Allerzielen (Willem Wilmink), Ilse Aichinger, Kees van den Heuvel

 

 

Day of the Dead door Marta Martonfi-Benke, 2006

 

Allerzielen

Soms loopt er door een drukke straat
ineens een oude kameraad
of reisgenoot.
Je weet zodra je hem begroet:
het kan niet dat ik hem ontmoet,
want hij is dood.

Eerst ben je nog een tijd verbaasd
omdat die levende toch haast
die dode was.
Heb je de zaak dan afgedaan,
dan komt er weer zo’n dode aan,
met flinke pas.

Thuis van het dodencarnaval
zie je de spiegel in de hal,
je schrik is groot:
die man daar in het spiegelglas,
met die bekende regenjas,
was die niet dood?

 

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)
De Grote kerk in Enschede, de geboorteplaats van Willem Wilmink

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ilse Aichinger werd met haar tweelingzusje Helga geboren op 1 november 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ilse Aichinger op dit blog.

 

FLORESTAN

Nu wil ik jou,
mijn broer,
in de gangen vangen
en onder de sneeuw
drijven.
De overgangen
wil ik je laten zien
en de plaatsen
om kort te rusten.
Ik wil je
van de lichte plekken
wegjagen,
dat je ver omhoogvliegt
en naar mij
op weg gaat,
naar onze krans,
de nacht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ilse Aichinger (1 november 1921 – 11 november 2016)

 

De Nederlandse dichter en vertaler Kees van den Heuvel werd geboren op 2 november 1960 in Mill. Zie ook alle tags voor Kees van den Heuvel op dit blog.

Uit: Medelijden, medeleven, bijna: vriendschap. Hans Werkman en Willem de Mérode (Samen met Cees van der Pluijm)

“Hans Werkman: Ook ik heb een aantal fouten gemaakt, zeker in mijn eerste biografie: daarin was ikzelf te nadrukkelijk aanwezig. Een biograaf moet de feiten geven. De manier waarop hij dat doet, heeft een forse mate van subjectiviteit, maar het gaat toch om controleerbare gegevens. Bovendien was ik te weinig op mijn hoede ten aanzien van briefgetuigenissen. Ik dacht: ‘Als die man aan Jaap Romijn iets in een brief schrijft, dan klopt dat.’ Pas later kwam ik erachter dat hij bij voorbeeld in de zelfde tijd iets heel anders aan Barend de Goede schreef. Dat moet je dan tegen elkaar afwegen. [Jaap Romijn, Barend de Goede en Bert Bakker waren vrienden die De Mérode tijdens de laatste jaren van zijn leven regelmatig bezochten; KvdH/CvdP.] Voor mijn tweede biografie heb ik alle brieven weer doorgelezen en daaruit heb ik dingen opgenomen die ik vroeger als minder belangrijk zag, maar die ik nu goed vond passen. In dat boek ben ik ook minder op de voorgrond getreden. En in De Mérode en de jongens heb ik dingen gepubliceerd die in dat kader weer van belang waren, zoals mijn eigen ervaringen met De Mérodes inmiddels oud geworden vriendjes. Hoe gaan die met zijn nagedachtenis om? Daar zit ook een verhaal in.Ik ben niet van plan nog meer over De Mérode te schrijven, maar als ik ooit weer de geest zou krijgen, zou het een boek worden over 1924, de acht maanden die De Mérode toen in de gevangenis heeft gezeten, met wat daaraan voorafging en wat erop volgde. Hoe is dat voor hem geweest? Ik kan dat enigszins reconstrueren aan de hand van een getuigenis van Ernst Groenevelt [vriend en collegaredacteur van Het Getij; KvdH/CvdP], die in de zelfde periode in de gevangenis zat, en van een aantal gedichten. Ik ben ook in die gevangenis geweest. Maar dat boek kan natuurlijk alleen maar een roman worden en geen biografie, daarvoor zijn er te weinig gegevens beschikbaar.”

 

Kees van den Heuvel (2 november 1960 – 11 januari 2010)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e november ook mijn blogs van 2 november 2018.

Willem Wilmink, Peter Rühmkorf

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Een jongen krijgt een meisjesbrief

Ik wist al wat voor brief het was
voordat ik maar een woordje las
van wat er stond:
een jongenshandschrift is altijd
zo hoekig als de puberteit,
meisjes zijn rond.

Handschrift met meer betekenis
dan alles wat de inhoud is
van deze brief:
de letters, krullerig en fijn,
ze zeggen: ‘k Wil je meisje zijn,
ik heb je lief.’

Ik heb vandaag een brief gehad
die maakt dat ik in deze stad
de koning ben.
In mijn paleis, voor ’t hoogste raam,
lees ik steeds weer die ronde naam:
Eva Cohen.

 

Niet meer wachten

Niet meer op iemand wachten,
niet meer denken:
waar zou ze zijn,
wie ontmoet ze,
wanneer komt ze.

Niet meer op iemand wachten,
zelfs naar dat wachten
terugverlangen.

 

’s Avonds laat

Moeder je kwam om elf uur thuis.
Niet later zei je zelf.
Ik zit nog steeds alleen in huis.
Het is kwart over elf.

Ik kwam uit bed om negen uur,
ik hield het niet meer uit:
geroezemoes achter de muur,
figuren langs de ruit.

Straks komen dieven om de hoek
en klimmen door het raam.
Naar geld en klokken zijn ze op zoek,
ze fluisteren mijn naam.

Ze vinden onze klok nog wel:
hij tikt vannacht zo bang.
Als ik mijn Oma nou eens bel?
Maar nee, die slaapt allang.

