Geschater als een meisje schrok van de griezel op onze stok.
In het vuilwit binnenste van bietenschedels droegen we de geest mee op een stok. Leven als een vlam, flakkerend achter open ogen, bij ons blijvend tot de lengte van een kaars.
Opgenomen in geklep van klompen, wild licht, lopend langs een weg die we niet kenden, staken we het hoofd omhoog en keken om ons heen.
Waarheen we gingen, wist niet één. Onze moeders riepen onze namen in het donker. We stapten voort, onze tenen schurend langs de binnenkant van klompen, en lieten onverhoord haar bede, wachtten tot haar stem, banger dan ooit voor duister en kou, eenmaal verstommen zou.
Wanneer het over onze ellende gaat – honger, moord, doodslag etcetera – akkoord! Een gekkenhuis! Maar sta mij alstublieft toe in alle bescheidenheid op te merken dat het al met al een tamelijk gunstige planeet is waarop wij geland zijn,
je reinste rozenhaag, vergeleken met Neptunus (min tweehonderdentwaalf graden Celsius, windsnelheden tot duizend km/h en verdomd veel methaan in de atmosfeer). Alleen maar opdat jullie zouden weten dat het elders nog veel ongezelliger is. Amen.
Steingravur, ein Namenszug, Stern und Kreuz für Lebensspanne, Flamme auf dem Aschenkrug, Blumen in der Marmorwanne.
Keine Trauerträne quillt, fröhlich ist das Angedenken. Schmerz ist lange schon gestillt, innig das Gedankenschwenken.
Allerseelen, Grabbesuch, Plauderstunde mit den Lieben. Große Nähe, nie ein Bruch, nie für immer fern geblieben.
De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ilse Aichinger werd met haar tweelingzusje Helga geboren op 1 november 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ilse Aichinger op dit blog.
Winterantwoord
De wereld is van de stof die vraagt om beschouwing: geen ogen meer om de witte weiden te zien, geen oren om tussen de takken het gefladder van de vogels te horen. Grootmoeder, waar zijn jouw lippen naartoe om al het gras te proeven, en wie reikt ons uiteindelijk de hemel aan, wiens wangen schuren vandaag nog tot bloedens toe langs de muren in het dorp? Is het niet een duister woud waar wij in terechtkwamen? Nee, grootmoeder, het is niet duister, ik kan het weten, ik woonde lang bij de kinderen aan de rand, en het is ook geen woud.
Uit:Medelijden, medeleven, bijna: vriendschap. Hans Werkman en Willem de Mérode (Samen met Cees van der Pluijm)
“Ook ik heb een aantal fouten gemaakt, zeker in mijn eerste biografie: daarin was ikzelf te nadrukkelijk aanwezig. Een biograaf moet de feiten geven. De manier waarop hij dat doet, heeft een forse mate van subjectiviteit, maar het gaat toch om controleerbare gegevens. Bovendien was ik te weinig op mijn hoede ten aanzien van briefgetuigenissen. Ik dacht: ‘Als die man aan Jaap Romijn iets in een brief schrijft, dan klopt dat.’ Pas later kwam ik erachter dat hij bij voorbeeld in de zelfde tijd iets heel anders aan Barend de Goede schreef. Dat moet je dan tegen elkaar afwegen. [Jaap Romijn, Barend de Goede en Bert Bakker waren vrienden die De Mérode tijdens de laatste jaren van zijn leven regelmatig bezochten; KvdH/CvdP.] Voor mijn tweede biografie heb ik alle brieven weer doorgelezen en daaruit heb ik dingen opgenomen die ik vroeger als minder belangrijk zag, maar die ik nu goed vond passen. In dat boek ben ik ook minder op de voorgrond getreden. En in De Mérode en de jongens heb ik dingen gepubliceerd die in dat kader weer van belang waren, zoals mijn eigen ervaringen met De Mérodes inmiddels oud geworden vriendjes. Hoe gaan die met zijn nagedachtenis om? Daar zit ook een verhaal in. Ik ben niet van plan nog meer over De Mérode te schrijven, maar als ik ooit weer de geest zou krijgen, zou het een boek worden over 1924, de acht maanden die De Mérode toen in de gevangenis heeft gezeten, met wat daaraan voorafging en wat erop volgde. Hoe is dat voor hem geweest? Ik kan dat enigszins reconstrueren aan de hand van een getuigenis van Ernst Groenevelt [vriend en collega-redacteur van Het Getij; KvdH/CvdP], die in de zelfde periode in de gevangenis zat, en van een aantal gedichten. Ik ben ook in die gevangenis geweest. Maar dat boek kan natuurlijk alleen maar een roman worden en geen biografie, daarvoor zijn er te weinig gegevens beschikbaar.
