Norbert Krapf, Astrid Lindgren, P. J. O’Rourke, Jonathan van het Reve, Olga Grjasnowa, René de Clercq, Jurga Ivanauskaitė, Karla Schneider, Peter Orner

De Amerikaanse dichter, schrijver en vertaler Norbert Krapf werd geboren op 14 november 1943 in Jasper, Indiana. Zie ook alle tags voor Norbert Krapf op dit blog.

 

Sancho Panza’s Beans

No Palm Sunday King,
I follow on my ass
wherever the master goes.
My saddle bags are full
of beans, garlic, and onion
which I boil on the fire
at night to feed his chimera.
I give him beans at night and he
makes poems during the day.
Him I serve, and his poem
that looks like a lance he
would stick into a windmill.
His poem is his salvation
which it is mine to serve.
We all have our means of expression.
I ride high on my ass with my bags
full of beans and say to myself,
“My kingdom for a bean or a poem.”

 

Black Cat Blues

Oh the Gasthaus is still closed,
the beer taps have dripped dry,
the stove is cold in the kitchen
and the Stammtisch is as quiet
as the church on Saturday night

when out on the sidewalk
at the first crack of dawn
struts the meanest-lookin’ black
cat these poor eyes ever did see.

Lord, have mercy, I’ll never
drink one too many again,
I’ll go to church every Sunday
and every First Friday too,

if only you make that mean
ole black cat keep struttin’
his stuff down the Hauptstrasse
right past the Gasthaus door.

 

 
Norbert Krapf (Jasper, 14 november 1943)

 

De Zweedse schrijfster Astrid Lindgren werd als Astrid Ericsson geboren op 14 november 1907 en groeide op op de boerderij Näs in Vimmerby in Småland. Zie ook alle tags voor Astrid Lindgren op dit blog.

Uit: Pippi Langkous (Vertaald door Liesbeth Zuiderveen Borgesius-Wildschut en Saskia Ferwerd)

“Wat zou dat?’ zei Pippi. ‘We leven toch in een vrij land? Mag je niet lopen zoals je wilt? Bovendien lopen in Egypte alle mensen zo, en niemand vindt dat raar.’
‘Hoe weet je dat?’ vroeg Tommy. ‘Je bent toch nooit in Egypte geweest?’
‘Ik nooit in Egypte geweest?! Ik ben overal op de hele wereld ge¬weest en ik heb nog veel gekkere dingen gezien dan mensen die achterstevoren lopen. In India lopen de mensen op hun handen!’
‘Je liegt,’ zei Tommy.
Pippi dacht even na.
‘Ja, ik jok,’ zei ze verdrietig.
‘Jokken is stout,’ zei Annika, die nu eindelijk ook haar mond open durfde te doen.
Ja, het is heel stout om te jokken,’ zei Pippi nog verdrietiger. ‘Alleen vergeet ik dat weleens. Hoe moet een klein meisje, dat een moeder heeft die een engel is en een vader die koning is op een eiland in de Stille Zuidzee, en dat zelf haar hele leven heeft gevaren, nou altijd de waarheid spreken? En bovendien is er in Kongo in Afrika geen mens die de waarheid spreekt,’ zei Pippi toen stralend. ‘Ze jokken daar de hele dag! Van zeven uur ’s morgens tot zonsondergang! Dus áls ik eens per ongeluk een keertje jok, dan moeten jullie maar den¬ken dat het alleen komt doordat ik een beetje te lang in Kongo in Afrika ben geweest. We kunnen toch wel vriendjes zijn?’
‘Ja hoor,’ zei Tommy. Hij voelde plotseling dat het vandaag geen saaie dag zou worden.
‘Komen jullie bij mij eten?’ vroeg Pippi.
‘Ja leuk,’ zei Tommy. ‘Kom Annika, dat doen we.’
‘Ja!’ zei Annika.
‘Maar eerst moet ik jullie nog voorstellen aan meneer Nilsson,’ zei Pippi. En toen nam het aapje beleefd zijn hoed af.
Ze gingen door het gammele hek van Villa Kakelbont. Daarna liepen ze over het grindpad langs met mos begroeide bomen naar het huis met de veranda. Daar stond het paard haver aan te eten uit een soepbord.
‘Waarom heb je een paard op de veranda?’ vroeg Tommy. Alle paarden die hij kende, woonden in een stal.”

 

 
Astrid Lindgren (14 november 1907 – 28 januari 2002)
Scene uit de gelijknamige film uit 1969

 

De Amerikaanse journalist en schrijver P. J. O’Rourke werd geboren op 14 november 1947 in Toledo, Ohio. Zie ook alle tags voor P. J. O’Rourke op dit blog.

Uit: Eat The Rich

“I had one fundamental question about economics: Why do some places prosper and thrive while others just suck? It’s not a matter of brains. No part of the earth (with the possible exception of Brentwood) is dumber than Beverly Hills, and the residents are wading in gravy. In Russia, meanwhile, where chess is a spectator sport, they’re boiling stones for soup. Nor can education be the reason. Fourth graders in the American school system know what a condom is but aren’t sure about 9 x 7. Natural resources aren’t the answer. Africa has diamonds, gold, uranium, you name it. Scandinavia has little and is frozen besides. Maybe culture is the key, but wealthy regions such as the local mall are famous for lacking it.
Perhaps the good life’s secret lies in civilization. The Chinese had an ancient and sophisticated civilization when my relatives were hunkering naked in trees. (Admittedly that was last week, but they’d been drinking.) In 1000 B.C., when Europeans were barely using metal to hit each other over the head, the Zhou dynasty Chinese were casting ornate wine vessels big enough to take a bath in–something else no contemporary European had done. Yet, today, China stinks.
Government does not cause affluence. Citizens of totalitarian countries have plenty of government and nothing of anything else. And absence of government doesn’t work, either. For a million years mankind had no government at all, and everyone’s relatives were naked in trees. Plain hard work is not the source of plenty. The poorer people are, the plainer and harder is the work that they do. The better-off play golf. And technology provides no guarantee of creature comforts. The most wretched locales in the world are well-supplied with complex and up-to-date technology–in the form of weapons.”

 

 
P.J. O’Rourke (Toledo, Ohio, 14 november 1947)
Cover

 

De Nederlandse schrijver en columnist Jonathan van het Reve werd geboren op 14 november 1983 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Jonathan van het Reve op dit blog.

 

Uit: De boot en het meisje

`Ik heb misschien een boot.’
Rosa reageert niet. Ze zit met haar benen over elkaar aan de bar en bladert door een tijdschrift. M en toe drinkt ze door een rietje van haar cocktail.
`Hé?’ zeg ik. ‘Roos?’
`Ja?’
`Hoor je wat ik zeg?’
Nu kijkt ze mij aan ‘Ja,’ zegt ze. ‘Wat voor boot heb je misschien?’
`Een grote,’ zeg ik. ‘Om op te wonen.’
`Dat meen je toch niet? En ga je dan geen huis meer kopen?’ Ze houdt haar vinger op de plek waar ze gebleven was met lezen.
`Nee!’ zeg ik. ‘Dat zeg ik: ik ga op een boot wonen.’
`Jezes Leo, wat een stom plan. Waar leg je hem dan neer? Op Vlieland?’
`Nee, gewoon, hier, in een gracht of in de Amstel.’
`Getverdemme; zegt ze. ‘Een woonboot.’ Ze leest verder.
`Hoezo getverdemme? Het is geen woonboot, het is een zeilboot. Eentje die het echt doet, met een mast en een motor. In de zomer kunnen we dan over het Wad naar Denemarken varen.’
Rosa kijkt weer op.
`Jezesmina,’ zegt ze. `Je meent het echt. En wat bedoel je met “misschien”? Waar hangt het van af of je hem “hebt”?’
`Nergens van. Ik heb de eigenaar al de hand geschud over de telefoon. Ik hoef hem alleen nog maar op te halen.’
`Sjongejonge, Leo. Goed werk hoor.’ Ze neemt een slokje en gaat verder met lezen. Ik bestel nog een biertje. In mijn hoofd stel ik alvast een gastenlijst samen voor de zeiltocht van deze zomer. Vijf mannen, vijf vrouwen, geen honden, geen kinderen. Ideaal. Tenzij niemand kan, want dan ga ik lekker alleen met Rosa. En om haar op stang te jagen verschijn ik dan steeds aan dek met een pijp en een schipperspet.
`Ik ga hem dit weekend halen,’ zeg ik. `Ga je mee? Ik kan wel wat hulp gebruiken.’
Rosa kijkt glazig. Ze legt haar vinger weer op de plek waar ze is.
`Zondag kan ik,’ zegt ze. ‘Zaterdag moet ik misschien werken. Maar hoe lang weet je dit eigenlijk al?’