O, moeder, moeder kwam je maar.
Of ben je soms op reis?
Ik zit te woelen in mijn haar.
Het wordt al grijs.

 

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Duitse dichter en schrijver Peter Rühmkorf werd geboren op 25 oktober 1929 in Dortmund. Zie ook alle tags voor Peter Rühmkorf op dit blog.

 

Behalve de liefde niets

Vluchtig gekelderd hier in mijn tuinkwartier,
waar de avond nog niet uit het oog verdwijnt,
mooi is het
hier nog te kunnen zeggen: mooi,
hoe hier de hemel verschiet en de liefde naar het hoofd stijgt,
na zoveel onzin en doling
bij een honkvast hart aan te kloppen, je voelt
een messteek, diep in je leren borst
DE VREUGDE.

Waar nu mijn esprit dit land niet verandert,
mijn mond pas op de plaats spreekt
– gaat mijn hand omhoog en zakt zomaar mijn ooglid –
maar zolang ik nog adem-en-rokender ben,
zolang mijn verdriet me nog aangrijpt
en mijn geluk me nog raakt
wil ik
datgene waar onze aura op gloeit
met lange tong prijzen!

Nutteloos maar bevallig,
waar de nacht al het doek werpt
over je ongevormde vlees, alle dingen
richten zich tot hun eindige kant,
en uit het vruchtbare duister vloeit
sombere vrolijkheid…
Ik echter noem binnen en buiten het voorhoofd
behalve de liefde niets,
wat me vasthoudt en me bekoort.

 

Vertaald door Ard Posthuma

 

Peter Rühmkorf (25 oktober 1929 – 8 juni 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e oktober ook mijn blog van 25 oktober 2018 en ook  mijn blog van 25 oktober 2016 en eveneens mijn blog van 25 oktober 2015 deel 2.

Willem Wilmink, August Graf von Platen

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Kunstgenot
(Wijze: Beethoven’s Negende, Slotkoraal)

Vader moeder zuster broeder
kind en kraai en man en vrouw
gaan vanavond weer genieten
in het oud Concertgebouw:
Ma die draagt haar fraaiste knotje,
dochter is als maagd verkleed,
en zo kan men gaan genieten
van het componistenleed.

Vader moest nog even kuchen,
moeder is met hijgend hert
op de violist aan ’t letten,
die begint met zijn concert:
O wat prachtig, wat gevoelig,
o wat hypersensueel,
welk een fraaie strijkstokvoering,
welk een heerlijk snaargestreel!

In de pauze praten dames
op een muzikaal niveau:
‘O dat jonge dirigentje –
was mijn eigen zoon maar zo!’
‘En jouw kind is groot geworden,
’t is een dametje, zowaar!’
‘Ja, mevrouw, dat is geen wonder,
ze is tweeëndertig jaar.’

Aan de pauze komt een einde,
na de pauze komt Ravel,
als dat maar niet té modern is –
maar gelukkig gaat het wel.
Kopje koffie nog bij Keijzer
als besluit van ’t kunstgenot:
ja, muziek dat is iets heerlijks,
ja, muziek is iets van God.

 

Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water

Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water
en dronk daarna te veel in de woestijn.
Dat was het einde, het begin kwam later.
Soms kort de tijd de afstand tot die pijn,
maar dan kan ik in treurnis vrolijk zijn,
zoals in ’t najaar ’t voorjaar herbegint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.

Ik stel geen prijs op wat wordt aangeprezen,
ik stel mij pas echt open als ik dicht,
hoe meer ik lees, hoe meer ik nog moet lezen,
al wat ik nader raakt steeds meer uit zicht,
hoe dichterbij, hoe verder weg het ligt,
ik zoek altijd wat anders dan ik vind,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.

Ik kan niet ernstig zijn dan door te spelen,
ik spreek de waarheid als ik me vergis,
niet bang alleen, maar eenzaam tussen velen,
vol doodsgedachten als er bruiloft is,
vol levensvreugde bij een dodenmis
en een verliezer ziende in wie wint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.

Prins, wat ik dicht, is als een oud verhaal,
dat nieuwer wordt, hoe meer ik het herhaal.
Ik ben de man die nooit iets nieuws verzint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.

 

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

Gezegend wie de wereld trots veracht

Gezegend wie de wereld trots veracht,
Want voor haar valsheid moeten woorden falen.
Wreed schenkt zij al ons leed in schalen,
Geeft het als drank aan wie op redding wacht

Uit wie ze steeds als werktuig heeft gedacht,
Perst zij mijn lied met duizend helse kwalen.
Door verre tijden laat zij ’t wellicht stralen.
Ik echter word als offerdier geslacht.

Al wie jaloers is op mijn dichterleven,
En in ’t geluk van mijn beroep geloven,
Hoe lang kun je toch zo in dwaling zweven?

Liet ik mij niet door werelds gif verdoven,
Nooit was ik naar de hemel blijven streven,
Had nooit volbracht wat jullie zozeer loven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

August Graf von Platen
(24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Standbeeld in Ansbach

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e oktober ook mijn blog van 25 oktober 2018 en ook  mijn blog van 25 oktober 2016 en eveneens mijn blog van 25 oktober 2015 deel 2.

