Philip Huff, Ellis Peters, Ben Greenman, Thijs Zonneveld, Prosper Mérimée

De Nederlandse schrijver Philip Huff werd geboren op 28 september 1984 in Zwolle. Zie ook alle tags voor Philip Huff op dit blog.

 

Uit: Niemand in de stad

 

“De laatste keer dat ik Jacob sprak, was vorig jaar mei. Hij belde vanuit Londen. Het was één uur ’s nachts en ik stond met Matt op de stoep van het Weeshuis. Ik wist niet dat het de laatste keer was dat ik Jacob zou spreken, natuurlijk, anders had ik zinniger dingen gezegd.
Had ik misschien wat gehoord.
Jacob was nooit iemand die het hart op zijn tong had. Ook die avond zei hij gewoon: ‘Bhiek, met Jacob. Hoe is het?’
‘Goed,’ antwoordde ik.
Ik loog: twee maanden daarvoor was mijn avontuur met Karen op de klippen gelopen en ik zat daar nog steeds mee. Ik had alleen geen zin erover te spreken. Dus zei ik hem dat we met Vondel vergaderden, en dat we even geschorst hadden voor het nabroodje.
Als ik eraan terugdenk, herinner ik me wat schorheid in Jacobs stem. Maar dat kan ook komen doordat mijn volgende beeld van Jacob het einde van het verhaal is.
Ik dacht tijdens het telefoongesprek aan de laatste keer dat ik Jacob in levenden lijve zag, enkele weken eerder. Dat was een rare, toevallige ontmoeting geweest. Wij waren niet langer de vrienden die we in onze eerste jaren in Amsterdam waren geweest. Of, misschien juist wel. Misschien waren wij precies de vrienden die wij toen ook waren. Ik weet het niet.
Het was in een kroeg in de Huidenstraat waar ik af en toe heen ging om de weekbladen te lezen. Jacob zat aan de grote tafel achter het glas. Het was een vreemde ochtend. Ik zei hem in ieder geval niet wat ik had moeten zeggen, en ook Jacob deed dat niet.
‘Goed,’ zeiden we. ‘Heel, goed.’
Jacob had verder niet veel te melden, de avond dat hij mij belde. Hij belde zomaar, zei hij, om te vragen hoe het met me was.
‘Goed,’ zei ik toen dus weer. ‘Uitstekend, zelfs.’ En Matt keek me aan en knikte. ‘Maar ik moet ophangen,’ zei ik. ‘We beginnen weer.’
‘Oké,’ zei Jacob.
‘We bellen snel,’ zei ik. ‘En dan wat langer.’
‘Ja,’ zei Jacob. ‘We bellen snel weer.’

 

 

 

Philip Huff (Zwolle, 28 september 1984)

Lees verder “Philip Huff, Ellis Peters, Ben Greenman, Thijs Zonneveld, Prosper Mérimée”

Thijs Zonneveld, Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Jan Neruda

Bij de Tour de France

 

 

 

Wout Poels

 

 

Uit: Hé Woutje (Column)

 

“Ergens ben je het kleine broertje van het hele peloton. Zo’n klein, fragiel, bleu jochie met een zachte g. Toen ik je voor het eerst zag fietsen dacht ik: ach gut. En ik was niet de enige.

Ik weet nog die ene wedstrijd in Spanje, toen je na de finish ruzie kreeg met een doorgesnoven Portugees die je te lijf ging met zijn achterwiel. Voordat die vent zijn wiel op je hoofd had kunnen timmeren stonden we er met tien man tussen. Kom niet aan mijn kleine broertje.

Maar nu lig je in een ziekenhuisbed met een gescheurde nier, een gescheurde milt, gebroken ribben en gekneusde longen. Je bent een ruimteschip van Lego waaraan je maanden hebt gewerkt – en dat je ’s morgens in duizend stukjes op de grond naast je nachtkastje vindt. Zo kapot. Zo oneerlijk kapot.

Dit was jouw Tour, Woutje. De ene waarin je een rit zou winnen, en de bolletjestrui. Het kon zomaar, want dit was de Tour van de Nederlanders. We zouden in totaal achtenvijftig etappes winnen en minstens elf man bij de eerste tien van het klassement wurmen.

Dit was onze Tour. Die waar we al jaren op wachten. Die waarvan we al jaren zeggen dat ie er volgend jaar aan komt. Tien jaar geleden beloofden we elkaar dat we volgend jaar heel goed zouden zijn, vijf jaar geleden deden we hetzelfde; drie jaar geleden, twee jaar geleden en vorig jaar wisten we ook zeker dat het volgend jaar allemaal goed zou komen. Maar hoe zeker we het ook wisten en hoe hard we het ook hoopten, het lukte niet.”