Waarom heeft u juist over Willem de Mérode een biografie willen schrijven?
Hans Werkman: De Mérode drong zich als het ware aan me op: ik ben geboren in Uithuizermeeden, waar hij als onderwijzer werkzaam is geweest. Als jongen had ik al belangstelling voor literatuur in het algemeen en ik was dus geïnteresseerd in de dichter die in mijn dorp had geleefd. Als ik langs dat huis kwam, wist ik: ‘Daar heeft een redelijk beroemd dichter gewoond.’ Bovendien had mijn vader een schoenmakerij en onder zijn klanten waren mensen die De Mérode gekend hadden. Af en toe werd er over hem gesproken, hoewel het al een hele tijd geleden was dat hij was weggegaan, en dan spitste ik mijn oren. Toen ik op mijn achttiende een tijd ziek was, kreeg ik van mijn oud-klasgenoten het tweede deel van de Gedichten en zo heb ik wat meer van hem leren kennen. Maar de biografie is eigenlijk de invalshoek geweest van waaruit ik zijn poëzie ben gaan lezen.”
Though Satan breaks our dark glass into shards Each shard still shines with Christ’s reflected light, It glances from the eyes, kindles the words Of all his unknown saints. The dark is bright With quiet lives and steady lights undimmed, The witness of the ones we shunned and shamed. Plain in our sight and far beyond our seeing He weaves them with us in the web of being They stand beside us even as we grieve, The lone and left behind whom no one claimed, Unnumbered multitudes, he lifts above The shadow of the gibbet and the grave, To triumph where all saints are known and named; The gathered glories of His wounded love.
De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ilse Aichinger werd met haar tweelingzusje Helga geboren op 1 november 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ilse Aichinger op dit blog.
Maartwens voor de tuin
Blijf een panter, zwartling, gevlekt en hongerig, naar paasdinsdagen, regenstrengen, rozenkranswetten; ook naar zulke, die verslappen, naar de weggegooide winsten, van kinderloterijen, de inhoud van lieve, betekenisloze epistels, blijf zo, nat en woedend; als je nu bent, klaar om, vanaf de eerste kittens tot de wetsteen en tot de lange grens allen en met alle verschillen te verslinden, blijf zo, blijf hongerig naar ons.
“Ik ben 63, afhankelijk en ik houd niet van mensen. Een ongelukkige uitkomst van omstandigheden, maar ik probeer het als een onoverkomelijkheid te beschouwen, en niet als een gevolg van de dingen die ik, als ik erover zou mijmeren achteraf anders had kunnen doen. Dat geldt trouwens voor alle dingen die me ontstemmen; het enige wat graven in mijn verleden me oplevert is pijn in m’n hart, hoofd en nek (van al dat omkijken). Niets wat de strijd van het gevecht waard is. Omdat ik mijn tijd niet hoef te besteden aan het zien groeien van mijn kapitaal (Monsieur), het achternarennen van vintage mantel. pakjes (mevrouw De Bourbon), het wachten op een ander leven (Sé-verine) of het verschijnen in televisieprogramma’s (Tara) — ziezo, nu weet je een beetje in wat voor buurt ik woon — heb ik mij toegelegd op een studie naar de Waarheid achter de dingen terwijl ik deze bijzondere banaliteiten observeer. En dat is wat ik doe: observeren, registreren, analyseren. Met dezelfde behendigheid waarmee mevrouw De Bourbon zondags op de markt nietsvermoedende echtgenoten wegrooft, vergaar ik de missende stukjes uit de meest mysterieuze puzzel waar de mens zich over kan buigen: de mens zelf. Iedere ochtend steek ik mijn voeten in Tod’s-achtig schoeisel. Mijn paar is van suède en donkerblauw van kleur, met een neus die niet rond maar ook niet puntig is. Zo zou ik mezelf ook prima kunnen beschrijven. Mijn lijf heeft ronde vormen, maar mijn karakter is scherp, puntig. lk heb dezelfde schoenen in ecru, voor de zomerdagen. Daar is niks toevalligs aan; mijn uiterlijk is volledig uitgebalanceerd met het doel mezelf zo goed mogelijk aan het zicht van de medebewoners te onttrekken. Een onopvallend uiterlijk is onmisbaar in mijn bezigheid de Waarheid te bemachtigen. Zo heb ik mezelf aangeleerd geruisloos door de straat te bewegen; ik stap niet, ik glijd. Verder wijk ik niet af van mijn vaste route. Variatie of een misstap is catastrofaal. Te allen tijde vermijd ik de verrassing. En dat werkt. De mensen zien me niet.”