Willem Wilmink, Jorie Graham, Pieter Boskma, Charles Simic

 

Dolce far niente

 

 
Slapende man met boek door Yehuda Pen, ca. 1900-1910

 

Een probleem

Vandaag vroeg mijn zoontje
met angstige stem :
‘Als iemand dood gaat
wat gebeurt er dan met hem ?’
Nu ken ik wel iemand
die daarover zegt :
‘Wie dood is komt in de hemel terecht
dus boven de wolken, dus altijd mooi weer
met een bal in het gras en ijsjes, meneer.’
Maar weer iemand anders vertelde zo waar
‘Als je dood bent, dan komt er een tovenaar.
Dan tovert hij aan je en word je een dier
een mus of een tijger, een leeuw of een mier.
Zelf mag je kiezen welk dier je wilt zijn,
een mug of een olifant of een konijn.’
Maar op een morgen ben ik gegaan
naar een man die heel oud was, dus gauw dood zou gaan
‘Of ik een dier wordt,’ zei deze man
‘Of ik in de hemel kom, ik weet er niets van,
maar als ik dood ben is ’t eerste wat ik doe
honderd jaar slapen. Want ik ben moe…’

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)
De Grote Kerk in Enschede, de geboorteplaats van Willem Wilmink

 

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

Mother’s Hands Drawing Me

Dying only mother’s hands continue
undying, blading into air,
impersonal, forced, curving it
down — drought incessant rain
revolution and the organs shutting
down but not these extremities,
here since I first opened my first
eyes first day and there they were,
delicate, pointing, will not back off,
cannot be remembered. Mother,
dying — mother not wanting to
die — mother scared awakening
each night thinking she’s dead —
crying out — mother not
remembering who I am as I run
in — who am I — mother we must
take away the phone because who
will you call next — now saying I
dreamt I have to get this dress on, if
I get this dress on I will not die —
mother who cannot get the dress on
because of broken hip and broken
arm and tubes and coils and pan
and everywhere pain, wandering
delirium, in the fetid shadow-
world — geotrauma — trans-
natural — what is this message
you have been scribbling all your
life to me, what is this you drag
again today into non-being. Draw it.
The me who is not here. Who is the
ghost in this room. What am I that
is now drawn. Where are we
heading. Into what do you throw
me with your quick eye — up onto
me then down onto the blank of the
page. You rip the face
off. I see my elbow there where
now you bend it with the pen, you
fill it in, you slough it off me onto
more just-now making of more
future. You look back up, you take
my strangeness from me, you
machine me, you hatch me in. To
make what, mother, here in this
eternity this second this million
years where I watch as each thing is
seen and cancelled-out and re-
produced — multiplying aspects of
light in the morning air — the
fingers dipping frantic into the bag
of pens, pencils, then here they
are — the images — and the hands
move — they are making a
line now, it is our world,
it horizons, we ghost, we sleepwalk,
everything around us is leveled,
canceled, we background, we
are barely remains, we remain, but
for what, the fingers are deepening
curling, bringing it round, the mind
does not — I don’t think — know this
but the fingers, oh, for all my life
scribbling open the unseen,
done with mere things, not
interested in appraisal, just
seizure — what is meant by
seizure — all energy, business-
serious, about direction, tracing
things that dissolve from thingness
into in-betweens — here firm lines,
here powdery lift off — hunger,
fear — the study begins — all is not
lost — the thought a few seconds
wide — the perusal having gone
from here to here, aggregates,
thicket, this spot could be where
we came in, or where we are saved,
could be a mistake, looks across
room through me, me not here
then, me trying to rise in the beam,
nothing I do will make it
happen, rock-face, work that
excludes everything that is not
itself, all urge in the process of
becoming all effect, how can I touch
that hand like snow moving, when
is it time again as here there is no
time, or time has been loaded but
not cocked, so is held in reserve, all
wound up, I was also made but not
like this, I look for reluctance,
expectation, but those are not the
temperatures — if only I could be in
the scene — my time is not
passing — whose is the time that is
passing — the hands rushing across
the paper, cloudy with a sun
outside also rushing scribbling —
wisdom turning itself away from
wisdom to be — what — a thing that
would gold-up but cannot, a patch
of blue outside suddenly like the
cessation of language when lips
cease to move — sun — self-
pronouncing — I want this to not be
my writing of it, want my hands not
to be here also, mingling with hers
who will not take my hand ever into
hers, no matter how late we are, no
matter that we have to run so fast
through all these people and I need
the hand, somewhere a radiant
clearing, are we heading for it, head
down towards the wide page, hand
full of high feeling, cannot tell if it
takes or gives, cannot tell what it is
that is generating the line, it comes
from the long fingers but is not
them, all is being spent, the feeling
that all — all that we need or have —
would be spent for this next thing
this capture, actually loud though
all you can hear is the small
scratching, and I feel dusk
approaching though it is still early
afternoon, just slipping,
no one here to see this but me, told
loud in silence by arcs, contours,
swell of wind, billowing, fluent —
ink chalk charcoal — sweeps, spirals,
the river that goes
nowhere, that has survived the
astonishments and will never
venture close to that heat again, is
cool here, looking up at what,
looking back down, how is it
possible the world still exists, as it
begins to take form there, in the not
being, there is once then there is the
big vocabulary, loosed, like
a jay’s song thrown down when the
bird goes away, cold mornings,
hauling dawn away with it, leaving
grackle and crow in sun — they have
known what to find in the unmade
undrawn unseen unmarked and
dragged it into here — that it be
visible.

 

 
Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

 

Drie liedjes uit het zwarte water

(licht lied)

Liefje als het later
aan het zwarte water
onder lichtgeklater
nog als nu als nu kon zijn

Heel ons leven staat er
en alles alles gaat er
in een stille schater
door ons terug in zijn voorbij

Liefje als het later
zoals nu als nu kon zijn:
goud over berg en water
en dat oude goud zijn wij.