 

 

 

Thijs Zonneveld (Leiden, 28 september 1980)

Lees verder “Thijs Zonneveld, Gerard Walschap, Hans Arnfrid Astel, June Jordan, Mervyn Peake, Jan Neruda”

Ellis Peters, Ben Greenman, Prosper Mérimée, Thijs Zonneveld

De Engelse schrijfster Ellis Peters werd op 29 september 1913 als Edith Pargeter geboren in Horsehay. Zie ook ook mijn blog van 28 september 2010 en eveneens alle tags voor Ellis Peters op dit blog.

 

Uit: One Corpse Too Many

Cadfael: “All questions find their answers if you wait long enough. Is there something here I can help you to? Or are you just curious to learn about these simple herbs of mine?”
Beringar: “No, I can say that it was no simplicity I came to study. They say that you had a wide range in career before joining the cloister. You must find it unbearably dull with no battle or enemy left to fight”
Cadfael: “Well I’m not finding it at all dull these days. And as for enemies… the Devil finds his way into everywhere, even cloister and Church.”

(…)

Derek Jacobi als Cadfael

 

“But the east was also made up of men and women, and you a young crusader. I cannot but wonder,” said Beringar dreamily.
“So, wonder! I also wonder about you,” said Cadfael mildly … “A natural conspirator,” said Cadfael, thinking aloud; and that he could do so was proof of a strong, if inimical, bond between them. Beringar turned on him a face suddenly lit by a wild smile.” One knows another,” he said.
(…)

“And I have been commiserating with you,” gasped Beringar, wiping tears from his eyes with the back of his hand, like a child, ” all this time, while you had this in store for me! What a fool I was, to think I could out-trick you, when I almost had your measure even then.”
“Here, drink this down,” urged Cadfael, offering the beaker he had filled. “To your own better success- with all opponents but Cadfael!”

Ellis Peters (28 september 1913 – 14 oktober 1995)

Lees verder “Ellis Peters, Ben Greenman, Prosper Mérimée, Thijs Zonneveld”

Tour de France 14 (Thijs Zonneveld, Peter Winnen)

Bij de Tour de France

Fabian Cancellara, cover


De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Thijs Zonneveld werd geboren op 28 september 1980 in Sassenheim. Zie ook alle tags voor Thijs Zonneveld op dit blog.

Uit: De straaljager ontploft (Column)

„En zou er vast wel weer ergens een YouTube-filmpje opduiken met het bewijs dat er een motortje in zijn fiets of zijn benen zit. Of anders een vage bewering over een nieuw soort kettingolie, de vondst van kerosine in zijn bidon of een buitenaards gen in zijn DNA-structuur.

Gááááp. Wat was wielrennen eigenlijk saai met zo’n onmens als Cancellara in het peloton. In het begin was het nog geweldig om te zien hoe hij zijn tegenstanders verpulverde, maar op een gegeven moment gaat al dat geweldige geweld op twee wielen je toch de keel uithangen. Zo’n Zwitser die denkt dat hij zijn klok kan gelijk zetten op een overwinning, die maakt de sport kapot.

Stumper Zou die Cancellara eigenlijk weten wat hij allemaal aanrichtte? Besefte hij wel hoe al die andere renners zich voelden? Tom Boonen bijvoorbeeld, held van beroep in Vlaanderen, werd elke keer in de hoek gezet als een stumper op een fiets. Kan je niet maken, vind ik.

Of zoals Bram Tankink vorige week, die wordt tot in de lengte van dagen achtervolgd door het beeld van een krampaanval in zijn bil op het moment dat hij probeert Cancellara bij te benen. Hoe moesten die jongens er ooit nog in geloven dat ze een grote klassieker kunnen winnen waar Der Fabian ook aan meedoet?“

Thijs Zonneveld (Sassenheim, 28 september 1980)

 

De Nederlandse schrijver Peter Winnen werd geboren op 5 september 1957 in Ysselsteyn. Zie ook alle tags voor Peter Winnen op dit blog.


Uit: Granieten kont (Koersdagen)

“De overmacht waarmee Fabian Cancellara de stenen slechtte in Parijs-Roubaix wordt het beste tot uitdrukking gebracht in het volgende dialoogje. Ik plukte het van de Vlaamse teletekst.