Iemand loopt met de mobiele telefoon rond in Monza, praat met zijn monsters, Leren riem-bendes, aan toekomstige moordenaars onbekend, lege smoel – how are you. I’m fine. Wie hem zoekt lokaliseert bloedbeeld, frequentie, functie van zenuw en bot. Niemand weet iets over hem. Onvindbaar waar leegte de ruimte overnam en zich voortzet in voortijd, eindtijd, natijd. Hij loopt door de dag, de nacht zonder gemist te worden, zonder gevraagd te worden, business and more. Zonder gevoelens te uiten en binnen te laten. Zonder. Zonder. En is geen stof voor zichzelf en zijn soort. Geen geheim getal, geen code. Volgt geen spoor, laat niets achter human society, niet zijn huis. Komt terug in niemands plaats. Geen reden voor doodslag, gelach, genade. Niet te vinden in chronologie en verschijningen van anderen. Hem eigent geen God en geen hel zich toe.
There is a wall of flesh before the eyes Of John, who yet perceives and hails his King. It is Our Lady’s painful bliss to bring Before mankind the Glory of the skies. Her cousin feels her womb’s sweet burden rise And leap with joy, and she comes forth to sing, With trembling mouth, her words of welcoming. She knows her hidden God, and prophesies.
Saint John, pray for us, weary souls that tarry Where life is withered by sin’s deadly breath. Pray for us, whom the dogs of Satan harry, Saint John, Saint Anne, and Saint Elizabeth. And, Mother Mary, give us Christ to carry Within our hearts, that we may conquer death.
Ik zweer dat ik nu zie dat alles een eeuwige ziel heeft! De bomen, geworteld in de grond… de wieren van de zee… de dieren.
Ik zweer dat ik denk dat er niets anders is dan onsterfelijkheid! Dat het grote plan ervoor is, en het troebele vlot ervoor is, en de samenhang ervoor is, En alle voorbereiding ervoor is… en wezen ervoor is… en leven ervoor is en dood.
achterpeinst de docht aan dagen aan vandaag aan tijd op handen knaagera’s der aardkeveren grimmelend ontjouwen zo niets iets is dan zeker is niets
bepeinst de docht aan zon in het oosten man en vrouw buigzaam en echt met leven voor handen sluimerera’s van jouwloos wachten en de docht aan hunloos jou in deze dagen
gaan er dagen niet voorbij zonder ontjouwing en onthunning en gaan de trage nachten voorbij de trage dagen voorbij en knikt de hand van de dokter met knoken geloken het laken over de leden komen broeders en zusters aldus ontboden huilen kinderen uit hun functie ontheven met recht staan de pillen nutteloos op de plank walmt kamfer door de vertrekken met de hand van in handen klam in de hand onthand bibberen lippen met zoveel met zoveel nog klein op het voorhoofd stokt hart in keel en is er kijken slechts naar lamme leden en ze zijn tastbaar zoals de levenden tastbaar zijn is er kijken met een blik en een hogere vorm van talmen
verpeinst de docht aan rivieren en de sneeuw het rijpen van vruchten en zij zullen onsloos rijpen de docht aan huizen gebouwd ik zie een man hij bouwt een huis dat hem enkele jaren zal dienen ik zie een man hij bouwt een huis dat hem zeventig jaren zal dienen ik zie een man hij bouwt een huis dat hem langer zal dienen ik zie
traag kruipende zwarte lijnen over de aarde gaan zij stoppen te nimmer zijn het de graflijnen hij die president was is begraven hij die president is zal worden begraven
kille golfslag aan kaai van het veer sneeuw en ijs in de rivier half bevroren modder in de straten een grijze moedeloze hemel de laatste stuiptrekkingen van een vale dag in december lijkwagen en koetsen in konvooi langs eerbiedig stilstaan ik zie de begrafenis van een oude koetsier de stoet voornamelijk koetsiers
rap stap naar het kerkhof klok slaat zijn plicht door de poort stilstaan naast gedolven graf levenden stappen uit lijkwagen open kist uitgeladen en neergezet de zweep wordt op de kist gelegd als een zwarte bladerloze bloem van december en vlug vlug scheppen aarde een minuut niemand spreekt of beweegt klaar hij is naar behoren weggedaan
