Willem de Mérode, Sabine Scho

De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog.

 

Bach

Ich will dir mein Herze schenken,
Senk dich, mein Heil, hinein
Mattheus Passion

Het huis is donker, maar het raam
Opent op den kristallen hemel.
Doorschijnend deint ‘t bloed rood gewemel
Van wijnloof: zalig aardsche naam.
Wij kijken met onwillige oogen.
De lucht lijkt donkerder en dof,
En zilverzijig glanst de hof;
‘t Aardsch paradijs beheerscht het Hooge.

Dan dringt de hemel tot ons binnen,
Een stem verheft zich, wij beginnen
Met een ontspannen aangezicht
En vredig hart ons weg te schenken
En voelen ons van licht doordrinken
En gaan verloren in het licht.

 

De schilder

Hij schilderde, en somtijds was hij dronken.
Hij joeg den roes na, en hij schilderde
Zelden en trager, en verwilderde
Zijn wezen; uit zijn doeken sloegen vonken
En duisternis; een gouden chaos zwol
En spookte om aangezichten zondoorblonken.
En zijn gelaat met de geschonden schonken
Brak uit dien nacht: een zieklijk bleeke bol.

Was dit een leed of een delirium?
En lag hij voor Gods lichtempyreum
Gelijk de schaduw van de hooge zuilen
Den grond dekt, stil, waar anderen in schuilen,
En rees zijn ziel gelijk de ranke schacht
Glanzend en gaaf hoog boven dezen nacht?

 

De schat van duizend kinderharten

Mij is de schat van duizend kinderharten,
Mij is de jonge toegenegenheid
Van oogen, iedren morgen nieuw verblijd,
Hun luide vreugde, die elk leed durft tarten.

Elk lachje dat er in hun oogen rijst,
Schenken zij gul en gaarne weg en blij.
Ik min hen allen, allen minnen mij.
Daar is niet een, die mij geen gunst bewijst.

Ik ben bemind van schoone jonge knapen,
Mij minnen teedre meisjes rilde en rank,
En aller liefde is als hun zielen blank.
Naar mij verlangend gaan zij blozend slapen.

O, wie zou niet mijn heerlijk lot benijden?
Maar waar is ’t hart om mij aan uit te schreien?

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

green

iemand wil dat ik gras
zeg en een deken uit-
spreid, goed gras, de pure
weelderigheid van herkauwers
het is niets, laat ik bereid–
willig weten, niets dan
wind in de wilgen, marsdeug-
delijk, blue jeans uit de
snelreiniger, bij voorkeur
fotosynthese, stromatoliet-
velden, temperatuurdalingen in woeste
bloei, korstig uitzicht, koste-
loze lasergravering, niets en niet
de geringste neerslag

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e september ook mijn blog van 2 september 2020 en eveneens mijn blog van 2 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Bij het kruis (Willem de Mérode),Tomas Tranströmer

 

Bij Goede Vrijdag

 

Christus gekruisigd met de Maagd, Johannes en Maria Magdalena door Anthony van Dyck, ca. 1622

 

Bij het kruis

Dwaasheid, ergernis, kracht Gods”
PAULUS

Ik heb op Golgotha gestaan
En zag ’t gelaat van Jezus aan,
Dien men als een ellendeling
Aan ’t kruishout hing.

Daar rees zijn lichaam angstig bloot,
Zijn oogen duistrend naar den dood,
Handen en voeten smart-gekromd,
Den mond in drogen dorst verstomd.

Is dit een Heiland naar mijn wensch,
Een veeg en afgefolterd mensch?
En kan dit zwartgeronnen bloed
Een balsem zijn voor mijn gemoed?

Toen heeft mijn ziel tot U geschreid
In groote godverlatenheid:
Heb met ons beiden medelij,
O Heer, verlos Uzelf en mij.

Toen doofdet Gij der zinnen schijn
Als lampen die niet noodig zijn.
En als een lauwe regen viel
Uw bloed in mijn verlepte ziel.

Toen zag ik dwaze zwakkeling
Den Heer, Die voor den hemel hing,
Die al mijn zonden en mijn smart
Leed aan zijn doodbekropen hart.

Wat wordt Uw bitterheid mij zoet!
O Heer, er daalt een honingvloed
Van liefde uit Uw gescheurde zij.
Gij dorst en derft en lenigt mij.

Ik weet, voor wien Gij sterven woudt,
Aan dit van God vervloekte hout.
Ik moest daar hangen, ziel en lijf
Der wereld tot een tijdverdrijf.