 

 
Jonathan van het Reve (Amsterdam, 14 november 1983)

 

De Duitse schrijfster Olga Grjasnowa werd geboren op 14 november 1984 in Baku, Azerbeidzjan. Zie ook alle tags voor Olga Grjasnowa op dit blog.

Uit: Die juristische Unschärfe einer Ehe

“Leylas Zelle maß drei mal zwei Meter und sah aus wie der Hauptschauplatz eines schlechten Film Noir. Eine harte Pritsche und ein winziges vergittertes Fenster. Die Luft war stickig, und die Tage dehnten sich schamlos aus. Die meiste Zeit über lag Leyla auf dem Bauch, ihre Hände mit Handschellen auf den Rücken gefesselt. Ihr Körper widerte sie an. Sie hatte seit einer Woche nicht mehr geduscht. Auf ihrem Kleid waren mehrere Schichten Blut und Schweiß übereinander getrocknet. Sie war wegen illegaler Autorennen in der Innenstadt von Baku festgenommen worden. Die offizielle Anklage hätte »Rowdytum« lauten können, doch eine Anklage wurde nicht einmal erhoben. Autorennen gehörten zu den Hobbys der Goldenen Aseri-Jugend, und sie waren die letzte Möglichkeit der Revolte. Reiche Sprösslinge kauften sich von ihrem Taschengeld alte sowjetische Autos, auf die man einst ein Jahrzehnt warten musste. Die Rennen fanden bei Nacht und ausschließlich in belebten Gegenden statt, nicht selten kamen dabei Fußgänger ums Leben, was den Charme des Ganzen natürlich erhöhte. Niemand wusste, wer diese Autorennen erfunden hatte. Die Inhaftierten gaben nichts preis – und die Wärter fragten nicht nach. Bei der Präsidentenfamilie waren die Autorennen verpönt und gehörten zu den wenigen Vergehen, die sich nicht mit Geld regeln ließen. Die jungen Fahrer, es war noch nie jemand festgenommen worden, der älter als sechsundzwanzig gewesen wäre, wurden in der Regel auf der Polizeiwache festgehalten und von mehreren Beamten abwechselnd verprügelt. Eine durchaus gängige, ja sogar für diese Breitengrade harmlose Praxis. Und so wurde Leyla dreimal täglich von einem jungen Polizeischüler abgeholt und in Handschellen ins Untersuchungszimmer geführt. Es war derselbe Junge, der ihr das Wasser und das Essen brachte – schmächtig, von kleinem Wuchs und mit dem traurigen Blick eines ewigen Verlierers.
Das Untersuchungszimmer war geräumig und bis auf einen schmalen Tisch und zwei Stühle leer. Er band Leylas Hand- und Fußgelenke fest. Erst während der Fixierung kam der zweite Polizeischüler hinzu: eine operierte Hasenscharte, zwei Goldzähne und ansonsten symmetrische Züge mit zart geschwungenen Augenbrauen, die nicht zum unteren Teil des Gesichts passen wollten. Sie würde ihn wiedererkennen, egal, wann und wo. Seine rechte Hand wanderte langsam über Leylas Oberschenkel, verblieb bei der Scham, fand ihren Weg in ihre Unterhose, richtete dort ruhig und bestimmt ihr Unheil an und ließ nur ab, um sich den Rotz wegzuwischen, den Leyla tief aus ihrer Kehle in sein Gesicht geschleudert hatte. Womöglich gefiel ihm Leylas undurchdringlicher Hochmut. Als er fertig war, schlug er ihr mehrmals und mit solcher Wucht ins Gesicht, dass sie das Bewusstsein verlor. Beim Aufwachen schmeckte sie Blut in ihrem Mund und spürte eine Hand auf ihrer Brust.“

 

 
Olga Grjasnowa (Bakoe, 14 november 1984)

 

De Vlaamse schrijver, dichter, politiek activist en componist René Desiderius de Clercq werd geboren in Deerlijk op 14 november 1877. Zie ook alle tags voor René de Clercq op dit blog.

 

Niet iedereen kan heiden zijn

Niet iedereen kan heiden zijn.
Daartoe hoort kracht en moed;
een vast geloof in zon en wijn,
en blijde lust in ’t bloed.

Niet iedereen voelt zijn verlangst
voldaan op aardes schoot,
schrijdt door het leven zonder angst,
en zonder klacht ten dood.

De aardeling heeft aarde schier
Te moederlijk verwend.
De heiden leef zijn leven hier
in schoonheid tot het end.

De leeuwerik zingt van ’s ochtends vroeg.
De hemel, waar hij vliegt,
is hoog genoeg, is schoon genoeg.
Elk’ and’re hemel liegt.

Elk’ and’re hemel is een waan.
Alleen het luchtgewelf,
de diepten, waar de sterren staan,
bloeit heerlijk in mijzelf.

 

Oorlog teistert

Oorlog teistert. Alleroorden
Loert de dood op buit.
Krachtigen schrikken, heiligen moorden,
De wereld roeit haar eigen uit.

Arbeid, armoe, ziekte en zorgen
Verdwijnen voor de éne angst.
De dagen duren, de nachten langst;
Wat brengt de morgen?

 

 
René de Clercq (14 november 1877 – 12 juni 1932)

 

De Litouwse dichteres en schrijfster Jurga Ivanauskaitė werd geboren in Vilnius op 14 november 1961. Zie ook alle tags voor Jurga Ivanauskaitė op dit blog.

 

On the Plane

Those sitting by
the emergency exit
should abandon everything
but hope.

No doubt no doubt
handbags and briefcases
will hinder a headlong fall
from the dropping liner.

Wraps, throws, or cloaks
are not needed either,
hungry interspatial spirits
might get entangled in them.

The beards of poets
are less than desirable,
the devil grabs them
first of all.

It is advisable to shave
even leg hairs,
when erect they become sharp
and might tear the clouds.

It is necessary to
take off all clothes
be naked as newborns,
lovers or corpses.

Nudity is unavoidable
at crucial moments—
as in Bosch’s Paradise and Hell
or in Memling’s Last Judgment.

Everyone once fallen
is already swarming
with ruthless smiles
between the propeller’s wings.

 

Uit: 108 moons

108 moons stiffen in a rosary
falling stars stick in the snow
on a dazzled night at the foot of Kailash
time is not passing not passing not passing not passing not passing

 

Vertaald door Paul Perry en Ruta Suchodolskyte.

 

 
Jurga Ivanauskaitė (14 november 1961 – 17 februari 2007)

 

De Duitse schrijfster Karla Schneider werd op 14 november 1938 geboren in Dresden. Zie ook alle tags voor Karla Schneider op dit blog.

Uit: Der Sommer, als ich Filmstar war

„So hatte er es sich selbst zuzuschreiben, dass gestern Abend keiner hatte Abschied feiern wollen.Jedenfalls nicht mit ihm. Wegen seiner Schinderei. Ich war vergattert worden,das Zeichenzugeben,wenn er mit seinem Bett zusammenkrachte. Die Dreibett-Klosterzelle, wo ich mit dem Frettchen und »Neonore Niebermann« (die wegen Polypen kein L sprechen konnte) schlief, stieß nämlich an die Zelle, wo die Ölsardine sich einquartiert hatte. Seine Bettstelle und meine standen praktisch Wand an Wand. Zwei Jungen hatten während des Abendbrots Austreten vorgetäuscht und das Oelsner-Bett präpariert. Das heißt, ausgehängt,ohnedassmanesvonaußensehenkonnte. Kaum hatte ich das freudige Ereignis gemeldet, hatten die Jungen einen armdicken Knüppel unter Ölsardines Türklinke verkeilt. Wir hatten uns darauf gefreut, wie er zetern und krakeelen würde, auf die Klinke hauen und drohen. Aber er gab keinen Mucks von sich. Er wusste wahrscheinlich noch von früheren Fällen her, dass das nichts brachte. Eigentlich hatten wir mit der Nacht ohne Ölsardine dann nicht mehr viel anfangen können. Ihn einzusperrenwarderGipfelgewesen. Zwei aus der Klasse konnten freihändig, also ohne Noten, Klavier spielen, aber immer nur dieselben drei Stücke. Andere Musik gab es in dem gottverlassenen Heim auf dem Simmersberg nicht. Möglich, dass die Heimleiterfamilie im Nachbarhaus Radio hatte, aber das nützte uns einen kalten Kaffee. Wir versuchten es noch mit Gesellschaftsspielen, Flaschendrehen und so, aber es wurde ziemlich schnell öde. Und überhaupt waren wir von der stundenlangen Wanderung und dem Anstieg auf den Berg, zum Landheim,dochreichlichkaputt. Gähnend versuchten wir, trotzdem noch ein paar Stunden durchzuhalten,damit Ölsardine,wenn er horchte,nicht dachte, wir würden unser Fest nicht rauschend genießen.“

 


Karla Schneider (Dresden, 14 november 1938)
Cover

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Amerikaanse schrijver Peter Orner werd in 1968 in Chicago geboren. Zie ook alle tags voor Peter Orner op dit blog.