“Hij komt eraan”, roept Marc Sergeant vanuit de auto in het elektronisch oortje van Leif Hoste die op dat moment van de koers in een kopgroepje huist. Waarop Hoste antwoordt: “Hij is al voorbij”.

Hoe doet doe Cancellara dat toch? Bijna de hele solovlucht werden mijn ogen als een magneet naar die granieten kont getrokken. Niks geen gestuiter op het zadel; je kon een glas water op zijn rug zetten zonder dat er één druppel werd gemorst. Ik zou al een tevreden mens zijn als ik zo op een toilet kon zitten.

Alsof de Franse regisseur mijn vraag had gehoord laste die enige studiemomenten in. Cancellara in slow motion, als een vogel glijdend op thermiek. Een close-up van banden op de woestenij: ook al geen gedaver. Cancellara rijdt over de stenen alsof het Zwitsers asfalt is. Een vleesgeworden schokdemper. Maar dat ik nu precies kan uitleggen hoe hij hem dat flikt, neen.”

Peter Winnen (Ysselsteyn, 5 september 1957)

 

Zie voor de schrijvers van de 20e juli ook mijn blog van 20 juli 2011 deel 1 en ookdeel 2 en eveneens deel 3.

Tour de France 4 (Thijs Zonneveld)

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Thijs Zonneveld werd geboren op 28 september 1980 in Sassenheim. Zie ook alle tags voor Thijs Zonneveld op dit blog.

 

Uit: Vallen (Column Leidsch Dagblad)

„Natuurlijk zijn er genoeg andere sporten, waarbij ernstige verwondingen opgelopen kunnen worden. Kruisbanden scheuren als krantenpapier in menig voetbalwedstrijd, rugbyspelers krijgen meer klappen dan de vrouw van Regilio Tuur en zelfs bij het bridgen kan men zich lelijk verwonden aan het scherpe randje van de hartenvrouw. Er is bij mijn weten echter geen andere sport waar de deelnemers met enorme snelheden in de rondte rijden, slechts beschermd door het dunne textiel van hun shirt en broek.

Elke wielrenner is er doodsbang voor. Ik ook. Ik droom erover. Schiet wakker midden in de nacht, omdat ik mezelf zie vallen. Met het hart in de keel en de adrenaline uit mijn oren spuitend, probeer ik weer in slaap te vallen, maar als ik mijn ogen sluit zie ik mezelf weer over het asfalt schrapen of boven een bodemloos ravijn zweven.

Het vreemde van vallen is, dat het zo lang duurt. Je doet alles om in evenwicht op je fiets te blijven zitten, maar vanaf het moment dat het besef is doorgedrongen dat de valpartij en de daaropvolgende pijnscheut onvermijdelijk zijn, draait de wereld ineens een stuk langzamer. Het beton nadert zo traag, dat je de steentjes en het zand erop tot in de kleinste details in je op kunt nemen. Ik zie een kraai voorbijvliegen, ruik de lavendel in de graskant en verbaas me over de groenheid van de bladeren aan de bomen. Het tijdsloze gevoel verdwijnt bruusk op het moment dat mijn lichaam de grond of enig ander voorwerp raakt. Het asfalt brandt in mijn vlees, mijn longen blazen in een klap alle lucht uit en ik probeer me klein te maken om andere renners, mijn fiets, kilometerpaaltjes en verkeersborden te ontwijken. En dan? Blijven liggen is er niet bij. De ploegleider schreeuwt in mijn oor en de mecanicien heeft mijn fiets in zijn handen, klaar om me op weg te duwen. En zo zit ik vlak na mijn kennismaking met Moeder Aarde alweer op mijn beschadigde stalen ros of een reservefiets. Misselijk van de pijn, met bonkend hoofd en gescheurde kleren denk ik aan wat mijn moeder ooit zei, terwijl ze met de tranen in haar ogen mijn schaafwonden uitwaste: “Jongetje, jongetje toch: vroeger kon je zo goed schaken!”

 

Thijs Zonneveld (Sassenheim, 28 september 1980)

 

Zie voor de schrijvers van de 9e juli ook mijn blog van 9 juli 2011 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Ellis Peters, Ben Greenman, Prosper Mérimée, Thijs Zonneveld

De Engelse schrijfster Ellis Peters werd op 29 september 1913 als Edith Pargeter geboren in Horsehay. Zie ook mijn blog van 28 september 2009 en ook mijn blog van 28 september 2010.

 

Uit: The Confession of Brother Haluin

„…December came in with heavy skies and dark, brief days that sagged upon the rooftrees and lay like oppressive hands upon the heart. In the scriptorium there was barely light enough at noon to form the letters, and the colors could not be used with any certainty, since the unrelenting and untimely dusk sapped all their brightness.