hij was een peer van een okéë vent het mondje rap geroerd opvliegend niet onknap sloeg hij het leven als een oude gabber op de schouders hield wel van een humorgeintje zou zijn leven geven voor een vriend dol op de vrouwtjes gematigd gokker at en dronk met smakken kwister van duiten verloor hij de moed tegen het einde hij werd ziek hij werd geholpen door een bijdrage hij stierf op eenenveertigjarige leeftijd en dat was zijn begrafenis
thumbs up of up yours boezelaar cape handschoenen riem zweep met zorg uitgekozen baas starter uitkijk knecht de kantjes eraf of iemand die de kantjes eraf rechtdoor tweede links eerste man of achterste man een goede of een slechte dag goed spul of slechte spullen de eerste buiten of de laatste binnen en dan onder de wol
verpeinst de docht hoeveel dit alles voor hem was onthemd in aarde
openingskoersen kabinetsberaad dertiende maand de docht ontpeinst hoe wij het al bepeinzen in dagen en nachten hoe anderen het al zullen bepeinzen en wij ontonst niet meer zullen bepeinzen cool kut goed fout bepeinst de docht hoe danig en terdege en hoe wij ontonst voorbij het verschil zullen varen
en dan de dingen van jippie! kijken naar wolken gedichten shoppen op zaterdag in de stad kerstborrel nominatie verkiezing vrouw en hond met kinderen thuis je moeder en je zussen leuk gesnuffelde spulletjes voor het huis ah kijk eens hoe schattig en de docht aan dat loos vloeien in ontjijenikte dagen en dan te denken aan boeren met hun ploeterend geboer om have winst oogst klauwzeer en zwijnenpest en dan te denken de docht van ontnutte aarde in dagen op handen
wat zal zijn zal goed zijn want wat is is goed bepeinzing is goed want goed is ontpeinzen de hemel hijgt hoog hijgen man en vrouw buigzaam en echt met leven voor handen hijgt de dichter in wolken bekeken hijgt de lichtgans in het kozijn de neuspulkende files dit al is geen drogspook maar weegt de aarde onder je stappen is geen echo de docht is doordacht dat jij jezelf bezelft rondzelvig om jezelf verjijt
dat jij vervloeid en ontplopt uit een moeder en vader is niet bedacht om jou te ontbinden het is bedacht om jou aan jou te binden het is niet bedacht om jou te wankelen op weifelende voet het is bedacht om jou op voeten te gaan een iets heeft zich verjout als schering en inslag en alles is nodig geweest het orkest heeft gestemd de baton viel op de één en de gast is gekomen hij had gegoede redenen om zo lang te wachten hij heeft content zijn intrek genomen hij is een van hen die mooi en gelukkig zijn hij is een van hen waarnaar je maar hoeft te kijken om mooi en gelukkig te zijn
de wet van achter de rug kan niet ontdoken de wet van voor handen en op hand kan niet ontdoken de wet van leefsels kan niet ontdoken de wet van voorwaarts en anders kan niet ontdoken de wet van helden en weldoeners kan niet ontdoken de wet van zatlap matennaaier achterbak kan niet ontdoken
traag kruipende zwarte lijnen over de aarde gaan zij stoppen te nimmer de noorderling wordt gedragen en de zuiderling wordt gedragen en zij aan de atlantische kust en zij aan de pacific en zij daartussenin en door het hele land van de mississippi en over de hele aarde de grote maestro’s en de kosmos gaan goed als ze gaan de helden en weldoeners gaan goed de wereldleiders en uitvinders en de grootgrondbezitters en de vromen en voornamen mogen goed gaan maar er gaat een grotere gang in hun gaan en dat is waarom het gaat
de onuitroeibare horden van de onwetenden en slechten zijn niet niets de barbaren van afrika en azië zijn niet niets het gemene volk van europa is niet niets de amerikaanse inboorlingen zijn niet niets een zambo of een voorhoofdloze crowfoot of een camanche is niet niets de geïnfecteerden in het immigrantenziekenhuis zijn niet niets de moordenaar of vuilschurk is niet niets de eeuwige opeenvolging van oppervlakkige mensen is niet niets als zij gaan de hoer is niet niets de bespotter van godsdienst is niet niets als hij gaat ik zal gaan met de rest