Uit: Am I Alone Here?

“I’m in the cafeteria of San Francisco General Hospital. I come here once in a while. It’s a nice place to be distracted. I’ve been thinking about Chekhov, or trying to. I keep getting distracted. I have also come here today because I’m following up on a notion that in a hospital I’m closer to death than when I sit distracted in other places. I’ve seen no death today in this cafeteria. I’ve seen salads. Pudding. One of the doctors across the table from me is eating a bowl of strawberries while she tells another doctor about a third doctor’s relationship with, it seems, a fourth doctor. Married, kids.
“She’s so hard to talk to sometimes because her logic is so flawed. The crap she puts up with boggles the mind.”
“Where’s he based, this promiscuous pediatrician?”
“Parnassus.”
“Apollo on his mountain. Should have guessed. Prick. Comes down and slums it at General.”
Some patients down at the other end of the table keep high-fiving each other. I can’t make out what they’re celebrating. There — they did it again. High-five! There’s also a man doing laps around the cafeteria, shouting into a cell phone. I’ve seen him here before. “I’m telling you,” he shouts, “it’s the military industrial prison complex. Eisenhower warned us of this in his final State of the Union. Ike, who would have thought he’d be the one …”
Chekhov is sometimes called with, to my ear, a tinge of dismissal a “realistic” writer. As if Chekhov was merely the sort of writer, a realistic sort of writer, who merely records what he sees. He does it pretty well — if you like that sort of thing. Realism (or realisticism?) is what is, plain and simple. I wonder if this idea doesn’t give short shrift to experience itself by suggesting that there is some kind of objective reality that is the same for everybody.
And I don’t just mean the guy talking about President Eisenhower. Another lap. Here he comes again. No, wait. Now he’s talking to Eisenhower. No, sir, they didn’t heed you, sir. Not Lockheed Martin, not McDonnell Douglas, not Congress, nobody; they took your prophecy and stuffed it down the throats of we the people, plunked down another $3.5 million for a fighter jet — how many meatballs is that? Johnson said guns and butter, but he lied, while you, sir, you had the courage to call a spade a spade and nobody ever gave you a speck of credit because of course you helped create the mess in the first place, but at least you spelled it … No, sir, please, no false modesty, it was you …”

 


Peter Orner (Chicago, 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e november ook mijn blog van 14 november 2015 deel 2.

Norbert Krapf, Jonathan van het Reve, Olga Grjasnowa, Astrid Lindgren, René de Clercq, P.J. O’Rourke, Jurga Ivanauskaitė, Peter Orner

De Amerikaanse dichter, schrijver en vertaler Norbert Krapf werd geboren op 14 november 1943 in Jasper, Indiana. Zie ook alle tags voor Norbert Krapf op dit blog.

 

The Campfire Poets

Coming down a back road,
I saw a campfire in the woods.

Tired, I wandered over,
slipped off my backpack,

looked down at a man and woman
whose eyes burned like coal.

He was fleshy, had a bushy gray beard;
she was petite, bursting with dark energy.

He said he was the poet of the body and soul
and all people; she said she wrote letters

to a world that never wrote back.
They moved a bit apart, he motioned

me to sit down between them,
and I knew I’d found eternity

off the side of a back road
in the hill country woods.

 

Emily Dickinson’s Song

Sing me a song, Emily,
I said, and she laid one
on me like I never heard.

At once I tumbled head
over heels into the dark
that was somewhere inside

and hit millions of worlds
I never knew existed
and my eyes went out

and then somewhere else
I woke up and saw
that I had come into

a searing light that
turned everything in view
into x-ray versions

of the objects that were
like shadows in a cave
where Plato lived.

Then I looked up
and Emily sat smiling
in her white dress.

 

 
Norbert Krapf (Jasper, 14 november 1943)

 

Lees verder “Norbert Krapf, Jonathan van het Reve, Olga Grjasnowa, Astrid Lindgren, René de Clercq, P.J. O’Rourke, Jurga Ivanauskaitė, Peter Orner”

Norbert Krapf, Astrid Lindgren, Jonathan van het Reve, René de Clercq, Chloe Aridjis, P.J. O’Rourke, Karla Schneider, Peter Orner

De Amerikaanse dichter, schrijver en vertaler Norbert Krapf werd geboren op 14 november 1943 in Jasper, Indiana. Zie ook alle tags voor Norbert Krapf op dit blog.

 

Chamomile

Along the border
of an Indiana garden
beside a cold frame

my great-grandparents
cultivated you for
the herb-blossom tea
they believed cured
most of their ills.

Oh calmer of nerves
and delirium tremens,
soother of headaches
and preventer of nightmares,
repeller of insects
and softener of hair

Oh spirit whose steamed
essence unclogged
my infected sinuses
in the Black Forest
and eased my eyelids
toward sleep

may your feathery
foliage and sunburst
flowers flourish in
the herb garden outside
the kitchen window.

 

Evening Song
(after Matthias Claudius, 1740-1815)

The moon has risen,
the tiny golden stars shine
bright and clear in the heavens.
The woods are black and silent
and the white mist rises
mysteriously from the meadows.

How still is the world,
and cozy and friendly
in the cover of dusk,
like a quiet chamber
where you can sleep away
and forget the misery of day.

See the moon up there?
You can see only half of it,
yet it is round and beautiful.
So indeed are many things
which we laugh at too easily,
because we cannot see them.

 

 
Norbert Krapf (Jasper, 14 november 1943)

Lees verder “Norbert Krapf, Astrid Lindgren, Jonathan van het Reve, René de Clercq, Chloe Aridjis, P.J. O’Rourke, Karla Schneider, Peter Orner”

Norbert Krapf, Astrid Lindgren, Jonathan van het Reve, René de Clercq, Chloe Aridjis, Peter Orner, P.J. O’Rourke, Karla Schneider

De Amerikaanse dichter, schrijver en vertaler Norbert Krapf werd geboren op 14 november 1943 in Jasper, Indiana. Zie ook alle tags voor Norbert Krapf op dit blog.

 

Dogwoods and Redbuds for Rita

We come driving south
into the hills in the rain,
to settle you into the earth.

Dogwoods and redbuds for Rita,
white and pink in the woods
turning green with new leaves
unfurling everywhere sheath wet.

You suffered for so many years
the agony of trying to speak
we must send you off with
a gift of very few words,
our father’s baby sister,
last of ten children,
released at eighty-six.

We give you dogwoods and redbuds
in blossom and green leaves opening.
We give you gentle rain falling
on the rolling hills we love.

We give you dogwoods and redbuds
and rain falling on new leaves, Rita.

We form a choir of relatives
and sing thee to thy rest,

and sing thee to thy rest.

 

The Family Farm: for Wendell Berry

11.
Catalpa beans hang
dry as dead bones.
An old tractor stands
in the shed like
a sagging work horse
put out to pasture.
The hollyhocks and mums
no longer come up strong.
The silo wears stains
up and down its ribs,
the barn door
no longer closes,
and the coon hounds
have fallen asleep
forever beneath
the old walnut tree.

 

 
Norbert Krapf (Jasper, 14 november 1943)

Lees verder “Norbert Krapf, Astrid Lindgren, Jonathan van het Reve, René de Clercq, Chloe Aridjis, Peter Orner, P.J. O’Rourke, Karla Schneider”

Astrid Lindgren, P.J. O’Rourke, Jonathan van het Reve, Karla Schneider, Jurga Ivanauskaitė

De Zweedse schrijfster Astrid Lindgren werd als Astrid Ericsson geboren op 14 november 1907 en groeide op op de boerderij Näs in Vimmerby in Småland. Zie ook alle tags voor Astrid Lindgren op dit blog.

 

Uit: Pippi Langstrumpf (Vertaald door Cäcilie Heinig)

„Am Rand der kleinen, kleinen Stadt lag ein alter verwahrloster Garten. In dem Garten stand ein altes Haus und in dem Haus wohnte Pippi Langstrumpf. Sie war neun Jahre alt und sie wohnte ganz allein dort. Sie hatte keine Mama und keinen Papa, und eigentlich war das sehr schön, denn so gab es niemanden, der ihr sagen konnte, dass sie schlafen gehen sollte, wenn sie gerade mitten im schönsten Spiel war, und niemand, der sie zwingen konnte, Lebertran zu nehmen, wenn sie lieber Bonbons essen wollte.

