nadat hij me staande had gehouden in de Lange Munt hier in Gent, en bovendien had Mest dezelfde hobby als ik: met de motor rijden.
Ravijn had me gebeld en me gevraagd of ik op 30 maart het verjaardagsfeest van haar man wilde bijwonen. “

 

 
Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

A Sketch For A Modern Love Poem

And yet whiteness
can be best described by greyness
a bird by a stone
sunflowers
in december

love poems of old
used to be descriptions of flesh
they described this and that
for instance eyelashes

and yet redness
should be described
by greyness the sun by rain
the poppies in november
the lips at night

the most palpable
description of bread
is that of hunger
there is in it
a humid porous core
a warm inside
sunflowers at night
the breasts the belly the thighs of Cybele

a transparent
source-like description
of water is that of thirst
of ash
of desert
it provokes a mirage
clouds and trees enter
a mirror of water
lack hunger
absence
of flesh
is a description of love
in a modern love poem

 

 
Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

De Braziliaanse dichter en schrijver Mário de Andrade werd op 9 oktober 1893 in São Paulo in Brazilië geboren. Zie ook alle tags voor Mário de Andrade op dit blog.

 

The Valuable Time of Maturity

” I counted my years and discovered that I have
less time to live going forward than I have lived until now.

I have more past than future.
I feel like the boy who received a bowl of candies.
The first ones, he ate ungracious,
but when he realized there were only a few left,
he began to taste them deeply.

I do not have time to deal with mediocrity.
I do not want to be in meetings where parade inflamed egos.

I am bothered by the envious, who seek to discredit
the most able, to usurp their places,
coveting their seats, talent, achievements and luck.

I do not have time for endless conversations,
useless to discuss about the lives of others
who are not part of mine.

I do not have time to manage sensitivities of people
who despite their chronological age, are immature.

I cannot stand the result that generates
from those struggling for power.

People do not discuss content, only the labels.
My time has become scarce to discuss labels,
I want the essence, my soul is in a hurry…
Not many candies in the bowl…

I want to live close to human people,
very human, who laugh of their own stumbles,
and away from those turned smug and overconfident
with their triumphs,
away from those filled with self-importance,
Who does not run away from their responsibilities ..
Who defends human dignity.
And who only want to walk on the side of truth
and honesty.
The essential is what makes
life worthwhile.

I want to surround myself with people,
who knows how to touch the hearts of people ….
People to whom the hard knocks of life,
taught them to grow with softness in their soul.

Yes …. I am in a hurry … to live with intensity,
that only maturity can bring.
I intend not to waste any part of the goodies
I have left …
I’m sure they will be more exquisite,
that most of which so far I’ve eaten.

My goal is to arrive to the end satisfied and in peace
with my loved ones and my conscience.
I hope that your goal is the same,
because either way you will get there too .. “

 

 
Mário de Andrade (9 oktober 1893 – 25 februari 1945)

 

De Joods-Duitse filoloog en schrijver Victor Klemperer werd geboren in Landsberg an der Warthe (tegenwoordig Gorzów Wielkopolski) op 9 oktober 1881. Zie ook alle tags voor Victor Klemperer op dit blog.