Gij wilt U geven, en Gij sterft
Voor mij, die dikwijls van U zwerft.
Maar in mijn weergekeerd gemoed
Leeft Gij, en Gij leeft mij voorgoed.

Aanzie, aanzie mijns harten rouw
En ken, die U niet kennen wou.
En gun uw fellen moordenaar
Een woord van troost, een enkel maar.

Ik weet wel, dat Gij mij bemint,
Maar ach, een ongehoorzaam kind

Zal schreien en niet zijn gerust
Eer ’t is getroost en afgekust.

Wat wordt Uw bitterheid mij zoet.
O Heer, er is een honingvloed
Voor mij, die overal U zocht
En aan het kruis U vinden mocht.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
De Andreaskerk in Spijk, Groningen, de geboorteplaats van Willem de Mérode

 

De Zweedse dichter en schrijver Tomas Tranströmer werd geboren in Stockholm op 15 april 1931. Zie ook alle tags voor Tomas Tranströmer op dit blog.

 

WOLKBREUK BOVEN HET BINNENLAND

De regen hamert op de autodaken.
Het onweer rommelt. Het verkeer mindert vaart.
Autolichten midden op de zomerdag ontstoken.

De rook slaat neer in de schoorstenen.
Alles wat leeft duikt in elkaar, sluit de ogen.
Een naar binnen gekeerde beweging, voel het leven heviger.

De auto is bijkans blind. De man stopt,
ontsteekt zijn eigen vuur en rookt
terwijl het water langs de ruiten stroomt.

Hier op een bosweg, kronkelend en afgelegen
vlakbij een meer met waterlelies en
een langgerekte berg verdwijnend in de regen.

Daarboven liggen de steenhopen
uit het ijzeren tijdperk toen dit een plek was
voor stamtwisten, een koudere Kongo

en het gevaar dreef vee en mensen bijeen
tot een gemurmel achter muren,
achter de struiken en stenen op de bergkam.

Een donkere helling, iemand die log
omhoog klimt met zijn schild op zijn rug
daaraan denkt hij terwijl de auto staat.

Het wordt licht, hij draait het raampje open.
Een vogel fluitkletst in zichzelf
in een steeds dunnere stille regen.

Het meeroppervlak staat gespannen. De onweershemel
fluistert dwars door de lelies tegen de modder.
De ramen van het bos gaan langzaam open.

Maar de donder knalt regelrecht uit de rust!
Een oorverdovende klap. En daarna de leegte
waarin de laatste druppels dalen.

In de stilte hoort hij een antwoord komen.
Van verre. Een soort ruwe kinderstem.

Vanaf de berg stijgt een geloei op.

Een gejammer van samengekitte tonen.
Een lange hese trompet uit de ijzertijd.
Misschien vanuit zijn eigen binnenste.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Tomas Tranströmer (15 april 1931 – 26 maart 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e april ook mijn blog van 15 april 2020 en eveneens mijn blog van 15 april 2019 en ook mijn blog van 15 april 2018 deel 3.

Willem de Mérode, Pim te Bokkel, Peter Hacks

Dit Romenu Blog bestaat vandaag precies zestien jaar. Dank weer aan alle oude en nieuwe bezoekers voor hun interesse en reacties van het afgelopen jaar. De eerste bijdrage in 2006 ging over de dichter en schrijver Willem de Mérode. Traditiegetrouw, omdat hij aan de wieg stond van dit blog, ook nu weer een gedicht van hem. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog en Romenu’s eerste lustrumpagina.

 

Melancholia

I

Wanneer de avond aan de huizen leent,
Die broos verweeren in de oude steden,
Komt soms een knaap zacht door een poort getreden,
En ziet zich schuchter om, en staat … en weent …

En wischt zijn tranen niet, maar snikkend leent
Hij aan een grijzen stijl zijn tengre leden,
En al der huizen duistre eenzaamheden
Voelt hij, eén eenzaaheid, om zich vereend.

Een lichte ritseling van zachte kleeren,
Een stap, wat trager gaande, als beschroomd
Iets vragend, doet hem droevig ommekeeren.

En d’avond, die al dichter hem omdoomt,
Doet, weereloos, zijn week verdriet vermeeren,
Doch maakt het schoon en mild, alsof hij droomt.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Cover

 

De Nederlandse dichter Pim te Bokkel werd geboren in Winterswijk op 21 maart 1983. Zie ook alle tags voor Pim te Bokkel op dit blog.