Prinzessin Pippi Früher hatte Pippi mal einen Papa gehabt, den sie schrecklich lieb hatte. Ja, sie hatte natürlich auch eine Mama gehabt, aber das war so lange her, dass sie sich gar nicht mehr daran erinnern konnte. Die Mama war gestorben, als Pippi noch ein ganz kleines Ding war, das in der Wiege lag und so furchtbar schrie, dass es niemand in ihrer Nähe aushalten konnte. Pippi glaubte, dass ihre Mama nun oben im Himmel war und durch ein kleines Loch auf ihr Mädchen runterguckte, und Pippi winkte oft zu ihr hinauf und sagte:

“Hab keine Angst um mich! Ich komm immer zurecht!”

Ihren Papa hatte Pippi nicht vergessen. Er war Kapitän und segelte über die großen Meere, und Pippi war mit ihm auf seinem Schiff gesegelt, bis er einmal bei einem Sturm ins Meer geweht worden und verschwunden war. Aber Pippi war ganz sicher, dass er eines Tages zurückkommen würde. Sie glaubte überhaupt nicht, dass er ertrunken sein könnte. Sie glaubte, dass er auf einer Insel an Land geschwemmt worden war, wo viele Eingeborene wohnten, und dass ihr Papa König über alle Eingeborene geworden war und jeden Tag eine goldene Krone auf dem Kopf trug.“

 

Astrid Lindgren (14 november 1907 – 28 januari 2002)

Standbeeld in Stockholm

Lees verder “Astrid Lindgren, P.J. O’Rourke, Jonathan van het Reve, Karla Schneider, Jurga Ivanauskaitė”

Astrid Lindgren, P.J. O’Rourke, Jonathan van het Reve, Karla Schneider, Jurga Ivanauskaitė, Fondane Benjamin

De Zweedse schrijfster Astrid Lindgren werd als Astrid Ericsson geboren op 14 november 1907 en groeide op op de boerderij Näs in Vimmerby in Småland. Zie ook mijn blog van 14 november 2006 en ook mijn blog van 14 november 2007 en ook mijn blog van 14 november 2008 en ook mijn blog van 14 november 2009.

 

Uit: Jenseits von Bullerbü. Die Lebensgeschichte der Astrid Lindgren (Biografie door Maren Gottschalk) 

 

„Zum ersten Mal in ihrem Leben muss Astrid selbst entscheiden, welchen Weg sie gehen will. Bisher hatte sich alles einfach so ergeben: „Ich wußte nicht, was ich wollte, das haben andere arrangiert. Ich habe nie selbstbewußt gesagt: das will ich nicht.“i Nun ist sie aber für ihr Kind verantwortlich und die Zeit drängt. Wo kann das Kind zur Welt kommen und wie soll sie es versorgen? Um die Zeit bis zur Geburt möglichst sinnvoll zu nutzen, beschließt Astrieine Sekretärinnenausbildung an der Handelsschule in Stockholm zu absolvieren. Deutsch, Englisch und Französisch hatte sie bereits auf der Schule gelernt, jetzt will sie sich dazu noch Geschäftsenglisch aneignen, schwedische und englische Stenografie und Schre

In einer billigen Pension nimmt sie sich ein möbliertes Zimmer. Hier wohnen auch andere Mädchen vom Land, die wie sie in der Hauptstadt ihr Glück machen wollen. Noch wissen sie nichts von Astrids Schwangerschaft. Die werdende Mutter wird von Tag zu Tag verzweifelter. Bis sie in der Zeitung einen Artikel über die Anwältin und Frauenrechtlerin Eva Andén liest. Astrid nimmt allen Mut zusammen und sucht sie auf: Eva Andén hört sich ihre Geschichte an und ist ziemlich fassungslos: „Immer wieder fragte sie mich: ‚Sind Sie denn wirklich ganz allein mit dieser Sache? Haben Sie überhaupt keinen Menschen, mit dem Sie darüber reden können?‘ – ‚Nein‘, sagte ich und sah sie mit meinem allerblauesten Blick fest an. Sie konnte ja nicht wissen, wie es war: Nur nichts nach außen dringen lassen!“ii

Astrid spricht niemals darüber, wie der Kontakt zu ihren Eltern in dieser Zeit gewesen ist. Haben sie die Tochter in der ersten Zeit mit ein bisschen Geld versorgt? Gab es das Angebot, wenn alles schief geht, nach Hause zu kommen?

Die Anwältin jedenfalls vermittelt Astrid an das Ringhospitalet in Kopenhagen, die einzige Klinik in Skandinavien, in der Neugeborene nicht automatisch registriert und ans Standesamt gemeldet werden. Hier fragt niemand nach dem Namen des Vaters. Man hilft ihr sogar dabei, eine Frau zu finden, bei der Astrid in den Tagen vor der Geburt wohnen kann und die sich auch dazu bereit erklärt, das Kind aufzunehmen. Am 4. Dezember 1926 wird Lars Ericsson, zärtlich Lasse genannt, geboren. Das Mutterglück währt nur kurz, nach zwei Wochen verlässt Astrid Kopenhagen und geht, als ob nichts gewesen wäre, zurück nach Stockholm.“ 

 

 

Astrid Lindgren (14 november 1907 –  28 januari 2002)

Standbeeld in Vimmerby

 

Lees verder “Astrid Lindgren, P.J. O’Rourke, Jonathan van het Reve, Karla Schneider, Jurga Ivanauskaitė, Fondane Benjamin”

Astrid Lindgren, P.J. O’Rourke, Jonathan van het Reve, Karla Schneider, Jurga Ivanauskaitė, Taha Hussein, Aleardo Aleardi, Adam Oehlenschläger, Herbert Zand, Jakob Schaffner

De Zweedse schrijfster Astrid Lindgren werd als Astrid Ericsson geboren op 14 november 1907 en groeide op op de boerderij Näs in Vimmerby in Småland. Zie ook mijn blog van 14 november 2006 en ook mijn blog van 14 november 2007 en ook mijn blog van 14 november 2008.

 

Uit: Michiel van de Hazelhoeve (Vertaald door R. Tornqvist-Verschuur)

 

In Bovenbergen in Zuid-Zweden woonde eens een jongen die Michiel heette, Michiel van de Hazelhoeve. Hij was een echte wildebras, en koppig was hij ook. Lang niet zo aardig als jij. Maar hij zag er wel aardig uit, ja, dat toch wel. Als hij tenminste geen keel opzette. Hij had ronde, blauwe ogen, een rond gezicht met appelwangen, en blond, wollig haar. Dat alles maakte zo’n lief kereltje van hem dat je bijna zou denken dat Michiel een engel was. Maar dan had je het mis. Vijfjaar was hij en sterk als een jonge os, en hij woonde op de Hazelhoeve in Bovenbergen. Als hij zijn pet kwijt was, dan riep hij heel hard: Wie zet er m’n pet op m’n kop?” Dan moest iedereen ogenblikkelijk helpen zoeken naar een onooglijk blauw petje met een grote zwarte klep, dat Michiels vader eens in een onbewaakt ogenblik voor zijn zoontje in de stad gekocht had. Michiel was heel erg aan zijn pet gehecht, en als hij ’s avonds naar bed ging, dan zei hij tegen zijn moeder: ‘Zet mijn pet op m’n kop!’ Zijn moeder wilde eigenlijk helemaal niet dat Michiel met zijn pet sliep. Zij vond dat een pet op een plankje in de vestibule thuishoorde. Maar las ze dat zei, ging Michiel als een razende tekeer. Tot aan de andere kant van Bovenbergen kon je hem horen schreeuwen: ‘Zet m’n pet op m’n kop!’

 

lindgren

Astrid Lindgren (14 november 1907 –  28 januari 2002)

 

De Amerikaanse journalist en schrijver P.J. O’Rourke werd geboren op 14 november 1947 in Toledo, Ohio. Zie ook mijn blog van 14 november 2006 en ook mijn blog van 14 november 2008.

Uit: Eat The Rich

„So You Die.  Things Still Cost What They Cost.

     It’s no use trying to fix prices.  To do so, you must have a product that can’t be replaced, and you must have complete agreement among all the people who control that product.  They’re greedy or they wouldn’t have gotten into the agreement, and they’re greedy so they sneak out of it.  This is what was wrong with Paul Samuelso
n’s idea about crop restrictions in Chapter 1, and this is why the members of OPEC are still wandering around in their bathrobes, pestering camels.