The weather-wise had predicted heavy snows, and in midmonth they came, not with blizzard winds, but in a blinding, silent fall that continued for several days and nights, smoothing out every undulation, blanching all color out of the world, burying the sheep in the hills and the hovels in the valleys, smothering all sound, climbing every wall, turning roofs into ranges of white, impassable mountains, and the very air between earth and sky into an opaque, drifting whirlpool of flakes large as lilies. When the fall finally ceased, and the heavy swags of cloud lifted, the Foregate lay half buried, so nearly smoothed out into one white level that there were scarcely any shadows except where the tall buildings of the abbey soared out of the pure pallor, and the eerie, reflected light made day even of night, where only a week before the ominous gloom had made night of day.“


Ellis Peters (28 september 1913 – 14 oktober 1995)

Lees verder “Ellis Peters, Ben Greenman, Prosper Mérimée, Thijs Zonneveld”

Jean de La Fontaine, Martin Jankowski, Wouter van Heiningen, Thijs Zonneveld, Mart Smeets, Eva Roman, Hanns Johst

De Franse dichter en schrijver Jean de La Fontaine werd op 8 juli 1621 geboren in Château-Thierry inChampagne. Zie ook mijn blog van 8 juli 2010 en eveneens alle tags voor Jean de La Fontaine op dit blog.

De twee muilezels

Muilezels, twee. Haver droeg ’t eerre dier,
Belastinggeld droeg d’andre van de muilen.
Het rijksbeest had, op ’t rijksvertrouwen fier,
Voor nog zoo veel zijn last niet willen ruilen.
Het stapte, rink’lend met zijn bellen van pleizier.
Tot plotsling een troep oorlogslién,
Die ’t op het rijksgeld had voorzien,
Den ezel overvalt, hem bij den teugel pakt,
Hem tegenhoudt, met knuppels op hem hakt.
Het arme dier, mishandeld, half gesmoord,
Zucht: „Dat is anders, dan ‘k had kunnen drooment
Mijn makker, die mij volgde, is aan ’t gevaar ontkomen,
Ik loop erin en word vermoord.”
„Vriend,” riep zijn kameraad hem tegen,
„Een hooge post brengt niet altoos geluk. voorwaar;
Was jouw baas, als de mijne, een simpel molenaar,
je hadt ’t niet zóó te kwaad gekregen.”

Jean de La Fontaine (8 juli 1621 – 13 april 1695)
Beeld van Pierre Julien in het Louvre, Parijs


Lees verder “Jean de La Fontaine, Martin Jankowski, Wouter van Heiningen, Thijs Zonneveld, Mart Smeets, Eva Roman, Hanns Johst”

Ellis Peters, Ben Greenman, Thijs Zonneveld, Prosper Mérimée, Albert Vigoleis Thelen, Waclaw Berent, Francis Turner Palgrave, Rudolf Baumbach, Agnolo Firenzuola, Noël Laflamme

De Engelse schrijfster Ellis Peters werd op 29 september 1913 als Edith Pargeter geboren in Horsehay. Zie ook mijn blog van 28 september 2009.

Uit: Bruder Cadfaels Buße (Vertaald door K. Schatzhauser)

„Früh am Nachmittag eines Novembertages ritt über die Brücke, die den Severn überspannt, ein

Bote des Grafen von Leicester in die Stadt Shrewsbury. Seine Satteltasche enthielt Mitteilungen über das, was es in den letzten drei Monaten Neues gegeben hatte.

Zwar waren die meisten dieser Ereignisse dem Empfänger bereits in großen Zügen bekannt, aber Graf Robert Beaumonts Botendienst in London verfügte über zuverlässigere Quellen als alles, was dem Großvogt der Grafschaft Shropshire zu Gebote stand. Der Graf hatte bereits bei seinem ersten Zusammentreffen mit Hugh Beringar in diesem jungen Hauptmann eine Person erkannt, auf deren gesunde Urteilskraft man zählen konnte. Das war alles andere als selbstverständlich in jener verrückten Welt, in der schon seit vielen Jahren ein Bürgerkrieg tobte, der England lähmte und beide Seiten an den Rand der Erschöpfung gebracht hatte, ohne daß es gelungen wäre, König Stephen oder Kaiserin Maud zur Einsicht zu bringen. Fähige junge Männer wie Hugh mit Nachrichten zu versorgen, war nach Graf Roberts Ansicht der Mühe wert. Denn gewiß würde der Tag kommen, an dem endlich die Vernunft die Oberhand gewinnen und dieser Krieg beendet würde, der so viele unnütze Opfer gefordert hatte und noch forderte. Einzelne vielversprechende Ansätze dazu hatten in jenem Jahr des Herrn 1145, das sich nunmehr dem Ende zuneigte, die schwache Hoffnung aufkeimen lassen, die beiden Verwandten, die da miteinander in Fehde um den Thron lagen, könnten erkennen, daß sich ihr Ziel mit Gewalt nicht erreichen ließ und sie nach einer anderen Möglichkeit Ausschau halten müßten, ihrer Auseinandersetzung ein Ende zu bereiten.

Der junge Bursche, der die Mitteilungen des Grafen nach Shrewsbury brachte, hatte den Ritt schon einmal gemacht, und so kannte er den Weg, der ihn über die Brücke und die Biegung des Wyle hinauf, am Marktkreuz vorbei zum Burgtor führte. Da er die Farben des Grafen trug, ließ man ihn überall ungehindert passieren, bis er den inneren Burghof erreichte. Als Hugh, sich den Staub von den Händen wischend, aus der Waffenkammer in den Bogengang trat, zerrte der wie durch einen Trichter hereinpfeifende Wind an seinem dunklen Haar. Er bat den Burschen herein, damit er seine Botschaft übermitteln konnte.“

 peters

Ellis Peters (28 september 1913 – 14 oktober 1995)
Hier met acteur Derek Jacobi (Cadfael)

 

De Amerikaanse schrijver en uitgever Ben Greenman werd geboren op 28 september 1969 in Chicago. Zie ook mijn blog van 28 september 2008 en ook mijn blog van 28 september 2009.

Uit: What He’s Poised To Do

The man is not happy at home. When he sees his wife or his son, he knows that he should be, but he is not. The man is scheduled to take a trip from the city where he lives to the city where he sometimes does business. He packs a larger suitcase than is necessary. When he arrives in the city where he sometimes does business, he sends his wife a postcard that describes what little he understands of the problem, and how he intends to solve it—or at least begin to solve it—by not returning home right away. He knows he should not feel better after writing such a thing, but he does. He goes downstairs to the hotel bar. The bartender is a young woman. The man strikes up a conversation with this young woman, who has the same name as a woman he once dated. The man drinks until the young woman’s shift is over, and then the young woman joins him for a drink at a corner table. A hand is placed upon a hand, and then upon a knee, and then between a knee and another knee. The young woman, in order not to notice, tells the man about her most recent love affair, and how she ended it by sending a postcard. The man laughs. He tells the young woman that they are the same kind of person. “You mean cowards?” she says. He removes his hand from between her legs. Now the young woman notices, and the man invites her upstairs, and she accepts, and they lean against one another in the elevator, and he undoes her skirt in the hallway, and removes it just inside his room. In the morning, she is not there, but she has left a postcard on his pillow beside him. He pieces together the previous night. He remembers that the woman called out his name, and that he laughed. He remembers that she took the phone off the hook theatrically. He remembers that she recited a series of dates for him: when she was born, when she was first married, when she had her son, who is almost exactly the same age as his son. His heart sinks.”

 greenman

Ben Greenman (Chicago, 28 september 1969)

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Thijs Zonneveld werd geboren op 28 september 1980 in Sassenheim. Van 1998 tot 2004 studeerde hij Internationaal recht aan de Universiteit van Amsterdam. Tot november 2007 was Zonneveld actief als wielelrenner. Daarna werkte hij als freelance (sport)journalist voor o.a. Wieler Magazine, Leidsch en Haarlems Dagblad, Het Parool en De Pers.   Sinds 2008 is hij columnist voor Nusport.nl en Nu.nl. In november 2008 verscheen zijn sportboek „Dit is onze tijd“. In 2009 verscheen zijn eerste roman „De Ereronde van de Eland“, in 2010 gevolgd door het boek over wielrennen „Koos, Kenny en Johnny“.

Uit: De Ereronde van de Eland

 „Niemand achter me. Geen lange sliert renners. Geen klein plukje. Zelfs geen eenling. Niemand. Ik ben alleen. Alleen met mezelf. Alleen met de kilometers, de wind en de pijn in mijn benen.
Het zal toch niet waar zijn? Kan ik nog terug? Kan ik mijn demarrage nog ongedaan maken? Honderdduizend miljoen euro als ik nu een lekke band krijg. Alsjeblieft, geef me een lekke band. Een kettingbreuk – ook goed. Wat als ik doe alsóf ik een lekke band heb? Kan ik dat? Naar de kant van de weg sturen, wiel eruit, gezicht op ‘jammer, maar helaas’. Durf ik dat? Met al die camera’s? Met al die toeschouwers?

Natuurlijk durf ik dat niet. Ik durf sowieso niets. Ik hoor hier niet in mijn eentje voorop te rijden, als een eenzame avonturier. Mijn demarrage was puur voor de vorm. Om een kleine voorsprong te nemen, een kilometertje volle bak te rijden en daarna weer ingelopen te worden door het jagende peloton. Had ik mooi de rest van de dag met een gerust gemoed in de grote groep kunnen schuilen. Zoals ik altijd doe.
Normaal gesproken werkt het prima. Eens in de zoveel wedstrijden sloof ik me een heel klein beetje uit zodat ik daarna weer een tijdlang rustig aan kan doen. Gewoon af en toen een kleine alibi-aanval. Een excuus-demarrage. Kan ik na afloop zeggen dat ik het ook geprobeerd heb. Niet dat het een echte poging was, maar het leek er wel op.
Maar nu?
Dit is niet normaal. Ik ben uit het peloton ontsnapt met een neppoging. Mijn alibi-aanval is een kamikazeaanval geworden. Een poging om mezelf kapot te maken. Een kans om te winnen heb ik niet. Het is nog veel te ver naar de finish. En ik ben alleen. Geen ploeg in het peloton die zich druk maakt over een eenzame vluchter. Een eenzame vluchter: die laat je spartelen. Die laat je langzaam sterven.
Ik zit gevangen in mijn eigen doolhof. De poort is achter me dichtgeslagen. Ik kan nog maar één kant op: vooruit. En dan maar hopen dat ze in het peloton snel gaan koersen. Of dat er een groepje ontsnapt. Ben ik tenminste niet langer alleen. Dan is dit eenzame avontuur ten einde.
Ze zullen zo wel harder gaan rijden, achter me. Een paar aanvallen, een paar versnellingen, de lont in het kruitvat, en ik ben teruggepakt voordat ik het weet.
Toch?
Omkijken maar weer. Komt er al wat aan? Nee.
Mijn god, het is nog ver.“

zonneveld

Thijs Zonneveld (Sassenheim, 28 september 1980)

 

De Franse schrijver, historicus en archeoloog Prosper Mérimée werd geboren in Parijs op 28 september 1803. Zie ook mijn blog van 28 september 2006 en ook mijn blog van 28 september 2008 en ook mijn blog van 28 september 2009.

Uit: Carmen

Je doute fort que mademoiselle Carmen fût de race pure, du moins elle était infiniment plus jolie que toutes les femmes de sa nation que j’aie jamais rencontrées. Pour qu’une femme soit belle, il faut, disent les Espagnols, qu’elle réunisse trente si, ou, si l’on veut, qu’on puisse la définir au moyen de dix adjectifs applicables chacun à trois parties de sa personne. Par exemple, elle doit avoir trois choses noires : les yeux, les paupières et les sourcils ; trois fines, les doigts, les lèvres, les cheveux, etc. Voyez Brantôme pour le reste. Ma bohémienne ne pouvait prétendre à tant de perfections. Sa peau, d’ailleurs parfaitement unie, approchait fort de la teinte du cuivre. Ses yeux étaient obliques, mais admirablement fendus ; ses lèvres un peu fortes, mais bien dessinées et laissant voir des dents plus blanches que des amandes sans leur peau. Ses cheveux, peut-être un peu gros, étaient noirs, à reflets bleus comme l’aile d’un corbeau, longs et luisants. Pour ne pas vous fatiguer d’une description trop prolixe, je vous dirai en somme qu’à chaque défaut elle réunissait une qualité qui ressortait peut-être plus fortement par le contraste. C’était une beauté étrange et sauvage, une figure qui étonnait d’abord, mais qu’on ne pouvait oublier. Ses yeux surtout avaient une expression à la fois voluptueuse et farouche que je n’ai trouvée depuis à aucun regard humain.“

Mérimée

Prosper Mérimée (28 september 1803 – 23 september 1870)

 

De Duitse schrijver en criticus Albert Vigoleis Thelen werd geboren in Süchteln op 28 september 1903. Zie ook mijn blog van 28 september 2007 en ook mijn blog van 28 september 2008 en ook mijn blog van 28 september 2009.

Uit: Die Insel des zweiten Gesichts

„Langsam und würdig, wie die Leidtragenden unseres eigenen Begräbnisses, gingen wir in die Stadt hinein, durch die Stadt hindurch und an den Hafen hinaus, um uns am äußersten Ende des Piers ins Meer zu stürzen. Dort steht der Leuchtturm auf einem erhöhten Umgang, ich hülfe erst Beatrice aufs eiserne Geländer, sie ist so schlecht im Klettern und auch nicht schwindelfrei, und stiege hinterher. Ich bin auch kein behender Turner, aber so ein Gitter bereitet mir keine Schwierigkeiten. Das war nebenbei bemerkt eine wortlose Übereinkunft, wie wir nachträglich feststellen mussten, eine der vielen, wo zwei mit Leib und Seele aufeinander eingestellte Menschen im richtigen Augenblick das Verkehrte tun.

Beim ersten Dock angekommen, sahen wir etwas, das uns zwang den Plan zu ändern. Zwischen Orangenschalen und Sardinenbüchsen, Kehricht und Strohwischen und einer in den Farben des Regenbogens schimmernden Lache Öl ragte der aufgetriebene Balg einer Katze aus dem Wasser; darauf saß eine Ratte und fraß ein Loch in das Floß. Ich wies auf dieses Symbol der Vergänglichkeit und wollte gerade Trakl aufsagen, da zog Beatrice mich fort von solcher Stätte der Verwesung, die einem Zahn noch Leckerbissen bot: “… in Verfaultem süß und schal lautlos ihre Schnäbel mähen.” Das wäre uns doch auch so gegangen, pardon, das würde uns doch auch so gehen, hat sie gedacht, also fort an einen rattenfreien Strand: – “komm, wir gehen nach Porto Pi!”

thelen

Albert Vigoleis Thelen (28 september 1903 – 9 april 1989)
CD Cover

 

De Poolse schrijver en vertaler Waclaw Berent werd geboren op 28 september 1873 in Warschau.

Waclaw Berent was een scherp criticus van de positivistische leuzen van de Poolse modernistische filosofie en van de Europese “Bohemien”. In zijn roman Ozimina (Wintermaïs) schildert hij het opkomen van de verlangens naar de onafhankelijkheid van Polen. Hij was een fervent tegenstander van de Romantiek. Zijn belangrijkste werk was“ Żywe Kamien“ (Levende Stenen), een roman waarin hij een beeld schetste van de risico’s die de morele waarden bedreigen in onze tijd van de industriële vooruitgang. In 1933 werd Waclaw Berent lid van de Poolse Academie van Literatuur.

Uit: Wintersaat

„Am anderen Ende des Salons summt gestenreich unter den Frauen eine zottige unruhige Gestalt und zieht mit zerstreut wirkenden Bewegungen weibliche Blicke auf sich: Summt wie ein Brummer um die Blüten. Schließlich läßt er sich auf der auserlesenen nieder: Eine Lilie mit einem Blick von zweifelhafter Jungfräulichkeit, die sich ständig mit Katzenpfötchen das schwarze Köpfchen putzt; so zauberhaft, so polsterwüchsig neigt sich diese Köpfchen zwischen den Schultern, daß diese vielverheißende Geste den Käfer angelockt hat. Er sitzt nieder und senkt den Rüssel in den Kelch, ob noch Honig darin sei: Ein Gespräch über Kunst und Literatur beginnt er, um Schlüpfriges anzubringen. Zottig schwebt er über dem Kelch, streckt die Fühler aus, betastet die großen Blätter, sucht nach ätherischen Ölen. er läßt Sprüche fallen, die unzüchtig wären ohne den Ernst des Themas: Ohne Kunst und Literatur, Da spritzt der leichte Honig auch für ihn. Der zottige Käfer hängt über dem Kelch, langt in die tiefste Scham der Blüte und inhaliert die ätherischen Wohlgerüchte lüsterner Konversation.
Junger Mann flirtet mit Fräulein.“

 

berent

Waclaw Berent (28 september 1873 – 19 of 22 november 1940)

 

De Britse criticus en dichter Francis Turner Palgrave werd geboren op 28 september 1824 in Great Yarmouth. Zie ook  mijn blog van 28 september 2006 en ook mijn blog van 28 september 2008 en ook mijn blog van 28 september 2009.

The Golden Land

O SWEET September in the valley
Carved through the green hills, sheer and straight,
Where the tall trees crowd round and sally
Down the slope sides, with stately gait
And sylvan dance: and in the hollow
Silver voices ripple and cry
Follow, O follow!

Follow, O follow!–and we follow
Where the white cottages star the slope,
And the white smoke winds o’er the hollow,
And the blythe air is quick with hope;
Till the Sun whispers, O remember!
You have but thirty days to run,
O sweet September!

–O sweet September, where the valley
Leans out wider and sunny and full,
And the red cliffs dip their feet and dally
With the green billows, green and cool;
And the green billows archly smiling,
Kiss and cling to them, kiss and leave them,
Bright and beguiling:–

Bright and beguiling, as She who glances
Along the shore and the meadows along,
And sings for heart’s delight, and dances
Crowned with apples, and ruddy, and strong:–
Can we see thee, and not remember
Thy sun-brown cheek and hair sun-golden,
O sweet September?

 palgrave

Francis Turner Palgrave (28 september 1824 – 24 oktober 1897)
Great Yarmouth Hall Quay met trams, rond 1900

 

De Duitse dichter Rudolf Baumbach werd op 28 september 1840 geboren in Kranichfeld/Ilm. Baumbach groeide op in Meiningen. Zie ook mijn blog van 28 september 2006.

Die Gäste der Buche

Mietegäste vier im Haus
hat die alte Buche:
Tief im Keller wohnt die Maus,
nagt am Hungertuche.

Stolz auf seinen roten Rock
und gesparten Samen,
sitzt ein Protz im ersten Stock;
Eichhorn ist sein Namen.

Weiter oben hat der Specht
seine Werkstatt liegen,
hackt und hämmert kunstgerecht,
dass die Späne fliegen.

Auf dem Wipfel im Geäst
pfeift ein winzig kleiner
Musikante froh im Nest.
Miete zahlt nicht einer.

baumbach

Rudolf Baumbach (28 september 1840 – 21 september 1905)

 

De Italiaanse dichter en schrijver Agnolo Firenzuola (eigenlijk Michelangelo Girolamo Giovannini) werd geboren op 28 september 1493 in Florence. Firenzuola studeerde rechten in Siena, waar hij de schrijver Claudio Tolomei leerde kennen.aan wie hij zijn beroemde boek over de schoonheid van de vrouwen (della Bellezza delle Donne) opdroeg.. Tijdens zijn latere periode van studie in Perugia 1515/16 ontmoette hij de dichter Pietro Aretino. 1524 publiceerde hij zijn eerste werk “Distaccamento de le lettere ne la lingua toscana inutilmente agguinte” waarin hij zich tegen de hervormingsplannen van de Italiaanse taal van Gian Giorgio Trissino keerde. In Rome ontmoette hij een aantal van de beroemdste schrijvers van zijn tijd, zoals Francesco Berni, Giovanni Della Casa, Annibale Caro en Francesco Maria Molza. Lijdend aan syfilis verhuisde hij in 1534 terug naar Florence en tenslotte naar Prato, waar hij abt van het klooster van San Salvatore werd in het nabije Vaiano. Hier wijdde hij zich aan zijn studie en richtte de Accademia dell’Adaccio op. Geïnspireerd door Boccaccio en Aretino schreef Firenzuola levendige komedies en romans in de volkstaal, waarin hij vaak klassieke thema’s verwerkte.

Uit: Of the Beauty of Women, Dialogue
„[..] whereas among those damsels who had been present on the mound during the former discourse, a strong desire remained to learn the composition of that fair one which Celso had promised to describe to them, they entreated Madonna Lampiada that she would name for another day a spot where this their desire might be fulfilled; and she, who hearkened no less willingly than they to the words of Celso, or at least feigned it, caused him to be bidden by her husband, a very ingenious gentleman, to come to his house on the next feast-day with these same ladies, and with others, and youths of their kindred, to spend the evening; and there, after that Celso had been duly entreated and had modestly excused himself, he began as follows: It is a certain truth that Nature is at all times a generous and liberal giver of her favours to the general and common herd of men ; but yet in particular cases it doth not appear that she is so; nay, we might affirm from daily experience that she is most miserly and avaricious, since, as we saw in our last discourse, she hath no doubt bestowed all things, yet hath not given all to all, but rather one thing to one and one to another, which thing the ancient poets expressedby figuring her a woman with many breasts, whence man, being unable to take more than a mouthful at a time, derives but a small part of his nutriment. Moreover, if you consider the nature of the breast, you will see that,, albeit it is of such fulness and abundance as we all know, yet it doth not pour forth milk of itself, but must be sucked.“

 firenzuola

 Agnolo Firenzuola (28 september 1493 – 27 juni 1543)