Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun, Mechtilde Lichnowsky

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.

Uit: Paravion

“In groene valleien waar anemonen bloeiden, hoedde een oude herder zijn schapen en schramde met zijn schalmei de frisse stilte. De echo floot terug.
Aan de Narvelzee haalde de visser zijn netten op die zwaar waren van lijken en spartelend zilver. Overal rondom hem dwarrelden witte uilen en vroegen ‘hoehoe’, een veel droeviger gezang dan het geluid van de geitenbellen.
In de mirage werd Paravion geboren, een spel van trillende lijnen en zwemmende kleuren. De kerktorens zwegen tegen een achtergrond van gebochelde wolken, de klokken waren oud en uit het nauwelijks zichtbare verleden hoorden zij als een kinderherinnering hun geschal als het geluid van de geitenbellen.”
(…)

“Kijk dàn!
De lente was feestelijk geweest na de zegenende regens van de winter en had alles en iedereen in een roes gebracht:De vallei Abqar was in opperbeste stemming.
De; geiten gaven melk, ze hadden gejongd; Waar zoogdieren samen zijn, vermenigvuldigen zij zich; Alles groeide, zelfs in dat gehucht. De beek kwebbelele vroiijk als winkelende vrouwen en droeg bladeren en ruikers mee alsof hij een bloemist had bezocht; een sneeuwval van amandelbloesems bedwelmde de neus met dodelijke geuren. De vijgenbomen staarden eindeloos naar hun onrustige reflectie, de heesters en struwelen, de witte en roze oleanders stalden hun snoepgoed uit: Nu kwam de wind alles afdrogen en stofte hij de bladeren af die levendìg begonnen te zwatelen. De vogels roddelden vrijelijk.
Baba Baloek en de jonge vrouwen van het gehucht waren gelukkiger dan ooit in hun vruchtbare, bloeìende en vruchtvolle vrijheid: Demoeders waren gestorven, van dementie naar een zalig onbestaan vergeleden.”

 

 
Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

Lees verder “Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun, Mechtilde Lichnowsky”

Aslı Erdoğan

De Turkse schrijfster, journaliste en natuurkundige Aslı Erdoğan werd geboren op 8 maart 1967 in Istanbul. Reeds in haar jeugd schreef Aslı Erdoğan gedichten en korte verhalen, waarvan één in een tijdschrift werd gepubliceerd, toen ze net tien jaar oud was. Pas tijdens haar tijd op de universiteit begon zij opnieuw te schrijven. Tot 1983 bezocht zij het Engelstalige Robert College in Istanbul Arnavutköy en na de middelbare school studeerde zij informatica en natuurkunde aan de Bosporus Universiteit (Boğaziçi University). In 1988 studeerde ze af met de bachelorgraad in informatica. Ze werkte vervolgens bij de Faculteit Natuurkunde van de universiteit. In 1990 schreef ze haar eerste novelle waarmee ze eindigde als derde in de literaire wedstrijd Yunus Nadi Prijs in Turkije. Vervolgens concentreerde zij zich weer op haar carrière als wetenschapster. In 1991 kreeg ze de kans om bij de European Nuclear Research CERN in Genève onderzoek te doen naar het Higgs-deeltje. De werksituatie bij CERN was voor Aslı Erdoğan iechter verre van ideaal. Toch schreef zij in deze periode (tot 1993) aan haar scriptie in de natuurkunde en schreef ze ook haar eerste roman parallel “Mucizevi Mandarin” (De wonderbaarlijke Mandarijn),die in 1996 werd gepubliceerd . Ze keerde in 1993 naar Istanbul terug, werkte als assistent aan de Universiteit en schreef binnen twee maanden de roman “Kabuk Adam” (De mosselman). Ze voelde zich in Turkije bedreigd en vertrok in 1994 naar Brazilië om aan de Pauselijke Universiteit van Rio de Janeiro haar proefschrift te schrijven. In deze tijd groeide haar interesse in antropologie en ze deed uitgebreid onderzoek naar de Amazone. In 1996 ging ze als gevolg van financiële problemen terug naar Turkije. Ze keerde het wetenschappelijke werk de rug toe en wijdde zich volledig aan het literaire en journalistieke schrijven. In 1997 verscheen een boek met korte verhalen van haar met de titel Tahta Kuşlar (Houten Vogels)., Die werd vertaald in negen talen. De doorbraak kwam vervolgens in 1998 met haar derde boek Kırmızı Pelerinli Kent (De stad met de rode pelerine). Vervolgens schreef ze in de periode 1998-2001 columns, getiteld The De Ander voor het links-liberale Turkse dagblad Radikal, waarin zij o.a. schreef over de omstandigheden in Turkse gevangenissen, marteling, geweld tegen vrouwen en de repressie tegen de Koerden. Zij was lid van PEN International en het comité “schrijvers in de gevangenis”. Van december 2011 tot mei 2012 verbleef Aslı Erdoğan als ‘writer in residence’ bij het Literaturhaus Zürich en de Stiftung PWG in Zürich. Van augustus 2012 tot zomer 2013 was ze “asielschrijfster ‘van Graz. Na thuiskomst, vervolgde ze haar werk voor Özgür Gündem. Ze voelde zich echter opnieuw bedreigd en was in 2015 was op uitnodiging van ICORN gastschrijfster in Krakau.

Uit: Die Stadt mit der roten Pelerine (Vertaald door Angelika Gillitz-Acar en Angelika Hoch)

“Plötzlich waren wieder Schüsse zu hören. Özgür fuhr vor Schreck zusammen, das Glas in ihrer linken Hand fiel zu Boden. Ihr ganzer Körper zuckte, als würde man ihm Stromschläge verpassen. Aus jeder Pore drang Schweiß, dennoch fühlte sie sich hart an wie Eis. In ihren Augen standen Tränen, die brannten wie Säure, aber sie konnte nicht weinen „Aufhören! Genug! Ich halts nicht mehr aus! Mein Gott, mach dieser Folter endlich ein Ende! Siehst du denn nicht, dass ich nicht mehr kann?“
Der Nervenzusammenbruch dauerte nur ein paar Minuten, dann hatte sie sich wieder gefasst. Mit der Gewissenhaftigkeit eines Offiziers lauschte sie dem Monolog einer halbautomatischen Schnellfeuerwaffe. Als ihr klar geworden war, dass die Schüsse nicht aus den auf der Anhöhe gelegenen Favelas, sondern aus dem benachbarten Tal kamen, ging sie wieder ins Haus zurück. Es tröstete sie zu sehen, dass ihr einziges Glas nicht zerbrochen und kein einziger Tropfen Tee auf ihr Heft gefallen war. Sie lächelte sogar, als sie merkte, dass die verschwitzten Finger ihrer rechten Hand den Stift während des ganzen Anfalls krampfhaft festgehalten hatten.
Die beiden riesigen Favelas, die sich von den Flanken der Anhöhe von Santa Teresa bis zum Dschungel erstrecken, bekämpfen sich nun schon seit acht Tagen. Die etwa sechshundert Favelas, die das sonst so überwältigend schöne Gesicht Rios wie Pockennarben entstellen, werden seit der Zeit der Militärjunta von einer der mächtigsten Organisationen Lateinamerikas kontrolliert, dem Comando Vermelho.
In den Favelas verging kein Tag ohne Kämpfe: Entweder gerieten konkurrierende Banden beim Verteilen von Kokain aneinander, oder die Polizei unternahm Razzien mit fünfzig Mann starken, bis an die Zähne bewaffneten Einheiten, wenn ihnen das Schmiergeld zu gering war.
Aber nun waren in Santa Teresa die schrecklichsten Kämpfe ausgebrochen, die Özgür während ihrer zwei Jahre in Rio erlebt hatte. Seit letztem Samstag setzte schon morgens mit den ersten Sonnenstrahlen ein Getöse ein, entfacht von Infanteriegewehren, Uzi-Maschinenpistolen und Handgranaten, das den ganzen Tag andauerte. Özgür, die noch vor zwei Nächten in den jetzt dunklen und totenstillen Straßen von Santa Teresa herumspaziert war, sah, wie ein halbes Dutzend Busse, die vollgestopft waren mit Soldaten und aus deren Fenstern lange Gewehrläufe ragten, lautlos und ohne Licht den Berg erklommen. Mit dem Eingreifen des Militärs waren die Kämpfe keineswegs beendet, im Gegenteil, sie gerieten völlig außer Kontrolle.“

 
Aslı Erdoğan (Istanbul, 8 maart 1967)