     Any good drug dealer can tell you that to ensure a monopoly, you need force.  To ensure a large monopoly, you need the kind of force only a government usually has.  And it still doesn’t work. …

     The government of Cuba, with force aplenty at its disposal, decided that beef cost too much. The price of beef was fixed at a very low level, and all the beef disappeared from the government ration stores.  The people of Cuba had to hassle tourists to get dollars to buy beef on the black market, where the price of beef turned out to be what beef costs.

     When the price of something is fixed below market level, that something disappears from the legal market.  And when the price of something is fixed above market level, the opposite occurs.  Say the customers at suburban Wheat Depot won’t pay enough for wheat.  The U.S. government may decide to buy that wheat at higher prices.  Suddenly there’s wheat everywhere.  It turns out that people have bushels of it in the attic.  The government is up to its dull, gaping mouth in wheat.  The wheat has to be given away.  The recipients of free wheat in the Inner City Wheatfare Program hawk the wheat at traffic lights, and what they get for it is exactly what people are willing to give.“

PJ O'Rourke

P. J. O’Rourke (Toledo, Ohio,  14 november 1947)

 

De Nederlandse schrijver Jonathan van het Reve werd geboren op 14 november 1983 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 14 november 2008.

 

Uit: De boot en het meisje

 

‘Ik pak een glas whisky en loop naar het raam. Rosa staat nog op de tramhalte. Misschien kijkt ze straks wel omhoog. Als ik er een sigaret bij pak en een hoed opzet moet ze lachen. Maar dat durf ik niet, want waarschijnlijk zit Philip beneden ook voor zijn raam naar de tramhalte te kijken. Dat zou een beetje veel worden.
Rosa doet iets met haar telefoon. Ik loop naar de gang en pak de mijn uit mijn jas. Geen bericht. Ik doe het licht uit en loop weer naar het raam. Ze heeft hem alweer weggestopt.’

 

Reve

Jonathan van het Reve (Amsterdam, 14 november 1983)

 

De Duitse schrijfster Karla Schneider werd op 14 november 1938 geboren in Dresden. Zie ook mijn blog van 14 november 2008.

 

Uit: Malwida sammelt

 

»Neun Jahre sind ein gutes Alter, um mit der ersten Sammlung zu beginnen«, hatte Herr Holtei Malwida ermuntert. Malwida Meisenbug war zufällig gerade neun.Um genau zu sein: neun Jahre und sieben Monate. Obwohl der alte Herr Holtei in derselben Gasse wohnte wie die Meisenbugs, hatte Malwida ihn nur vom Sehen gekannt. Dann hatten sie plötzlich angefangen, miteinander zu reden.

Es war am ersten Rollstrumpftag im Jahr gewesen.

Malwida hatte ihre langen braunen Strümpfe bis zu den Knöcheln heruntergerollt. Die Strumpfhalter am Leibchen baumelten lose unter ihrem Rock und die Luft strich ihr um die nackten Beine, ein großartiges Gefühl.Was machte es da schon, dass ihre Großmutter ihr hinterherrief: »Aber nach fünf rollst du sie wieder hoch! Wir haben schließlich erst April,vergiss das nicht.«

Sie standen beide Schlange, Malwida und Herr Holtei, im Hof hinterm Gasthaus »Zum Erbgericht«

und rückten alle paar Minuten einen kleinen Schritt vor.

»Interessantes altes Haus, in dem ihr wohnt«, hatte Herr Holtei das Gespräch eröffnet.

»Hm, ja. Ich glaub, es ist zweihundert Jahre alt oder so. Jedenfalls war es schon alt, als der Vater von meinem Opa es gekauft hat«, gab Malwida Auskunft. Sie fühlte sich geehrt. Bei den Meisenbugs wurde das Haus nie anders genannt als »die Bruchbude«.

»Da lebe ich nun bloß einen Steinwurf entfernt von euch und habe das Haus noch nie von innen gesehen «, setzte Herr Holtei das Gespräch fort. »Habt ihr noch die originalen alten Türen?«

Malwida nickte, etwas unsicher. »Glaub schon.«

»Und wie steht’s mit den … Türklinken?«

Malwida wunderte sich, weshalb die Augen von Herrn Holtei auf einmal so glitzerten. »Klar haben

wir auch Türklinken. Sonst könnte man die Türen ja nicht auf- und zumachen.«

Sie war enttäuscht. Der alte Holtei war wohl doch schon etwas hepphepp. Oder er gehörte zur Sorte

dieser blöden Witzbolde, die dauernd Kinder vergackeiern müssen.

Aber dann ließ Herr Holtei die Katze aus dem Sack: »Du musst wissen, ich bin Sammler. Ich sammle

Türklinken aller Formen, aller Zeitalter und aller Materialien. Ich bin sogar deswegen in den Trümmern

herumgeklettert. Streng verboten, weil natürlich sehr gefährlich. Für jede Türklinke, die ich erbeutete,

hab ich quasi mein Leben aufs Spiel gesetzt.

Aber um die Leidenschaft eines Sammlers zu verstehen, muss man selbst Sammler sein.«

 

Schneider

Karla Schneider (Dresden, 14 november 1938)

 

De Litouwse schrijfster Jurga Ivanauskaitė werd geboren in Vilnius op 14 november 1961. Zie ook mijn blog van 14 november 2008.

 

Uit: Placebo (Vertaald door Markus Roduner)

 

Am Anfang ein blendend weißer Blitz. Dann ein langer Fall. Ein dumpfer Ton beim Aufprall auf etwas Hartes. Auf den Boden? Doch von wo? Aus dem Himmel? Was war geschehen? Ein Flugzeugabsturz? Wenn ja, wohin ging der Flug und warum hatte sie ihn unternommen? Sie vermochte sich nicht zu erinnern. Tod? Nein, sie dachte, also lebte sie. Aber was waren diese Gedanken schon wert? Von all den in ihrem Leben angehäuften Eindrücken schwirrte nur eine einzige Szene in ihrem Kopf herum. Die Geschichte einer Frau, die den Absturz einer Linienmaschine in der sibirischen Taiga überlebt hatte und einige Tage lang durch den festgeklemmten Sicherheitsgurt an den Sitz gefesselt inmitten von Flugzeugteilen, zerfetzten Bäumen und verwesenden Leichen auf ihre Retter wartete.
Auch Julija saß in einem Sessel. Ihre Knochen fühlten sich an, als wären sie gebrochen, ihr Körper wie aus Gummi. Sie öffnete die Augen. Sie befand sich in einem geschlossenen Raum. Wo war sie? In der Nacht hatte sie einen Tunnel geträumt, so wie ihn nach eigener Aussage die ins Leben zurückgeholten Sterbenden gesehen hatten. Der Traum wirkte absolut real. Julija flog durch einen schmalen, von Dunkelheit erfüllten Korridor, an dessen Ende, wie ein Punkt, wie ein Stern, wie die Sonne, wie eine für alle Ewigkeit angehaltene Atomexplosion, ein Licht strahlte. Julija schoss durch die Spiralwindungen wie eine Kugel durch den Lauf, und bevor sie auf das Ziel aufprallte, auf den gleißenden Lichtschein, erstarrte sie für einen Augenblick.
Das war die ultimative Grenze. Das Seil des Akrobaten. Die Klinge. Hinter ihr breitete sich das undurchdringliche, ohrenbetäubende Dunkel aus, vor ihr gleißte ein überirdisches Licht. Ihr wurde schwindlig. Sie versuchte das Gleichgewicht zu halten, streckte wie eine Seiltänzerin beide Hände aus. Doch wohin hätte sie von hier aus noch stürzen können?
Dann sauste mit wahnwitziger Geschwindigkeit ihr ganzes Leben vor Julijas Augen vorbei, von der ersten Minute, als sie aus ihrer Mutter heraustauchte, bis zum letzten Augenblick gestern, vor dem Einschlafen. Sie war ganz verblüfft darüber, dass so viele Ereignisse, Fakten, Bilder, Menschen, Tiere, Dinge und kleinste Kleinigkeiten in eine Tausendstelsekunde passten.
Sie entsann sich auch eines Geräusches, einem Donnergrollen ähnlich, doch sie wusste nicht, ob es noch vor ihrem Eintauchen in den Tiefschlaf ertönt war oder schon den Anfang des Traums gebildet hatte. Dieses Grollen hatte einen Widerhall in ihrem Kopf ausgelöst wie eine Explosion im Tempel, nach der die Kuppel herabstürzt und alle Betenden unter sich begräbt.
Bis neun Uhr, der Zeit, zu der Julija normalerweise aufstand, blieb noch eine ganze Weile. Deshalb entschloss sie sich, zu duschen, sich zu entkleiden und zu Bett zu gehen. Sie stand auf und streckte sich. Die grellen Farben der Dinge in der trüben Dunkelheit irritierten sie nicht mehr. Sie kontrollierte, ob das Feuer im Kamin wirklich erloschen war. Die Asche verströmte noch Wärme. Sie nahm ein leeres Glas, roch daran, doch sie konnte nicht sagen, was gestern darin gewesen war, Wasser oder Wein.“
 

Jurga

Jurga Ivanauskaitė (14 november 1961 – 17 februari 2007)

 

De Egyptische schrijver Taha Hussein werd geboren in Al Minya in Egypte op 14 november 1889. Zie ook mijn blog van 14 november 2006 en ook mijn blog van 14 november 2008.

