Jaarwisseling (Joke van Leeuwen)

Alle trouwe bezoekers en mede-bloggers: Prettige Jaarwisseling!

 

Louis-Apol
Winterscène met ondergaande zon achter de bomen,
Louis Apol, (1880 – 1930)

 

Jaarwisseling

Ze zitten in een kring, ruggen naar de
wereld en zien de uren in het gezicht.
Ze sturen wie, teruggekeerd, te veel
zijn heen geweest, geen brieven nu,
zoals ooit van een feest met heerlijk eten
niet, en dan dat heerlijk-eten-niet
zo nauwgezet beschreven. Ze hebben
vers gerezen deeg, zacht zuchtend
groot geworden brood, oud weten.

Dood blad, nog van de zomer over,
cirkelt als levend in de wind. Binnen
mag uit papier wat ze bedachten voor
elkaar: iets waar iets anders bij of iets
van wol dat haast nog blaat of of of
of – de avond gaat een aanloop nemen.
Ze leggen wat ze kregen neer. Staan op.
Slikken een restje zin in. Zoenen
zich naar een nieuw alweer.

 

Joke van Leeuwen

 

Joke van Leeuwen schrijft en illustreert haar eigen kinderboeken, ze is actief als dichter, romancier, cabaretière en vertelster van veelvuldig bekroond werk. In Nederland ontving ze vanaf haar debuut 26 jaar geleden in totaal 16 literatuurprijzen. Vooral haar jeugdboek Deesje werd in vele talen vertaald en daarvoor werd ze bovendien onderscheiden met prijzen in het buitenland.

 

JOKEvanLEEUWEN

Joke van Leeuwen  (Den Haag, 24 september 1952)

 

 

 

Zie het vorige bericht voor de schrijvers van 31 december.

Bastian Böttcher, Giovanni Pascoli, Gottfried August Bürger

Bastian Böttcher werd op 31 december 1974 in Bremen geboren en woont nu in Berlijn. Hij verbindt hiphop met hoge lyrische kunst. Als slampoëet toert hij de hele wereld over. Böttcher experimenteert met vernieuwende vormen van poëzie op het internet en op de planken. In 2004 verscheen zijn eerste roman “Megaherz”. Bastian Böttcher geldt als eerste en bekendste Duitse rapdichter die door zijn digitale poëzie sinds de jaren negentig opzien baart.

Teleliebe

 Auch wenn dich und mich offensichtlich zich Lichtjahre Luftlinie trenn,
bleim wir beide tight wie Barbie und Ken.
Wir kenn den kleinsten MiniMilimeter vonananda.
tanzen auf Distanz – transkontinental. Kein Wunder,

denn ich komm im Elektronenfluss mit HyperPulsFrequenz
unbegrenzt und ungebremst in deine Hörmuschel zum Telekuscheln.
Ich fessel dich dann schnurlos mit meim GedichtBand.
Die Telefongesellschaft scheffelt Cash, seitdem ich dich fand.

Ich hab zu Dir ne LiveSchaltung, bring via SatellitenLeitung
tief triefende LiebesLieder, bis wieder die Glasfaser glüht.
Wir funken. – Empfangen empfindliche Impulse,
strahln InfrarotReflexe aus. Ich bring für dich ne Schnulze.

Ne messy MessageMassage. Vom nackten Nacken bis zum Arsch.
Extra large spürn wir wie wieder der VibrationsAlarm anspringt.
Ich geh ran. Schon wieder du anna Strippe.
deine Stimme fließt höchst aufgelöst leicht flüchtig. Und ich slippe

in EchtZeit animiert auf deine Matrix Matratze…

 

Schnittstelle

Sie sitzten an Synapsen wie Saugnäpfe an Zitzen.
Speisen dir Bit für Bit Shit in die Schnittstelle.
Splitten dein Ego, kitten Brüche mit Placebo.
Sie stimulier’n Triebe und simulier’n Liebe.

Der Machtapparat unterhält sie und er hält sie unten.
Vom Vakuum der Bildröhre ausgelutschte Kunden.
Mogule im Moloch poln’ die Metropolen.
Mästen Massen mit Mist von Sendemasten.

Voll trist bestrahln sie Städte mit betäubendem Äther.
Sat-Anlagen ausgerichtet. – Fahnen im Wind der Täter.
Kanäle als Kanüle für knallharte Kalküle.
Injektion aus Ihr’n Anstalten ersetzen die Gefühle.

 

BAS_BOETTCHER

Bastian Böttcher (Bremen, 31 december 1974)

 

De Italiaanse dichter Giovanni Pascoli werd geboren op 31 december 1855 in San Mauro di Romagna. Na een jeugd vol tegenslagen engageerde Pascoli zich als student voor radicale politieke ideeën, iets wat hem in 1879 tijdelijk in de gevangenis deed belanden. Daarna wendde hij zich tot de literatuur. In 1905 werd hij hoogleraar voor klassieke literatuur in Bologna. Internationale roem verwierf hij door zijn gedichten die vooral patriotistische en historische thema’s behandelden. Van bijzondere betekenis was zijn werk voor de ontwikkkeling van de moderne Italiaanse literaire taal die in Pascoli’s tijd nog versplinterd was in talrijke dialecten. Veel woorden met een oorsprong in het dialect werden door hem voor het eerst in de dichtkunst gebruikt – het was de grootste omwenteling van de Italiaanse taal sinds de middeleeuwen.

 

 

Ultimo sogno [Myricae]

Da un immoto fragor di carrïaggi

ferrei, moventi verso l’infinito

tra schiocchi acuti e fremiti selvaggi…

un silenzio improvviso. Ero guarito.

 

Era spirato il nembo del mio male

in un alito. Un muovere di ciglia;

e vidi la mia madre al capezzale:

io la guardava senza meraviglia.

 

Libero! …inerte sì, forse, quand’io

le mani al petto sciogliere volessi:

ma non volevo. Udivasi un fruscìo

sottile, assiduo, quasi di cipressi;

 

quasi d’un fiume che cercasse il mare

inesistente, in un immenso piano:

io ne seguiva il vano sussurrare,

sempre lo stesso, sempre più lontano.

 

 

Dit is de Engelse vertaling van Alan Marshfield

 

 

Final Dream

 A railway noise, trains shunting in one place,

an infinite, jarring clangour and ado;

vibrations uncontrolled distorting space …

from this a sudden silence. I was through.

 

The thick and sudden drench of illness died

in one last breath. My eyes moved as I lazed

at peace upon that sickbed; at my side

I saw my mother and was not amazed.

 

Freedom! … without an ounce of strength should I

wish to unfold the hands beneath my chin:

but I had no such wish. There was a sigh

as though of cypresses, insistent thin;

 

or stream on a wide plain which sought to flow

out to an ocean that was non-existent:

I went where its bare whispering might go,

always the same, always and ever distant.

 

 

pascoli

Giovanni Pascoli (31 december 1855 – 6 april 1912)

 

Gottfried August Bürger werd geboren op 31`december 1747 in Molmerswende. Bürger was de zoon van een dominee uit de Harz. Hij studeerde theologie aan de universiteit van Halle an der Saale, waar hij ook naar school was geweest. In Halle ontstond een verbond van dichters die, onder invloed van het Rococo, anacreontische poëzie schreven, met veel aandacht voor de idylle en het bucolische leven. Bürger stond zeer sympathiek tegenover deze beweging. In 1768 ging hij filologie en rechten studeren in Göttingen, alwaar hij tevens bevriend raakte met de dichters van de Hainbund, een vooruitstrevend collectief dat in 1772 werd opgericht. In dat jaar werd hij baljuw in Altengleichen, in dienst van de adellijke familie von Uslar. Bürger leidde geen gelukkig leven: financieel is het hem nooit voor de wind gegaan, en als baljuw werd hij voortdurend bespot en gehekeld door zijn werkgevers. De grootste kaakslag kreeg Bürger echter door Friedrich von Schiller toegediend: diens Besprechung von Bürgers Gedichten, uit 1791, was een regelrechte aanval op alles wat Bürger geproduceerd had. Daarenboven schuwde Schiller het argumentum ad hominem niet: naast een vernietigende kritiek op Bürgers balladestijl, maakte hij hem zwart door op zijn schunnige liefdesleven toe te spelen. Dit werk van Schiller, dat hem de bewondering van Goethe opleverde, zorgde voor een tweespalt in de Duitse literaire opvattingen over poëzie. De toentertijd sterk vereenzaamde Bürger heeft zich niet verweerd, maar kon wel rekenen op de steun van zijn geestesverwanten. Enerzijds ontstond zodoende een stroming die de Bürger-stijl aankleefde, en anderzijds kwam het Duitse classicisme in zwang. Beide zijn echter in zekere zin erfgenamen van de Sturm und Drang. Ofschoon tijdens zijn leven sterk verguisd, heeft Bürger desalniettemin een sterke stempel op de Duitse poëzie nagelaten, die hij daarenboven ontegenzeglijk een nieuwe koers heeft laten varen. Hij was de grondlegger van de Duitse kunstballade.

 

Der Ritter und sein Liebchen

 Ein Ritter ritt einst in den Krieg,
Und als er seinen Hengst bestieg,
Umfing ihn sein feins Liebchen!
»Leb wohl, du Herzensbübchen!
Leb wohl! Viel Heil und Sieg!

»Komm fein bald wieder heim ins Land,
Daß uns umschling’ ein schönes Band
Als Band von Gold und Seide,
Ein Band aus Lust und Freude,
Gewirkt von Priesterhand!« –

»Ho ho! Käm’ ich auch wieder hier,
Du Närrchen du, was hülf’ es dir?
Magst meinen Trieb zwar weiden;
Allein dein Band aus Freuden
Behagt mit nichten mir.« –

»O weh! So weid’ ich deinen Trieb,
Und willst doch, falscher Herzensdieb,
In’s Ehband dich nicht fügen!
Warum mich denn betrügen,
Treuloser Unschuldsdieb?« –

»Ho ho! du Närrchen, welch ein Wahn!
Was ich that, hast du mitgethan.
Kein Schloß hab’ ich erbrochen,
Wenn ich kam, anzupochen,
So war schon aufgethan.« –

»O weh! So trugst du das im Sinn?
Was schmeicheltest du mir um’s Kinn?
Was mußtest du die Krone
So zu Betrug und Hohne
Mir aus den Locken ziehn?« –

»Ho ho! Jüngst flog in jenem Hain
Ein kirres Täubchen zu mir ein.
Hätt’ ich es nicht gefangen,
So müßten mir entgangen
Verstand und Sinnen sein.« –

Drauf ritt der Ritter hop sa sa!
Und strich sein Bärtchen trallala!
Sein Liebchen sah ihn reiten
Und hörte noch von weiten
Sein Lachen ha ha ha! – –

Traut, Mädchen, leichten Ritter nicht!
Manch Ritter ist ein Bösewicht.
Sie löffeln wol und wandern
Von Einer zu der Andern
Und freien Keine nicht.

Buerger

Gottfried August Bürger (31`december 1747 – 8 juni 1794)

 

Paul Bowles, Rudyard Kipling, Willy Spillebeen

De Amerikaanse schrijver, dichter en componist Paul Bowles werd geboren in New York op 30 december 1910. Al op jonge leeftijd worden enkele gedichten van hem gepubliceerd. Hij schreef gedichten en speelde piano om te ‘vluchten’ voor zijn ongelukkige jeugd. In 1929 verlaat hij de Verenigde Staten om zijn geluk te beproeven in Parijs. HIj vertrekt een paar jaar later naar Marokko, Tanger. Hier vindt hij veel inspiratie voor zijn boeken, die veelal dit gebied en de cultuur als achtergrond. Ondanks dat hij slechts enkele romans heeft geschreven (w.o. het door Bertolucci verfilmde The Sheltering Sky), betreft het hier tijdloze klassiekers met als voornaamste thema de oppervlakkigheid van de westerse mens en het daaruit voorkomende onvermogen om overeind te blijven als zijn vertrouwde omgeving wegvalt. De afstandelijke beschrijvingen van hoe zijn hoofdrolspelers langzaam ten gronde gaan tegen de achtergrond van een genadeloze natuur en afwijkende culturen zijn subliem. Hij heeft veel korte verhalen geschreven, waarvan sommige eigenlijk tot een soort literair horror-genre gerekend kunnen worden.

Uit  A DISTANT EPISODE

”The September sunsets were at their reddest the week the professor decided to visit Ain Tadouirt, which is in the warm country. He came down out of the high, flat region in the evening by bus, with two small overnight bags full of maps, sun lotions and medicines. Ten years ago he had been in the village for three days; long enough, however, to establish a fairly firm friendship with a cafe-keeper, who had written him several times during the first year after his visit, if never since. “Hassan Ramani,” the Professor said over and over, as the bus bumped downward through ever warmer layers of air. Now facing the flaming sky in the west, and now facing the sharp mountains, the car followed the dusty trail down the canyons into air which began to smell of other things besides the endless ozone of the heights: orange blossoms, pepper, sun-baked excrement, burning olive oil, rotten fruit. He closed his eyes happily and lived for an instant in a purely olfactory world. The distant past returned – what part of it, he could not decide.

The chauffeur, whose seat the Professor shared, spoke to him without taking his eyes from the road. “Vous etes geologue?”

“A geologist? Ah, no! I’m a linguist.”

“There are no languages here. Only dialects.”

“Exactly. I’m making a survey of variations on Moghrebi.”

The chauffeur was scornful. “Keep on going south,” he said. “You’ll find some languages you never heard of before.”

 

bowles

Paul Bowles (30 december 1910 – 18 november 1999)

 

De Britse schrijver en dichter Joseph Rudyard Kipling werd geboren op 30 december 1865 in Bombay, India. Zijn bekendste werk is ongetwijfeld The Jungle Book, een fabel over het jongetje Mowgli dat door wilde dieren wordt opgevoed en die tegenwoordig vooral bekend is door de diverse films en tekenfilms die er o.a. door Walt Disney van zijn gemaakt. Deze filmversies doen de verhalen echter geen recht. Andere bekende verhalende werken van Kipling zijn de Plain tales from the Hills en Kim. Rudyard Kipling ontving in 1907 als eerste Brit de Nobelprijs voor de Literatuur.

Uit: The Jungle Book

Mowgli’s Brothers

Now Rann the Kite brings home the night
That Mang the Bat sets free—
The herds are shut in byre and hut
For loosed till dawn are we.
This is the hour of pride and power,
Talon and tush and claw.
Oh, hear the call!—Good hunting all
That keep the Jungle Law!
Night-Song in the Jungl

It was seven o’clock of a very warm evening in the Seeonee hills when Father Wolf woke up from his day’s rest, scratched himself, yawned, and spread out his paws one after the other to get rid of the sleepy feeling in their tips. Mother Wolf lay with her big gray nose dropped across her four tumbling, squealing cubs, and the moon shone into the mouth of the cave where they all lived. “Augrh!” said Father Wolf. “It is time to hunt again.” He was going to spring down hill when a little shadow with a bushy tail crossed the threshold and whined: “Good luck go with you, O Chief of the Wolves. And good luck and strong white teeth go with noble children that they may never forget the hungry in this world.”

kipling

Rudyard Kipling (30 december 1865 – 18 januari 1936)

 

Willy Spillebeen werd geboren in Westrozebeke op 30 december 1932. Hij is sinds 1969 redacteur van Dietsche Warande & Belfort en sinds 1987 lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. In 1990-91 was hij de eerste Vlaamse writer in residence in Madison, Wisconsin USA. Op het vlak van poëzie schreef hij essays over o.a. De Haes, Nijhoff, Leopold en Gerhardt en vertaalde werk van o.a. Neruda, Lorca en Alberti. Met Hubert van Herreweghen stelde hij een driedelige bloemlezing samen uit de Nederlandstalige poëzie vanaf 1880 en verzorgde met dezelfde auteur vanaf 1974, en sinds 2001 met Hugo Brems, een jaarlijkse bloemlezing Gedichten uit de Nederlandse en Vlaamse tijdschriften.

Ik teken

Ik teken met mijn tanden in je vel
de plek waar ik je steeds wil bijten
mijn wijfje wilde siddervis
totdat wij uit elkander splijten
na de eendagsdroom die leven is
de enkele momenten zelfbedrog
de jaren van verbeten dulden
mijn vrouw oud als het leven is
vergeef mijn niet bedreven schulden
wie takelde je lichaam af
je lieve lichaam siddervis?

Ik teken met mijn tanden in je vel
de plek waar later als geheugen
je lichaam nog bewoonbaar maakt.
Die plek zal ik met mijn adem met
mijn hartstocht dan bewonen
een eilandje een rondemaan
de schoonste schuilplaats tegen waarheid
die ik vanmorgen vond.

SPILLEBEEN

Willy Spillebeen (Westrozebeke, 30 december 1932)

William Gaddis, Brigitte Kronauer

De Amerikaanse schrijver William Gaddis werd op 29 december 1922 geboren in New York Na de High School begon hij in 1941 een literatuurstudie aan Harvard, maar wegens slecht gedrag moest hij de universiteit na vier jaar verlaten. Hij werkte voor het tijdschrift The New Yorker en voor het Amerikaanse leger. In 1955 publiceerde hij zijn eerste, meer dan 1000 bladzijden tellende roman The Recognitions. De kritieken waren vernietigend en het publiek liet het boek links liggen, op een klein groep na voor wie het een cultboek werd. Pas in 1975 verscheen zijn tweede roman JR, waarin een jongen van elf jaar een financieel imperium opbouwt. De booswicht in de tv-serie Dallas werd naar hem genoemd. Voor JR kreeg Gaddis de National Book Award, evenals voor zijn vierde roman A Frolic of his own.

 

Uit: The Recognitions

 

Now he found himself rescued from oblivion by agents of that country not Christian enough to rest assured in the faith that he would pay fully for his sins in the next world (Dante’s eye-witness account of the dropsical torments being suffered even now in Malebolge by that pioneer Adamo da Brescia, who falsified the florin, notwithstanding), bent on seeing that he pay in this one. In the United States of America Mr. Sinisterra had been a counterfeiter. During the investigation, he tried a brief defense of his medical practice on the grounds that he had once assisted a vivisectionist in Tampa, Florida; and when this failed, he settled down to sullen grumbling about the Jews, earthly vanity, and quoted bits from Ecclesiastes, Alfonso Liguori, and Pope Pius IX, in answer to any accusatory question. Since it was not true that he had, as a distant tabloid reported, been trapped by alert Federal agents who found him substituting his own likeness for the gross features of Andrew Jackson on the American twenty-dollar note, Mr. Sinisterra paid this gratuitous slander little attention. But, like any sensitive artist caught in the toils of unsympathetic critics, he still smarted severely from the review given his work on page one of “The National Counterfeit Detector Monthly” (“Nose in Jackson portrait appears bulbous due to heavy line from bridge…”); and soon enough thereafter, his passion for anonymity feeding upon his innate modesty amid walls of Malebolgian acclivity, he resolved upon a standard of such future excellence for his work, that jealous critics should never dare attack him as its author again. His contrition for the death which had occurred under his hand was genuine, and his penances sincere; still, he made no connection between that accident in the hands of God, and the career which lay in his own. He was soon at work on a hand-engraved steel plate, in the prison shop where license number tags were turned out.

 

 

gaddis

William Gaddis (29 december 1922  – 16 december 1998)

 

De Duitse schrijfster Brigitte Kronauer werd geboren op 29 december 1940 in Essen. Zij studeerde germanistiek en pedagogie en werkte enige tijd als lerares in Aken en Göttingen. Sinds 1974 woont en werkt zij in Hamburg. Haar eerste roman uit 1980 Frau Mühlenbeck im Gehäus wekte al meteen veel belangstelling. Er volgden meerdere romans, verhalen en essays.

 

Uit: Verlangen nach Musik und Gebirge

 

“Auf diese Art den Gemeinplatz widerlegend, der die Stuntleute als Verzweifelte sieht, auf der Suche nach adrenalinischen Erregungen, immer schärfer disponiert, das Leben für eine Handvoll Dollars zu verkaufen.”

Junger Mensch, finanziert das Runzelmenschlein neben dir deinen Sprachunterricht? Sehr junger Mann, willst du deiner Großmutter beweisen, daß sich die Investition gelohnt hat? Die Großmutter legt ihm begütigend eine gebrechliche Hand aufs Knie. Er merkt nichts.

“Jamie hat sich sofort über unsere physische Ähnlichkeit amüsiert. Sie hat sich nie davon getroffen gefühlt, nicht einmal als Kinder ihr Autogramm von mir verlangten, wie es beim set von ‚True lies’ passiert ist. Als wir die Szene drehen mußten, in der Jamie von einer Brücke auf die Limousine fliegt, bereitete ich mich vor, indem ich mein Mantra der Selbstüberzeugung – oder besser Selbstüberwindung? – rezitierte, um eine perfekte Ruhe und Sicherheit zu erlangen. Es geschah mir, daß ich nach unten sah, in den Fluß, wo das Rettungsschiff war mit den Sauerstoffgeräten und einem Arzt, bereit für den Notfall und ich fühlte, wie ein tröstliches Sicherheitsgefühl in mich eindrang. Aber ich wußte noch nicht…”

Man fragt das Großmütterchen, ob sie einen Enkel möchte, der nicht nur tolpatschig Artikel aus italienischen Illustrierten übersetzt, sondern einen, der selbst auch Stuntman wird. Controfigura, nicht wahr, so heißt es doch? Nur, um ihr neckisch sich gruselndes, “Ahaha!” zu hören.

“An diesem Abend schickte sie mir eine Flasche Champagner ins Zimmer, einen Glückwunsch und das Foto, das sie geschossen hatte während meiner Rettung mit dem Helikopter. Ihre Worte zitterten vor Stolz wie die einer Schwester oder Mamma. Dies hier ist für mich die Art des Gefühls, für die sich auch die Mühe lohnt, weil du dich geschätzt fühlst für das, was du wirklich bist.”

 

KRONAUER

Brigitte Kronauer (Essen, 29 december 1940)

Burkhard Spinnen, Manuel Puig, Alfred Wolfenstein, Conrad Busken Huet

Burkhard Spinnen werd geboren op 28 december 1956 in Mönchengladbach. Hij studeerde germanistiek, communicatiewetenschappen en sociologie in Münster. In 1989 promoveerde hij aan het instituut voor germanistiek en werkte er toen tot 1995 als wetenschappelijk assistent. Sindsdien werkt hij als zelfstandig schrijver. Hij is medeoprichter van de Lübecker “Gruppe 05”. Naast wetenschappelijke werk, essayistische en literaire teksten schrijft Burkhard recensies en columns voor kranten en voor de radio.

 

Uit: Lego-Steine

 

“Liebe

Eine Mitschülerin aus der Volksschule habe ich sehr verehrt, schon ihr Vorname schien mir der edelste zu sein, den es gab. Sie hatte lange blonde Haare, meist zu dicken Zöpfen geflochten, und ein rundes Puttengesicht. Sie war mein Inbegriff des Schönen, ihre Schulnoten waren noch besser als die meinen, nur leider stammte sie aus einem anderen Teil des Vorortes und unsere Schulwege trafen sich erst auf dem Hof oder im Klassenzimmer. Nie konnte ich ein Wort mit ihr sprechen, das nicht unter der Aufsicht von Lehrerin und Mitschülern gestanden hätte. Also machte ich mich, um nicht aufzufallen, gleich bei allen Mädchen der Klasse beliebt. Ich ärgerte sie nicht, um ihnen, besonders aber ihr, näher sein zu können; ich verteidigte ihre Ansichten gegen die der Jungen, die auch die meinen waren; und ich spielte ihre Spiele, deren Peinlichkeit ich ebenso wie den Spott der Jungen in Kauf nahm. In der vierten Klasse wurden Claudia und ich als Klassensprecherin und Klassensprecher gewählt, und in dieser Funktion, in die mich allein die Stimmen der Mädchen gebracht hatten, sammelten wir, zu meiner Seligkeit, einmal in der Woche gemeinsam das Milchgeld ein.
Allerdings war dieses vierte Schuljahr ein Kurzschuljahr, es dauerte nur wenige Monate, und bald fuhren wir, längst nicht jeden Tag gemeinsam, in verschiedene Gymnasien der Stadt. Nach einem weiteren Jahr zog ich weg, und wir sahen uns nur noch selten. Doch das war es nicht, was sie mir entfremdete, und auch nicht der Umstand, dass sie rasch groß wurde und eine laute Stimme bekam. Aber wir gerieten auseinander, als ich einmal glaubte, im Schutze der ersten erlernten Fremdsprache mich ihr offenbaren zu können und bei einer gemeinsamen Busfahrt »amo te« zu ihr sagte. Ich liebe dich. Es gab ein lautes Gegröle aller Umstehenden. Das Wort, um dessen Bedeutung einige wußten, andere nicht, flog als Parole über die Sitzreihen, wurde geschrien, und ich schrie es, um mich zu tarnen, endlich auch.
Ich habe eine Jungenschule besucht; jahrelang sah ich Mädchen nur von weitem, sprach nicht mit ihnen und vergaß alles, was ich vielleicht schon einmal gewusst hatte. Dann begannen die Tanzstunden. Seitdem fange ich wieder von vorne an, täglich.”

 

SPINNEN

Burkhard Spinnen (Mönchengladbach, 28 december 1956)

 

De Argentijnse schrijver Manuel Puig werd geboren op 28 december 1932 in General Villegas. Hij interesseerde zich voor de film, maar studeerde toch vanaf 1951 literatuurwetenschap aan de universiteit van Buenos Aires. In 1956 kreeg hij een beurs voor de filmacademie Centro Sperimentale di Cinematografia in Rome. Tot 1962 werkte hij als leraar Spaans en Italiaans en schreef hij zijn eerste draaiboeken. In 1963 verhuisde hij naar New York en schreef hij zijn eerste roman Roman La traición de Rita Hayworth, die hij in 1965 voltooide. In 1969 kreeg deze roman een prijs van Le Monde. In 1967 keerde Puig naar Buenos Aires terug. Na het succes van zijn tweede roman Boquitas pintadas publiceerde hij in 1973 The Buenos Aires Affai.r. Na verschillende bedreigingen verliet hij Argentinië, ging naar Mexico, waar hij in 1976 El beso de la mujer araña voltooide. In 1985 maakte hij er een draaiboek van voor de bekroonde film van Héctor Babenco.

 

Uit: The Kiss of the Spider Woman (draaiboek)

 

VOICE OF MOLINA

                 A sumptuous budoir.  Her bed, all

                 quilted satin.  Chiffon drapes. 

                 From her window you can see the

                 Eiffel Tower.

                     (pause)

                 Suddenly her maid brings in a

                 gift-wrapped box, a token from

                 an admirer. She’s a cabaret

                 star, of the highest rank. 

                 She opens the box, it’s a 

                 diamond bracelet, but she 

                 sends it back.

                     (pause)

                 Men are really at her feet. 

                 She’s known a few, but not the 

                 one she’s been waiting for all 

                 her life — a real man.

 

       The camera finds the PRISONER who is speaking.

 

       He is LOIS MOLINA, 41, his red-tinted hair no longer hiding 

       the gray.  He has the sensitive face of a man who has 

       seen it all, and been hurt by most of it.

 

                           MOLINA

                     (playing the role)

                 Her maid has prepared her a

                 foam bath.  The star takes a

                 towel and wraps it around

                 her hair like a turban.  Her

                 fingernails painted a rosy 

                 peach, she unfastens her 

                 taffeta night gown and lets it

                 slide smoothly down her thighs

                 to the tile floor.  Her skin 

                 glistens, her petite ankle 

                 slips into the perfumed water,

                 then her senuous legs, until

                 finally her whole body is 

                 caressed with foam —

 

       The CELLMATE, who appears to be asleep with face to the wall,

       rolls over.  He is VALENTIN ARREGUI, 34, his arms marked by

       torture.  He has the intense look of a man who’s been hurt

 

       in more ways than one.

 

                           VALENTIN

                 I told you.  —  No erotic

                 descriptions.

 

       Molina, amused, hides his delight at having evoked a 

       response.

 

                           MOLINA

                 Whatever.  But she’s a 

                 ravishing woman.  Do you know 

                 what I mean?  I mean the most 

                 ravishing woman in the  world…

 

                           VALENTIN

                 Yeah sure…”

 

 

MANUEL_PUIG

Manuel Puig (28 december 1932 – 22 juli 1990)

 

De expressionistische Duitse dichter, toneelauteur en vertaler Alfred Wolfenstein werd geboren op 28 december 1883 in Halle. In 1916 trouwde hij met Henriette Hardenberg, maar later gaf hij toe homosexueel te zijn en hij scheidde in 1925. Met Die Erhebung (1919/1920) gaf hij het voornaamste theoretische werk van het expressionisme uit. In het jaar van de boekverbrandingen, 1933, vertrok Wolfenstein naar Praag. In 1938 verstopte hij zich in Parijs onder valse naam voor de nazi’s en op 22 januari 1945 pleegde hij zelfmoord. Zijn bekendste gedicht Städte verscheen in 1914.

 

Städter

Dicht wie Löcher eines Siebes stehn
Fenster beieinander, drängend fassen
Häuser sich so dicht an, daß die Straßen
Grau geschwollen wie Gewürgte stehn.

Ineinander dicht hineingehakt
Sitzen in den Trams die zwei Fassaden
Leute, ihre nahen Blicke baden
Ineinander,ohne Scheu befragt.

Unsre Wände sind so dünn wie Haut,
Daß ein jeder teilnimmt, wenn ich weine.
Unser Flüstern, Denken … wird Gegröle …

– Und wie still in dick verschlossner Höhle
Ganz unangerührt und ungeschaut
Steht doch jeder fern und fühlt: alleine.

Wolfenstein

Alfred Wolfenstein (28 december 1883 – 22 januari 1945)

 

Conrad Busken Huet werd geboren op 28 december 1826 in Den Haag, als zoon van een ambtenaar. Hij studeerde theologie in Leiden. Van 1851 tot 1862 was Busken Huet Waals predikant in de Église Walonne te Haarlem. Hij nam zelf ontslag om literair criticus te worden. Door E.J. Potgieter was hij gevraagd om in de redactie van het bekende literaire tijdschrift De Gids zitting te nemen. Zijn opdracht als redacteur was om één kritiek per maand af te leveren. Huet zag literatuur als een uiting van beschaving; hij vond dan ook dat men aan de kwaliteit van de literatuur van een maatschappij de stand van de beschaving kon aflezen. Huet vergeleek in zijn kritieken de boeken van Nederlandse schrijvers vaak met de door hem hoger gewaardeerde literatuur uit landen als Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Hij leverde scherpe kritiek, soms op spottende toon geschreven, ook en vooral op gevestigde schrijvers.

Uit: Pieter Cornelisz Hooft

“Lang vóór het einde der 17de eeuw had men te onzent deze hoffelijkheid verleerd. Een onredelijk klassicisme bovendien, ingevoerd onder den schitterenden dekmantel vanHuig de Groot’s geleerdheid, smoorde de nationale kiem onzer letteren, en deed de vaderlandsche oorspronkelijkheid ondergaan in eene uitheemsche en thans in onze oogen bedenkelijke gladheid. Toen kwam, met de herroeping van het Edikt van Nantes, de fransche immigratie; zoo van dramatiek en kritiek als van zeden.

Hooft echter en de zijnen, hijzelf allermeest en in de eerste plaats, waren spruiten van ideaal-nederlandschen bloede; eene zedelijke en verstandelijke aristokratie. Door het zamenstel van dezen Drost, op meer dan middelbaren leeftijd nog, liep en stroomde eene ader waarvan men zeggen zou dat zij in onzen landaard sedert en voor goed verdroogd is.”

 

BUSKEN

Conrad Busken Huet (28 december 1826 – 1 mei 1886)

Charles Olson, Mirza Ghalib, Carl Zuckmayer, Markus Werner

De Amerikaanse dichter Charles Olson werd geboren op 27 december 1910 in Worcester, Massachusetts en studeerde aan Wesleyan University en Harvard. Hij voelde zich aangetrokken door de politieke en sociale ideeën van Franklin D. Roosevelt, en trad toe tot de American Civil Liberties Union in 1941. Hij werkte in de Office of War Information tot 1944 toen hij ontslag nam omdat hij gecensureerd werd. Daarna wijdde hij zich volledig aan het schrijven. In 1950 begon Olson, geïnspireerd door de Cantos van Pound aan The Maximus Poems, een project dat bij zijn dood nog niet voltooid was. Het werk is zowel een exploratie van de Amerikaanse geschiedenis in brede zin, als een epos over een plaats, de staat Massachusetts en vooral Gloucester, waar Olson zich gevestigd had. Olson wordt beschouwd als een belangrijke Amerikaanse modernist van de tweede generatie, een dichter die een cruciale link vormt tussen Ezra Pound en William Carlos Williams aan de ene kant en de New American poets aan de andere kant (inclusief New York School, the Black Mountain School, the Beat poets, en de San Francisco Renaissance.

 

 

VARIATIONS

III. Spring

The dogwood
lights up the day.

The April moon
flakes the night.

Birds, suddenly,
are a multitude

The flowers are ravined
by bees, the fruit blossoms

are thrown to the ground, the wind
the rain forces everything. Noise-

even the night is drummed
by whippoorwills, and we get

as busy, we plow, we move,
we break out, we love. The secret

which got lost neither hides
nor reveals itself, it shows forth
tokens. And we rush
to catch up. The body

whips the soul. In its great desire
it demands the elixir
In the roar of spring,
transmutations. Envy

drags herself off. The fault of the body and the soul
-that they are not one-

the matutinal clock clangs
and singleness: we salute you

season of no bungling

olson

Charles Olson (27 december 1910 – 10 januari 1970)

 

Mirza Ghalib (eigenlijk Asadullah Baig Khan) werd geboren op 27 december 1796 in Agra uit een familie met Turkse, aristocratische voorouders. Hij was een befaamd Indische dichter die schreef in het klassieke Urdu en Perzisch. Bekend gebleven is hij vooral door verschillende ghazelen die hij tijdens zijn leven schreef en die sindsdien vertolkt en gezongen zijn door zeer uiteenlopende mensen. Hij wordt beschouwd als de belangrijkste dichter in het Urdu ooit.

 

Ghasel 1

 

The world is nothing but the birth of the beloved
without desire to see herself we ourselves would not exist

Each instant sings a song about living god knows why
absurd and meaningless awareness of insanity and wisdom

Claiming knowledge is wrong and gain through worship impossible
our world and our faith are the dregs of unknowing

Wherever the beloved has walked and shown us
the dust of her footprints are all we can hold

We have named the beloved and know we are loved
the back of heaven is bent to greet us

 

 

Vertaling door Jim Yagmin

 

 

Mirza_Ghalib

Mirza Ghalib (27 december 1796 – 15 februari 1869)

 

De Duitse schrijver Carl Zuckmayer werd op 27 december 1896 geboren in Nackenheim am Rhein. Tijdens zijn studie ontwaakte bij Carl Zuckmayer de liefde voor het theater. De eerste toneelstukken van Carl Zuckmayer waren geschreven in een expressionistische stijl. Al snel veranderde de stijl van Carl Zuckmayer in een stijl, die verwantschap had met de nieuwe zakelijkheid. “Der fröhliche Weinberg” (1925) was het eerste toneelstuk van Carl Zuckmayer, dat een groot succes werd. Bij het grote publiek werd Carl Zuckmayer bekend met de komedie “Der Hauptmann von Köpenick” (1931). Vanaf 1933 werden de toneelstukken van Carl Zuckmayer verboden. Zuckmayer vluchtte in 1938 via Zwitserland naar de Verenigde Staten van Amerika. In 1947 keerde hij weer terug naar Duitsland, waar hij tot zijn verhuizing naar Zwitserland in 1958 bleef wonen. Na de Tweede Wereldoorlog zette Carl Zuckmayer zijn succes voort met “Der Teufels General” (1946), die het leven behandelt van een luchtmachtofficier onder leiding van Adolf Hitler. De twee wereldoorlogen waarin zijn land verwikkeld raakte, hadden Carl Zuckmayer tot pacifist gemaakt. Het stuk “Der Teufels General” riep veel weerstand op in Duitsland in de jaren net na de oorlog. Dit was één van de eerste toneelstukken waarin het verzet tegen de nationaalsocialisten werd behandeld. In 1966 verscheen de autobiografie “Als wär’s ein Stück von mir”. Carl Zuckmayer overleed in 1977 in Visp (Zwitserland).

Andere belangrijke boeken van Carl Zuckmayer zijn onder meer: “Schinderhannes” (1927), “Barbara Blomberg” (1949), “Der Gesang im Feuerofen” (1950).

Uit:  Der Hauptmann von Köpenick (film, 1956)

Szene 1: “Wie du aussiehst, so wirst du angesehen”. Im “Café National”

 

[Glockengeläut, Marschtritt einer Kompanie]

Kalle:     Jetzt müssen die Hammel blöken: wir treeten zum Beeten…

Voigt:     Kalle, mach dir nich uffällig –

Kalle:     Du bist’n sanft’n Heinrich…Wenn ick die bürjerliche Gesellschaft

           am Sonntagmorgen sehe, könnt’ ick am liebsten der ganzen Welt mit’m

           nackten Hintern ins Gesichte hopsen.

Voigt:     Und denn kriest’n versohlt auf Polizeiwache…

           Keene Personalbeschreibung, mir ha’m wat vor heute abend.

[aufgedonnerte Dame mit Straußenfeder-Hut verläßt den gerade haltenden Bus]

Kalle:     Insofern da ‘ne Kasse is. Meeensch…Kick mal die da! Haste denn

           gar keen’ Blutdruck mer, Wilhelm?

Voigt:     Na ja…komm rin, Kalle, ich hab’ noch’n paar Märker, geb’ einen

           aus.

 

[Geräusche vom Billardtisch]

Schlettow: Also daß ich den Zieher mit Linkseffet noch mache, hätt’ ich

           nich jedacht.

Doktor:    Ein…Sontagsmorgensstößchen, wie sich’s für’n königlich preußi-

           schen Gardehauptmann jehört!

Schlettow: Pssst! Man ist hier inkognito.

Doktor:    ’s doch keene Räuberhöhle – is doch’n ganz ordentlicher Ausschank!

Schlettow: Ja, aber für Militär verboten.

Doktor:    Nehmen Se das nicht ’n bißchen zu ernst?

Schlettow: ‘Offiziersberuf: dauernde öffentliche Verantwortung’, hat mein

           alter Herr immer gesagt, ‘Auf’n bunten Rock kein Stäubchen’. Is’

           ne Lebensaufgabe.

Doktor:    [lacht] Noch ’n Bierchen?

 

 

ZUCKMAYER

Carl Zuckmayer (27 december 1896 – 18 januari 1977)

 

De Zwitserse schrijver Markus Werner werd geboren op 27 december 1944 in Eschlikon (Kanton Thurgau). In 1948 verhuisde de familie naar Thayngen (Kanton Schaffhausen). Na zijn eindexamen in 1965 studeerde Werner germanistiek, filosofie en psychologie aan de universiteit van Zürich. Hij promoveerde in 1974 met een studie over Max Frisch. Van 1975 tot 1990 werkte hij in het onderwijs. Daarna werd hij zelfstandig schrijver. Tegenwoordig woont hij in Schaffhausen. De romanpersonages van Markus Werner die in 1984 debuteerde met Zündels Abgang hebben hun beroep aan de wilgen gehangen. Uit hun perspektief beschrijft  Werner laconiek, met humor, verbazing, maar ook met vertwijfeling het leven van alledag.

 

Uit: Der ägyptische Heinrich

„Es ist wahrscheinlich, dass die sechziger Jahre beruflich und privat die bewegtesten in Heinrichs ägyptischem Leben waren, aber ich habe dieses Jahrzehnt und das Nildelta, wo es gelebt worden ist, in einem einzigen Tag durchquert, und zwar mit eher stumpfen Sinnen, wenn auch nicht ohne Besinnungshalte und Gedenkminuten da und dort. Der Fahrer, den ich in Ismailiya angeheuert hatte und der sich Tiger nannte, war im Bild, dass es um eine bedächtige Sonderfahrt ging und nicht um eine möglichst schleunige Beförderung nach Alexandrien. Die ersten sechzig Kilometer konnte er rasen und tat es, aber in Tell-el-Kebir bat ich um einen kurzen Halt, ohne allerdings das Schlachtfeld zu suchen, auf dem die britischen Besatzungstruppen im September zweiundachtzig die nationale Befreiungsarmee unter Arabi Pascha bezwungen hatten. Das war zwar lange nach Heinrichs Delta-Zeit gewesen, und Heinrich hatte nichts mit der Schlacht bei Tell-el-Kebir zu tun gehabt, aber es war hier kurz zu danken dafür, dass er und seine Angehörigen den blutigen Ereignissen, die sich schon vor der Schlacht abgespielt hatten, nicht zum Opfer gefallen waren. Sie hätten ja, obwohl sie damals schon in Kairo wohnten, per Zufall in Alexandrien sein können, als dort im Juni zuvor einige hundert Europäer von Arabis Anhängern umgebracht wurden oder als die englische Flotte die von Aufständischen wimmelnde Stadt wenig später mit Bomben und Granaten belegte. Von alledem war Heinrich verschont geblieben, sogar von der Personalpolitik der Besatzer, die darin bestand, die Nicht-Engländer im Staatsdienst durch Engländer zu ersetzen. Er aber hat seinen Stuhl im Ministerium für öffentliche Arbeiten nicht räumen müssen bis zu Pensionierung“.

WERNER

Markus Werner (Eschlikon, 27 december 1944)

Julien Benda, Henry Miller, Rainer Malkowski, Thomas Gray

Alle trouwe bezoekers en mede-bloggers: Prettige Kerstdagen!

 

 

De Franse schrijver en filosoof Julien Benda werd geboren op 26 december 1867 in Parijs. Hij stamde uit een geassimileerde joodse koopmansfamilie en studeerde geschiedenis en wiskunde. Als vertegenwoordiger van een uitgesproken realisme keerde hij zich tegen irrationele posities in filosofie en kunst aan het begin van de 20e eeuw en veroordeelde hij in zijn werk “Belphégor” (1918) emotionaliteit en intuitie. Dat leverde in de jaren tussen 1912 en 1914 een intensief debat op tussen hem en Henri Bergson met zijn levensfilosofie. In zijn roman « L’Ordination » en vooral in zijn beroemde essay “La trahison des clercs” beklaagde hij een trend van de intelligentia om de haar toekomende positie van het universalisme, haar kernwaarde der rechtvaardigeid en haar organisatievorm der democratie te verraden  en zich steeds meer aan hartstochten als klassenstrijd, nationalisme en rascisme over te leveren. Intellectuele voorbeelden voor hem waren Plato, Descartes en Kant. Hij engageerde zich al vroeg  (1933) voor een verenigd Europa en eiste een supranationale rationaliteit.

 

Uit: La trahison des clercs

 

« L’attachement du clerc à sa nation ou à sa classe, qu’il soit dicté par l’intérêt ou par l’amour, est sincère. Cette sincérité, l’avouerai-je, je la crois peu fréquente. L’exercice de la vie de l’esprit me semble conduire nécessairement à l’universalisme, au sens de l’éternel, à peu de vigueur dans la croyance aux fictions terrestres ; en ce qui touche spécialement la passion nationale et particulièrement les gens de lettres, la sincérité de cette passion me semble supposer une vertu dont tout le monde conviendra que, hormis l’amour qu’ils se portent à eux-mêmes, elle n’est pas le propre de cette corporation : la naïveté. On me persuadera mal aussi que, chez des artistes, les attitudes publiques aient pour mobiles des choses si simples que la volonté de vivre et de manger. Je cherche donc et je vois, au réalisme du clerc moderne, d’autres raisons qui, pour être moins naturelles, n’en sont pas moins profondes. Elles me paraissent valoir surtout pour les gens de lettres et singulièrement pour ceux de la France. Aussi bien est-ce en ce pays que l’attitude des écrivains de ce dernier demi-siècle fait le plus fort contraste avec celle de leurs pères. D’abord je vois l’intérêt de carrière. »

 

benda

Julien Benda (26 december 1867 – 7 juni 1956)

 

Henry Miller werd geboren op 26 december 1891 In New York. Millers jeugd speelde zich af in Brooklyn. Hij brak zijn studie na twee maanden af en nam verschillende baantjes aan. In 1917 trouwde hij met Beatrice Sylvas Wickens. Ze krijgen een dochter. In 1920 komt Miller terecht bij de Western Union Telegraph Service, als personeelsmanager voor de bezorgdienst. Hij onderneemt pogingen om te schrijven maar vindt zichzelf op dit vlak (en de wereld in het algemeen) een grote mislukking, op kunst na. In een relatie met June Edith Smith Mansfield krijgt hij voldoende geld bij elkaar om in 1930 naar Parijs af te reizen, naar de ‘beschaafde wereld’. In Parijs heeft hij het niet makkelijk. Baantjes als “proof-reader” en de goedgunstigheid van zijn vrienden houden hem in leven. In 1931 schrijft hij in de Villa Seurat in Montparnasse zijn eerste roman, ‘Tropic of Cancer’ (Kreefskeerkring), die in 1934 wordt uitgegeven. Daarna volgen ‘Black Spring’ (‘Zwarte Lente’) en de zusterroman van ‘Tropic of Cancer’; ‘Tropic of Capricorn’ (‘Steenbokskeerkring’). In de Parijse tijd heeft hij ook een relatie met Anaïs Nin. In 1940 keert hij terug naar de Verenigde Staten. Hij leeft dan voornamelijk in Big Sur, Californië, waar hij in 1980 sterft.

 

Uit: Tropic of Cancer

“Llona now, she had a cunt. I know because she sent us some hairs from down below. Llona — a wild ass snuffing pleasure out of the wind. On every high hill she played the harlot — and sometimes in telephone booths and toilets…. She lay in Tottenham Court Road with her dress pulled up and fingered herself. She used candles, Roman candles, and door knobs. Not a prick in the land big enough for her…not one. Men went inside her and curled up. She wanted extension pricks, self-exploding rockets, hot boiling oil made of wax and creosote. She would cut off your prick and keep it inside her forever, if you gave her permission. One cunt out of a million, Llona!”

hmiller

Henry Miller (26 december 1891 – 7 juni 1980)

 

De Duitse dichter Rainer Malkowski werd geboren op 26 december 1939 in Berlijn-Tempelhof. Tot 1972 werkte hij voor een reclamebureau, daarna schreef hij alleen nog. Het lukte hem al met zijn eerste gedichtenbundel zijn naam te vestigen als dichter. Zijn gedichten, waarin de natuur een hoofdrol speelt en die een grote affiniteit laten zien met het „Nieuwe Subjectivisme“ worden gekenmerkt door een geheel eigen, laconieke toon. Sinds 2006 wordt in opdracht van de Rainer Malkowski Stichting door de Bayerische Akademie der Schönen Künste de Rainer-Malkowski-Preis uitgereikt.

Ich Geschöpf

Gott hat mich Dienstag
mit den Augen eines Bären angesehen.
Gegen 13 Uhr,
im Zoologischen Garten Berlin.

Ein zerstreuter Blick,
wie mir schien – oder von
schonungsvollem
Desinteresse.

Du hast noch Glück,
sagte ich zu mir.
Und trollte mich.

 

Franz Marc aus dem Feld

“Mangel an Optimismus”,
schreibt er,
“ist Mangel an Wunschkraft.”

Wenn der Friede kommt,
wird man wieder Walzer tanzen.

Zeitweilig scheint es,
als gelte seine einzige Sorge
den Pferden.

“Ich komme schon durch”,
versichert er am 4.3.16
vor Verdun.

Am selben Tag fällt er.
Was gegen keine Hoffnung
etwas beweist.

 

Malkowski

Rainer Malkowski (26 december 1939 – 1 september 2003)

 

De Engelse dichter en geleerde Thomas Gray werd geboren op 26 december 1716 in Londen. Hij leefde alleen met zijn moeder nadat deze haar gewelddadige man verlaten had. Gray studeerde in Cambridge. Als scholier leerde hij Horace Walpole kennen die hij in de jaren 1739 tot 1741 op zijn grote reis door Europa begeleidde. Het grootste deel van zijn leven bracht Grey door met zijn werk als geleerde. Hoewel hij een relatief onproduktieve dichter was werd hij toch, naast William Collins de belangrijkste dichter van het midden van de 18e eeuw. In 1757 werd hem de functie van Poet Laureate aangeboden die hij echter weigerde. Grays Elegy Written in a Country Church-yard (1751) is nog steeds een van de populairste en meest geciteerde in de Engelse taal. Ook in andere landen had het gedicht invloed. Een vertaling ervan markeert in 1802 het begin van de Russische Romantiek.

 

“ELEGY WRITTEN IN A COUNTRY CHURCH-YARD”

The curfew tolls the knell of parting day,
The lowing herd winds slowly o’er the lea,
The ploughman homeward plods his weary way,
And leaves the world to darkness and to me.

Now fades the glimmering landscape on the sight,
And all the air a solemn stillness holds,
Save where the beetle wheels his droning flight,
And drowsy tinklings lull the distant folds:

Save that from yonder ivy-mantled tower
The moping owl does to the moon complain
Of such as, wandering near her secret bower,
Molest her ancient solitary reign.

Beneath those rugged elms, that yew-tree’s shade,
Where heaves the turf in many a mouldering heap,
Each in his narrow cell for ever laid,
The rude Forefathers of the hamlet sleep.

The breezy call of incense-breathing morn,
The swallow twittering from the straw-built shed,
The cock’s shrill clarion, or the echoing horn,
No more shall rouse them from their lowly bed.

For them no more the blazing hearth shall burn,
Or busy housewife ply her evening care:
No children run to lisp their sire’s return,
Or climb his knees the envied kiss to share,

Oft did the harvest to their sickle yield,
Their furrow oft the stubborn glebe has broke;
How jocund did they drive their team afield!
How bow’d the woods beneath their sturdy stroke!

Let not Ambition mock their useful toil,
Their homely joys, and destiny obscure;
Nor Grandeur hear with a disdainful smile
The short and simple annals of the Poor.

The boast of heraldry, the pomp of power,
And all that beauty, all that wealth e’er gave,
Awaits alike th’ inevitable hour:-
The paths of glory lead but to the grave.

Nor you, ye Proud, impute to these the fault
If Memory o’er their tomb no trophies raise,
Where through the long-drawn aisle and fretted vault
The pealing anthem swells the note of praise.

Can storied urn or animated bust
Back to its mansion call the fleeting breath?
Can Hon
our’s voice provoke the silent dust,
Or Flattery soothe the dull cold ear of Death?

Perhaps in this neglected spot is laid
Some heart once pregnant with celestial fire;
Hands, that the rod of empire might have sway’d,
Or waked to ecstasy the living lyre:

But Knowledge to their eyes her ample page,
Rich with the spoils of time, did ne’er unroll;
Chill Penury repress’d their noble rage,
And froze the genial current of the soul.

Full many a gem of purest ray serene
The dark unfathom’d caves of ocean bear:
Full many a flower is born to blush unseen,
And waste its sweetness on the desert air.

Some village-Hampden, that with dauntless breast
The little tyrant of his fields withstood,
Some mute inglorious Milton here may rest,
Some Cromwell, guiltless of his country’s blood.

Th’ applause of list’ning senates to command,
The threats of pain and ruin to despise,
To scatter plenty o’er a smiling land,
And read their history in a nation’s eyes,

Their lot forbad: nor circumscribed alone
Their growing virtues, but their crimes confined;
Forbad to wade through slaughter to a throne,
And shut the gates of mercy on mankind,

The struggling pangs of conscious truth to hide,
To quench the blushes of ingenuous shame,
Or heap the shrine of Luxury and Pride
With incense kindled at the Muse’s flame.

Far from the madding crowd’s ignoble strife,
Their sober wishes never learn’d to stray;
Along the cool sequester’d vale of life
They kept the noiseless tenour of their way.

Yet e’en these bones from insult to protect
Some frail memorial still erected nigh,
With uncouth rhymes and shapeless sculpture deck’d,
Implores the passing tribute of a sigh.

Their name, their years, spelt by th’ unletter’d Muse,
The place of fame and elegy supply:
And many a holy text around she strews,
That teach the rustic moralist to die.

For who, to dumb forgetfulness a prey,
This pleasing anxious being e’er resign’d,
Left the warm precincts of the cheerful day,
Nor cast one longing lingering look behind?

On some fond breast the parting soul relies,
Some pious drops the closing eye requires;
E’en from the tomb the voice of Nature cries,
E’en in our ashes live their wonted fires.

For thee, who, mindful of th’ unhonour’d dead,
Dost in these lines their artless tale relate;
If chance, by lonely contemplation led,
Some kindred spirit shall inquire thy fate, —

Haply some hoary-headed swain may say,
Oft have we seen him at the peep of dawn
Brushing with hasty steps the dews away,
To meet the sun upon the upland lawn;

‘There at the foot of yonder nodding beech
That wreathes its old fantastic roots so high.
His listless length at noontide would he stretch,
And pore upon the brook that babbles by.

‘Hard by yon wood, now smiling as in scorn,
Muttering his wayward fancies he would rove;
Now drooping, woeful wan, like one forlorn,
Or crazed with care, or cross’d in hopeless love.

‘One morn I miss’d him on the custom’d hill,
Along the heath, and near his favourite tree;
Another came; nor yet beside the rill,
Nor up the lawn, nor at the wood was he;

‘The next with dirges due in sad array
Slow through the church-way path we saw him borne,-
Approach and read (for thou canst read) the lay
Graved on the stone beneath yon aged thorn.’

The Epitaph

Here rests his head upon the lap of Earth
A youth to Fortune and to Fame unknown.
Fair Science frowned not on his humble birth,
And Melacholy marked him for her own.

Large was his bounty, and his soul sincere,
Heaven did a recompense as largely send:
He gave to Misery all he had, a tear,
He gained from Heaven (’twas all he wish’d) a friend.

No farther seek his merits to disclose,
Or draw his frailties from their dread abode
(There they alike in trembling hope repose),
The bosom of his Father and his God.

Gray

Thomas Gray (26 december 1716 – 30 juli 1771)

Kerstliedje (J.H. Leopold)

Alle trouwe bezoekers en mede-bloggers: Prettige Kerstdagen!

 

Kersttijd

 

Kerstliedje

Zij waren de dag zich moe gegaan
met zwoegen en met gezucht,
in de late avond kwamen zij aan
in Bethlehem het gehucht.

Maria en Jozef liepen tesaam
de donkere straten door
en vroegen bij alle mensen aan
en vonden er geen gehoor.

En hadden eindelijk in een stal
hunnen intrek genomen
en zochten zich zwijgend terecht
in dit hun onderkomen.

Na angsten en noden waren gerust
ingeslapen zij beïen
en ook het kindje was gesust
dat gekomen was met schreien.

Maria lag bij haar jonge kind
gelukkig en uitgeput
en Jozef hield zijn knikkend hoofd
in de linkerhand gestut.

En engelen zweven met vleugelslag
om de drieën, dit nieuw gezin
en de driekoningen komen aan
en houden hun voeten in.

De heilige driekoningen staren het aan
en weten zich niet te bezinnen
en het kindje ligt al te kijken maar
en tuurt in een denkbeginnen.

sint-jantoren

J. H. Leopold (Den Bosch, 11 mei 1865)
Den Bosch, Sint Jan

 

Zie het vorige bericht voor de schrijvers van 25 december.

Alfred Kerr, Quentin Crisp, Carlos Castaneda, Friedrich Wilhelm Weber

De Duitse schrijver, journalist en theatercriticus Alfred Kerr werd op 25 december 1867 in Breslau geboren als Alfres Kempner. Hij is van joodse afkomst. Kerr maakte naam met zijn onverwisselbare, aggressieve en puntige stijl. Hij propageert de theaterkritiek als een zelfstandig literair genre met eigen structuren en stijlmiddelen. Hij was de invloedrijkste criticus in Berlijn in de tijd van het naturalisme tot 1933. Hij schreef voor Tag, Neue Rundschau en het Berliner Tageblatt. Kerr gaf steun aan het werk van Henrik Ibsen en Gerhart Hauptmann. Het theater van Max Reinhardt wees hij daarentegen aanvankelijk af. Al tijdens zijn studies geschiedenis, filosofie en germanistiek publiceerde Kerr in verschillende kranten en tijdschriften verhalen over het alledaagse leven in Berlijn. In 1909 werd zijn naam officieel veranderd in Alfred Kerr. Toen Hitler in februari 1933 rijkskanselier werd ging hij met zijn familie in ballingschap. Tijdens de boekverbranding werd hij met name genoemd. In 1935 vlucht hij uit Parijs naar Londen. Hij werkte mee aan diverse emigrantentijdschriften. In 1947 werd hij Brits staatsburger. Kerr stierf op 12 oktober 1948 in Hamburg.

Uit: Leben Eduards des Zweiten von England (Kritiek op Brechts bewerking van Marlowe)

Nur wer die Gähnsucht kennt,
Weiß, was ich leide.

I.
Die Kritik ist kurz.
Noch ein Auftritt. Noch ein Auftritt. Steigerungslos. Angeklebt. Vier Stunden fast. Wer nicht schläft, wächst aus.
Jemand kann Zitherspieler werden. Jemand kann Möbeltischler werden. Jemand kann Lithograph sein oder im Baugeschäft.
Aber warum Dramatiker, wenn ihm just diese Fähigkeit mangelt?

II.
Diesmal sagt Brecht wenigstens, von wo er’s hat. (Marlowes “Eduard II.” wurde vor einem Jahr bei uns gespielt.) Modernheit liegt darin, Schriftsteller aus dem sechzehnten Jahrhundert zu verarbeiten.
Zwei Fragen melden sich: warum ist Lion Feuchtwanger, der an dem “Werk” beteiligt sein soll, auf dem Zettel verschwiegen? Zweitens: sind Stellen aus älteren Autoren sonst ent … verwendet?
O, laßt solche Fragen, alles in allem, zu.

III.
Marlowe ist technisch unbeholfen. Ihn zu modeln hat nur Sinn, wenn man ihn dämmt; ihn steigert.
Brecht macht ihn noch viel ungeschickter. … Durch dicke, gedehnte, belastende Beitat. Ohne Schimmer von Gliederung. Ohne Schein von Akzent. Das Urbild bleibt ja konzis gegen diese Vierstunden-Wurst.
In der Chausseestraße war Marlowe knapp auszuhalten. Im Staatshaus hat man Brecht bei etlichem Beifall bepfiffen und bezischt. Wie griff er ein? Was tat er zu?

Kerr

Alfred Kerr (25 december 1867 – 12 oktober 1948)

 

De flamboyante schrijver, acteur en homoactivist Quentin Crisp werd geboren op 25 december 1908. Crisp had zijn thuis in Engeland al in de jaren tachtig verlaten om in New York te gaan wonen. Volgens hem was zijn thuisland “een genadeloze plek”. Quentin Crisp werd beroemd in 1968 met zijn cultroman ‘The Naked Civil Servant’, het verhaal van een Britse homo in de jaren dertig. In 1975 werd het boek verfilmd, met  John Hurt in de hoofdrol. Quentin Crisp acteerde ook zelf. Hij speelde onder andere de rol van Elizabeth I in Sally Potters ‘Orlando‘. De dag voor hij stierf verscheen een interview waarin hij zijn begrafenis wensen meldde: “Geen bloemen. Geen kaarsen. Gooi me maar gewoon in EEN van die zwarte vuilniszakken en zet me naast de vuilnisbak.”

 

Uit: QUENTIN CRISP by Quentin Crisp

 

“Quentin Crisp was reluctantly born on Christmas Day in 1908. To his dismay, he found himself to be the son of middle-class, middlebrow, middling parents who lived in Sutton, a suburb of London, England. After an uneventful childhood, he was sent, between the ages of fourteen and eighteen, to a school in Derbyshire which was like a cross between a monastery and a prison. There he learned nothing that could ever be useful to him in adulthood except how to bear injustice. His ignorance of everything but this and his ambiguous appearance made a career impossible except in the arts. He therefore became an illustrator and a designer of book covers. When he could no longer bear constantly being given the sack, he tried freelancing. From time to time he wrote books on an assortment of subjects — on lettering (a craft which he had never mastered), on window dressing, on the Ministry of Labor (with which, at the time, he had never had any connection except as an applicant for the dole).

At length, almost by chance, he stood in for a friend who was an art school model, and finding that the effort did not cause him to collapse, he took up posing as a career. With this way of life he struggled on for thirty-five years. In the middle 1960’s, on a British radio channel to which no one listens, he uttered a few words that led to his being invited to write his biography. The synopsis of his proposed
work caused the man who had commissioned it to faint dead away, but another firm, Jonathon Cape, agreed to publish it in 1968. This was an offer that Mr. Crisp could not refuse, because he was paid in advance.”

 

quentin

Quentin Crisp (25 december 1908 – 21 november 1999)

 

Carlos Castaneda werd geboren op 25 december 1925. Hij was een Amerikaanse schrijver van Peruviaanse afkomst die een aantal boeken heeft geschreven over zijn relatie met en leerschool bij een indiaanse tovenaar genaamd Don Juan Matus. De boeken bevatten veel bovennatuurlijke verschijnselen en toverkunst maar ook uitvoerige uiteenzettingen van de filosofie van deze Don Juan. Ze trokken sterk de aandacht en kregen zelfs een zekere cultstatus. Later kwamen er echter twijfels op, o.a. of Don Juan wel echt bestond. Carlos Castaneda (veramerikaanste versie van wat eigenlijk Castañeda was) claimde te zijn geboren op 25/12/1931 in São Paulo, Brazilië, maar volgens zijn immigratiepapieren was dat zes jaar eerder in Cajamarca, Peru. Hij studeerde aan de Universiteit van Californië – Los Angeles en haalde zijn B.A. in 1962 en zijn Ph.D. in 1970. In 1960 ontmoette hij de Yaqui sjamaan Don Juan Matus, ging bij deze in de leer en schreef de gedeeltelijk autobiografische werken waardoor hij vooral bekend is geworden. Aanvankelijk maakten de gesprekken met Don Juan deel uit van zijn afstudeerscriptie in de antropologie, over het gebruik van hallucinogene paddenstoelen en cactussen, maar later ging Castaneda in de leer bij Don Juan om diens wereldbeeld en wijsheid te leren. De boeken, aanvankelijk antropologische getint, veranderden van toon naarmate de serie vorderde en uiteindelijk resulteerde een mengsel van verhaal, religie en filosofie.

 

Uit: The Teachings of Don Juan

 

“I am going to teach you the secrets that make up the lot of a man of knowledge. You will have to make a very deep commitment because the training is long and arduous.
A man goes to knowledge as he goes to war, wide awake, with fear, with respect, and with absolute assurance. Going to knowledge or going to war in any other manner is a mistake, and whoever makes it will live to regret his steps.
When a man has fulfilled those four requisites there are no mistakes for which he will have to account; under such conditions his acts lose the blundering quality of a fool’s acts. If such a man fails, or suffers a defeat, he will have lost only a battle, and there will be no pitiful regrets over that.
* * *
A man of knowledge is one who has followed truthfully the hardships of learning, a man who has, without rushing or without faltering, gone as far as he can in unraveling the secrets of power and knowledge. To become a man of knowledge one must challenge and defeat his four natural enemies.

 

CASTANEDA

Carlos Castaneda (25 december 1925 – 27 april 1998)

 

Friedrich Wilhelm Weber werd geboren op 25 decmber 1813 in Althausen als zoon van een boswachter. Als student maakte hij een voetreis door Bohemen, Oostenrijk, Italië en Frankrijk. Hij werkte als arts in verschillende plaatsen van zijn geboortestreek. Van 1861 tot 1893 zat hij in de Pruisische landdag. Zijn epos “Dreizehnlinden” over de invoering van het Christendom bij de oude Saksen behoorde tot aan WO I tot de huisboeken van de Duitse familie. Zijn verzamelde gedichten verschenen in 1902 al in de 26e druk.

 

Uit: Dreizehnlinden (fragment)

XXII. Im Klosterchor

Hell im Chor der Klosterkirche
Flammten weiße Opferkerzen:
Heller brannten, heißer glühten
Opferfrohe Menschenherzen.

Auf dem Altar frische Sträuße:
Heiliger und reiner blühte
Ros’ und Lilie in der Beter
Stillandächtigem Gemüte.

Elmar kniete vor den Staffeln
Im Gewand von weißem Linnen,
Sanft gebückt, geschloßnen Auges,
Wie versenkt in sel’ges Sinnen;

Auf dem Antlitz Fried’ und Freude,
Zartes Rot auf Kinn und Wangen,
Gleich als sei ein heil’ges Feuer
Warm im Herzen aufgegangen.

Und ein Strahl der Frühlingssonne
Glitt hinein mit goldnem Glanze
Und umwob des Jünglings Locken
Wie mit einem Glorienkranze.

Denn er siegte, und soeben,
Von des Abtes Hand ergossen,
Hatte das geweihte Wasser
Gnadenreich sein Haupt umflossen,

Dank dem Prior, der dem Ringer
Erst ein Helfer war und Rater,
Jetzt des Überwinders Zeuge,
Jetzt im Geist sein zweiter Vater.

Beide knieten ihm zur Seite,
Markward und Warin, die Greise;
Dankgebete, Segenswünsche
Flüsterten die Lippen leise.

Rechts und links die frommen Mönche
Auf den dunkeln Eichenbänken
In Betrachtung; mancher mochte
Eigner Kämpfe still gedenken.
 

WEBER

Friedrich Wilhelm Weber (25 december 1813 – 5 april 1894)

Kerstnacht (Guido Gezelle)

Alle trouwe bezoekers en mede-bloggers: Prettige Kerstdagen!

 

kerstavond

 

Kerstnacht

’t Is nacht, staat op, wie kan der nu nog slapen,
als ’t eeuwig Licht de duisternis omstraalt,
en als het Woord, dat alles heeft geschapen,
is uit de troon des Hemels neergedaald?
Van Oost en West, uit al de hemelstreken,
staat op en komt! niet langer meer gedraald;
een schamel Kind komt onze banden breken!
Kerstnacht,Kerstnacht, Messias zegepraalt.

Verleid, verdoold, langs ongebaande sporen,
zoekt iedereen de weg die niemand vindt,
Ach, komt alhier, en in de stal geboren,
aanschouwt de Weg,de Waarheid, in dit Kind!
Van Oost en West uit alle hemelstreken,
staat op en komt! niet langer meer gedraald;
Een schamel Kind komt onze banden breken!
Kerstnacht, Kerstnacht, Messias zegepraalt.

Aanschouwt de Weg, de Waarheid en het Leven,
die ballingschap en slavenjuk verkoor,
om ons genade en vrijheid weer te geven,
die onze schuld en eigenwaan verloor,
Van Oost en West, uit alle hemelstreken,
staat op en komt! niet langer meer gedraald;
Een schamel Kind komt onze banden breken!
Kerstnacht, Kerstnacht, Messias zegepraalt.

Kerstnacht, Kerstnacht, veel schoner dan de dagen
o, Hemelzon, die Betlehem verlicht,
verblijd ook ons, die Uw genade vragen,
o, liefde Gods, die in de kribbe ligt!
Van Oost en West, uit al de hemelstreken
staat op en komt! niet langer meer gedraald;
Een schamel Kind komt onze banden breken!
Kerstnacht, Kerstnacht, Messias zegepraalt.

Guido Gezelle, Uit de bundel: Voordragen

 

BRUGGEMuseum

Guido Gezelle (1 mei 1830 – 27 november 1899)
Gezelle museum

 

Zie het vorige bericht voor de schrijvers van 24 december.