ons kent voldoening ik heb gedroomd dat wij niet ontonst zullen lossen en dat de wetten niet ontdoken dat de wet van de weldoener en zatlap niet ontdoken want ik heb gedroomd dat de wet genoeg is ons kent voldoening en er is geen ons geen aarde geen lijf en docht zonder voldoening
ik zal gaan met de rest onontslapen want ontslapen kent geen voldoening tonen van hier en daar een dit of dat en dan onteigenen dat kent geen voldoening en er is geen wet dan de wet die zegt dat wij van het onuitroeibare ras der besten en niet wat ons dochten bedenkt de rotting verraad van maden en ratten zo ik maden zou raden zo zou ik gaan naar de maden denk je dat ik vriendelijk en goedgekleed zou kunnen lopen naar vernietiging?
zo loop ik vriendelijk en goedgekleed en waarheen ik loop kan ik niet syllogismiseren maar ik weet dat ik goed loop want wolken kosmos en wereld zeggen dat ik goed loop wat was en wat is zegt dat ik goed loop
hoe dier zijn de dieren hoe denkbaar mijn docht hoe aards is aarde het kleinste ding op aarde hoe goed is wat goed is en wat slecht is is even goed hoe plant zijn de planten en stenen hoe diep de wateren traagzaam voorhanden gekropen traagzaam voortend voorhanden
de docht van mijn docht kent voldoening de dieren en planten kent voldoening de wetten van aarde en wolken kent voldoening kan ik mijn voldoening niet definiëren toch is het zo kan ik mijn leven niet definiëren toch is het zo
en zo wil mij zweren dat ik weet heb en mijn weet is dat onontslapen dat het grote plan en het troebele vlot ervoor zijn en samenhang ervoor is en voorbereiding ervoor is en wezen ervoor is en dood
De nederdaling van de Heilige Geest over Maria en de apostelen door Ambrosius Francken, vóór 1618
PENTECOST
The week after your father died, I see you walking home after school in your Wimpy Kid T-shirt, and I don’t even know you, but I want to call you over like a kidnapper and tell you it’s only beginning. Your head will always be a lit match like the apostles in the stained glass window when Jesus came back. But he will never come back. I say this because you know but still you will dream of it. You will love books and TV shows about time travel. Like the blue police box you can get inside and go back to the week before last. Or maybe he will find you like he does in these first mornings before you remember. He’ll always be wearing the same shirt when he comes in to wake you, like my dad in his olive stripes, as if he never wore anything else.
In mijn eerste week in Cambridge probeerde een auto vol blanke jongens me van de weg af te rijden en door het raam te spugen, geopend om naar de weg te vragen. Ik vroeg altijd naar de weg en was altijd aan het rijden: naar een Armeense markt in Watertown om vijgen en kaas, abrikozen, donkere specerijen en olijven uit vaten, tubes pasta met onleesbare Arabische labels. ik at gevulde druivenbladeren en zag mijn lippen opzwellen in de spiegel. De vloeren van mijn appartement zouden nooit schoon worden. Telkens als ik andere gekleurde mensen zag, in boekhandels, of musea, of cafetaria’s, snoof ik, glimlachte verlegen, maar ze zouden verdwijnen voordat ik iets zei. Wat zou ik tegen ze hebben gezegd? Kom met mij mee? Breng me naar huis? Ben jij mijn moeder? Nee. Ik zat alleen in talloze Chinese restaurants en at amandel koekjes, dronk thee met lepels en lepels suiker. Popcorn en koffie was het avondeten. Toen ik flauwviel van migraine in de supermarkt, zei een Portugese man boven me: “Geen ontbijt.” Hij gaf me sinaasappelsap en chocoladerepen. De kleur rood stelde gerust bij het zingen van Wagners Walküre. Hele stammen draaiden en trommelden in mijn hoofd. Ik leerde de samba van een Braziliaanse man, zo klein, zo versierd met glitters, dat ik zeker wist dat hij sliep in een filigraan Fabergé-ei. Niemand aan de deur: geen verkopers, Mormonen, meter lezers, verdelgers, geen Harriet Tubman, niemand. Rode tonen klinken in een grijze trolleystad.
Vertaald door Frans Roumen
Onafhankelijk van geboortedata
De Amerikaanse dichteres en docente Laura Read werd geboren in New York in 1970. Read verhuisde in 1973 op 3-jarige leeftijd vanuit New York naar Spokane, nadat haar vader, Richard Cefalu, een baan kreeg aan de Gonzaga University. Haar moeder, Jane, kreeg een jaar later een aanstelling aan de dezelfde universiteit en Read bracht haar jeugd door binnen vier blokken van de campus in de Logan wijk. Na haar afstuderen aan de Gonzaga Preparatory School in 1988 behaalde ze haar bachelor Engels en Frans aan de Gonzaga University. Ze begon haar studie aan de American University in Washington, D.C., maar ze voltooide haar master in schone kunsten aan de Eastern Washington University, omdat ze weer naar Spokane verhuisde om te trouwen. Read doceert compositie, literatuur en cursussen creatief schrijven aan het Spokane Falls Community College. Ze heeft gedichten gepubliceerd in verschillende tijdschriften, meest recentelijk in Rattle, Mississippi Review, Third Wednesday en Bellingham Review. Haar chapbook, “The Chewbacca on Hollywood Boulevard Reminds Me of You”, won in 2010 de Floating Bridge Chapbook Award. Haar eerste poëziebundel, “Instructions for My Mother’s Funeral” uit 2012, werd gepubliceerd door de University of Pittsburgh Press en won in 2011 de Donald Hall Prize in Poetry. Haar tweede bundel “Dresses from the Old Country” verscheen in 2018. Laura Read was van 2015-2017 poet laureate van Spokane.
SELF-PORTRAIT WITH SEAWEED AND MICA
I am sitting on the porch on our house on 19th staring at the tree I am too frightened to climb. I am amazed by my legs. They are short and round with little blonde hairs that shine in the sun. I like them. I have a scar on my right hand, close to my thumb, where a mother Dalmatian bit me when I tried to pet her puppy. The scar looks like a crescent moon in the daytime.
I am sitting in my desk at school, looking down at my stomach, thinking it wouldn’t be that hard to just slice it off. But how will I hide what I’ve done?
I am swimming in Mica Bay with my boyfriend. He can’t float so I put my hand under his back. You have to let yourself fall into the water, I tell him. He can’t. Mica is shining slivers in a rock. The stars pull their needles through the water.
In the water, my body is secretly beautiful. I am a seal who has to wear the body of a woman. No one has touched it and said don’t tell anyone. No boy has kept his picture of Tina on his dresser, putting it facedown when I come over. I have never met Tina but I picture her driving down a California freeway in a red convertible that matches her red nails and lips. She is tan and thin, but in the water,
our bodies are the same, our limbs light and swaying like a willow tree’s branches. I loved willow trees when I was a child. You could go inside them and no one knew you were there.
I have a C-section scar. Sometimes it still hurts when I roll over in bed. When I open my eyes underwater, for a moment I can’t tell the difference between the seaweed and my hair.
„Bei den Kindern fing ich vor acht Jahren an. Dazu Anlaß gaben mir Fleiß beim Federreißen, gutes Benehmen und mein Geburtstag im Mai, zu dem ich die fünfundzwanzig Schulkinder einlud. Um zwölf Uhr war Abfahrt nach dem Wald. Um neun kehrten wir zu den vor der Tür wartenden Eltern heim. Kosten: fünfundzwanzig Liter Malzkaffee zu einer Mark und jedem Kind ein Brötchen für fünf Pfennig. Kleine Sachen und Geschenke fallen fort, wenn Eintrittsgeld gezahlt werden muß. Wir sind hundertzwanzig Menschen auf einem Gut von tausendzweihundert Morgen. Auf je zehn Morgen entfällt ein Mensch. Niemals werden zwölf Mark überschritten. Eine Extraausgabe war die Beschaffung von Material für die selbstgemachten Landesfahnen und die Vereinswimpel, die aber Jahrzehnte überdauern können, wenn sie im Gutshaus aufbewahrt werden. Allerdings nur dann. Das Ziel der Fahrten wechselt. Immer verläuft der Ausflug schön und ohne Mißklang auch für meine Besucher, die mich begleiten. Zur besseren Beaufsichtigung werden Scharwerkerinnen mitgenommen. Bei Gelegenheit konnte ich feststellen, daß die Mädchen wenige unserer schönen Volkslieder kannten, und um mit ihnen in Zusammenhang zu bleiben, bestellte ich sie mir zu Winteranfang für eine Gesangsstunde am Sonnabend abend. Verlegen und erstaunt kamen alle. Mit den Hausmädchen waren es fünfzehn. Kosten entstanden nicht, da ich alte Schulbücher benutzte. Drei Jahre lang haben wir regelmäßig geübt, um bei Familienfestlichkeiten im Dorf tätig werden zu können. Als dann der Sonnabend wegen der länger gewordenen Arbeitstage nicht mehr geeignet war, verlegten wir den Unterricht auf Sonntag abend und in den Garten. Störend war nur, daß während unserer Stunden die männliche Jugend hinter dem Zaun versteckt mitgrölte. Wir brachten sie um etwas, scheint mir. So beschloß ich, auch sie heranzunehmen, was nach einigen Schwierigkeiten gelang. Als im vorigen Herbst die geregelten Stunden wieder begannen, erschienen auf meine Bestellung alle neunzehn jungen Leute ohne Ausnahme, betrugen sich angemessen, sahen mir bei Gesprächen in die Augen und fehlten ohne ausreichende Entschuldigung nicht eine Stunde. Lediglich einmal kam es nach der Zusammenkunft zu einem Brand in einem Strohschober. Wenigstens gehörte das Stroh dem Pächter, über dessen Frau und ihr Benehmen, besonders ihre Gemeinsamkeit mit ortsfremden Personen, wir uns oft beklagt haben. Im Dezember wurde bedauerlicherweise die Dorfkirche erbrochen. Pfarrer Brummhard hatte in jener Nacht keinen Mut, Ordnung zu schaffen, sprach später aber von einem ekelhaft ausschweifenden Gelage, das stattgefunden habe.“
We saw his light break through the cloud of glory Whilst we were rooted still in time and place As earth became a part of Heaven’s story And heaven opened to his human face. We saw him go and yet we were not parted He took us with him to the heart of things The heart that broke for all the broken-hearted Is whole and Heaven-centred now, and sings, Sings in the strength that rises out of weakness, Sings through the clouds that veil him from our sight, Whilst we our selves become his clouds of witness And sing the waning darkness into light, His light in us, and ours in him concealed, Which all creation waits to see revealed .
Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen!
Osterpredigt in Reimen
Verehrter Mitmensch, höre und vernimm Freundwillig mit Hulden und ohne Grimm: Dieweil es nun Ostern geworden ist, Sollst du, von welcher Art du auch bist, Ob Heide, Jude, Moslem, Christ, Durchaus vergnügt im Herzen sein, Osterwürdig und osterrein.
Mit einem Birkenreise kehre Aus deiner Seele den Geist der Schwere! Der Wenns und Abers und Achs und Os, Die hart und starr dein Herz umwindet, Dass der Geist der Leichte kaum Eingang findet, Mache dich hurtig und heiter los!
Du brauchst nichts weiter dazuzutun, Als dich im Grünen auszuruhn. Da atmet sichs sehr wonnig ein, Was dir das Herz macht frei und rein: Der jungen Blumen frischer Hauch; Und die Augen haben der Wonne auch, Denn nichts ist lieblicher anzusehn, Als wie sie da hold beisammenstehn, Blau, weiß und rosa, klar und licht, Der Erde süßestes Ostergedicht.