 

En er was licht

Ik ben in Deventer en ik besta –
een mooi gevoel om de nacht in te gaan
Het mag zo zijn dat ook de stationaire Volvo of het geluid
van de Volvo L40 dat denkt

Nu de kauwen de herberg over vliegen zijn wij holbewoners
in door ons gebouwde rotsen
Wij sluiten de luiken
en maken het donker

 

Je lacht

en in het water in de wasbak
zie ik het weken van de dagen
dat we hier
als tussen spiegels staan

ik vrees de eindeloze reeks van dagen
waarin dit moment oplost
en later
niet veel later
door de zwanenhals de bak verlaat

je neemt het aanrecht af
het is gedaan

dit zal nooit meer zo bestaan

 

Vervluchtigen

de magnolia blijft in de massieve vaas
in het moment waarop ze net het blad niet laat

ik wil het schilderij uit de lijst lichten
de twijg van het doek bevrijden

met de bloesem in een ruimte zijn
niet dat ze me stil en levenloos bekijkt

ze kijkt omhoog en strekt haar vleugelblad
alsof ze dreigt op te vliegen

het wit van de bloem gaat al op in de mist
die de grens met de achtergrond is

stof in de lucht die het licht weerkaatst
vocht uit de vaas dat als eau de cologne verdampt

voorbij mijn lippen gaat het
op in een weefsel vertakkende haarvaten

alles ademt opgelucht
opgenomen neemt de lucht ons op

 

Pim te Bokkel (Winterswijk, 21 maart 1983)

 

De Duitse schrijver en dichter Peter Hacks werd geboren op 21 maart 1928 in Breslau. Zie ook alle tags voor Peter Hacks op dit blog.

 

De mens geen vogel

Ik lag met jou in bed en was van plan
flink naar de zin van ons bestaan te vragen,
opeens ’t kletsend geluid van vleugelslagen.
Twee duiven baltsten op de vensterbank.

Hoe gaan ze erin op! Hoe heet hun drang!
Wat? Plots zie ik ze naar de brandtrap rennen
en ronddarren of ze mekaar niet kennen.
Het was niet kwaad. Het duurt gewoon niet lang.

De doffer geeuwt en krabt eens aan zijn kuif,
en zoekt de koelte die hij nodig heeft.
Ik sprak: hij is niet stom, maar weinig duif.
Het beetje liefde dat ik dacht te voelen
is tien maal meer dan wat zo’n dier beleeft.
En ik begon met smaak in jou te woelen.

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

Peter Hacks (21 maart 1928 – 28 augustus 2003)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e maart ook mijn blog van 21 maart 2021 en ook mijn blog van 21 maart 2020 en eveneens mijn blog van 21 maart 2019 en ook mijn blog van 21 maart 2018 deel 2 en ook Romenu’s 1e lustrum pagina.

Oktober (Willem de Mérode), Khalid Boudou, John Hegley

 

Bij het begin van oktober

 

October Still Life door Carol Rowan, 2015

 

OKTOBER

Oktober met uw donkerblauwe dagen,
Uw koesterende warmte en koelend licht.
’t Hart kan uw heerlijkheid haast niet dragen.
Gij zijt té schoon voor ons verweend gezicht.

O, tranen kunnen onze ziel niet zuivren,
Zij maken ons ellendig en zo zwak,
Dat wij voor uw milde weelde huivren,
Als uw wit licht in stille kleuren brak.

Gij hangt de weke bleekten uwer misten
Verdoezelend langs bos en bonte baan,
Dat niet de ziel door aardes schone listen
Zich laat verhindren om tot God te gaan.

Aarde, zo hartelijk en troostend teder,
Moederlijk bij oktobers avondval!
Ziel zag God vluchtig, wanneer komt Hij weder?
Het schemert, wanneer dat Hij komen zal?

De avond staat rood ontloken in het westen,
De lichte wind wordt wakker in de oost,
O, ziel! uw beemden bloeien ook ten leste.
Uw rozelaar staat bloedend overbloosd.

God zal de dauw van zijn gena doen vloeien,
Dat de eglantier hem met zijn geur verrukt.
Ziel ’t is oktober! haast u dan te bloeien!
Berst uit in bloei, ziel, want God komt en plukt.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Spijk, de geboorteplaats van Willem de Mérode

 

De Nederlands – Marokkaanse schrijver Khalid Boudou werd geboren in Tamsamane, Marokko op 1 oktober 1974. Zie ook alle tags voor Khalid Boudou op dit blog.