Uit: Warum soll man nicht auf bessere Zeiten hoffen  

“Aber jeder Monat ist gewonnen, und warum soll man nicht auf bessere Zeiten hoffen? Wir haben so vieles erlebt, die festesten und scheinbar unabänderlichsten Dinge sind anders geworden, warum soll sich das Rad nicht noch ein-mal drehen? Auf mittelalterlichen Handschriften findet man mehrfach das Bild des Fortunarades mit vier darauf geflochte-nen Königen und der Umschrift: regno, regnavi, regnabo, sum sine regno (Ich herrsche, habe geherrscht, werde herrschen, bin ohne Herrschaft). Es ist überhaupt merkvürdig, wie sehr mich jetzt Mittelalterliches verfolgt. Alles was mir früher bloss mär-chenhafte Lektüre war, ohne jede Möglichkeit eines Bezuges auf mein eigenes Leben, ist mir jetzt ungeheuer lebendig und nahe, die Betrachtung über Freunde, que vent ernporte, et il ventait devant ma porte (und es war windig vor meiner Thür), Geschichten von Aussatzldappem, usw, usw. Nur schade, dass man zugleich mit den Erfahrungen des Mittelalters nicht auch dessen kindlichen Glauben zurückgewinnen kann. So ein recht fester Glaube an eine wohlgeheizte Hölle — Mindesttempera-tur 2000 Grad, das wäre doch eine herrliche Sache. Bei alledem beissen wir so gut es gehen will, den Rest unse-rer Zähne &st aufeinander und arbeiten, Eva bei jedem Wetter an ihrem Garten, ich an meinem Buch. Diese Geschichte der französischen Literatur im 18. Jahrhundert (Aufklärung und Revolution) wird wahrhaftig und ohne Phrase das Buch mei-nes Lebens. Ich war noch nicht achtzehn Jahre, als mir unser Vater als erstes wissenschaftliches Buch die Aufklärung von Hettner zu lesen gab; ich habe als erstes eigenes grösseres Opus mit 33 Jahren meinen Montesquieu geschrieben, und die bei-den Bände trugen mir die Privatdozentur und die Professur ein; ich habe seitdem immer geplant, einmal das ganze Jahrhundert zu beschreiben, aber erst dann, wenn ich mich der Sache ganz gewachsen fühlte. 1933 habe ich endlich damit angefangen. Es wird ein Wälzer von etwa 1000 Druckseiten im Format meiner Literaturgeschichte des 19. Jh.’s, in zwei ungefähr gleiche Bände zerlegt. Der erste ist bis auf den letzten i-Punkt druckfertig im Maschinenmanuscript, über dem zweiten sitze ich jetzt, und wenn ich nicht vorher verrecke, wird er bis Ostern 38 fertig. Nie habe ich eine Sache so sehr mit dem Herzen und so sehr unter Aufbietung meiner ganzen Kraft geschrieben wie diese. Wenn ich morgens aufwache und noch gar nicht recht dabin und nicht weiss, welcher Wochentag es ist, dann denke ich schon an mein Buch, und in diesem Augenblick ist mir gewöhn-lich ldar, was mir gestern unklar war, und ich habe meine be-sten Einfälle. Du denkst ein Neunzehnjähriger erzählt Dir von seinen Versen; aber ich bin 55 und berichte von einer Literatur-geschichte, die schon x Leute vor mir geschrieben haben. Und doch verhält es sich wirklich und ganz unübertrieben so.”

 

 
Victor Klemperer (9 oktober 1881 – 11 februari 1960)

 

De Russische dichteres en schrijfster Marina Tsvetájeva werd geboren op 9 oktober 1892 in Moskou. Zie ook alle tags voor Marína Tsvetájeva op dit blog.

Uit: Briefwisseling. Marina Tsvetajeva & Rainer Maria Rilke, 1926 (Vertaald door Ronald Bos)

