A. M. Homes, Mazarine Pingeot, Miles Marshall Lewis, Viktor Rydberg, Jakov Polonski, Saki, Christopher Fry, Thomas Strittmatter

De Amerikaanse schrijfster Amy Michael Homes werd geboren op 18 december 1961 in Washington DC. Zie ook alle tags voor A. M. Homes op dit blog.

Uit: Jack

“So, how’s Mom?” he asked.
“Okay.”
“And school?”
“The same.”
“Max?”
I nodded. It was his checklist. Every time we were together we went through this. He ran down his list of people, events, even actual objects that were in my life.
“Basketball?”
“The garden’s doing real well, and I think Max is getting back to sort of normal.”
I said it all at once to save him the trouble of having to hit on each thing, one at a time.
He smiled. “Good.”
We were quiet.
“When you’re ready, I want to take you to get your license.”
“That’s okay. Michael said he would. His car is smaller anyway.”
I flipped the visor back up into the ceiling.
“I want to, Jack. Is that all right?”
He reached across the car, swept my hair off my face, and rubbed my cheek with the back of his hand. “Yeah, sure, we’ll see,” I said.
“How about dinner Wednesday?” he asked as he pulled up in front of our house.
I nodded.
“We’ll go someplace nice, just you and me. Pick you up around seven.”
“Yeah, okay. See you,” I said as I got out.
He put the car in gear and pulled away without checking his mirrors. Luckily, nothing was coming. I worry about him. Sometimes I’m not sure his receiver is on the hook, if you know what I mean. I watched the blue Volvo creep down the street and wondered how I’d ever get it to fit in the goddamned parallel-parking place at the Motor Vehicle Administration.
“Salvation Army’s coming tomorrow,” Michael said when I walked into the kitchen. He was chopping vegetables with something that looked like the ax George Washington must have used when he cut down his cherry tree.”

 

 
A. M. Homes (Washington DC, 18 december 1961)

Lees verder “A. M. Homes, Mazarine Pingeot, Miles Marshall Lewis, Viktor Rydberg, Jakov Polonski, Saki, Christopher Fry, Thomas Strittmatter”

Gaudete (Kevin Carey)

 

Bij de derde zondag van de Advent

 

 
Maria Heimsuchung door Carl von Blaas, 1842

 

Gaudete

In darkening days of penitence,
Before the turning of the years,
We look to make our recompense,
With new resolve and hopeful prayers:
The Lord’s salvation is at hand,
Rejoice at His benign command.

Our souls awake in joyful praise,
The fingers of the rosy dawn
Glow in the East to give us hope
Of Judah’s crowning, happy dawn:
Where there was sorrow now is praise;
Emmanuel for all our days.

Now may we walk at Mary’s side
To help her cousin with the birth
Of one who will prepare the way
For God incarnate, here on earth:
Rejoice my soul, this cheerful day,
Rehearse your anthems, Gaudete!

 

 
Kevin Carey (november 1951)
Holy Trinity Church in Hurstpierpoint, de woonplaats van Kevin Carey

 

Zie voor de schrijvers van de 17e december ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Paul Snoek, Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt, Ford Madox Ford

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Ronald Giphart op dit blog.

Uit: Lieve

“Liv had de toneelacademie in Maastricht gedaan, Bison de toneelschool in Amsterdam. Hoewel iedereen in het wereldje het ontkende was er wel degelijk een doorleefde animositeit tussen beide kampen. Er waren in het land natuurlijk nog meer opleidingen van niveau, maar uiteindelijk ging het altijd om de vraag: Amsterdam of Maastricht, de ‘Cambridge en Oxford van het Nederlandse toneel’ zoals een criticus ooit schamperde.
Bij de eerste casting voor de film Lieve had Liv als tegenspeler een gedreven jongeman die vlak daarvoor in Maastricht was afgestudeerd. Hoe ze ook haar best deed: ze vergat steeds zijn naam. De jongen speelde volgens dezelfde methode die Liv was bijgebracht en mede daarom klikte het zeer. Samen deden ze voor haar gevoel een geweldige auditie. Prompt werd Liv uitgenodigd voor de tweede castingronde; haar ambitieuze tegenspeler kreeg te horen dat men van zijn interpretatie had genoten, maar ‘dat hij op beeld te pregnant overkwam’. In gewone taal betekende dit dat hij te lelijk was voor de rol. Toen Liv later het hele script had gelezen was ze blij dat Bison was gecast.
Bij Livs tweede casting was de regisseur zelf aanwezig. Noah Boudrin was de jonge ster van de Nederlandse cinema. Hij had al drie speelfilms op zijn naam, bijna een miljoen bezoekers, vijf Kalveren, vier Nederlandse Lichten, drie internationale prijzen en een nominatie voor een Gouden Beer. In Amerika had hij een paar commercials gedraaid en iedereen wist dat een avontuur in Hollywood een kwestie van tijd was. Noah was bij zijn vierde project toe aan wat hij in interviews had aangekondigd als ‘eindelijk mijn persoonlijke verhaal’. Hij wilde in Lieve het tragische verkeersongeluk van zijn vriendin verwerken, een Vlaamse actrice die een al even grote belofte was geweest als hij.
Lieve Vanlieve had de hoofdrol gespeeld in Sub, Noahs spraakmakende debuut, een rauwe maar vrolijke schets van de onmogelijke liefde tussen een prostituee en een politicus anno de jaren nu. De subsidieloze film kostte volgens de producent ‘geen drol’ en hoewel de film nog ouderwets in zwart-wit was geschoten op een restvoorraad echt celluloid kwamen er meer dan vierhonderdvijftigduizend mensen naar de bioscoop, wat mede te danken was aan Lieves ongeremde persoonlijke overgave.”

 

 
Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

Lees verder “Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Paul Snoek, Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt, Ford Madox Ford”

Penelope Fitzgerald, Alphonse Boudard, John Kennedy Toole, Albert Drach, John Whittier, Thomas Haliburton, Władysław Broniewski, Érico Veríssimo

De Engelse dichteres, schrijfster en essayiste Penelope Fitzgerald werd geboren op 17 december 1916 in Lincoln. Zie ook alle tags voor Penelope Fitzgerald op dit blog.

Uit: Worlds Apart

“Ernst paid the rent punctiliously. He cleaned the room and took his washing to the launderette, where Hester glimpsed him once or twice, sitting in quiet correctness, watching the shirts and a recurrent two pairs of dark socks as they whirled round in foaming circles before him. He always had a book in his hand. It wasn’t as though he had no friends, or nothing to do. He appeared to have both, and went out often in the evenings, and always on Sundays, as he told her to “gatherings”. These gatherings seemed to be at the place where he worked, and to consist of the people he worked with, which struck Hester almost as a definition of loneliness. She showed him the shelf in the passage where Rod used to keep a few things. In fact there were probably one or two of them left. It would have been ludicrous to clear everything away, as though there’d been a death in the house. “You can use that if you like, Ernst. There isn’t much space upstairs, I know, if you’ve got a lot of books.” He had to stretch to reach the shelf. It was summer, he had taken off hisjacket and, as he reached up, a little of his white shirt pulled out of his trousers, but was replaced so neatly that it was almost magical, as though he had the gift of never making an awkward gesture. “Your husband must have been taller than I am,” he said, with the rueful smile of the less tall. Tilly came through the passage, walking as though in a dream, with each foot exactly in line, the toe of one trackshoe touching the heel of the other. She was singing to herself as she passed on into the kitchen. “What is she doing?” Ernst asked. “Oh, they’re all walking about like that at her school.You know how it is, it’ll be something else in a week or so. Do you have a family?” But that struck her as not quite the right question. “I mean, back in Poland?” That was worse. Where else, after all, could his family be? “If I had had a family, I should not have left them behind me,” he said. If that’s meant as a reproach I shan’t like it, Hester thought. But it could hardly have been one, because he was still smiling. “I was only wondering if you had any plans.., that’s to say, if you had any idea how long you will be staying here?” “I’m afraid I can’t say. It is possible that I may be able to arrange a re-entry permit.” “And then you’ll go home?” He looked puzzled. “I shall go back.”

 

 
Penelope Fitzgerald (17 december 1916 – 28 april 2000)
Cover

Lees verder “Penelope Fitzgerald, Alphonse Boudard, John Kennedy Toole, Albert Drach, John Whittier, Thomas Haliburton, Władysław Broniewski, Érico Veríssimo”

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit:In het buitengebied

“Ik dring haar niks op, dat hebben we afgesproken. Ze moet aan zoveel wennen. De buitenwereld kan even de pot op. Geduld is ons wachtwoord.
Neem alleen al onze stemmen, we konden elkaar in het begin slecht verstaan. Het was als zoeken naar de juiste golflengte. Ze is per slot Japans en wist nauwelijks waar Nederland lag. We spreken Engels met elkaar, maar ze heeft een zwaar accent. Rare klemtonen, ze slikt lettergrepen in. Ik moest keer op keer vragen: ‘Wat zeg je, herhaal die zin alsjeblieft?’ Ze dacht dat ik doof was. Ik probeerde haar uitspraak te verbeteren – professor Higgins teaching Eliza Doolittle – maar betrapte me erop dat ik telkens mijn stem verhief en dan imiteerde ze mijn ergernis en schreeuwde ze net zo hard terug. Na weken vonden we allebei een goede toon en woordkeus. (Al moet ik nu wel oppassen dat ik niet met volle mond praat anders verstaat ze me nog niet.)
Er valt voor haar nog zoveel te ontdekken: mijn volle huis, een verwilderde tuin, met rozenstruiken waar je je aan kan openhalen. Wel even wennen voor een meisje dat uit een bonsaiwereld komt. Ze is Japanser dan ik dacht. Zeer gesteld op rituelen, vooral op het ritueel van de herhaling. En ik pas me aan. Moet je me thee zien drinken. Daar hebben we nu een kleine ceremonie van gemaakt. Buiten op het terras: ik met mijn kont op een kussen en zij in kleermakerszit tegenover mij. In kimono. Ik drink uit een porseleinen kom met gouden binnenkant en klop mijn groene thee met een bamboekwastje op. En dan kijkt ze zeer tevreden. Eén keer vroeg ik haar een lied te zingen, een theelied uit haar jeugd. Ze knikte, rechtte haar rug en zette een kinderstem op – snerpend als een krekel. Ik vroeg haar naar de betekenis, maar ze kende alleen de woorden.
Ze is weliswaar in Tokio grootgebracht, maar haar vader, die haar gemaakt heeft tot wie zij is, heeft haar internationaal opgevoed. Akiko omarmt de wereld zonder zich te hechten. Ze weet meer dan ze kent. Haar woordenschat verbaast me elke dag. De Mini Crossword lost ze binnen één minuut op. Ze verslaat me keer op keer. Maar ze houdt me lenig.Het is 23 tegen 70. En ze is waanzinnig mooi. Ook daarom verstop ik haar een beetje. Ze is zo volmaakt als een perzik. Ik kan uren naar haar kijken en zuig haar schoonheid op.”

 

 
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Lees verder “Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg”

Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook alle tags voor Rafael Alberti op dit blog.

 

De slaapwandelende engelen

II
Ook nog,
ook nog de onzichtbare ogen
van de alkoven,
tegen een koning in duisternis.

Jullie weten wel dat mijn mond
een put vol namen is,
vol nummers en dode letters.
Dat de echo’s zich vervelen
zonder mijn woorden
en datgene wat ik nooit zei
de wind misprijst en haat.
Jullie mogen niets horen.
Laat me met rust!

Maar de oren worden groter
tegen de borst aan.
Van gips, koud,
dalen ze af naar de keel,
naar de trage kelders van het bloed,
naar de buizen van de beenderen.

Een koning is een egel zonder geheim.

 

Vertaald door Willy Spillebeen

 

 
Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)
Portret door Herminio Molero, 2000

Lees verder “Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie, V.S. Pritchett, Mary Russell Mitford, Olavo Bilac”

Andrei Ruse

De Roemeense dichter, schrijver en filmmaker Andrei Ruse werd geboren in Boekarest op 16 december 1985. Hij organiseerde tal van evenementen in Boekarest, de meest recente was Reading Club, een tweemaandelijkse bijeenkomst met openbare lezingen en discussies gericht op recent gepubliceerde of komende Roemeense boeken en hun auteurs. In 2007 maakte hij zijn literaire debuut met een bundel poëzie getiteld “Black Job” en publiceerde in 2008 de roman getiteld “Soni”, in 2011 gevolgd door “Dilar pentru o zi “(“Dealer voor één dag”)/. Andrei Ruse is ook beroemd omdat hij de eerste video-trailer heeft gemaakt voor een Roemeens boek. Hij produceerde eveneens een reeks video-gedichten, video-interviews, trailers en verschillende documentaires, evenals experimentele films. Zijn bekendste documentaire is Poëzie. Power (2009), waarvoor hij samenwerkte met Razvan Tupa. Hij heeft ook een aantal online culturele projecten geïnitieerd, zoals het tijdschrift en de online community Hyperliteratura.

gesture

I have been smoking for nine years,
A cigarette ot two, every night
in the same place

four square metres into the yard
from Colentina,
where I keep spinning.

this earth has inherited thickness
no blade of grass grows here
no tiny being approaches

nothing has changed in nine years
I wear 44 now and my foot won’t grow any bigger

maybe only that I pull harder from my cigarette

nothing new,only the same pantomime that I perform
the only sign, that in this yard
someone is alive.

 

I’ve been thinking about a beer since three hours ago

I’m thinking about the bottle
I’m thinking about the color of the bottle at the right temperature
I’m thinking of the pub where I’d drink it
of the store from where I’d buy it and the salesman’s face
of his hand which will open to receive the money
my yellow opener from the drawer
a glass taken randomly
Since three hours ago I’ve been thinking of what it means for me the word beer
About whom it reminds me and about whom it doesn’t
I’ve been thinking about the wild drunks,
About Niculae’s goal from more than 40 m away when nobody thought
That Rapid will eliminate Hamburg

In three hours I repeated so many times the word beer that
It wouldn’t make any sense
If I get up and go
To take one.

 

Vertaald door Nigel Walker en Loredana Matei

 
Andrei Ruse (Boekarest, 16 december 1985)

Klaus Rifbjerg, Jan Greshoff, Ingo Schulze, Simone van der Vlugt, Indrek Hirv, Edna O’ Brien, Hans Carossa, Nicolas Gilbert, Maxwell Anderson

De Deense dichter en schrijver Klaus Rifbjerg werd geboren op 15 december 1931 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Klaus Rifbjerg op dit blog.

 

Fasan

plötzlich findet man sich wieder
mit soße übergossen und zusammengepfercht
mit kartoffeln und gelee sonderbar
flau im fleisch nach all dem tranchieren
und zerren am eingeweide bis es
abriß und raus denk nicht ich kenne sie nicht
diese satanische sorgfalt beim dekorieren
von gabel und messer das gläserklirren und streichholzrasseln
und ganz zu schweigen von der art
wie leber und herz sorgsam getrennt
in ein kleines medizinisch anmutendes
gefäß gelegt werden und weiß der himmel
ob es ihnen vielleicht einfällt mich
als mich selbst auszustaffieren
mit federn und allem drum und dran
nach dem unerträglichen halbkrematorium
der schwindelpartie mit kopf nach unten
dem blei in der seite und dann der gedanke an diesen
schmatzbär serviettenbehangene
zahlende mittelmäßigkeit wovon
man bald bespeichelt wird ich übergebe mich

 

Provinz

Ich höre in provinzieller
Nachmittagsstille am Ende der Saison
eine Amsel singen
die auf einer Fernsehantenne im Schatten
einer Ulme sitzt
und alles überblickt
verloren im Sein sieht sie mich
groß an wie auch die Zeit
und lässt Gesang verströmen vom
Afterloch durch den Körper und hinaus
aus dem gelben Schnabel
ich wärme mich an ihrer Teilnahmslosigkeit
und ihrem vollkommenen Gegenwärtigsein
ich denke es ist etwas ganz Eigenes
in einem dänischen Provinznest zu stehen
nachmittags am Ende der Saison
und eine Amsel zu hören
und plötzlich fühle ich mich
dumm

 

Vertaald door Lutz Volke

 
Klaus Rifbjerg (Kopenhagen, 15 december 1931)

Lees verder “Klaus Rifbjerg, Jan Greshoff, Ingo Schulze, Simone van der Vlugt, Indrek Hirv, Edna O’ Brien, Hans Carossa, Nicolas Gilbert, Maxwell Anderson”

Christian Huber

Onafhankelijk van geboortedata

De Duitse schrijver, componist en muziekproducent Christian Huber werd geboren in 1984 in Regensburg en groeide op in Schwandorf, waar hij in 2004 eindexamen deed aan het Carl-Friedrich-Gauß-Gymnasium. Na een afgebroken studie aan de universiteit van Regensburg en een stage in het Funkhaus Regensburg, verhuisde hij eind 2010 naar Berlijn. Hier woonde en werkte hij als schrijver en componist en werkte hij o.a. met de Australische hiphop-band Hilltop Hoods, de Duitse rappers Casper, Farid Bang en KC Rebel en de Amerikaanse rapper Kool G Rap samen. Sinds 2006 woont Huber in Keulen. Huber is sinds 2009 actief op Twitter onder de naam “Pokerbeats”, waar hij wordt gevolgd door meer dan 38.500 gebruikers. Huber schrijft ook voor talloze comedy-programma’s en levert bijdragen voor radio- en televisieprogramma’s (bijvoorbeeld voor het Neo-magazine Royale op ZDF). Zijn columns verschenen u. a. bij VICE News, ICON en in de krant DIE WELT. Muziek, gecomponeerd door Huber bereikte hoge hitlijstposities in verschillende landen en werd herhaaldelijk bekroond met platina.

Uit: 7 Kilo in 3 Tagen

„73 Prozent aller Morde jährlich werden in den Tagen vor Weihnachten begangen.
Das stimmt natürlich nicht. Wäre aber ohne weiteres denkbar. Eine solche Behauptung würde in einem halblangweiligen Partysmalltalk in einer mit Pfandflaschen zugestellten WG-Küche bei den meisten Gesprächspartnern höchstens kurz zu erhobenen Augenbrauen und dann direkt zur Bekräftigung führen, das «auch schon mal irgendwo gelesen» zu haben. Alle haben alles schon mal irgendwo gelesen. Aber vielleicht ist diese von mir aufgestellte These ja sogar korrekt. Ist mir letztendlich auch egal. Solange während der Unterhaltung keiner zweifelt, ist jeder ausgetauschte Satz die erwiesene Wahrheit.
Ich habe mir das Statistiken-Erfinden irgendwie angewöhnt. Ich mache das gerne. Häufig einfach nur für mich. Das hilft mir, in gewissen Lebenslagen die Ruhe zu bewahren. Fakten, Zahlen und Berechnungen bringen mich in Stresssituationen runter. Turbulenzen im Flugzeug? Beim Crash einer Boeing zu sterben, ist sechs Millionen Mal unwahrscheinlicher, als als Lottogewinner von einem Blitz
getroffen zu werden. Ein bisschen Gras aus dem Amsterdam-Urlaub im Handgepäck? Die Chancen, ohne Taschenkontrolle am argwöhnisch blickenden Zollbeamten vorbeihuschen zu können, stehen für Nicht-Dreadlocks-Träger siebzigtausendmal besser, als rückwärts von der Mittellinie in einen Basketballkorb zu treffen, wenn gerade tatsächlich jemand zuguckt. Tötungsphantasien im überhitzten, mit Weihnachtshoppern überlaufenen Kaufhaus und der daraus resultierende Gedanke, ob man eventuell socially awkward sein könnte? Wenn 73 Prozent aller Morde jährlich in den Tagen vor Weihnachten begangen werden, haben offensichtlich neben mir noch sehr viele andere Menschen Gewaltvorstellungen, während sie die Geschenke für ihre Liebsten einpacken lassen. Ich bin also nicht allein.
Kein Sonderling, der einfach nur mit blinder Wut kompensiert, dass ihm in der Kassenschlange des Konsumpalastes eine laut in ihr Smartphone blökende Schicki-Mutter ihren eierschalenfarbenen Porsche-Kinderwagen in die Kniekehlen rammt. Im Dreivierteltakt. Gegen den Rhythmus von
«Jingle Bells», das mit festlichen Viervierteltakt-Glöckchen blechern über die Kaufhausanlage leiert. Noch eine halbe Strophe, und sie hat mein Kreuzband durch.“

 
Christian Huber (Regensburg, 1984)

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Helle Helle, Regina Ullmann, Shirley Jackson, Andreas Mand, Marianne Fritz

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Werther Nieland

“Terwijl de stilte voortduurde bespiedde ik de nieuwe jongen. Hij was mager en slungelachtig van gestalte en iets langer dan ik. Zijn gezicht stond onverschillig en verveeld; hij hield zijn dikke, vochtige lippen te ver naar voren. Hij had diepliggende, donkere ogen en zwart krulhaar. Zijn voorhoofd was laag. De huid van zijn gezicht vertoonde oneffenheden en schilfertjes. Ik kreeg het verlangen hem op een of andere wijze te kwellen of geniepig te bezeren. ‘Vind jij ook niet, Werther, dat we eerst de windmolen moeten maken?’ vroeg ik. ‘Ja, dat is goed,’ antwoordde hij onverschillig, zonder mij aan te zien. ‘Hij is een dier dat snoept,’ zei ik hij mijzelf, `dat weet ik.’ We keken beiden, terwijl Dirk bezig was iets vast te schroeven, naar buiten in de omgespitte tuin; op de lege aarde lagen een oude wasteil en een paar verweerde planken. Er hing een nevel van vocht en neergeslagen rook tussen de daken. Ik ging dicht bij Werther staan en maakte, zonder dat een van beiden het kon zien, half ingehouden stompbewegingen in zijn richting. Hoewel ook Dirk het met mijn voorstel aangaande de windmolen wel eens was, gingen we deze toch niet bouwen, maar bleven zonder iets te doen bijeen zitten. ‘Jullie hoeven natuurlijk geen molen te gaan bouwen als jullie niet willen,’ zei ik. ‘Maar dat is heel dom, want je kan er veel van leren.’ Het begon schemerig te worden. Werther, moet je luisteren,’ zei ik. ‘Woon jij in een huis, waar veel wind langs komt?’ Hij antwoordde niet. ‘Dan kan ik je komen helpen,’ vervolgde ik: ‘dan maken we een molen, waar je in de keuken werktuigen op kan laten draaien. Dat kan ik best, want ik heb wel tijd. En iets beloven en het dan niet doen, dat doe ik niet.’ Ik zon koortsachtig op middelen om bij hem thuis te komen. Werther ging op mijn woorden niet in, misschien omdat ik niet luid genoeg sprak en omdat we luisterden naar vage radiomuziek, die van voor in het huis tot ons doordrong. Het was al laat op de middag, toen we naar buiten gingen en met ons drieën voortslenterden. De straatlantarens brandden reeds. Werther verklaarde, dat hij naar huis moest; we bleven hem vergezellen. Hij woonde in een vrij bovenhuis op een hoek, waar de bebouwing eindigde en dat uitzag op de wijde plantsoenen, die zich tot aan de dijk uitstrekten. ‘Ja hoor,’ zei ik luid, ‘als het waait is hier veel wind: dat kan ik zo wel merken. Hebben jullie een veranda?’ Werther liet ons echter geen van beiden mee naar boven gaan. Toen hij al in de deuropening stond, ging ik dicht op hem toe en vroeg haastig, zonder dat Dirk het kon horen, wanneer ik kon komen om de molen te maken.”

 
Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
Cover

Lees verder “Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Helle Helle, Regina Ullmann, Shirley Jackson, Andreas Mand, Marianne Fritz”