Uit: Pizzamaffia slaat door

‘Je hoeft echt niet meer bang te zijn, ik ben er nu en i zal je veilig thuisbrengen!’
‘Please, Slipper! Rustig rijden!’ riep Ziad en hij trok zijn armen strakker om mijn middel.

Niet bang zijn, bro. Wat is er gebeurd? Wat willen die mensen van je?!’
‘Is Ziad alweer niet met je meegekomen?’ had ik zo’n anderhalf uur ervoor wat bezorgd aan Baschier gevraagd.
Hij haalde zijn schouders op en nam een grote hap uit een appel. ‘Ik weet niet, Slipper,’ zei hij met volle mond. ‘Ik heb hem een appje gestuurd, maar hij reageert niet. Normaal zegt hij: “Ik ben bij familie”, maar nu helemaal niks.’
‘Kom, Slipper, ik heb een berg ijsbergsla nodig, laat Ziad zijn ding doen,’ onderbrak Haas het gesprek. ‘Je hoeft niet altijd zo met die jongen bezig te zijn. Ziad is geen kind meer en hij zal wel gewoon op de buitenplaats van het azc aan het voetballen zijn.’
Maar ik had nog maar twee kroppen sla in fi jne reepjes gehakt, of mijn telefoon ging af. Ziad en vette paniek aan mijn oor.
‘Slipper, vriend, help me, please!’ Ik herkende hem zowat niet, zijn stem klonk angstig, hij sprak chaotisch en klonk vooral heel erg vreemd.
‘Ik ben bij de speeltuin. Ik wil niet dood!’
‘Wie wil jou doodmaken? Toch niet diezelfde gasten als op mijn schoolfeest? Blijf rustig, vertel me wat er aan de hand is.’
‘Snel! Kom snel!’
‘Welke speeltuin?’

‘Grote speeltuin. Niet ver van asielzoekerscentrum. Achter park!’ En toen plots, pats, was het contact weg.
‘Ziad! Ziad!’
Ik riep snel Haas erbij en met Google Maps zochten we naar een speeltuin achter een park, en niet al te ver van het asielzoekerscentrum.
‘Dat is ’m,’ zei Haas en hij wees naar het speldje op de kaart, op ongeveer drie kilometer afstand van het azc. ‘Dat is de plek.
Moet wel.’
‘Geef me je motorsleutels,’ zei ik dwingend. ‘Please Haas, je motorsleutels!’
Hij deed een stap opzij en keek of hij het dak van Melodia zag branden. ‘Heb je soms een gat in je hoofd, Slipper?!’
‘Please Haas! Geef me je motorsleutels. Je weet dat ik kan rijden. Ik doe een helm op. Please, geef me snel je sleutels. Ze zijn hem daar echt, serieus dus, aan het doodvermoorden.’
‘Rustig! Loop niet zo te tetteren, Slipper! Mijn hoofd is als een emmer tomatenpuree vandaag, zo slecht geslapen, problemen met een levering en…’
‘Ik meen het, baas Haas. Ik hoorde aan zijn stem dat er echt… echt iets goed fout zit! Ik voel het ook, met mijn hart, met mijn buik, serieus, echt met alles. Ze zijn hem daar aan het killen. Hoe moet ik hem meedragen op een scooter, als er echt wat met hem is? Ik heb toch geen ruimte op de pizzascooter? Moet hij soms in of op een pizzakist?’

 

Khalid Boudou (Tamsamane, 1 oktober 1974)

 

De Engelse dichter John Hegley werd geboren op 1 oktober 1953 in Londen. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor John Hegley op dit blog.

 

Klacht van een baasje

Ik heb een hond die meer op een wortel lijkt
dan een hond.
Hij is harig,
maar slechts een klein beetje,
hij heeft geen noemenswaardige persoonlijkheid,
geen blaf om over te blaffen,
geen kop,
geen poten,
geen staart,
en hij is geheel oranje
en knapperig.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

John Hegley (Londen, 1 oktober 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e oktober ook mijn blog van 1 oktober 2020 en eveneens mijn blog van 1 oktober 2018 en ook mijn blog van 1 oktober 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Willem de Mérode, Sabine Scho

De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog.

 

Uw naam

Wanneer mijn lied mag leven na mijn dood,
Zal onze liefde niet vergeten wezen.
Ons zwakke hart mag voor het sterven vreezen,
Maar nooit vergaat wat zuiver is en groot.