(donker lied)

Maar als het als het later
aan het lange zwarte water
onder duisternisgeklater
een alleen alleenzijn is
En jouw leven staat er
als een schaduw naast en
begint opnieuw te praten
als van onder aarde

Dan zal ook ik ontwaken
in de opgegraven stem
waarmee ik over water
naar je kom toegerend

 

Klamme lente

Een boeket violen staat
te zwiepen op de radio.
Ergens in een studio
zweet de dirigent zich dood.

Het is inderdaad een warme dag.
Anderhalf miljoen mussen
vielen van de daken – toch
glimlachen wij welterusten.

Slaap je al? Ik ook niet, nee.
Het is te warm, te warm…
Mijn God wat ben je klam…
Hoe laat? Een uur of twee.

Ook de kikkers raken al
vermoeid na drie keer kwaken.
Hoog in de concertzaal
puffen vaag de sterren

en beginnen zoek te raken.
Het waterig applaus wordt
afgebroken door het nieuws.
Negen Mei en dertig graden,

voorbij flitst het bestaan.
Bekkenslag. Een buiging.
En dan het zachte kraken
van de bevroren nacht.

 

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)
Cover

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Old Couple

They’re waiting to be murdered,
Or evicted. Soon
They expect to have nothing to eat.
In the meantime, they sit.

A violent pain is coming, they think.
It will start in the heart
And climb into the mouth.
They’ll be carried off in stretchers, howling.

Tonight they watch the window
Without exchanging a word.
It has rained, and now it looks
Like it’s going to snow a little.

I see him get up to lower the shades.
If their window stays dark,
I know his hand has reached hers
Just as she was about to turn on the lights.

 

So Early in the Morning

It pains me to see an old woman fret over
A few small coins outside a grocery store –
How swiftly I forget her as my own grief
Finds me again – a friend at death’s door
And the memory of the night we spent together.

I had so much love in my heart afterward,
I could have run into the street naked
Confident anyone I met would understand
My madness and my need to tell them
About life being both cruel and beautiful,

But I did not – despite the overwhelming evidence:
A crow bent over a dead squirrel in the road,
The lilac bushes flowering in some yard,
And the sight of a dog free from his chain
Searching through a neighbor’s trash can.

 


Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Troostlied voor wie met Kerst alleen is (Willem Wilmink)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

 
Kerstmis door Nemakin Aleksandr, 2010

 

Troostlied voor wie met Kerst alleen is

Wees niet zo bang voor kerst.
Het zijn twee dagen,
dat is niet meer dan achtenveertig uur.
En uren, het ene vlug, het andere trager,
uren vervliegen op den duur.

Raak niet verloren in herinneringen,
wees toch een beetje wijzer deze keer.
Zing maar ‘Stille nacht’ als je kunt zingen,
want stil zal het zijn, die nachten. Zeer.

Zing in jezelf: ‘De witte vlokken zweven.’
Terwijl de regen langs de pannen ruist.
Het kind is niet in Bethlehem gebleven:
Het is naar Golgotha verhuisd.

Gedenk de dieren op de schalen en borden,
die zitten meer dan jij in de puree.
Eten is beter dan gegeten worden
ook in de glans van Lucas 2.

Zeg ‘nee’ als mensen je te eten vragen,
want in een andermans gelukkige gezin
daar is de kerstboom enkel te verdragen
met een uitslaande brand erin.

Wees niet zo bang voor Kerst.
Het zijn twee dagen.

 


Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)
Kerstsfeer in Enschede, de geboorteplaats van Willem Wilmink

 

Zie voor de schrijvers van de 26e december ook mijn vorige drie blogs van vandaag.

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Tilligte vroeger

Een vader fietst door ’t boerenland
in de vroege ochtendmist
en hij heeft achterop zijn fiets
een kleine houten kist.

Daar ligt de nieuwe wereld in
waarop hij had gehoopt:
zijn zoontje dat gestorven is
voordat het werd gedoopt.

Vader begraaft het kereltje
in ongewijde grond.
Daarboven lopen Onze Heer
de tranen langs de mond.

 

Oude en nieuwe steden

Je voelt je razendsnel vertrouwd
met oude steden, fraai gebouwd
om torens heen:
al kende je daar heg noch steg,
na een klein uur vind je de weg
heel goed alleen.

Maar neem een wijk uit onze tijd:
je raakt er vaak de weg nog kwijt
na honderd keer.
Zelfs in één bouwwerk, één kantoor,
zoek je je rot, de jaren door
en telkens weer.

Ach, architecten van vandaag,
ik zoek een antwoord op de vraag
waarom u faalt:
waarom is bijna elk ontwerp
zo zonder hart en zo onscherp
dat men verdwaalt?

 

Sander

Voor een blinde jongen

Een lichaam dat op warmte wacht,
de zuiverheid van wenkbrauwbogen,
de lijnen van een mond, die lacht,
de wimpers boven meisjesogen,
je zult het zien, zo goed als ieder ander,
Sander.

De lieve lijnen van haar keel,
de witte parels van haar tanden,
je zult het zien in je gestreel
van je twee fijnbesnaarde handen,
je zult het zien, zo goed als ieder ander,
Sander.

Je voelt een haarlok, aait een oor,
en je tien vingers wachten even
en lopen dan brutaalweg door
tot de twee borsten die daar leven.
Je zult ze zien, intens als ieder ander,
Sander.

En als je wat verdwaald mocht wezen
en niet meer weet waar je moet gaan,
dan moet je ’t brailleschrift maar lezen
rondom de tepels die daar staan.
Jij kent dat eigenlijk veel beter dan een ander,
Sander.

Met je twee handen en je mond
krijg je een antwoord op je dromen,
tot je die kleine driehoek vond,
die woning waar je thuis kunt komen
en waar je één kunt worden met die ander,
Sander.

