Gouden Boekenuil 2012 voor David Pefko


De Nederlandse schrijver David Pefko heeft de Gouden Boekenuil gewonnen. Hij krijgt de belangrijkste literaire prijs van Vlaanderen voor zijn boek Het Voorseizoen. Dat heeft de organisator van de prijs, Boek.be, bekendgemaakt. David Pefko werd op 25 december 1983 geboren in Amsterdam. Zie ook alle tags voor David Pefko op dit blog.

 

Uit: Het Voorseizoen

 

Opeens moet ik denken aan de foto van haar moeder die op de afzuigkap geplakt zat.
‘Maakt dat niet uit, het is warm daar, Sue,’ had ik gezegd.
‘Ze had het altijd koud, dat weet je toch,’ was het antwoord dat me weer op slag verliefd had gemaakt.
‘Je glimlacht,’ fluistert Anca in mijn oor.
‘Ach ja, ik weet niet of ik nou kan zeggen dat het een slecht huwelijk was, het was meer dat ze na een tijd alles kapotmaakte.’
‘Als het aan jou had gelegen waren jullie nu nog bij elkaar geweest?’ ‘Ja, dat denk ik wel. Ik denk wel eens dat we nu nog samen zouden zijn als ik mijn regenpijp niet had laten vernieuwen.’
We drinken glaasjes brandewijn. Ik lig languit naast haar op bed. Ze trekt haar benen op en gaat dicht tegen me aan liggen, houdt me stevig vast, zo stevig als mogelijk. Ik zoen alles wat maar in de buurt van mijn mond komt.
‘Vertel verder,’ fluistert ze in mijn oor.
‘Het is een stom verhaal, Anca, je wilt het niet horen.’
‘Kom nou, ik vertel jou ook genoeg stomme dingen, ik vind iets niet zo gauw stom.’
‘Nou oké,’ zeg ik, ‘het was ergens in oktober. De bladeren waren van de bomen gevallen, Wigston is erg mooi in deze tijd van het jaar, weet je dat? Echt heel mooi, alles is roestbruin en vochtig. Maar goed, de goot zat constant verstopt, en toen begon het dagen achtereen te regenen, zo hevig dat we binnenbleven. We speelde spelletjes en Susan kookte de laatste groente uit de tuin. De oogst was gigantisch geweest die zomer en ik had de hele vriezer vol met bonen en courgettes, aubergines, paprika’s, ga zo maar door. Die dag maakte ze iets met de courgettes, geloof ik. Ja, ik kan me ook nog precies herinneren wat het was dat ze maakte: een stoofschotel met lamsvlees. Die avond zat de goot zo verstopt dat het regenwater niet meer weg kon. Toen begon de ellende… Het eerste kwam de goot naar beneden, met een enorme klap, toen de regenpijp…’

 


David Pefko (Amsterdam, 25 december 1983)

J. C. Bloem, Petra Else Jekel, Morton Rhue, Miklós Radnóti, Christopher Morley

 Bij 5 mei



Bevrijding

Monument door Paul Elshout, Geertruidenberg

 

Na de bevrijding

Schoon en stralend is, gelijk toen, het voorjaar,
Koud des morgens, maar als de dagen verder
Opengaan, is de eeuwige lucht een wonder
Voor de geredden.

In ’t doorzichtig waas over al de brake
Landen ploegen weder trage paarden
Als altijd, wijl nog de nabije verten
Dreunen van oorlog.

Dit beleefd te hebben, dit heellijfs uit te
Mogen spreken, ieder ontwaken weer te
Weten: heen is, en nu voorgoed, de welhaast
Duldloze knechtschap –

Waard is het, vijf jaren gesmacht te hebben,
Nu opstandig, dan weer gelaten, en niet
Eén van de ongeborenen zal de vrijheid
Ooit zo beseffen.

 


J. C. Bloem
(10 mei 1887 – 10 augustus 1966)

Lees verder “J. C. Bloem, Petra Else Jekel, Morton Rhue, Miklós Radnóti, Christopher Morley”

George Albert Aurier, Henryk Sienkiewicz, Richard Watson Dixon, Wouter Steyaert, Catullus

De Franse dichter, schilder en criticus George Albert Aurier werd geboren op 5 mei 1865 in Châteauroux (Indre Zie ook alle tags voor George Albert Aurier op dit blog.

 

Uit: The Isolated Ones: Vincent van Gogh (Les Isolés : Vincent van Gogh)

„Yet, this respect and his love for the reality of things does not suffice alone to explain or to characterize the profound, complex, and quite distinctive art of Vincent van Gogh. No doubt, like all the painters of his race, he is very conscious of material reality, of its importance and its beauty, but even more often, he considers this enchantress only as a sort of marvelous language destined to translate the Idea. He is, almost always, a Symbolist . . . who feels the continual need to clothe his ideas in precise, ponderable, tangible forms, in intensely sensual and material exteriors. In almost all his canvases, beneath this morphic exterior, beneath this flesh that is very much flesh, beneath this matter that is very much matter, there lies, for the spirit, that knows how to find it, a thought, an idea, and this Idea, the essential substratum of the work, is, at the same time, its efficient and final cause. As for the brilliant and radiant symphonies of colour and line, whatever may be their importance for the painter in his work they are simply expressive means, simply methods of symbolization. Indeed, if we refuse to acknowledge the existence of these idealistic tendencies beneath this naturalist art, a large part of the body of work that we are studying would remain utterly incomprehensible. How would we explain, for example, The Sower that august and disturbing sower, that rustic with his brutally brilliant forehead (bearing at times a distant resemblance to the artist himself), whose silhouette, gesture, and labour have always obsessed Vincent van Gogh, and whom he painted and repainted so often, sometimes beneath skies rubescent at sunset, sometimes amid the golden dust of blazing noons–how could we explain The Sower without considering that idée fixe. that haunts his brain about the necessary advent of a man, a messiah, sower of truth, who would regenerate the decrepitude of our art and perhaps our imbecile and industrialist society?“

 

George Albert Aurier (5 mei 1865 – 5 oktober 1892)

Vincent van Gogh, De zaaier

Lees verder “George Albert Aurier, Henryk Sienkiewicz, Richard Watson Dixon, Wouter Steyaert, Catullus”

Willem Wilmink, Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel

Bij 4 mei

 

‘Channel Crossing to life’ in Hoek van Holland

Monument door Frank Meisler

 

Een foto

Van die razzia’s zijn foto’s
Jonas Daniël Meijerplein
waar de Duitse militairen
joden aan het treiteren zijn
Een bange man met keurige schoenen
lange jas en vlinderdas
wordt over het plein gedreven
of het daar een veemarkt was
Kijk, daar staan drie Duitse soldaten
met een spottend lachje bij
en daar kijkt een vierde Duitser
misschien toch beschaamd, opzij
Stel je voor je zag die foto
van de man met vlinderdas
en je zou opeens ontdekken
dat het je eigen vader was
Soms moet ik er ook aan denken
hoe het die andere zoon vergaat
die ontdekte, kijk mijn vader
is die lachende soldaat

 

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel”

Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen. Zie ook alle tags voor Graham Swift op dit blog.

Uit: Wish You Were Here

“There is no end to madness, Jack thinks, once it takes hold. Hadn’t those experts said it could take years before it flared up in human beings? So, it had flared up now in him and Ellie.
Sixty-five head of healthy-seeming cattle that finally succumbed to the rushed-through culling order, leaving a silence and emptiness as hollow as the morning Mum died, and the small angry wisp of a thought floating in it: Well, they’d better be right, those experts, it had better damn well flare up some day or this will have been a whole load of grief for nothing.
So then.
Healthy cattle. Sound of limb and udder and hoof—and mind. “Not one of them mad as far as I ever saw,” Dad had said, as if it was the start of one of his rare jokes and his face would crack into a smile to prove it. But his face had looked like simply cracking anyway and staying cracked, and the words he might have said, by way of a punchline, never left his lips, though Jack thinks now that he heard them. Or it was his own silent joke to himself. Or it’s the joke he’s only arrived at now; “We must be the mad ones.”
And if ever there was a time when Jack’s dad might have put his two arms round his two sons, that was it. His arms were certainly long enough, even for his sons’ big shoulders—both brothers out of the same large Luxton mould, though with all of eight years between them. Tom would have been fifteen then, but growing fast. And Jack, though it was a fact he sometimes wished to hide, even to reverse, already had a clear inch over his father.
The three of them had stood there, like the only life left, in the yard at Jebb Farm.
But Michael Luxton hadn’t put his arms round his two sons. He’d done what he’d begun to do, occasionally, only after his wife’s death. He’d looked hard at his feet, at the ground he was standing on, and spat.”

Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)

Lees verder “Graham Swift, David Guterson, Jan Mulder”

Jehuda Amichai, Erik Lindner, Ben Elton, Johan de Boose, Jens Wonneberger

De Duits-Israëlische dichter en schrijver Jehuda Amichai werd op 3 mei 1924 geboren in Würzburg. Zie ook alle tags voor Jehuda Amichai op dit blog.

Great Serenity: Questions and Answers

People in a hall that’s lit so brightly
It hurts
Spoke of religion
In the lives of contemporary people
And on the place of God

People spoke in excited voices
Like in an airport
I left them
I opened an iron door that had written on it
“Emergency and I entered within.
Great serenity: Questions and answers

 

My Father

The memory of my father is wrapped up in
white paper, like sandwiches taken for a day at work.

Just as a magician takes towers and rabbits
out of his hat, he drew love from his small body,

and the rivers of his hands
overflowed with good deeds.

 

My Child Wafts Peace

My child wafts peace.
When I lean over him,
It is not just the smell of soap.

All the people were children wafting peace.
(And in the whole land, not even one
Millstone remained that still turned).

Oh, the land torn like clothes
That can’t be mended.
Hard, lonely fathers even in the cave of the Makhpela*
Childless silence.

My child wafts peace.
His mother’s womb promised him
What God cannot
Promise us.

* The traditional burial place in Hebron of Abraham
and the other Patriarchs and Matriarchs of Israel.

Vertaald door Benjamin en Barbara Harshav

Jehuda Amichai (3 mei 1924 – 22 september 2000)

Foto: Rina Castelnuovo

Lees verder “Jehuda Amichai, Erik Lindner, Ben Elton, Johan de Boose, Jens Wonneberger”

Klaus Modick, Tatjana Tolstaja, Agnès Desarthe, Paul Bogaert, Juan Gelman

De Duitse schrijver Klaus Modick werd geboren in Oldenburg op 3 mei 1951. Zie ook alle tags voor Klaus Modick op dit blog.

Uit: Vatertagebuch

“Freitag, 2. Januar
Emily und Marlene sind auf dem Land aufgewachsen, haben ihregesamte Kindheit bis in die Pubertät zwischen Feld, Wald,Wiesen und See im Mollberger Haus verbracht.
Dennoch wissensie nicht recht, wie mit der umständlichen und antiquierten Technikdes Hauses umzugehen ist. Die Wasserversorgung an- undabzustellen, die Heizungen und Öfen zu bedienen, haben sienicht gelernt, weil das immer von den Erwachsenen erledigt wurde.Jetzt, da sie das Haus nutzen wollen, wächst ihnen mit derleipraktischen Mühen auch Selbständigkeit und Verantwortung zu.Erwachsensein ist eine lästige Angelegenheit.
Ich fahre nach Mollberg, um nachzusehen, ob Marlene nachder Party dort das Haus aufgeräumt und winterfest hinterlassenhat; etwas schlechtes Gewissen dabei, weil’s so nach Kontrolettiaussieht, rechne zwar nicht mit Chaos, aber doch mit geöffnetenFenstern oder/und laufenden Heizungen. Es ist aber alles tadellosin Ordnung. Das Haus, das immer freundliche Geborgenheitausgestrahlt hat, deprimiert mich in seiner verlassenen Kälte undklammen Unbewohntheit. Seit unserem Umzug vor dreieinhalbJahren haben wir dort kaum einen Handschlag investiert. SchleichenderVerfall macht sich breit, den man spüren, sehen und riechenkann, und sobald die Haustür von außen verschlossen ist,tanzen wieder die Mäuse auf dem Tisch. Wir müssen das Hauswohl verkaufen; die Doppelbelastung können wir uns langfristignicht leisten, und die kommenden Jahre werden finanziell nichtleichter. Als Idylle ihrer Kindheit bleibt das Haus den Mädchenvermutlich sogar besser im Gedächtnis, wenn es ihnen real nichtmehr zugänglich ist.”

Klaus Modick (Oldenburg, 3 mei 1951)

Lees verder “Klaus Modick, Tatjana Tolstaja, Agnès Desarthe, Paul Bogaert, Juan Gelman”

Tilman Rammstedt

De Duitse schrijver Tilman Rammstedt werd geboren op 2 mei 1975 in Bielefeld. Na de middelbare school en vervangende dienstplicht in Bielefeld studeerde Tilman Rammstedt een aantal dingen, vooral filosofie en literatuur, eerst in Edinburgh, toen in Tübingen en Berlijn. Maar nog tijdens zijn masterscriptie over beelden van de oorlog brak hij zijn studie echter af en schreef hij zijn eerste boek, „Erledigungen vor der Feier“ (2003). In voorgaande jaren werkte hij veel met de illustrator Silke Schmidt samen en trad hij op met de kunstenaarsgroep “violett” en “monamur”, o.a. in Berlijn, Zürich en Moskou. 2001-2006 was hij lid van de Lesebühne “Visch &Fersel.” Ramstedt is ook songwriter en muzikant in de groep “Fön”, waarmee hij in 2004, onder het pseudoniem McCoy, de avonturenroman „Mein Leben als Fön“ publiceerde. In 2005 werd zijn roman „Wir bleiben in der Nähe“ gepubliceerd, in 2008 volgde “Der Kaiser von China”. Voor twee stukken van muziektheater ensemble “leitundlause”, geregisseerd door Matthias Rebstock schreef hij de teksten: “Referentinnen. Geschichten aus der zweiten Reihe.” (2008) en “Brachland. Geschichten vom Nichts.” (2010)

Uit: Der Kaiser von China

“Franziska sagte, dass ich sofort kommen solle, sie sagte etwas von Identifizieren, sie sagte etwas von Einäschern, sie sagte etwas von Stammbuch, mich ließ sie dabei kaum zu Wort kommen. “Wie geht es dir?”, fragte ich in eine ihrer seltenen Atempausen hinein. “Wie soll es mir schon gehen”, sagte sie, “beschissen natürlich”, dabei schluckte sie, “Beeil dich”, sagte sie dann noch, bevor sie auflegte, was sie immer sagt und immer auch meint, auch wenn es ihr dann doch nie schnell genug geht, weil es ganz unmöglich ist, sich so zu beeilen, wie Franziska sich das vorstellt, weil niemand so schnell ist wie Franziska, immer wartet sie auf einen, immer dreht sie sich nach einem um, immer beendet sie die Sätze für einen, weil sie nicht nur schneller spricht, sondern auch schneller hört als andere, sie hört Dinge, die noch gar nicht gesagt worden sind, manchmal noch nicht einmal gedacht. Franziska ist immer schon schnell gewesen, sechs aufeinanderfolgende Jahre, so fand ich heraus, war sie Jugendmeisterin im Sprint, das ist alles dokumentiert, von Anfang an ging es ihr nicht rasch genug, zwei volle Monate ist sie zu früh auf die Welt gekommen, lernte dennoch, so zumindest behauptet es ihre Mutter, noch in ihrem ersten Jahr Laufen und Sprechen, Franziska wurde vorzeitig eingeschult, um dann noch zwei Klassen, die sechste und die elfte, zu überspringen; ich habe vergessen, in wie viel Semestern sie ihr Jurastudium absolvierte, es war eine lächerlich kleine Zahl, bei ihrer Mutter hängt ein gerahmter Zeitungsausschnitt (“Im Dauerlauf durchs Examen”, daneben ein Foto, Franziska, die den Fuß auf einen Stapel Gesetzbücher stellt wie auf ein erlegtes Stück Großwild). Ab diesem Zeitpunkt ist wenig gesichert, und sie selbst weicht Fragen aus, anscheinend ging sie in die USA, um zu promovieren, anscheinend arbeitete sie eine Zeit lang für Kanzleien, die, wie sie es ausdrückt, “davon leben, dass jemand einen Finger in seinen Cornflakes findet”, anscheinend bekam sie dann selbst eines Tages Ärger mit der Justiz, “ein Missverständnis”, behauptet sie und lächelt so, dass man ihr nicht glaubt. Franziska spricht nicht gern über ihre Vergangenheit, “Die ist immer schon so lange her”, sagt sie, kneift die Augen ein paarmal zusammen und wechselt das Thema. Bevor Franziska meine Frau wurde, ist sie meine letzte Großmutter gewesen. “Ihr werdet euch jetzt öfter sehen”, hat mein Großvater gesagt, damals, beim ersten gemeinsamen Abendessen mit ihr, bei dem alles stimmen sollte, und tatsächlich, überraschenderweise, alles stimmte. Franziska ging den Tisch entlang, gab reihum jedem von uns die Hand, und wir stellten uns vor. “Keith”, sagte ich, “Echt?”, fragte Franziska, und als ich nickte, strich sie mir Anteil nehmend über den Arm. “Ich werde dich nie so nennen.”

Tilman Rammstedt (Bielefeld, 2. Mai 1975)

Gottfried Benn, Esther Freud, Novalis, James Holmes, Georges-Arthur Goldschmidt, Angela Krauß

De Duitse dichter en schrijver Gottfried Benn werd geboren in Mansfeld op 2 mei 1886. Zie ook alle tags voor Gottfried Benn op dit blog.

Schöne Jugend

Der Mund eines Mädchens, das lange im Schilf gelegen hatte,
sah so angeknabbert aus.
Als man die Brust aufbrach, war die Speiseröhre so löcherig.
Schließlich in einer Laube unter dem Zwerchfell
fand man ein Nest von jungen Ratten.
Ein kleines Schwesterchen lag tot.
Die anderen lebten von Leber und Niere,
tranken das kalte Blut und hatten
hier eine schöne Jugend verlebt.
Und schön und schnell kam auch ihr Tod:
Man warf sie allesamt ins Wasser.
Ach, wie die kleinen Schnauzen quietschten!

 

Nachtcafé

Der Frauen Liebe und Leben.
Das Cello trinkt rasch mal. Die Flöte
rülpst tief drei Takte lang: das schöne Abendbrot.
Die Trommel liest den Kriminalroman zu Ende.

Grüne Zähne, Pickel im Gesicht
winkt einer Lidrandentzündung.

Fett im Haar
spricht zu offenem Mund mit Rachenmandel
Glaube Liebe Hoffnung um den Hals.

Junger Kropf ist Sattelnase gut.
Er bezahlt für sie drei Biere.

Bartflechte kauft Nelken,
Doppelkinn zu erweichen.

B-moll: die 35. Sonate
Zwei Augen brüllen auf:
Spritzt nicht das Blut von Chopin in den Saal,
damit das Pack drauf rumlatscht!
Schluß! He, Gigi! –

Die Tür fließt hin: Ein Weib.
Wüste ausgedörrt. Kanaanitisch braun.
Keusch. Höhlenreich. Ein Duft kommt mit.
Kaum Duft.
Es ist nur eine süße Verwölbung der Luft
gegen mein Gehirn.

Eine Fettleibigkeit trippelt hinterher

 

Gottfried Benn (2 mei 1886 – 7 juli 1956)

Lees verder “Gottfried Benn, Esther Freud, Novalis, James Holmes, Georges-Arthur Goldschmidt, Angela Krauß”

Dolce far niente 8 (Bij de Dag van de Arbeid)

Dolce far niente – Bij 1 mei

 

Romenu heeft er nog wat vrije dagen aangeplakt. Binnenkort weer de gebruikelijke berichten.


De sterke uren door Richard Roland Holst, 1911
Gebouw van de Algemene Diamantbewerkersbond (‘De Burcht’), Amsterdam

 

Van uit een nieuwe wereld treedt een man

Van uit een nieuwe wereld treedt
een man mij aan met enge kleed,
schittrend zooals ik nimmer zag,
met ‘t hoofd zoo stralend als de dag.

Hij heeft geen enkel sieraad aan
van slaafschheid en geen enklen waan,
maar hij is zuiver als een man
naakt opgegroeid maar wezen kan.

Hij heeft den arm in zuivre vuist,
hij heeft het been tot zuivren voet,
en om het trotsch gelaat, gekuischt,
hangt stil en hoog een sterke gloed.

 

Van uit een nieuwe wereld treedt een vrouw

Van uit een nieuwe wereld treedt
een vrouw mij toe met hangend kleed,
zoo helder als ik nimmer zag,
het oog zoo stralend als de dag.

Zij heeft geen enkel sieraad aan
van schuwheid, en geen enklen waan,
maar zij is zuiver als een glas,
alsof ze zoo geboren was.

Haar arm is in een zuivren hoek,
in schoone stralen valt haar doek,
en om haar schoon gelaat gezond
speelt ’t helderst licht van keel en mond.

 


Herman Gorter (26 november 1864 – 15 september 1927)