“Uw boeken verwacht ik als een onweer, dat – of ik het wil of niet – zal losbarsten. Bijna als een hartoperatie (geen beeldspraak! Ieder gedicht (van jou) snijdt in het hart en snijdt het volgens zijn kennis – of ik het wil of niet.) Men moet niets willen!
Weet je waarom ik jij zeg en van je houd en – en – en – Omdat jij een kracht bent. De zeldzaamste.
Je hoeft me niet te antwoorden, ik weet wat tijd is en wat een gedicht. Ik weet ook wat een brief is. Dus.
Als 10-jarig meisje (1903) woonde ik in de Vaud, in Lausanne, en ik weet nog veel over die tijd. In het pension was een volwassen negerin, die Frans wilde leren. Ze leerde niets en at viooltjes. Dat is mijn sterkste herinnering. De blauwe lippen – lippen van negers zijn niet rood en viooltjes blauw. Het blauwe meer van Genève komt pas later.
Wat ik van je wil, Rainer? Niets. Alles. Dat je het me vergunt ieder moment van je mijn leven tegen je op te kijken – als een berg die me beschermt (als een stenen beschermengel!). Tot ik je niet kende, ging het, nu, omdat ik je ken, heb ik toestemming nodig.
Want mijn ziel is goed opgevoed.
Maar ik zal je schrijven – of je wilt of niet. Over jouw Rusland (tsarenmilieu en andere dingen). Over veel. Over je Russische letters. De ontroering. Ik, die als een indiaan (of Indiër) nooit huil, ik had bijna –
Ik las je brief aan de oceaan, de oceaan las mee, we lazen samen. Stoort zo’n meelezer je niet? Anderen zullen er niet zijn, – ik ben veel te jaloers (over jou – vurig).
Hier zijn mijn boeken – je hoeft ze niet te lezen – leg ze op je werktafel en geloof me op mijn woord, dat ze er voor mij niet waren (daarmee bedoel ik op de wereld, niet de tafel!).”

 

 
Marína Tsvetájeva (9 oktober 1892 – 31 augustus 1941)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva, Elaine Goodale Eastman, Léopold Senghor, Holger Drachmann

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: Poppy en Eddie en Manon en Roy Harper

“M’n bril is de mooiste van Gent.  Hij staat op m’n gezicht alsof hij nooit eerder ergens anders gestaan heeft. Hij past zodanig goed bij de kleur van m’n haar dat vrouwen  in zwijm vallen. Soms vallen ze al in zwijm nog voor ze m’n schoenen  gekust hebben. Een van die vrouwen, een bloemenverkoopstertje met het achtereind van een varken, kwam na het in zwijm vallen niet meer bij, hoezeer ik ook water in haar gezicht plensde, en daarna limonade, en vervolgens koffie, thee en urine, die ik betrok uit een aanpalend restaurant.
Nee, die vrouw bleef simpelweg in zwijm. Ik vroeg aan m’n bodyguard, Jerry Nüttbaum, een joodse wereldkampioen in de Japanse vechtsport Bukota, om de ambulance te bellen. Bij Bukota mag je je tegenstander niet raken, behalve met een gifslang. Ik hoorde Jerry zeggen: ‘Een vrouw, in zwijm, en snel wat. Ter hoogte van Graslei nummer twaalf. Of nee, dertien. Ik zat er eentje naast. Of ze nog ademt? Dat zul je haar straks zelf moeten vragen, ik houd me met dat soort dingen niet bezig.’
Ondertussen stond ik een beetje te praten met een man die me had aangesproken en die me vroeg wat ik van de huidige politieke situatie vond. ‘Een situatie zou ik het niet noemen,’ zei ik, ‘en daar houdt het niet bij op. Dus dat komt niet goed. Het anti protestantse fascisme rukt op. Als je een antiprotestant als buur hebt, sla hem dan maar meteen dood, voor het te laat is.’ De man luisterde ademloos naar mij, wat ik gewend ben. Na het bellen van de ambulance stond Jerry z’n haar te kammen. Daarvoor had hij m’n toestemming, ik ben niet het type dat een jood verbiedt om z’n haar te kammen. ‘Baas,’ zei hij tegen mij, ‘ben ik kaal aan het worden?’ ‘Ja,’ zei ik. Jerry pinkte een traantje weg. Hij is gevoelig. De man die met me had gepraat kreeg een inzinking en ging heen. Daar had je de ambulance. Ik wachtte z’n definitieve komst niet af, en samen met Jerry zette ik m’n weg voort naar café De Intrinsiek, ongeveer ter hoogte van de winkel waar je pruimensap kunt bestellen, en dat sap wordt dan twee dagen later per internet aan huis geleverd, als het al geleverd wordt.
In De Intrinsiek zou ik een interview hebben over m’n oeuvre, met de journalist Tanguy De Roovere, van het nieuwe roddelblad Rochel. Er was mij gezegd dat het een van de laatste interviews van De Roovere zou worden, vanwege z’n hersentumor zo groot als een discobol. Naar het schijnt kon je, als je in De Rooveres neusgaten keek, die tumor zien zitten. Ik was niet van plan om in De Rooveres neusgaten te kijken, en ik zou nog liever in de anus van een paard kijken om te zien of zich daar veel bindweefsel bevindt. Als ik het had gewild, ik had dierenarts kunnen worden voor je tot drie kunt tellen. De gaven en talenten die ik heb, die kun je niet in een ruimte krijgen met de afmetingen van Oceanië. Dierenarts werd ik niet, en ook niet econoom, loodgieter, filosoof, trambestuurder, veehandelaar, drummer, piloot, luitenant-generaal, pooier, ontwikkelaar of mathematicus, omdat ik tenslotte al snel de beste schrijver van Vlaanderen wenste te worden, en daarin slaagde voordat bij wijze van spreken de wind ging liggen en vervolgens opnieuw begon te waaien.”

 

 
Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

Lees verder “Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva, Elaine Goodale Eastman, Léopold Senghor, Holger Drachmann”

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: De fouten

“Primo, en dat zei ik al, heette m’n vader Gust en niet Maurice. Het was onze overbuurman die Maurice heette en van z’n achternaam niet Brusselmans maar Van Riet. Secundo‚ m’n vader was veehandelaar.Hij had wel professor in de geschiedenis van de Oude Tijden willen worden. naar werd het niet. Omdat hij maar tot z’n dertiende jaar naar school ging. Vanaf dat levensjaar moest hij z‘n eigen vader, Jef Brusselmans, bijstaan in de veehandel die Jef had in Grembergen. Mensen uit die klasse gingen niet langer dan tot hun dertiende of veertiende iaar naar school. Overbuunnan Maurice Van Riet, die nog ouder was dan Jef Brusselmans, was maar tot z’n tiende jaar naar school geweest, waarna hij door z’n ouders naar een aspergelmer gestuurd werd, om daar voor twintig cent per uur de hele dag asperges ofwel te planten ofwel te rooien. Ook hij had gerust professor in de geschiedenis van de Oude Tijden kunnen worden, en als Maurice bij ons op bezoek was zaten hij en m’n vader bij de winterse gloeiende kachel vaak te praten over geschiedkundige onderwerpen. Dan zei Maurice: ‘De Romeinen waren een taai volk, en stonden aan de wieg van vele uitvindingen die ook in deze tijd nog hun nut bewijzen.’
‘Ja, dat weet ik,’ zei m’n vader, ‘zo zijn ze de uitvinders van de fietsbel.’
‘Dat klopt, Gust,’ zei Maurice, ‘maar omdat de fiets nog niet uitgevonden was konden de Romeinen met de fietsbel aanvankelijk weinig uitvreten.’
‘Toen begonnen ze er voor de gein mee te voetballen,’zei m’n vader, ‘en zo konden de blinden er ook mee spelen‚ want als er op de bel getrapt werd klingelde hij en zo wisten de blinden maar de hal was en sc
Michel en Maurice rookte een pijp. In de biografie van Huyghe heet Maurice verkeerdelijk Roger en is hij een niet-roker. De broer van Maurice heette Roger, maar was net als Maurice wel degelijk een roker, in zijn geval Cogetama-sigaren.”

 

 
Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

Lees verder “Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva”

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva, Ivo Andrić

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: Zeik

“Het lijkt iets simpels, dacht inspecteur Zeik, maar dankzij het houten stokje en het kopje van zwavel is het toch een voorwerp dat je niet mag onderschatten. Hij bekeek de lucifer thans van dichterbij en inderdaad, zo oordeelde hij, je moet er toch maar opkomen om dit uit te vinden. Hij vroeg aan z’n collega, inspecteur El Bazaz: ‘Mohamed, weet jij wie de lucifer heeft uitgevonden?’
Inspecteur El Bazaz dacht diep na, en hij zei: ‘Dat moest welhaast een man geweest zijn die z’n aansteker kwijt was en toch de behoefte had om z’n sigaret aan te steken.’ Dat vond inspecteur Zeik zo boeiend aan inspecteur El Bazaz: dat die kerel zoveel wist. Hij had niet alleen veel kennis over de uitvinding van de lucifer, maar net zo goed over pakweg de ingrediënten van appelsap, over het teveel aan bomen in sommige grote bossen, en over het hoe en waarom van het vrouwelijk orgasme, wat vrij uitzonderlijk was, want in 1961, het jaar waarin dit boek zich afspeelt, was het vrouwelijk orgasme een onbeduidend en niet al te lekker ruikend fenomeen waar je maar beter met een boog omheen kon lopen. Zelfs de meeste vrouwen wisten geen snars af van het vrouwelijk orgasme en als je aan een vrouw in die tijd vroeg: ‘Heb jij ooit al een orgasme gehad?’ was de kans negen op tien dat ze antwoordde: ‘Dat kun je maar beter aan m’n man vragen, want die weet veel meer dan ik.’ Zo’n stom antwoord was dat niet, omdat mannen toen inderdaad veel meer wisten dan vrouwen, iets wat in onze huidige tijden gelukkig nog niet veel veranderd is. Met onze huidige tijden wordt bedoeld de periode rond het jaar 2014, overigens het jaar waarin dit boek is geschreven, en voor de zekerheid herhaal ik het nog eens: wat er in het boek staat speelt zich dus af in 1961, en daar moet de lezer van vandaag toch enigszins rekening mee proberen te houden.
Inspecteur Zeik en inspecteur El Bazaz werkten in dienst van de Moordbrigade van Gent, een uitzonderlijke brigade, in die zin dat de brigade van Gent procentueel bekeken de meeste moorden van heel West-Europa oploste, en dat het de eerste brigade ter wereld was die over een allochtoonse inspecteur beschikte, en dat de baas van de brigade, commissaris Alfons Übertrut, maar één arm had. De andere had hij verloren in de oorlog, toen hij tijdens de Slag om de Ardennen, midden in een ijskoude nacht verzuchtte: ‘Ik heb er een arm voor over om nu een lekkere boterham met schapenkaas te kunnen eten.’

 

 
Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

Lees verder “Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva, Ivo Andrić”

Tadeusz Różewicz, Herman Brusselmans, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

Lament

I turn to you high priests
teachers judges artists
shoemakers physicians officials
and to you my father
Hear me out.

I am not young
let the slenderness of my body
not deceive you
not the tender whiteness of my neck
nor the fairness of my open brow
nor the down on my sweet lip
nor my cherubic laughter
nor the spring in my step

I am not young
let my innocence
not move you
nor my purity
nor my weakness
fragility and simplicity

I am twenty years old
I am a murderer
I am an instrument
blind as the axe
in the hands of an executioner
I struck a man dead
and with red fingers
stroked the white breats of women.

Maimed I saw
neither heaven nor rose
nor bird nest tree
St. Francis
Achilles nor Hector
For six years
blood gushed steaming from my nostrils
I do not believe in the changing of water into wine
I do not believe in the remission of sins
I do not believe in the resurrection of the body

 

Vertaald door Magnus J. Krynski en Robert A. Maguire

 

Deposition of the Burden

He came to you
and said
you are not responsible
either for the world or for the end of the world
the burden is taken from your shoulders
you are like birds and children
play

so they play

they forget
that modern poetry
is a struggle for breath

 

Vertaald door Czeslaw Milosz

 

 
Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

Lees verder “Tadeusz Różewicz, Herman Brusselmans, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva”