Luuk Wojcik

De Nederlandse dichter Luuk Wojcik werd geboren in Roermond op 9 mei 1993. Zie ook alle tags voor Luuk Wojcik op dit blog.

Dit klinkt als muziek

In stoeltjes waar geen hoofd in past zitten we, luisteren we.
Niemand wilde hiernaartoe maar het meisje mocht kiezen.

De poortjes van onze huizen staan open alsof er nog iemand thuiskomt.
Iedereen hoort dit: hoe zacht een vlag wapperen kan.
De struiken bewegen niet, wind is een verre herinnering.
Deze straten hebben andere namen dan we gewend zijn.

Een orkest speelt,
iets van een moderne componist, laat van zich horen,
trompetten adagio, dan komen de klarinetten en basgitaren.
Pauken, hoorns zwellen aan, de dirigent dirigeert.

In onze huizen is er een vader wiens mopperen in de hart en nieren van iedere soldaat zit,
wiens mopperen de adem van de oorlog is, een conflict gaande houdt.
Een impasse in stand houdt.
Een moeder wiens zonen haar allang voorbij zijn, een moeder die haar nagellak deelt met
vriendinnetjes.

Als de hoorns en trombones en trompetten galmen, schateren,
laat de dirigent zijn stokje vallen. Zijn haar komt voor zijn ogen te hangen.

Als een laatste borrelnootje barst op rokerskiezen, met drop erachter, aan gruzelementen ligt op een
mentholtong,
buigt hij,door dacht dat het verder kon.

Ik klap tot ik mezelf als laatste hoor.

 
Luuk Wojcik (Roermond, 9 mei 1993)

Jorie Graham

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren als dochter van Curtis Bill Pepper, een oorlogscorrespondent en het hoofd van het bureau Rome voor Newsweek en de beeldhouwester Beverly Stoll Pepper. Zij groeide op in Rome. Graham studeerde filosofie aan de Sorbonne, maar werd er weggestuurd omdat zij deelnam aan de studentenprotesten. Zij voltooide haar bacheloropleiding aan de Universiteit van New York en raakte in die tijd geïnteresseerd in poëzie. Nadat ze als secretaresse gewerkt had behaalde zij haar Master of Fine Arts in de beroemde Iowa Writers Workshop aan de Universiteit van Iowa. Graham werkte jarenlang bij de Iowa Writers Workshop en kreeg in 1999 een aanstelling aan Harvard University. Graham volgde Nobelprijswinnaar en dichter Seamus Heaney op als Boylston hoogleraar aan de afdeling Engels en Amerikaanse letterkunde en taal van Harvard. Zij was de eerste vrouw die deze positie veroverde. Graham is tweemaal gescheiden en trouwde in 2000 voor de derde keer, ditmaal met dichter en schilder Peter M. Sacks, een collega in Harvard. Jorie Graham publiceerde talrijke poëziebundels, waaronder “The End of Beauty”, “The Dream of the Unified Field: Selected Poems 1974-1994” en “PLAC E”. Zij heeft ook twee anthologieën, “Earth Took of Earth: 100 Great Poems of the English Language” (1996) en “The Best American Poetry” (1990) gepubliceerd. Graham ontving veel prijzen zoals de Whiting Award (1985), de John D. en Catherine T. MacArthur Fellowship, een Ingram Merrill Fellowship, en The Morton Dauwen Zabel Award van The American Academy and Institute of Arts and Letters. “The Dream of the Unified Field: Selected Poems 1974-1994” won de Pulitzerprijs voor Poëzie 1996. Voor haar bundel “P L A C E” ontving zij in 2012 Forward Poetry Prize. Zij was de eerste Amerikaanse vrouw die deze zeer prestigieuze Britse poëzieprijs won.

Prayer

Over a dock railing, I watch the minnows, thousands, swirl
themselves, each a minuscule muscle, but also, without the
way to create current, making of their unison (turning, re-
infolding,
entering and exiting their own unison in unison) making of themselves a
visual current, one that cannot freight or sway by
minutest fractions the water’s downdrafts and upswirls, the
dockside cycles of finally-arriving boat-wakes, there where
they hit deeper resistance, water that seems to burst into
itself (it has those layers), a real current though mostly
invisible sending into the visible (minnows) arrowing
motion that forces change—
this is freedom. This is the force of faith. Nobody gets
what they want. Never again are you the same. The longing
is to be pure. What you get is to be changed. More and more by
each glistening minute, through which infinity threads itself,
also oblivion, of course, the aftershocks of something
at sea. Here, hands full of sand, letting it sift through
in the wind, I look in and say take this, this is
what I have saved, take this, hurry. And if I listen
now? Listen, I was not saying anything. It was only
something I did. I could not choose words. I am free to go.
I cannot of course come back. Not to this. Never.
It is a ghost posed on my lips. Here: never.

 

Over and Over Stitch

Late in the season the world digs in, the fat blossoms
hold still for just a moment longer.
Nothing looks satisfied,
but there is no real reason to move on much further:
this isn’t a bad place;
why not pretend

we wished for it?
The bushes have learned to live with their haunches.
The hydrangea is resigned
to its pale and inconclusive utterances.
Towards the end of the season
it is not bad

to have the body. To have experienced joy
as the mere lifting of hunger
is not to have known it
less. The tobacco leaves
don’t mind being removed
to the long racks—all uses are astounding

to the used.
There are moments in our lives which, threaded, give us heaven—
noon, for instance, or all the single victories
of gravity, or the kudzu vine,
most delicate of manias,
which has pressed its luck

this far this season.
It shines a gloating green.
Its edges darken with impatience, a kind of wind.
Nothing again will ever be this easy, lives
being snatched up like dropped stitches, the dry stalks of daylilies
marking a stillness we can’t keep.

 
Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

Libris Literatuur Prijs 2017 voor Alfred Birney

Libris Literatuur Prijs 2017 voor Alfred Birney

De Libris Literatuur Prijs 2017 is toegekend aan Alfred Birney voor zijn roman “De tolk van Java.” Maandagavond kreeg de Haagse schrijver de prijs van 50 duizend euro en een door Irma Boom ontworpen bronzen legpenning uitgereikt. Het boek gaat over de vader van de auteur die tegen wisselende vijanden vocht tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in het voormalige Nederlands-Indië. Alfred Alexander Birney werd geboren in Den Haag op 20 augustus 1951. Zie ook alle tags voor Alfred Birney op dit blog.

Uit: De tolk van Java

“Als jongeman zag mijn vader in Soerabaja de ‘vliegende sigaren’ van de Japanse luchtmacht zijn ouderlijk huis aan puin bombarderen, hij zag Japanse soldaten burgers onthoofden, hij werd gemarteld wegens sabotage in dienst van het zogenoemde Vernielingskorps en in een ijzeren kist onder de brandende zon te smoren gelegd, hij zag Japanse soldaten Australische krijgsgevangenen in open bamboekisten aan de haaien voeren, hij zag Punjabisoldaten in Engelse dienst Japanse soldaten besluipen en ze de strot doorsnijden, hij hoorde over de dood van een neef aan de Birmaspoorlijn, hij hoorde hoe zijn lievelingsoom door Japanse soldaten was doodgemarteld op het landgoed van zijn vaders familie, hij verraadde de Japanse vriend van zijn zuster, die als animeermeisje aan de kost kwam, hij wees de geallieerden de weg in de hitte van de Javaanse Oosthoek, waar opstandige Indonesiërs ondersteboven hangend aan de enkels werden verhoord terwijl hij optrad als tolk en de schrijfmachine hanteerde, hij hielp de geallieerden met het platbranden van desa’s, hij zag brandende opstandige jongelingen schreeuwend van de pijn hun eenvoudige huisjes uit rennen en overhoopgeschoten worden, hij leerde schieten en doorzeefde op een treinstation een vrouw en zuigeling achter wie een Javaanse vrijheidsstrijder zich had verscholen, hij kreeg als hoofd van de afdeling Verhoor van Gevangenen in Djember de hardnekkigste zwijgers aan het praten, hij reed met een pantserwagen op een landmijn en stortte tachtig meter een ravijn in, hij kreeg het bevel van een Hollandse adjudant om het transport te begeleiden van honderd gevangenen van de stadsgevangenis van Djember naar het station Wonokromo en mocht aan het einde van de veertien uur durende rit zesenveertig lijken van gestikte mensen uit de goederentrein slepen, hij vond een Indo-vriend* terug die zichzelf voor de kop had geschoten nadat hij had ontdekt dat zijn meisje met een Hollandse soldaat het bed had gedeeld, hij maakte tijdens de Bersiap* jongens af met wie hij nog een appeltje te schillen had, maar het ergst van alles vond hij dat tijdens de Eerste Politionele Actie de hals van zijn gitaar brak.
Of ben je dat laatste vergeten, Pa, omdat je het misschien verzonnen had?
Het gebeurde tijdens het passeren van twee elkaar tegemoetkomende konvooien. Iemand hield de loop van zijn mitrailleur niet binnenboord en jij de hals van je gitaar niet. De mitrailleur was van onbekende makelij, je gitaar een originele Amerikaanse Gibson, de droom van elke Indo, een instrument waar alle grootheden op speelden, een juweel waarvoor je zelfs het mooiste meisje van de krokodillenstad zou inruilen.”


Alfred Birney (Den Haag, 20 augustus 1951)

Roddy Doyle, Thomas Pynchon, Pat Barker, Gary Snyder, Gertrud Fussenegger, Edmund Wilson, Romain Gary, Alain-René Lesage, Sophus Schandorph

De Ierse schrijver Roddy Doyle werd geboren in Dublin op 8 mei 1958. Zie ook alle tags voor Roddy Doyle op dit blog.

Uit:Brilliant

“Gloria Kelly lay in bed. She was wide awake. She knew her brother, Raymond, was too. She could tell by the way he was breathing. It was awake breath. He was lying there, thinking and listening. Sleep breath was different. It was longer and lighter, less in and out.
‘Rayzer?’ she whispered,
Raymond didn’t answer. But she didn’t care.
She liked sharing the bedroom. Although she knew Raymond didn’t. She didn’t care about that either. She could like it in secret. She didn’t have to tell him.
She’d been moved into Raymond’s room when their Uncle Ben had come to live with them. For a while. That was what her mam and dad had said. Uncle Ben would be staying ‘for a while’. At first her mother had called it ‘a little while’. But the ‘little’ had disappeared when Uncle Ben kept staying, and Gloria began to think that her bedroom wasn’t hers any more. And Raymond, she supposed, began to think the same thing. His room had become their room.
She looked into her room sometimes, when her Uncle Ben wasn’t in there. He hadn’t done anything to it. He hadn’t touched her pictures or her other stuff. It was still pink, nearly everything in it. The only really new thing in the room was her Uncle Ben’s smell. It was kind of an adult smell. A mixture of soap and sweatiness. There were none of his clothes lying around, and just one book that wasn’t hers. She’d looked at the cover but it had looked boring, about a war or something. Except for the fact that she didn’t sleep or play in there any more, it was still Gloria’s room. So maybe her Uncle Ben really was only staying for a while – but the while was a bit longer than they’d expected.
Maybe.
‘Rayzer?’
He still wouldn’t answer.
She didn’t like her bed. It wasn’t a real bed. It was just a mattress on the floor. She’d liked it at first. It had been fun, nearly like camping. But not now. Her face was sometimes right against the wall, low down, at the skirting board, nearly where it joined the floor. It was cold there. Always – even when the rest of the room was warm. And she could hear things sometimes – she thought she could. Behind the skirting board.”

 

 
Roddy Doyle (Dublin, 8 mei 1958)

Lees verder “Roddy Doyle, Thomas Pynchon, Pat Barker, Gary Snyder, Gertrud Fussenegger, Edmund Wilson, Romain Gary, Alain-René Lesage, Sophus Schandorph”

Willem Elsschot, Almudena Grandes, Christoph Marzi, Edgar Cairo, Volker Braun, Robert Browning, Peter Carey, Archibald MacLeish, Rabindranath Tagore

De Vlaamse schrijver en dichter  Willem Elsschot werd in Antwerpen geboren op 7 mei 1882. Zie ook alle tags voor Willem Elschot op dit blog.

Uit: Lijmen / Het been

“Ook de notaris scheen in te zien dat het nu uit was en nam zijn hamer in de hand. Driehonderd vijftig éénmaal, driehonderd vijftig andermaal.
Boorman was recht gestaan en had een arm opgestoken als een eerste Mussolini.
– Acht duizend vijfhonderd frank, sprak zijn zware basstem.
Het vrouwtje staarde hem aan met oogen die uitpuilden van verstomming, verslikte zich, hoestte geweldig, probeerde tevergeefs een opwellend gegichel te smooren en bevrijdde zich eindelijk in een onweerstaanbaren schaterlach die de heele zaal meesleepte, en de ruiten daveren deed.
Het publiek was opgesprongen.
– Huu, huu! jouwde een stem.
– Bui-ten, bui-ten, bui-ten, scandeerden de papiermenschen, zichzelf begeleidend met rhythmisch getrappel.
De notaris hamerde geweldig en toen even een windstilte intrad kon hij zich verstaanbaar maken.
– Mijnheer, riep hij, ik verzoek u dringend de orde niet te storen. Hetis hier geen kermistent.
De agent van politie had zich losgemaakt van den wand en slenterde in onze richting.
– Acht duizend vijfhonderd andermaal, brulde Boorman, of hoor jij niet goed? Toewijzen zeg ik!
– Eén millioen achthonderd vijftig duizend frank, schreeuwde opeens een mannetje met een bolhoed dat op een stoel was gesprongen.
Dat bod werd onthaald op een ontzaglijk hoera.
Wat Boorman toen riep was niet meer te verstaan, maar ik zag dat de radelooze notaris met zijn hamer een teeken gaf en de agent pakte Boorman bij den arm.
– Vooruit, beval hij verbeten.
Boorman was niet groot, maar sterk, want het borstbeeld van Leopold ii, een massief marmeren blok  dat voor mij geen vin wilde verroeren, had hij eens opgepakt en alleen van ’t Museum van Inlandsche en Uitheemsche voortbrengselen tot in de gang gedragen, bij gelegenheid van een schoonmaak.”

 

 
Willem Elsschot (7 mei 1882 – 31 mei 1960) 

Lees verder “Willem Elsschot, Almudena Grandes, Christoph Marzi, Edgar Cairo, Volker Braun, Robert Browning, Peter Carey, Archibald MacLeish, Rabindranath Tagore”

Horst Bienek, Joseph Joubert, Stanisław Przybyszewski, Karl Gustav Vollmõller, A. E. W. Mason, Therese Huber, Dorit Zinn, Angela Carter, André du Bouchet

De Duitse dichter en schrijver Horst Bienek werd geboren op 7 mei 1930 in Gleiwitz. Zie ook alle tags voor Horst Bienek op dit blog.

 

Berlin, Chausseestrasse 125

Man muß die Schuhe abstreifen,
noch einmal, bevor man eintreten darf.
Der strenge Blick der Aufseherin,
die auch in Bautzen
Dienst tun könnte. Wer fünf Minuten
später kommt, wird nicht mehr eingelassen.
Überhaupt, nur Gruppenführungen. Im Kollektiv.

Dann: die Räume,
aus denen die Zeit entflohen ist. Hier
also hat er gelebt. Hier also
soll er geschrieben haben. Briefe.
Die Bearbeitung des Coriolan. Nichts
Neues mehr. Die Elegien in Buckow, draußen,
unter Sandkiefern.
Dämmerlicht, von einem Raum zum andern,
− Wo er doch die Klarheit liebte
Der wuchtige Schreibtisch, leer,
kahl, abweisend. Das Holz ist das einzige,
was hier noch atmet.

Leben des Galilei schrieb er auf den Knien
in engen, stickigen Hotelzimmern .

Früher ging der Blick auf den
Dorotheenstädtischen Friedhof. Hegels Grab.
Fichtes Gedenkstein. Früher.
Jetzt verwehrt das eine dicke graue Gardine.
Aus konservatorischen Gründen, sagt die
Aufseherin. Aus was?

Nichts erinnert an ihn. Nicht einmal
die amerikanischen Krimis, oben im Regal,
die er gelesen haben soll.
Nur im Schlafzimmer seine Mütze, die schwarze,
verschwitzte, am Haken, hinter der Tür,
beweist, daß er einmal hier gewesen ist.

 

 
Horst Bienek (7 mei 1930 – 7 december 1990)

Lees verder “Horst Bienek, Joseph Joubert, Stanisław Przybyszewski, Karl Gustav Vollmõller, A. E. W. Mason, Therese Huber, Dorit Zinn, Angela Carter, André du Bouchet”

Am dritten Sonntage nach Ostern (Annette von Droste-Hülshoff)

 

Bij de derde zondag na Pasen

 

 
Joannes de Evangelist door Valentin de Boulogne, ca. 1621-22

 

Am dritten Sonntage nach Ostern
»Über ein kleines werdet ihr mich sehen.« (Joh: 16:16)

Ich seh dich nicht!
Wo bist du denn, o Hort, o Lebenshauch?
Kannst du nicht wehen, daß mein Ohr es hört?
Was nebelst, was verflatterst du wie Rauch,
Wenn sich das Aug’ nach deinen Zeichen kehrt?
Mein Wüstenlicht,
Mein Aaronsstab, der lieblich könnte grünen,
Du tust es nicht;
So muß ich eigne Schuld und Torheit sühnen!

Heiß ist der Tag;
Die Sonne prallt von meiner Zelle Wand,
Ein traulich Vöglein flattert ein und aus;
Sein glänzend Auge fragt mich unverwandt:
Schaut nicht der Herr zu diesen Fenstern aus?
Was fragst du nach?
Die Stirne muß ich senken und erröten.
O bittre Schmach!
Mein Wissen mußte meinen Glauben töten.

Die Wolke steigt,
Und langsam über den azurnen Bau
Hat eine Schwefelhülle sich gelegt.
Die Lüfte wehn so seufzervoll und lau
Und Angstgestöhn sich in den Zweigen regt;
Die Herde keucht.
Was fühlt das stumpfe Tier, ist’s deine Schwüle?
Ich steh gebeugt;
Mein Herr berühre mich, daß ich dich fühle!

Ein Donnerschlag!
Entsetzen hat den kranken Wald gepackt.
Ich sehe, wie im Nest mein Vogel duckt,
Wie Ast an Ast sich ächzend reibt und knackt,
Wie Blitz an Blitz durch Schwefelgassen zuckt;
Ich schau ihm nach.
Ist’s deine Leuchte nicht, gewaltig Wesen?
Warum denn, ach!
Warum nur fällt mir ein was ich gelesen?

Das Dunkel weicht;
Und wie ein leises Weinen fällt herab
Der Wolkentau; Geflüster fern und nah.
Die Sonne senkt den goldnen Gnadenstab,
Und plötzlich steht der Friedensbogen da.
Wie? wird denn feucht
Mein Auge, ist nicht Dunstgebild der Regen?
Mir wird so leicht!
Wie? kann denn Halmes Reibung mich bewegen?

Auf Bergeshöhn
Stand ein Prophet und suchte dich wie ich:
Da brach ein Sturm der Riesenfichte Ast,
Da fraß ein Feuer durch die Wipfel sich;
Doch unerschüttert stand der Wüste Gast.
Da kam ein Wehn
Wie Gnadenhauch und zitternd überwunden
Sank der Prophet,
Und weinte laut und hatte dich gefunden.

Hat denn dein Hauch
Verkündet mir, was sich im Sturme barg,
Was nicht im Blitze sich enträtselt hat?
So will ich harren auch, schon wächst mein Sarg,
Der Regen fällt auf meine Schlummerstatt.
Dann wird wie Rauch
Entschwinden eitler Weisheit Nebelschemen,
Dann schau ich auch,
»Und meine Freude wird mir niemand nehmen.«

 

 
Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 – 24 mei 1848)
De kapel van Burg Hülshoff

 

Zie voor de schrijvers van de 7e mei ook mijn volgende twee blogs van vandaag.

Willem Kloos, Hélène Gelèns, Sasja Janssen, Ariel Dorfman, Erich Fried, Yasushi Inoue, Harry Martinson, Christian Morgenstern, Carl Ludwig Börne

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Kloos werd geboren in Amsterdam op 6 mei 1859. Zie ook alle tags voor Willem Kloos op dit blog.

 

Alle Zeven

Met zeven nagelen lag Ik geklonken
Op dit zwart rad van marteling, mijn Leven, –
Want zeven Hárten zijn mij ópgeblonken,
In pracht van Jeugd en Vreugde’s innigst beven.

In zeven dromen was ik zwaar verdronken,
Dromen van deemoed en van liefde-geven,
Die alle zeven weer in ’t Niet-zijn zonken:
Daarom gegroet, mystiek getal van Zeven!

Hártstochten gaan en komen op de maat
Van mijner diepre Ziel geheimvol deinen,
En heel mijn liefde was een morgendroom.

Maar, boven al de Schijn des Tijds uit, staat
Gij in uw koelte, al-enig-vaste-en-reine,
O, Cijfer, waar ‘k op tuur, in vreemde schroom.

 

Verzen

XI.
Diep uit de nooit-doordringbare gewelven
Van Uwe Ziel klonk eens het vorstlijk woord,
’t Woord van Uw Liefde, en dieper in Mij-zelven
Klonk ’t en weerklonk door verre gang en poort.

Wij waren Eén Mysterie, maar het zwelgen
Van Tijd en Wereld heeft úw vlam versmoord,
En daarom sterf ik, maar het niet-te-delgen,
Nu, mijn Mysterie brandt ondoofbaar voort.

Ik was de God-op-aard, de Nooit-gekende,
Die zelf zijn Zelf niet zag, dan ééns op ’t laatst,
Toen opstond en de kroon op ’t hoofd zich drukte:

Gij zijt het Aardsche Kind, dat dorst te schenden
Wat Kind niet weet, en op het hoofd zich plaatst,
Wat voegelijker zijnen Vader smukte.

 

XII.
Ik wás uw Vader, ja, vol mededoogen,
Een vader, als geen ander kind ooit had:
Ik leerde u spreken, voelen, zien met oogen,
Loopen met voeten op uw wereldsch pad.

O Kind, mijn oogen hingen aan úwe oogen,
Enkel te weten, of gij iets niet hadt….
En daarom hebt gij mij zoo wreed bedrogen,
Wee, om wat weelde en weidschen vreugden-schat.

Ja, heel mijn leven was één melodie
Van koninklijke goedheid, en ik zie
Dees klare ziel zoo vrij van zonde en schulden.

En ‘k ga thans heen uit dit heel slechte leven,
Wijl al die goedheid om mijn hoofd blijft zweven,
Heilge, in zijn eigen glorie-licht gehulde.

 

 
Willem Kloos (6 mei 1859 – 31 maart 1938)
Hier met Pam (Willem), het oudste zoontje van Willem Witsen

Lees verder “Willem Kloos, Hélène Gelèns, Sasja Janssen, Ariel Dorfman, Erich Fried, Yasushi Inoue, Harry Martinson, Christian Morgenstern, Carl Ludwig Börne”

Ferdinand Sauter, Eugène Labiche, Gaston Leroux, Júlio César de Mello e Souza, Marie-Aude Murail, Paul Alverdes, Erik Bindervoet, Simon Mulder

De Oostenrijkse dichter Ferdinand Sauter werd geboren op 6 mei 1804 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ferdinand Sauter op dit blog.

 

Lebensweise

Ich wandle so mit offnem Sinn
Im heitern Sonnenschein,
Gesund und kräftig, wie ich bin,
Freut mich das schöne Sein.

Ich achte meinen Leib gering,
Der einst des Moders Staub,
Und schmücke mich, wenn Lenz verging,
Noch mit des Herbstes Laub.

Dem Zephir, wie dem Winterwind
Biet’ ich die freie Brust,
Und jauchze, wie ein frohes Kind,
Des Bösen unbewußt.

 

Einsam

Wie traurig, wem ein Gott Gefühle gab,
So einsam an dem Zeitenstuhl zu weben, —
Indeß der Sommer reift die vollen Reben,
Sich üppig rankend um den schlanken Stab.

Verarmt an Glück, mußt du von fremdem Wohl
Die schlaflos langen Mitternächte träumen, —
Wie auch des Lebensbechers Fluten schäumen,
Dein Herz bleibt leer, sowie dein Becher hohl.

Doch zage nicht und kräft’ge deinen Muth;
Noch herrlich ist’s, in späten Tagen lieben!
Mag rings um dich auch Glück und Lenz zerstieben
Dein Eichenherz — es trotzt der Stürme Wuth.

Vielleicht wird eines neuen Lenzes Strahl
Auf deines Herzens letzte Blume blicken,
Und doppelt mag solch spates Glück entzücken,
Emporgeblüht aus des Entbehrens Qual.

 

 
Ferdinand Sauter (6 mei 1804 – 30 oktober 1854)
Portret door Moritz von Schwind, 1828

Lees verder “Ferdinand Sauter, Eugène Labiche, Gaston Leroux, Júlio César de Mello e Souza, Marie-Aude Murail, Paul Alverdes, Erik Bindervoet, Simon Mulder”

Vrijheid (Marion Bloem)

 

Bij 5 mei

 


Bevrijdingsmonument in Bemmel, Gelderland

 

Vrijheid

Als vrij zijn is: hou jij je mond
want ik heb iets te zeggen

Als vrij zijn is: jij achter tralies, want
dan hoeven wij niet bang te zijn
voor al jouw anders zijn en doen en anders
laten

Als vrij zijn is: de dag van morgen
strak bepalen door de dag vandaag
iets minder dag te laten zijn

Als vrij zijn is: de deuren sluiten
en op het beeldscherm vrij bekijken
wat veilig uit de buurt moet zijn

Als vrij zijn is: steeds rustig slapen
omdat de anderen hun tong moedwillig
is ontnomen

Als vrij zijn is: eten wat en wanneer je wilt
maar de schillen laten vallen in de kranten
waar de honger wordt verzwegen

Als vrij zijn is: niet hoeven weten wat mij
heeft vrijgemaakt, mij vrij houdt, mij
in vrijheid elke dag gevangen neemt

Als vrijheid is: wachten tot de ander
mij bevrijdt van angsten waar ik
heilig op vertrouw

Als vrijheid mijn gedachten pleistert
Als vrijheid om mij heen overal rondom
en in mij waait,
maar voor jou niet is te vangen

Als vrijheid mij beschermt
tegen jouw ideeën die voor mij te
anders zijn

Als vrijheid voor mij vandaag zo
vanzelfsprekend lijkt, en jij niet
weet wat dat betekent

Dan is vrijheid munt voor mij
en kop eraf voor jou
Dan is vrijheid lucht en willekeurig

Maar staat het mij misschien wel vrij
om iets van mijn riante vrijheid – met
wederzijds goedvinden natuurlijk –
tijdelijk of voor langere duur
af te staan om jou
van mijn verstikkende vrijheid
te bevrijden.

 


Marion Bloem (Arnhem, 24 augustus 1952)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e mei ook mijn vorige blog van vandaag.