An ihnen dir ein Beispiel zu nehmen, Sollst du, ach Mensch, dich keineswegs schämen!
Vergiss dein Gehirn eine Weile und sei Gedankenlos dem lieben Leben Blumeninnig hingegeben; Vergiss dein Begehren, vergiss dein Streben Und sei in seliger Einfalt frei Des Zwangs, der dich durchs Hirn regiert!
Er hat dich freilich hoch geführt Und vieles dir zu wissen gegeben, Aber das allertiefste Leben Wird nicht gewusst, wird nur gespürt. Der Blumen zarte Wurzeln fühlen Im keimlebendigen, frühlingskühlen Erdboden mehr von ihm als du. Und bist doch auch ein Kind der Erde. Dass sie nicht sinnenfremd dir werde, Wende ihr heut die Sinne zu!
Das ist der festlich tiefe Sinn Der Ostertage: Mit Entzücken Sollst du zum Mutterschoß dich bücken. Gib heut, o Mensch, dich innerst zu beglücken, Der Mutter Erde frühlingsfromm dich hin!
De Nederlandse dichteres en vertaalster Eva Gerlach (pseudoniem van Margaret Dijkstra) werd geboren in Amsterdam op 9 april 1948. Zie ook alle tags voor Eva Gerlach op dit blog.
Veergeld 1
Liggen we ’s nachts met de doden die op ons gaan zitten ons strelen met handen van talk bergamot en citroen
bij elke beweging levender: Han met de tanden Mentja met puilende ogen, iets in ons haalt ze over
door te gaan, toe dan, aderen zwellen op vellen als gedroogd bloemblad, een schrift van verwarring
verwijzing: nu wil ik mijn oma Tsjoetsjoe, trillend, het ei van de struma beweegt
in haar hals en de hel breekt los, rent ze met loshangend haar, de doden klemmen zich vast
wie zich verstopt kan nooit meer weg, blijft daar dubbelgevouwen steken zwart in zwart – : liefje
slaap je? ik moet je smoren, jij mij tegelijk! waar is je kussen, hoe laten ze anders los –
De ochtend wekt ons met geluid van vracht wagens door de straat, de muren trillen
en we kijken naar buiten, het raam hangt scheef, in de verte zien we de bergen, maar op de manier van de vlieg.
Figuur over de rivier gebogen 2
Zullen we nou nog gaan vissen of niet. Kijk de hengels, allemaal gisteren voor je gekocht alle twintig, je kwam niet en ik kon je nergens vinden.
Dus dit is het aas het zoetste zingen en fluiten en daar staat de picknickmand vol met zelfrijzend verschiet en hier heb je eersteklas stof waarmee ik je aankleed,
wil je het. Of toch liever niet nee ik ga al blijf rustig hier bij de graten schubben en staarten. Verteer maar ik breng je nog wat.
Terug
Vannacht reed ik met je naar wat je zei, je zat voorop en riep wat je bedoelde. Wij stopten bij de horizon, daar bloeiden achter de lage dijk de sterrenvelden.
Toen kwamen kleine dieren uit de greppel de steil opsprongen tussen jou en mij, die aten van ons goed en met hun hoeven verschrikkelijk tegen onze levens sloegen.
Wij veegden elkaar schoon en liepen verder: kronen zouden wij vlechten; maar er kwam wind over ijs en water aan geblazen die ons naar huis en naar gebrek meenam.
Daar nog steeds heuvels, de duisternis, maar goed te beklimmen, van veraf naderen de vlaktes , met de wind mee hun gehuil.
Over het bos. De rivier komt, de berkenbosjes gaan tot aan de muur, torens, sterren rond de koepels, het gouden dak heft aan kettingen een kruis omhoog.
Daar in de donkere stilte licht, zingen, zoals onder de aarde eerst, klokken, slagen, van de stemmen het hanengekraai
en omarming van briesjes, klinkende briesjes, op witte muurtorens, de hoge torens van licht, ik heb jouw ogen, ik heb jouw wang, ik heb jouw mond, opgestaan is de Heer, zo roept, ogen, roep, wang, roep, mond, roep hosanna.