De wereld wentelt zich in stillen nood,
Wijl stormen licht woest aan de kim ontstegen.
Wij zien den schrikkelijken vlammenregen,
Die lang geleden aan een ster ontspoot.

En zoo zal onze liefde lichtend zijn
En als een purperroode vlammenschijn
Spelen op schoone en lieflijke gezichten,
Die lezen, en zij sidderen tezaem,
Wanneer de glans van uw beminden naam
Hun oogen tegenslaat uit mijn gedichten.

 

Elisabeth

Er leefde in haar een heimelijke hoop,
Dat zij nog eens een schoonen zoon zou baren,
En toen haar man intrad met wilde haren,
En nederviel en op zijn knieën kroop,

En kuste, als een hond, haar rimpelhanden,
En sprak, zag zij den engel in zijn stem,
En plotseling begon haar schoot te branden
En zij vereende zich dien nacht met hem.

Toen werd zij als een oude rozeboom
Die langzaam alle blaadren voelt verdorren
En zich wegsterven laat en zonder morren
Haar kracht perst naar één knop en die is schoon.

En op een morgen, met den eersten dauw
Ging er een ruischen door haar duldend hopen,
En brak de zon harts vreugdfonteinen open,
En zij glimlachte als een jonge vrouw.

 

In hem leven wij

Zeer onverschillig zijn de dagen nu:
De regen en het ruischen van de boomen,
En zon, en menschen die meelijdend komen,
De pijnen, en de angsten en de droomen,
Want alle dingen worden weggenomen,
Er is alleen licht tusschen mij en U.
En dit beroert me en tast aan mijn gelaat
En is zacht aan mijn lippen en mijn wangen,
En zinkt mijn oogen in, en zingt gezangen
In ’t trage bloed, dat stil wordt en bevangen,
En niet durft huivren en niet kan verlangen,
Wijl Gij er zijt en door mij henen gaat.
Dan wil het donkeren; en ik word nacht.
De sterren rijzen brandend op en dalen,
De dieren komen uit hun holen dwalen
En rozen geuren en de nachtegalen
Zijn wild, o leven! dan… diep ademhalen.
Gij komt terug! de morgenwind waait zacht!

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

gestrande potvis

…………“something like the tack-tack-tack
………….of a few dozen typewriters”

wanneer de vingers ontbreken
om zenuwachtig op ‘t tafelblad
te trommelen en de tafel
ontbreekt ook

wanneer het medium niet
de boodschap maar
het medium verstrekt
dat het geluid sneller
transporteert

sonic youth is the loudest
animal on earth

wanneer het walviskalf op het land
daarom alleen al verloren is
omdat niemand het meer hoort
zelfs de klik versterkende
zee, weggetrokken, zijn
grootste spruit niet mist

wanneer tandwalvissen met hun kaken
knarsen, in de slaap, in het zand
in de droom, oceaanloos ontwaakt
door het eigen gewicht

wanneer het verhevene
op het strand puft
darmen de blubber
als mijngangen stutten

wanneer het skelet nog
staat, een servetring
waarvoor niemand een
lijkwade naait

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e september ook mijn blog van 2 september 2020 en eveneens mijn blog van 2 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Willem de Mérode, Pim te Bokkel, Hermann Lenz

Dit Romenu Blog bestaat vandaag precies vijftien jaar. Dank weer aan alle oude en nieuwe bezoekers voor hun interesse en reacties van het afgelopen jaar. De eerste bijdrage in 2006 ging over de dichter en schrijver Willem de Mérode. Traditiegetrouw, omdat hij aan de wieg stond van dit blog, ook nu weer een gedicht van hem. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog en Romenu’s eerste lustrumpagina.

 

Uw naam

Wanneer mijn lied mag leven na mijn dood,
Zal onze liefde niet vergeten wezen.
Ons zwakke hart mag voor het sterven vreezen,
Maar nooit vergaat wat zuiver is en groot.

De wereld wentelt zich in stillen nood,
Wijl stormen licht woest aan de kim ontstegen.
Wij zien den schrikkelijken vlammenregen,
Die lang geleden aan een ster ontspoot.

En zoo zal onze liefde lichtend zijn
En als een purperroode vlammenschijn
Spelen op schoone en lieflijke gezichten,
Die lezen, en zij sidderen tezaem,
Wanneer de glans van uw beminden naam
Hun oogen tegenslaat uit mijn gedichten.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Bram Corbijn (een jongere vriend) en Willem de Mérode in Eerbeek – 1931 – voor de tuindeuren van De Mérode

 

De Nederlandse dichter Pim te Bokkel werd geboren in Winterswijk op 21 maart 1983. Zie ook alle tags voor Pim te Bokkel op dit blog

 

Over Barbies en God enzo

Toen werd alles anders:

de pop die als verjaardagscadeau
uit plastic en paardenhaar
naar haar evenbeeld geschapen was
werd God
en God kreeg kleertjes
die zij
een kleuter verkleed als vrouw van beneden de dertig
het mooiste vond en nee

ze kon niet even komen
want haar pop wilde graag blijven dus
bleven ze spelen

 

Maskerade

Er was geen tafel
maar we speelden dat
hetgeen ons scheidde van elkaar
die tafel was

Ik zag je
door de onrust van de wijn
in het geheven glas dat er niet was
wat waziger

Je keek me aan
gebaarde dat je me doorzag
en hield de uitdrukking van je gezicht
met beide handen
als een masker stevig vast
alleen je ogen zag ik onbedekt
als het uitzicht op
een afgrond die beklemt

Nooit hebben wij elkaar gekend

 

Zilverberk

Gebonden aan de tak, maar geboren met het verlangen van de
koolmees om de lucht in te vluchten, enerzijds helgroen, ander-
zijds als zilverfolie schitterend in lentelicht, heeft elk van de con-
fettisnippertjes een vrije wil en een gespleten geest die de dingen
niets dan twijfel bracht: links, rechts, ja, nee – ruis in het sneeuw-
beeld van je tv – of niet, nee, niet niet, aldus, daar in de slanke
boom, verward, het twitterende berkenblad.

 

Pim te Bokkel (Winterswijk, 21 maart 1983)

 

De Duitse dichter en schrijver Hermann Lenz werd op 26 februari 1913 in Stuttgart geboren. Zie ook alle tags voor Hermann Lenz op dit blog.

 

Naar Venetië

De zwarte sluier op het gezicht van een vrouw
Doet denken aan schaduwen op een röntgenfoto,
En huizen, langs de oever aan elkaar geregen,
Weten misschien iets dat standhoudt.

Iemand vraagt waar je vandaan komt
En jij denkt: vanuit de diepten van de bron.
Een dienstmeisje heeft je eruit gevist.

Verbleekt blauw op een linnen dak,
Vochtige wind op de huid van de wangen,
En het schip houdt halt bij de oever.

Terwijl het tegen de steiger schuurt,
Mensen instappen in het licht van naakte waterdruppels
En de dunne jurk van een vrouw
Je doet vragen of ze het niet koud heeft
(Je zou haar graag je sjaal lenen)
Voel je de deinende bodem.

Oud en breed, met een sluw oog zit
Een meeuw op een paal
En ziet eruit alsof hij om je glimlacht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Hermann Lenz (26 februari 1913 – 12 mei 1998)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e maart ook mijn blog van 21 maart 2020 en eveneens mijn blog van 21 maart 2019 en ook mijn blog van 21 maart 2018 deel 2 en ook Romenu’s 1e lustrum pagina.

Drie Koningen (Willem de Mérode), Carl Sandburg

 

Bij het feest van Driekoningen

 

Aanbidding der wijzen door Bartolomé Esteban Murillo, ca. 1655

 

Drie Koningen

Hij, met zijn fonkelende oogen
In ’t bruine perkament gelaat,
Buigt ’t hoofd en houdt de knie gebogen
En kust de voet van ’t Kind dat staat

En stort de schatting zijner landen:
Het toornig roode goud, ter aard,
En voelt den greep der kleine handen
Bewegen in zijn breeden baard.

Hij, in den witten wollen kleede,
Die zijn vrijwillig lachen won,
Kostert zich in den hoogen vrede,
Een stapelwolk verguld van zon.

Hij brengt den triesten wierook, zoete
Herinnering aan vreugde en waan,
En aan berouw, gebed en boete,
En bidt den kleinen Koning aan.

En hij, die gladgeboende zwarte
In ’t flodderige groen habijt,
Die met zijn zwoel zwaarmoedig harte
Nadert tot Gods blijmoedigheid,

Hij brengt de bittre mirr’, die booze
Nijd, en halsstarigge overmoed,
En al de vunzige en vooze
Begeerten bijt uit ’t troebel bloed.

Toen hij nog weifelde om ’t te vragen,
Droeg hij het trapllend Jongsken al.
Maria loech vol welbehagen.
Jozef kuischte den leemen stal.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Andreaskerk in Spijk, de geboortgeplaats van Willem de Mérode

 

De Amerikaanse dichter Carl Sandburg werd geboren op 6 januari 1878 in Galesburg, Illinois. Zie ook alle tags voor Carl Sandburg op dit blog.

 

Drie ballen

Jabowsky’s huis ligt in een zijstraat en alleen de regen wast de stoffige drie ballen.
Toen ik een maand geleden langs het raam liep lagen daar in trotse afzondering:
Een familiebijbel met het koperen slot eraf, een houten klok met verdwenen slinger,
En een porseleinen crucifix met het glazuur gekerfd waar de linker elleboog van Jezus wordt afgebeeld.
Ik liep er vandaag langs en ze waren er allemaal, liggend in trotse afzondering,
de klok en het crucifix zeiden niet meer en niet minder dan voorheen,
en een gele kat lag in een streepje zon te slapen naast de familiebijbel met het slot eraf.
Alleen de regen wast de stoffige drie ballen voor Jabowsky’s huis in een zijstraat.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Carl Sandburg (6 januari 1878 – 22 juli 1967)
Carl Sandburg. Borstbeeld door Avard T. Fairbanks, 1958

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e januari ook mijn blog van 6 januari 2019 deel 2 en eveneens deel 3.  

Willem de Mérode, Sabine Scho

De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog.

 

Het jubileum

Hier zit hij nevens zijne gemalin
Die hen met ’t Woord vertroostte en bezeerde,
Tegen hun reglementen rebelleerde,
En veel te veel verdiende naar hun zin.

En hoeveel zegen heeft hij hier genoten!
At hij niet van hun koe en van hun kip!
Mevrouw keek altijd even zuur en sip,
Schoon melk en honing haar kwam toegevloten.

Zoo denken zij … het echtpaar zit heel statig
En vindt de feestcommissie heel nalatig.
Waar blijft ’t cadeau? … veel is men niet gewend.

Maar eindlijk staan de meubels om hen henen.
’t Is tweederangsch – zij zou wel kunnen weenen!
En tweedehandsch – de gevers zijn content.

 

De peer

O peer, o gulden flessche
Vol sap, versneeuwde gloed,
Doorhonigd moes van bessen,
Schuim van jong druivenbloed.
O koelgestelde spijze!

Hoe noem ik wat ik proef,
Uw smaak, uw geur? En wijze
Nog nagenietend prijze?
Eenzaam geluk, dat lijze
Zwaar wordt en droef !

 

Triestig

Ik denk: zo zal het later misschien zijn:
Jij hebt een huisgezin, een vrouw en zonen,
En ik zal nog als nu heel eenzaam wonen,
En deze eenzaamheid is als een wijn
Die men aan zieken schenkt om te versterken.
En nu en dan zul jij mij troosten komen
En mild je kracht in mij doen overstromen
En dagenlang zal ik de krachtstroom merken.

En als er, nog maar zelden, een gedicht
Ontstaat, stiller en met verzachte glansen,
Zullen er lichtjes in je ogen dansen,
En even is de wereld voor mij licht,
De wereld, reeds van ondergangen zwanger.
Ik ben zo moe, wat doe ik hier nog langer.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Portret door oor Alfred Löb, 1936

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

Wat trek ik in godsnaam aan?

Zijn straatkleren goed genoeg
bij het déjeuner sur l’herbe
uit gistgebak, met veel boter,

brioche in het groen, eigenschappen
goed gebakken ‘kwetsen
het publieke gevoel van schaamte ‘

De dresscode van de keizer geldt,
dringt zich voor de tweede keer op: Brumaire
die oplost, smelt op de tong

Eva’s consumptie, bandeloze
kleine tong – schandalig dichtbij

middelvette vogel van het geslacht turdus
lucht zijn longen, zware middenrif-
ademhaling en bromt (Dolby-A Sound)

geen resonantie, zwarte lijster, je ruist
alleen maar
wat trek ik aan?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e september ook mijn blog van 2 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Willem de Mérode, Pim te Bokkel, Hermann Lenz

Dit Romenu Blog bestaat vandaag precies veertien jaar. Dank weer aan alle oude en nieuwe bezoekers voor hun interesse en reacties van het afgelopen jaar. De eerste bijdrage in 2006 ging over de dichter en schrijver Willem de Mérode. Traditiegetrouw, omdat hij aan de wieg stond van dit blog, ook nu weer een gedicht van hem. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog en Romenu’s eerste lustrumpagina.

 

De ziekenzuster

Zij heeft de nachtwaak bij het bed
Der vreemdelinge, die gaat sterven.
En zij aanvaardt de plicht tot erven
Van angst en pijn en dood; ’t gebed,
Dat zij eerst prevelt, en dan plechtig
als miserere en credo zingt,
Wordt zoo grootmachtig, dat ’t aemechtig
Hoofd rustig op het kussen zinkt.

Zij ziet het leven uit de handen
Wegtrekken en ’t verheft zich stom
In ’t hol gelaat, en staat te branden
Al een nachtlichtje in een kom.
Nog eens bewegen zich de handen
En draait ’t nu doode hoofd zich om.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)

 

De Nederlandse dichter Pim te Bokkel werd geboren in Winterswijk op 21 maart 1983. Zie ook alle tags voor Pim te Bokkel op dit blog.

Januari

onder een lage bestralende zon
spot de fietser
even verderop in de amper uitgebotte heg
door takken gedragen
een kraai
die er schoon op zijn rug slaapt

in de wintervorst schittert het dier
en schittert het havengebied
met de fietser die naderbij ziet dat de kraai
niet zichzelf is

verloren is hij
in de heg naast het fietspad een handschoen

een want die onthand nog iets grijpt
dat het zelf niet begrijpt

 

Toen op de Waddenzee

Je hoorde hoe de boot gedwee
zijn strepen in het water sneed,
het zweven van de meeuw
en de verwachtingsvolle stemmen
die jou toen al wilden kennen,
in het duister tastend naar een naam,
nog voordat je de kop opstak.
Je zwom al tijden met ons mee.
Je mag er zijn, je drijft
met toegeknepen ogen nog
met ons mee op de getijden.

 

Nieuwe wereld

In de Wijkertunnel raak je de verbinding kwijt,
verdwijn je.

Tussen tegels rij je
in de pulsgewijs verlichte schemer
van een grensgebied,
een niemandsland
onder het Noordzeekanaal.

Een verjaardag in Haarlem,
het leven dat er was –
de mogelijkheden die je achterlaat.

Niet ben je
de bestuurder die zijn wagen in de vangrail klapt.

Vol verwachting rij je
met je medereizigers binnen de lijnen omhoog,
het licht,
een nieuwe wereld in.

 

Pim te Bokkel (Winterswijk, 21 maart 1983)

 

De Duitse dichter en schrijver Hermann Lenz werd op 26 februari 1913 in Stuttgart geboren. Zie ook alle tags voor Hermann Lenz op dit blog.

 

Lente

Bij het bos, in de greppel, het verse gras
Geniet van je vingers:
Sinds lang weer iets dat leeft,
Zij het ook van
een oude man.
Verberg de kikker in je groen,
Laat hem voor een otter wegkruipen,
Zegt de oude man tegen het verse gras
En hoopt dat hij gehoord wordt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Hermann Lenz (26 februari 1913 – 12 mei 1998)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e maart ook mijn blog van 21 maart 2019 en ook mijn blog van 21 maart 2018 deel 2 en ook Romenu’s 1e lustrum pagina.

De rijke dwaas (Willem de Mérode)

Bij de 18e zondag door het jaar

 

Gelijkenis van de rijke man door Rembrandt Harmenszoon Van Rijn, 1627

 

De rijke dwaas

Van vreugden is mijn ziel verzaad,
Door kommer werd mijn hart verzeerd.
Die rijke schat van goed en kwaad
Hoe wordt hij opgeteerd?

Het leven vraagt slechts luttel deel
Van mijn bezit tot zijn behoef.
Wat doe ik met het oov’rig veel?
Het maakt niet blij, maar droef.

Toch, teken jare, vangt dit hart
Onrustig weer zijn arbeid aan,
Doet weel’ge oogst van vreugde en smart
Me opnieuw verlegen staan.

’t Vermogen wast – ik berg ’t niet meer.
Het goed wordt waardloos opgetast.
Viere ik van werk, en wrocht ik weer
Als alles is verbrast.

Dan oogst ‘k opnieuw en bouw zoo groot
Een schathuis, dat ’t ál bergen kan.
Nu walg ‘k van werken en zijn nood;
De last en lust daarvan.

Slechts vreeze ik, dat mijn loome ziel,
Die lusteloos ter ruste ging,
Zóó, ijdel, in Gods handen viel,
En breekt als waardloos ding.

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Spijk (Groningen), de geboorteplaats van Willem de Mérode

 

Zie voor schrijvers van de 4e augustus ook mijn volgende blog van vandaag.