 

Uit: An Egyptian Childhood

 

“So it was in the heart of our friend. He would be a Sufi and practise magic, all the while believing that he was pleasing God and getting our of life the best of its pleasures.

Among the stories brought by the book-pedlars, which were often in the hands of the lads, was one which was an excerpt from The Arabian Nights, and known as the story of Hassan of Basra. This story contained an account of the adventures of a Magician who turned brass into gold, and also an account of that castle which stood behind the mountain on lofty pillars in the air, where-in resided the seven daughters of the Jinn, and whither Hassan of Basra repaired. Then again came the adventures of this man Hassan, telling how he made a long and difficult journey to the abodes of the Jinn. Now among these adventures there was something that filled the lad with admiration, and that was the account of the rod given to this Hassan on one of his journeys, one of the special properties of which was that, if you struck the ground with it, the earth split open and there came forth nine persons to carry out the behests of the possessor of the rod. They were of course Jinn, all-powerful and ethereal, who flew, ran, carried heavy burdens, removed mountains and worked wonders without limit.

The lad was fascinated by this wand, and so greatly desired to get possession of it that he was sleepless at night and perturbed by day. So he began to read books on magic and Sufism and sought among magicians and Sufis for a means of getting hold of it.”

 

TahaHussein

Taha Hussein (14 november 1889 – 28 oktober 1973)
Buste door beeldhouwer Farouk Ibrahim

 

De Italiaanse dichter Aleardo Aleardi werd geboren op 14 november 1812 in Verona. Zie ook mijn blog van 14 november 2006 en ook mijn blog van 14 november 2008.

 

The Death Of The Year

 

Ere yet upon the unhappy Arctic lands,

In dying autumn, Erebus descends

With the night’s thousand hours, along the verge

Of the horizon, like a fugitive,

Through the long days wanders the weary sun;

And when at last under the wave is quenched

The last gleam of its golden countenance,

Interminable twilight land and sea

Discolors, and the north wind covers deep

All things in snow, as in their sepulchres

The dead are buried. In the distances

The shock of warring Cyclades of ice

Makes music as of wild and strange lament;

And up in heaven now tardily are lit

The solitary polar star and seven

Lamps of the bear. And now the warlike race

Of swans gather their hosts upon the breast

Of some far gulf, and, bidding their farewell

To the white cliffs and slender junipers,

And sea-weed bridal-beds, intone the song

Of parting, and a sad metallic clang

Send through the mists. Upon their southward way

They greet the beryl-tinted icebergs; greet

Flamy volcanoes and the seething founts

Of geysers, and the melancholy yellow

Of the Icelandic fields; and, wearying

Their lily wings amid the boreal lights,

Journey away unto the joyous shores

Of morning.

 

Aleardo_Aleardi

Aleardo Aleardi (14 november 1812 – 17 juli 1878)

 

De Deense dichter en schrijver Adam Gottlob Oehlenschläger werd geboren op 14 november 1779 in Vesterbro, Kopenhagen. Hij woonde een groot deel van zijn jeugd op Frederiksberg Slot, waar zijn vader organist was in de slotkerk en later slotbeheerder en waar de koninklijke familie de zomer doorbracht. Na afronding van zijn schoolopleiding in 1796 probeerde hij een carriere als toneelspeler, maar zonder groot succes. Hierna ging hij rechten studeren aan de universiteit van Kopenhagen.

Van 1805 tot 1810 ondernam hij een lange reis door Europa, gesubsidieerd door de Deense koning.

In 1810 werd Oehlenschläger door de koning benoemd tot professor in de esthetiek aan de universiteit van Kopenhagen. Eindelijk had hij een vast inkomen. De winters werden gebruikt om voordrachten te houden op de universiteit, ‘s zomers werd er geschreven. Oehlenschläger debuteerde in december 1802 met een bundel gedichten met de titel: Digte (1803). Met deze bundel kwam de romantiek binnen in de Deense literatuur. Oehlenschläger werd tot deze gedichten geïnspireerd door de Deense  natuurwetenschapper en filosoof Henrik Steffens, die op zijn beurt weer was geïnspireerd door de Duitse romantiek met namen als Fichte, Schelling en de broers Schlegel

 

Uit: Hakon Jarl

 

Hakon:

Der Ziel ist nah! Der Tag wird aber grau,

Die Wurzel biegt sich unterm Abendthau.

(Wie Eiwin Skaldaspilders Lied uns sagt.)

Mein schwarzes Haar wird häufig schon gemischt

Mit weifien Locken. Gib mir deine Hand!

Sonst drückt’ ich so, dafi aus den Nägelwurzeln

Das Blut heraussprang wie der Saft aus Birnen.

Sag mir aufrichtig, hast du es gefiihlt?

Thorer:

Der stärkste Händedruck darf keinen Mann

Zum Aechzen zwingen.

Hakon:

Meiner war nicht stark.

Das sagst du nur, urn mich zu trosten. Siehst du?

Wie meine Stirn’ von Runzeln durchgepflügt?

Thorer:

Männliche Runzeln sind des Helden Zier.

Hakon:

Doch Norwegs Mädchen mogen sie nicht leiden.

Kurz Freund! ich werde alt, und drum will ich

Die Abendstunde noch geniefien. Klar

Soll meine Sonne sinken. Weh der Wolke

Die ihren Purpurglanz verdunkeln will!

 

Oehlenschlager

Adam Oehlenschläger (14 november 1779 – 20 januari 1850)
Portret door J. C. Lund

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 14 november 2008.

 

De Zwitserse schrijver Jakob Schaffner werd geboren op 14 november 1875 in Basel.

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Herbert Zand werd geboren op 14 november 1923 in Knoppen.

 

Astrid Lindgren, P.J. O’Rourke, Jonathan van het Reve, Jurga Ivanauskaitė, Karla Schneider, Herbert Zand, Taha Hussein, Jakob Schaffner, Aleardo Aleardi

Om onverklaarbare, en ondanks mijn verzoek ook nog niet opgehelderde redenen is Romenu geheel uit de statistieken verdwenen. Ik gun iedereen zijn plaatsje in welke top 15 of top 30 dan ook, maar er staan nu blogs in die duidelijk minder scoren dan Romenu al meer dan twee jaar doet. Eerdere problemen met ongewenste veranderingen bij Skynet hebben mij vorig jaar al naar een alternatief doen zoeken en vandaar dat ik nu zonder al te veel problemen kan uitwijken naar mijn blog op Seniorennet. Dezelfde opzet, en naar ik hoop, straks ook weer veel van dezelfde trouwe bezoekers. Voorlopig blijf ik, om het iedereen gemakkelijk te maken, hier nog even berichten plaatsen, zij het zeer summier en met een verwijzing naar „Romenu  II“ op Seniorennet.

 

De Zweedse schrijfster Astrid Lindgren werd als Astrid Ericsson geboren op 14 november 1907 en groeide op op de boerderij Näs in Vimmerby in Småland. Zie ook mijn blog van 14 november 2006 en ook mijn blog van 14 november 2007.

 

Uit: Pippi Longstocking

 

„Way out at the end of a tiny little town was an old overgrown garden, and in the garden was an old house, and in the house lived Pippi Longstocking. She was nine years old, and she lived there all alone. She had no mother and no father, and that was of course very nice because there was no one to tell her to go to bed just when she was having the most fun, and no one who could make her take cod liver oil when she much preferred caramel candy.

 

Once upon a time Pippi had had a father of whom she was extremely fond. Naturally she had had a mother too, but that was so long ago that Pippi didn’t remember her at all. Her mother had died when Pippi was just a tiny baby and lay in a cradle and howled so that nobody could go anywhere near her. Pippi was sure that her mother was now up in Heaven, watching her little girl through a peephole in the sky, and Pippi often waved up at her and called, “Don’t you worry about me. I’ll always come out on top.”

 

Pippi had not forgotten her father. He was a sea captain who sailed on the great ocean, and Pippi had sailed with him in his ship until one day her father was blown overboard in a storm and disappeared. But Pippi was absolutely certain that he would come back. She would never believe that he had drowned; she was sure he had floated until he landed on an island inhabited by cannibals. And she thought he had become the king of all the cannibals and went around with a golden crown on his head all day long.

 

“My papa is a cannibal king; it certainly isn’t every child who has such a stylish papa,” Pippi used to say with satisfaction. “And as soon as my papa has built himself a boat he will come and get me, and I’ll be a cannibal princess. Heigh-ho, won’t that be exciting?”

 

Her father had bought the old house in the garden many years ago. He thought he would live there with Pippi when he grew old and couldn’t sail the seas any longer. And then this annoying thing had to happen, that he was blown into the ocean, and while Pippi was waiting for him to come back she went straight home to Villa Villekulla. That was the name of the house. It stood there ready and waiting for her. One lovely summer evening she had said good-by to all the sailors on her father’s boat. They were all fond of Pippi, and she of them.“

 

Lindgren

Astrid Lindgren (14 november 1907 –  28 januari 2002)

 

Zie voor onderstaande schrijvers mijn andere blog, Romenu II van vandaag

 

De Amerikaanse journalist en schrijver P.J. O’Rourke werd geboren op 14 november 1947 in Toledo, Ohio.

 

De Nederlandse schrijver Jonathan van het Reve werd geboren op 14 november 1983 in Amsterdam.

 

De Duitse schrijfster Karla Schneider werd op 14 november 1938 geboren in Dresden.

 

De Litouwse schrijfster Jurga Ivanauskaitė werd geboren in Vilnius op 14 november 1961.

 

 

Zie ook voor onderstaande schrijvers mijn andere blog, Romenu II van vandaag.

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Herbert Zand werd geboren op 14 november 1923 in Knoppen.

De Egyptische schrijver Taha Hussein werd geboren in Al Minya in Egypte op 14 november 1889.

De Zwitserse schrijver Jakob Schaffner werd geboren op 14 november 1875 in Basel.

De Italiaanse dichter Aleardo Aleardi werd geboren op 14 november 1812 in Verona.

 

Honderd jaar Astrid Lindgren, Taha Hussein, P.J. O’Rourke, Aleardo Aleardi

De Zweedse schrijfster Astrid Lindgren werd als Astrid Ericsson geboren op 14 november 1907 in Vimmerby in Småland. Dat is vandaag dus precies honderd jaar geleden. Zie ook mijn blog van 14 november 2006.

 

Uit: Kalle Blomquist

 

“Blut! Daran gab’s keinen Zweifel!

Er starrte durch das Vergrößerungsglas auf den roten Fleck. Dann schob er die Pfeife in den anderen Mundwinkel und seufzte. Natürlich war es Blut. Was sollte denn auch sonst kommen, wenn man sich in den Daumen geschnitten hatte?

Dieser Fleck da hätte der endgültige Beweis dafür sein sollen, dass Sir Henry seine Frau durch den abscheulichsten Mord beiseite gebracht hatte, den ein Detektiv jemals aufklären müsste. Aber leider – es war anders! Das Messer war ausgerutscht, als er seinen Bleistift anspitzen wollte – das war die traurige Wahrheit. Und das war wahrhaftig nicht Sir Henrys Schuld. Vor allen Dingen deswegen, weil Sir Henry, das Rindvieh, nicht einmal existierte. Traurig – das war es! Warum hatten so viele Menschen das Glück, in den Slumbezirken Londons oder in den Verbrechervierteln von Chicago geboren zu werden, wo Mord und Schießerei zur Tagesordnung gehörten? Während er selbst… Er hob seinen Blick widerwillig von dem Blutfleck und schaute aus dem Fenster.

Die Hauptstraße lag im tiefsten Frieden und träumte in der Sommersonne. Die Kastanien blühten. Es war kein lebendes Wesen zu sehen außer der grauen Katze vom Bäcker, die auf der Bordsteinkante saß und sich die Pfoten leckte. Nicht einmal das allergeübteste Detektivauge konnte etwas entdecken, was darauf hindeutete, dass ein Verbrechen begangen worden war. Es war wirklich ein hoffnungsloses Unternehmen, in dieser Stadt Detektiv zu sein! Wenn er groß war, würde er, sobald sich eine Möglichkeit bot, in die Londoner Slumbezirke ziehen. Oder vielleicht lieber nach Chicago?

Vater wollte, dass er im Geschäft anfangen sollte. Im Geschäft! Er! Ja, das könnte denen so passen, allen Mördern und Banditen in London und Chicago! Da konnten sie drauflosmorden, ohne dass ihnen jemand auf die Finger sah, während er im Geschäft stand und Tüten drehte und grüne Seife oder Hefe abwog. Nein, wahrhaftig, er hatte nicht die Absicht, Rosineneinpacker zu werden! Detektiv oder gar nichts! Vater konnte wählen! Sherlock Holmes, Asbjörn Krag, Hercule Poirot, Lord Peter Wimsey, Karl Blomquist! Er schnalzte mit der Zunge. Und er, Kalle Blomquist, hatte die Absicht, der Beste von allen zu werden.

»Blut! Daran gibt’s keinen Zweifel«, sagte er zufrieden. Draußen auf der Treppe polterte es und eine Sekunde später wurde die Tür aufgerissen und Anders kam schwitzend und keuchend herein. Kalle betrachtete ihn kritisch und machte seine Beobachtungen. »Du bist gerannt«, sagte er schließlich in einem Ton, der keinen Widerspruch duldete.

»Klar bin ich gerannt«, sagte Anders gereizt. »Hast du gedacht, ich komme in der Sänfte?«

Kalle versteckte seine Pfeife. Keineswegs deswegen, weil es ihm etwas ausmachte, dass Anders ihn beim heimlichen Rauchen überraschte. Es war nur so, dass er keinen Tabak in der Pfeife hatte. Aber ein Detektiv braucht seine Pfeife, wenn er sich mit Problemen herumschlägt. Auch wenn der Tabak im Augenblick alle war.”

 

AstridLindgren

Astrid Lindgren (14 november 1907 –  28 januari 2002)

 

Voor onderstaande schrijvers zie ook mijn blog van 14 november 2006.

 

De Egyptische schrijver Taha Hussein werd geboren in Al Minya in Egypte op 14 november 1889.

 

De Amerikaanse journalist en schrijver P.J. O’Rourke werd geboren op 14 november 1947 in Toledo, Ohio.

 

De Italiaanse dichter Aleardo Aleardi werd geboren op 14 november 1812 in Verona.

 

Astrid Lindgren, Taha Hussein, P.J. O’Rourke, Aleardo Aleardi

Astrid Lindgren werd als Astrid Ericsson geboren op 14 november 1907 en groeide op op de boerderij Näs in Vimmerby in Småland in het zuiden van Zweden, die haar ouders pachtten. Astrid was hun tweede kind; ze had een oudere broer Gunnar en twee jongere zussen Stina en Ingegerd. Toen ze 18 jaar oud en journalist in opleiding was bij de lokale krant ‘Vimmerbytidningen’, werd ze zwanger. De vader van het kind, die hoofdredacteur van de krant was, wilde met haar trouwen, maar zij sloeg dit aanzoek af en verhuisde naar Stockholm. Haar kind, een zoon die de naam Lars (‘Lasse’) kreeg, werd geboren op 4 december 1926 in het Rijkshospitaal van Kopenhagen, en overleed in 1986. Ze had van een advocaat hulp gekregen om de formaliteiten te regelen, en dit was het enige ziekenhuis in Scandinavië waar kinderen geboren konden worden zonder informatie door te geven aan publieke instanties; in het bijzonder hoefde ze de naam van de vader niet op te geven. In 1928 begon ze als secretaresse bij de Zweedse automobilistenorganisatie Motormännens Riksförbund en ontmoette daar haar toekomstige echtgenoot, Sture Lindgren (1898-1952), die daar op dat moment kantoorchef was. Ze trouwden in april 1931 en zij nam zijn achternaam over. Parallel met haar schrijversbaan werkte Astrid Lindgren vanaf haar 40e tot en met haar 65e als redaktrice bij de uitgeverij Rabén & Sjögren, die tevens al haar boeken uitgaf. Van haar volwassen leven is, behalve van haar schrijversleven, niet veel bekend, omdat ze haar persoonlijke leven voor zichzelf hield. Haar schrijven is sterk beïnvloed door haar jeugd in het Småland van het begin van de twintigste eeuw. Hier vandaan haalde ze de natuur en het milieu van haar meeste boeken. Haar eigen veilige jeugd was de sleutel hiertoe De geschiedenis van Pippi Langkous begon in de winter van 1941, toen Karin, zeven jaar oud, met longontsteking in bed lag en haar moeder vroeg een verhaaltje te vertellen over Pippi Langkous, een naam die ze op dat moment bedacht. Lindgren begon te vertellen en het verhaal nam vorm aan. Het duurde echter veel langer voordat ze het opschreef; dit was voor het eerst drie jaar later, toen Astrid Lindgren haar voet verstuikte, bedoeld als cadeau voor Karins tiende verjaardag. In 1944 kwam haar eerste boek uit, “Britt-Mari lättar sitt hjärte” (Britt-Mari lucht haar hart), en ze behaalde hiermee de tweede prijs in een kinderboekenwedstrijd. Het jaar daarna won ze met een manuscript van Pippi Langkous, dat ze eerder, in een andere versie, teruggestuurd had gekregen van een uitgeverij. Pippi Langkous werd het begin van een nieuw tijdperk in de kinderboekenwereld, en ze werd een symbool voor de vrije mens die conventies en autoriteiten overboord zette, en zo het kind en de kinderliteratuur bevrijdde van deze zware moraal.

 

Het Pippi Langkous Lied

Twee maal drie is vier, wiedewiedewiet en twee is negen.
‘k Richt de wereld in wiedewiede naar mijn eigen zin.

Hai! Pippi Langkous, tollahé, tollahé, tollahopsasa
Hai!
Pippi Langkous, die doet haar eigen zin.

Drie maal drie is vijf, wiedewiede wie wil van mij leren?
Vier min vijf is twee, diedeldodel doe eens met ons mee.

Hai! Pippi Langkous, tollahé, tollahé, tollahopsasa
Hai!
Pippi Langkous, die doet haar eigen zin.

Ik heb een huis, een kakelbont geval
Een aapje en een paard, gebruiken het gewoon als stal

Ik heb een huis, ofschoon ik heel graag reis
En ieder die mij mag, die neuriet mee op onze wijs

Drie maal drie is vijf, wiedewiede wie wil van mij leren?
Vier min vijf is twee, diedeldodel doe eens met ons mee

 

ASTRID_LINDGREN

Astrid Lindgren (14 november 1907 –  28 januari 2002)

 

Taha Hussein werd geboren in Al Minya in Egypte op 14 november 1889. Hij groeide op in eenvoudige omstandigheden. Als klein kind al werd hij door een verkeerde behandeling van een oogziekte blind. Zijn studie aan de traditierijke Azhar universiteit kon hij niet afsluiten omdat hij (mogelijk door meningsverschillen met zijn professoren) zijn examens niet haalde. Hij bezocht vervolgens de nieuwe universiteit van Caïro, waar hij ook in contact kwam met Europese professoren. In 1914 promoveerde hij op Abu al-‘Ala al-Ma’arri (973–1057), een blinde dichter uit de klassieke arabische literatuur. Taha Hussein was de eerste die op de nieuwe universiteit afstudeerde. Na zijn promotie wilde hij naar Frankrijk, maar dat kon in eerste instantie niet door gaan wegens WO I. Uiteindelijk studeerde hij gedurende vijf jaar, eerst in Montpellier, toen aan de Sorbonne in Parijs, waar hij in 1919 opnieuw promoveerde. (Doctorat d’État). Na zijn terugkeer werd hij docent voor oude geschiedenis aan de universiteit van Caïro, later voor arabische literatuur. Sindsdien zette hij zich in voor een hervorming van het onderwijs. Zijn doelen waren gratis onderwijs en een bevordering van studies in het buitenland. Van 1950 tot 1952 was hij minister van onderwijs. Daarnaast werkte hij als vertaler en criticus. In zijn creatieve literaire werkt richt hij zich op de bestrijding van armoede en onwetendheid. Tot zijn belangrijkste werken behoort ook zijn in drie delen verschenen autobiografie: al-Ajjam.

Uit: The Future of Culture in Egypt (1954)

 “In order to become equal partners in civilization with the Europeans, we must literally and forthrightly do everything that they do; we must share with them the present civilization, with all its pleasant and unpleasant sides, and not content ourselves with words or mere gestures. …For our national defense we need a strong army, one equal in men and equipment to that of any potential aggressor. Our forces must be organized on the European pattern, particularly with respect to the training of soldiers, officers, and the various categories of specialists. I think all Egyptians would agree with this…We want to be like the European nations in military power in order to repel the attack of any aggressor and to be able to say to our English friends: “Thank you, you may go; for we can now defend the Canal.” Who wants the end must want the means; who wants power must want the elements constituting it; who wants a strong European-type army must want European training.”

 

TahaHussein_01

Taha Hussein (14 november 1889 – 28 oktober 1973)

 

De Amerikaanse journalist en schrijver P.J. O’Rourke werd geboren op 14 november 1947 in Toledo, Ohio. O’Rourke studeerde aan Miami University te Ohio, en aan de Johns Hopkins University (Baltimore, Maryland). Zijn artikelen zijn verschenen in een wijd scala aan publicaties, zoals Vanity Fair, Playboy, Rolling Stone en National Lampoon. Op dit moment is O’Rourke Research Fellow bij het Cato Institute. O’Rourke is een exponent van het zogenaamde “gonzo journalisme”. Een eerste staaltje daarvan verscheen in maart 1979 in de National Lampoon: “How to Drive Fast on Drugs While Getting Your Wing-Wang Squeezed and Not Spill Your Drink.” Dit werd later opgenomen in zijn eerste boek: Republican Party Reptile (1987) dat een bestseller werd. Het tv programma 60 minutes noemde hem de meest geciteerde nog levende persoon volgens de Penguin Book of Humorous Quotations.

Uit: Republican Party Reptile

“I mean, so what if some fifty-eight-year-old butt-head gets a load on and starts playing Death Race 2000 in the rush-hour traffic jam? What kind of chance is he taking? He’s just waiting around to see what kind of cancer he gets anyway. But if young, talented you, with all of life’s possibilities at your fingertips, you and the future Cheryl Tiegs there, so fresh, so beautiful – if the two of you stake your handsome heads on a single roll of the dice in life’s game of stop-the-semi – now that’s taking chances! Which is why old people rarely risk their lives. It’s not because they’re chicken – they just have too much dignity to play for small stakes”.
“Something is happening to America, not something dangerous but something all too safe. I see it in my lifelong friends. I am a child of the “baby boom”, a generation not known for its sane or cautious approach to things. Yet suddenly my peers are giving up drinking, giving up smoking, cutting down on coffee, sugar, and salt. They will not eat red meat and go now to restaurants whose menus have caused me to stand on a chair yelling, “Flopsy, Mopsy, Cottontail, dinner is served!” This from the generation of LSD, Weather Underground, and Altamont Rock Festival! And all in the name of safety! Our nation has withstood many divisions – North and South, black and white, labor and management – but I do not know if the country can survive division into smoking and non-smoking sections.”
“In fact, safety has no place anywhere. Everything that’s fun in life is dangerous. Horse races, for instance, are very dangerous. But attempt to design a safe horse and the result is a cow (an appalling animal to watch at the trotters.) And everything that isn’t fun is dangerous too. It is impossible to be alive and safe”.

 

OROURKE

P. J. O’Rourke (Toledo, Ohio,  14 november 1947)

 

De Italiaanse dichter Aleardo Aleardi werd geboren op 14 november 1812 in Verona. Hij was actief in de beweging van het Risorgimento (het politieke en sociale proces dat Italië tot een eenheidsstaat wilde omvormen). In 1848 reisde hij naar Parijs om steun te zoeken voor de Republiek van Venetië. Twee keer werd hij gearresteerd. In Mantua in 1852 en in Josephstadt in Bohemen in 1859. Hij werkte als gedelegeerde, als senator en tenslotte als professor voor esthetica in Florence. Zijn poëtische werk is niet omvangrijk en draait hoofdzakelijk rond de thema’s geschiedenis en vaderland.

 

Werk o.a. : earth (Il monte Circello (De berg Circello), 1856 and Le prime storie (De eerste verhalen), 1857.

 

 

Che cosa è Dio?

 

Nell’ora che nel bruno firmamento
comincia un tremolio
di punti d’oro, d’atomi d’argento,
guardo e domando: – Dite, o luci belle,
ditemi, cosa è Dio?
“Ordine”, mi rispondono le stelle.

 

aleardi

Aleardo Aleardi (14 november 1812 – 17 juli 1878)