 


Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook alle tags voor Christine D’Haen op dit blog.

 

Harmonie

II
Het Heerlijke

In slappe sneeuw ontbindt de straat,
in winter heel uw warm gelaat,
in leegte smelt mijn wens.

Het land wordt kleiner en de tijd,
en samenkrimpend waar hij bijt
ben ik een muizenmens.

Maar zie ‘k de struise beukenlaan
bruin in het rosse zonvuur staan,
ze is schoon en rijp voor mijn gezicht

En luistren naar een lijn die stijgt
van klanken, en weer nedernijgt,
voleinding die mijn geest verblijdt.

Uw volontbloeide ogen zien
met diep daarin het hart der ziel,
is schaduwloos volkomen licht.

En vlees aan vlees aaneen gegloeid
als lust voltooid in slaap vervloeit,
is heerlijkheid, is heerlijkheid.


III
Uw leden gaven aan mijn lichaam vrede,
verzadigden mijn leden met hun maat.
Stilte, die nu in slapen overgaat,
vrede van al uw leden in mijn leden.

Slapen, waarin ik niet meer binnentreden
noch uit ontwaken mag, en stille staat
van onbeweeglijke en volmaakte daad,
zijnde gebed binnen de legerstede.

 

 
Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

 

De Amerikaanse schrijfster Anne Tyler werd geboren op 25 oktober 1941 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook alle tags voor Anne Tyler op dit blog.

Uit: Klokkendans (Vertaald door Barbara de Lange)

“Willa Drake en Sonya Bailey gingen de deuren langs om snoeprepen te verkopen. Dat was voor het orkest van hun lagere school, de Herbert Malone-school. Als ze er genoeg verkochten kon het orkest naar het streekconcours in Harrisburg. Willa was nog nooit in Harrisburg geweest, maar de harde, gruizige klank van de naam sprak haar aan. Sonya was er wel geweest, maar kon zich er niets van herinneren omdat ze toen nog een baby was. Ze zwoeren allebei dat hun leven voorbij was als ze er nu niet naartoe konden.
Willa speelde klarinet. Sonya speelde blokfluit. Ze waren elf jaar. Ze woonden twee straten bij elkaar vandaan in Lark City in Pennsylvania, maar eigenlijk was Lark City geen stad, zelfs geen provinciestadje, en er waren niet eens stoepen, behalve in die ene straat waar de winkels waren. In Willa’s verbeelding was een stoep iets geweldigs. Ze had zich voorgenomen om als ze groot was nooit ergens te gaan wonen waar geen stoepen waren.
Vanwege die ontbrekende stoepen mochten ze niet in het donker op straat komen. Daarom gingen ze ’s middags op pad met een doos repen, die Willa bij zich hield terwijl Sonya de manilla envelop had voor het geld dat ze hoopten te verdienen. Ze vertrokken vanuit Sonya’s huis, waar ze eerst hun huiswerk hadden gemaakt. Ze moesten Sonya’s moeder beloven meteen terug te komen zodra de zon – die toch al zo waterig was in februari – achter de sprietige bomen op Bert Kane Ridge zakte. Sonya’s moeder was erg bezorgd, veel bezorgder dan Willa’s moeder.
Het was hun bedoeling ver weg te beginnen, bij Harper Road, en dan in hun eigen buurt te eindigen. Aan Harper Road woonde niemand van het orkest, en ze hoopten daar hun slag te kunnen slaan als ze er eerder waren dan de anderen. Het was maandag, de allereerste dag van de snoepverkoopactie; de meeste anderen zouden waarschijnlijk tot het weekend wachten.
De beste drie verkopers kregen een driegangendiner aangeboden met meneer Budd, hun muziekleraar, in een restaurant in Harrisburg, helemaal gratis.”

 

 
Anne Tyler (Minneapolis, 25 oktober 1941)

 

De Turkse schrijfster Elif Shafak (eigenlijk Elif Şafak) werd geboren in Straatsburg op 25 oktober 1971. Zie ook alle tags voor Elif Shafak op dit blog.

Uit: De stad aan de rand van de hemel (Vertaald door Frouke Arns en Manon Smits)

“Istanbul, 22 december 1574
Het was na middernacht toen hij een woest gebrul hoorde vanuit de diepste duisternis. Hij herkende het direct: het kwam van de grootste katachtige van het paleis van de sultan, een Kaspische tijger met amberkleurige ogen en een gouden vacht. Zijn hart sloeg over en hij vroeg zich af door wat — of door wie — het dier gestoord zou kunnen zijn. Op dit late tijdstip hoorden ze allemaal diep in slaap te zijn — de mensen, de dieren, en de djinns. In de stad van de zeven heuvelen waren nu, behalve de nachtwakers op hun ronde, maar twee soorten mensen wakker: zij die aan het bidden waren, en zij die aan het zondigen waren. Ook Jahan was nog op — hij was aan het werk. Werken is als bidden voor ons soort mensen’, zei zijn meester vaak. `Het is onze manier om met God te communiceren.’ `En hoe antwoordt Hij ons dan?’ had Jahan een keer gevraagd, langgeleden, in zijn jonge jaren. `Door ons meer werk te geven, natuurlijk.’ Als hij dat moest geloven, was hij nu vast een behoorlijk hechte band aan het smeden met de Almachtige, had Jahan bij zichzelf gedacht, want hij werkte twee keer zo hard omdat hij twee banen had in plaats van één. Hij was zowel mahout als tekenaar. Hij ambieerde twee ambachten, al was er maar één leraar die hij respecteerde, bewonderde en heimelijk voorbij hoopte te streven. Zijn meester was Sinan, de koninklijke hoofdarchitect. Sinan had honderden leerlingen, duizenden arbeiders en nog veel meer aanhangers en volgelingen. Niettemin had hij slechts vier gezellen. Jahan was er trots op dat hij er daar een van was; trots, maar diep van binnen snapte hij het niet goed. De meester had hem gekozen — een eenvoudige bediende, een nederige olifantenverzorger — terwijl er volop begaafde beginnelingen waren op de paleisschool. In plaats van dat hij er meer zelfvertrouwen door kreeg, werd hij juist onzeker door dat besef. Bijna onwillekeurig werd hij geplaagd door de gedachte dat hij misschien de enige persoon in zijn leven die in hem geloofde zou teleurstellen. Zijn nieuwste opdracht was een hamam ontwerpen. De specificaties van de meester waren duidelijk: een verhoogd marmeren bassin dat van onderaf verwarmd zou worden; leidingen in de muren waardoor de rook naar buiten kon; een koepel die op pendentieven rustte; twee deuren die uitkwamen op twee verschillende straten aan weerszijden van het gebouw zodat mannen en vrouwen elkaar niet zouden tegenkomen. Daaraan zat Jahan te werken in deze onheilspellende nacht, aan een ruw uitgehakte tafel in zijn schuur midden in de menagerie van de sultan.”

 


Elif Shafak (Straatsburg, 25 oktober 1971)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en biograaf Daniel Mark Epstein werd geboren op 25 oktober 1948 in Washington, D.C. Zie ook alle tags voor Daniel Mark Epstein op dit blog.

Uit: The Loyal Son

“A new floor of planks had been laid from the North Gate up the middle of the half-acre space to those steps and covered with woven matting. Immense galleries had been erected on either side, up to the beams, three levels seating thousands of specta-tors. Fifty-two chandeliers, each surmounted by an imperial crown of gold, were ready to light a postcoronation banquet with a thousand candles. There were few Americans in London, fewer who could witness the coronation of their sovereign, and only one who was entitled to walk in the procession. He was William Franklin, the thirty-one-year-old son of the famous American scientist Benjamin Franklin. The older Frank-lin sat on a plank in the packed gallery. He had purchased his place in the open market, where they were changing hands for five guineas or more (a workingman’s wage for a fortnight). Ben Franklin gazed down at the privileged ranks of bedecked, be-dizened, and bejeweled humanity: judges in scarlet robes, choirboys with scarlet mantles, heralds in tabards, and all the nobility in their robes of state, their coronets in their hands. And there on the edge of that rainbow of heraldry stood his son, William, in his drab coat of broadcloth, his tricorn hat in his hand. Benjamin Franklin regarded this scene with that blend of intense curi-osity and amusement that often animated his bright blue eyes. He was by temperament and practice an observer of life as much as an actor in the human drama, both critical and self-aware. William, his only son, a keen observer and student of manners him-self, was more naturally a man of action, a confident frontier soldier, a man of law, a scientist in his own right, and—as his father’s aide—a colonial advocate. Pennsylvania had sent father and son to England on a fateful mission. Proprietor Thomas Penn’s refusal to pay taxes on his vast property had crippled defenses on the colony’s western fron-tier. Success for the Franklins with Parliament would mean safety for their countrymen; failure would mean more Indian raids, more mas-sacres. Success depended upon their harmonious collaboration. It would also depend upon the grace of the new king.”

 


Daniel Mark Epstein (Washington, 25 oktober 1948)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Peter Rühmkorf werd geboren op 25 oktober 1929 in Dortmund. Zie ook alle tags voor Peter Rühmkorf op dit blog.

 

Elegie

Gruß aus Köln – die bleiche Trauerkarte,
die am Rand noch grad die Fassung wahrt,
würde- und bedeutungsvoll:
ah-was-soll
all das dämliche Getanke und Gestarte
für das bißchen Fahrt?

Staub zu Staub und Schaum zu Schaum:
Diese Knöchel oft umschlossen,
dieser Hintern tief geliebt,
haltlos durch ein Totenhemd gesiebt,
ausgeflossen
in den sterneleeren Kofferraum.

Efeu schleppt sich lautlos durch die Jahre;
immergrün und unbegrenzt
deckt er diesen früh entschlafnen Schoß;
knochenlos
trete ich vor deine Abendbahre,
zart wie ein Gespenst.

Hark ich dir die Erde vom Gesicht,
laß die Blumen von den Ketten
– himmelstrebend, hochgehanft –
Dich in mein entfliehendes Gedicht
u m z u b e t t e n
(Ruhe sanft!)
Da ist Silber – da ist Gold – ist Licht.

 

Elegie

Groet uit Keulen – deze fletse nochtans zwarte
rouwrand houdt zich maar met moeite fiks,
waardig, vol betekenis:
ah-wat-is
dit voor zinloos tanken, starten,
voor een rit van niks?

Stof tot stof en schuim tot schuim:
deze ooit omarmde leden.
deze kont zo diep doorleefd,
door een doodshemd uitgezeefd,
weggegleden,
in het sterrenlege kofferruim.

Klimop sleept zich zwijgend door de jaren,
eeuwig groen en grenzeloos,
dekt je vroeg ontslapen schoot;
bot-ontbloot,
treed ik voor je avondbaar en
als een spook zo broos.

Hark ik zacht de aarde weg uit je gezicht,
blaas de bloemen van de keien
– hemelopwaarts, hennepvracht –
Jou, te bed in mijn gehaast gedicht,
neer te vlijen
(O rust zacht!)
Daar is zilver, daar is goud, is licht.

 

Vertaald door Ard Posthuma

 

 
Peter Rühmkorf (25 oktober 1929 – 8 juni 2008)

 

De Duitse schrijver en arts Jakob Hein werd geboren op 25 oktober 1971 in Leipzig. Zie ook alle tags voor Jakob Hein op dit blog.

Uit: Die Orient-Mission des Leutnant Stern

“Später erfuhr Stern, dass es auf dem Frankfurter Tele-grafenamt Bedenken gegeben hatte, die ursprüngliche Nachricht des Vaters aufzugeben, zudem hatte man die-sem gesagt, dass in der bestehenden Lage nicht mehr davon auszugehen sei, dass die Nachricht vom Amt in Brüssel weitervermittelt werde. Darum hatte sich Sterns Vater einen Trick ausgedacht und gehofft, dass seinem Sohn auch unter dem reformierten, sogenann-ten Frankfurter Lehrplan am Goethe-Gymnasium genü-gend Griechisch beigebracht worden war, seine leicht verschlüsselte Botschaft zu verstehen: » Empfehle sofor-tige Heimkehr – Polemos«. Dass er diese Nachricht als Telegramm aufgegeben hatte, fügte der Nachricht auto-matisch ein Ausrufezeichen bei. »Mein lieber Herr Generalkonsul«, sagte Stern, nach-dem er das Telegramm zweimal gelesen hatte, »ich fürchte, wir werden unverzüglich abreisen müssen.« Bedauernd legte er die Pintura vorzeitig im Aschenbecher ab, wo sie ausgehen würde, während er seine Koffer packte. Sterns Vater neigte als Besitzer einer großen Textilfabrik mit gut zweihundert Arbeitern nicht zur Übertreibung. Immer wieder ereigneten sich Probleme in der Fabrik, ein kleiner Brand, der ausbrach, ein Lie ferant, der falsche oder fehlerhafte Stoffe lieferte, der Ausbruch von Ruhr unter den Arbeiterinnen, der die Produktion für Tage stilllegte. Vater Stern hatte bei sal chen Ereignissen niemals Zeichen besonderer Unruhe gezeigt, sondern war immer ruhig zur Tat geschritten »Schritt für Schritt« war gewissermaßen sein motto Dass er nun einTelegrammverfasste und dies auch noch das griechische Wort für »Krieg« enthielt, ließ bei Stern keinen Zweifel daran aufkommen, dass eiliges Handeln geboten war. Vor ein paar Wochen war bei ihrem Umstieg im Brüs-seler Gare Central die Aufregung nach den Schüssen von Sarajevo noch spürbar gewesen. Die Zeitungen über-schlugen sich mit den wildesten Gerüchten, die sich wie Epidemien verbreiteten. Aber in der hübschen Bimmel-bahn, die sie an der Küste entlang zu ihrem Badeort fuhr, verstummte das wilde Summen spätestens hinter Ost-ende und machteder guten Luft und der Vorfreude Platz.”

 


Jakob Hein (Leipzig, 25 oktober 1971)
Cover

 

De Nederlandse dichteres Hélène Swarth werd geboren op 25 oktober 1859 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Hélène Swarth op dit blog.

 

Als ’t kindje komen zal

Loom laat zij vallen ’t hemdje vlinderlicht –
En dromig ziet ze, aan morgenblauwe trans,
Met wapperlokken zweven rond een krans
Van engelkopjes, blond en blank, belicht
Door lente-zon, in slepende cadans.
Op wie zal ’t kindje lijken? – En ’t gezicht
Houdt, blij en vroom, ze op ’t wolkenspel gericht,
Waar hemelkindren dansen hemeldans.

Het duizlend kopje in ’t kussen, dat haar man,
Met teedre streelhand, schoof onder ’t hoofd,
Blijft stil zij turen, tot de rei vervloot.
Verwonderd, wijl zij nog niet raden kan
’t Gelaat der vreugd, door liefde haar beloofd:
Haar eigen kind, nog sluimrend in haar schoot.

 

Grafrozen

Een schone dodendroom heb ik gedroomd:

Diep onder marmerblank en bloemgeboomt,
Sliep kalm en koel mijn moegemarteld lijf.
Toen zag mijn ziel, vanuit haar blauw verblijf,
Een meisjesgroep in klederen leliewit.
En éen maagd, blond met vliegend haar, zei dit:
– ‘Zij die daar rust gaf liedren ons, in ruil
Willen wij winden rozen rond haar zuil.’
En zingend slingerde om het marmerblank
De meisjesrei een smijd’ge rozenrank.
En de éne roos was blank als duivendons,
Als maagden-onschuld – Jonkvrouw, bid voor ons! –
Als sneeuw op aarde en vederig wolkje in ’t blauw.
En rood was de andre als ’t vlammend hart der vrouw.

 

 
Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
Portret door Rosa Spanjaard, 1919

 

De Nederlandse schrijver en dichter François Désiré Pauwels werd geboren in Amsterdam op 25 oktober 1888. Zie ook alle tags voor François Pauwels op dit blog.

 

En nu de groene deur-schaduwe rust.

En nu de groene deurschaduwe rust
Op rein-geschuurde donker-blauwe vloeren,
Nu lokt weer niets mijn tong tot smakenslust,
En wil mijn hand den pap niet ommeroeren…

’t Is de ûre straks, dat uit het lage huis
Een klaarte valt, en Jesus aan komt kloppen,
En na ’t uitsterven van mijn deur-geruisch
Me vraagt zijn steenen pijp te mogen stoppen.

En als dan in den bedde-peluwput
Mijn haar verwarrelt en mijn ooren suizen,
Dan voel ik Jesus die mijn herte schudt
En vreemde kriebels in mijn lichaam huizen.

 

Hooglied

Zóó goed als ge zijt had ik u nóoit dúrven droomen,
Ge kwamt me ’t scheem ‘ren uw oog slechts biên
En ál de dingen zijn in wondren glans gekomen
En ‘k heb de wereld vól geluk gezien!

Ik heb de heerlijkheid gekend te mogen luistren
Naar de aanzwellende muziek uwer stem,
En toen uw wónder-zang verging in ’t teerste fluistren
Versmolt mijn hart in innigheid met hem…

In dien nacht is úw tong de mijne komen raken,
En een fontein van liedren werd mijn mond
U ten dank; in den morgen, bij mijn vroeg ontwaken
Liep ik zingens-dronken, dansend, mijn tuinen rond.

 

 
François Pauwels (25 oktober 1888 – 8 januari 1966)
V.l.n.r. Victor van Vriesland, Adriaan Roland Holst, Francois Pauwels en J. C. Bloem. De foto werd genomen op Pauwels 70ste verjaardag in 1958

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e oktober ook mijn blog van 25 oktober 2016 en eveneens mijn blog van 25 oktober 2015 deel 2.

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Ben Ali Libi

Op een lijst van artiesten, in de oorlog vermoord,
staat een naam waarvan ik nog nooit had gehoord,
dus keek ik er met verwondering naar:
Ben Ali Libi. Goochelaar.

Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij de kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.

Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bosjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.

Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen, toen er hard werd geklopt.
Er stond al een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

In ’t concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.

En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.

 

Het menselijk geluk

De huur betaald. De stoep geschuurd.
Een goeie visboer in de buurt.
Een meid die als ze naast je gaat,
loopt te zingen over straat.

 

Oktober

ik kreeg van daag
een vreemde brief:

‘ik mag je graag,
heus,
ik vind je best lief.

maar houden van,
dat gaat niet.
maar echte liefde
gaat niet’

ik kreeg vandaag
zo’n rare brief.
zo’n brief.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels”

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, Geoffrey Chaucer

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Voorspoken

De boer schrok zich die avond lam:
een trein die door zijn weiland kwam
had hij gehoord.
Toen was het weg. Het was niet waar.
Pas twee jaar later is er daar
een trein ontspoord.

Ook iemand zag, terwijl hij sliep
een auto zinken in het diep,
een heel gezin.
Precies de plek heeft hij gezien:
de auto reed een dag nadien
het water in.

Soms is er vage lampenschijn
uit ramen waar geen huizen zijn,
alleen maar grond.
Al wat bestaat heeft steeds bestaan
en wat vergaat is al vergaan
eer het bestond.

 

Spelende meisjes

Vol sombere doemgedachten
geraakte ik in een straat
waar meisjes aan ’t spelen waren
en we kwamen aan de praat.

Turkse en Surinaamse
en sommige autochtoon
en ze hadden er nauwelijks weet van,
ze speelden daar gewoon.

Mijn sombere visioenen
van een wereld die verging,
vervaagden in ’t licht van die kinderen
tot een herinnering.

Want die meisjes met aardige ogen
en met hun prachtige haar
zullen de kinderen baren
voor de komende duizend jaar.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, Geoffrey Chaucer”

Sint Maarten (Willem Wilmink)

Bij Sint Maarten

 

 
Saint Martin door Gustave Moreau, rond 1882

 

Sint Maarten

Nu dragen kinderen, groot en klein,
een lampion vol maneschijn:
je ziet ons door de straten gaan,
je kunt ons lied nog niet verstaan,
kunt ons liedje nog niet verstaan.

Wij vragen iedereen beleefd
of hij wat lekkers voor ons heeft,
wij lopen door de duisternis
omdat het 11 november is,
dus omdat het Sint-Maarten is.

Als we iets krijgen, loopt ons koor
met alle lampions weer door,
als ons niet open wordt gedaan,
dan blijven wij gewoonweg staan,
blijven wij vannacht hier staan.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)
Enschede, Grote kerk. Willem Wilmink werd geboren in Enschede.

 

Zie voor de schrijvers van de 11e november ook mijn vorige blog van vandaag.

Willem Wilmink, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Zomeravond
(Naar het Portugees)

Kindje, slaap maar, kindje,
’t was ook zo warm deze dag.
In de schemer
zit nu een kleine egel
met zijn mooie stekels
eenzaam in het gras.

Het gras wacht op regen.
Geen takje beweegt er.
Luister naar de merel,
hoog op ons dak.

Avond vol verlangen.
De maan maakt zich klaar voor de nacht.
In de avondschemer
komt strakjes onze egel
nog een egel tegen,
liefkoost haar vacht.

Van ver wordt de merel
antwoord gegeven.
Morgen komt de regen
waar het gras op wacht.

Kindje, slaap maar, kindje,
in de avondschemer.
Hebt al slaap gekregen.
Slaap maar mijn schat.

 

Uitreiking van diploma’s

Onder de meisjes menig stevig stuk,
maar er zijn ook van die nog hele tere,
onder de jongens veel in herenkleren,
en allen, allen stralend van geluk.

Niet langer meer gebukt onder het juk
van heel veel saais om uit het hoofd te leren:
niemand zal ooit nog bij hen informeren
naar passé défini of overdruk.

Maar ’t is meteen ook de examenklas,
die vol saamhorigheid en warmte was,
waarvan men zich zo zorgeloos ontdoet.

Nu slaat voor ’t laatst de grote schooldeur dicht,
en kijk, daar gaan ze: blij en doelgericht
een toekomst met veel heimwee tegemoet.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)
Portret door Desirée Groot Koerkamp in Oostmarsum

Lees verder “Willem Wilmink, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein”