‘Unless a grain of wheat falls into the ground and dies…’ (Malcolm Guite)

 

Bij de vijfde zondag van de vasten

 

 
Beeld van Christus als de Goddelijke Zaaier in Steyl

 

‘Unless a grain of wheat falls into the ground and dies…’

Oh let me fall as grain to the good earth
And die away from all dry separation,
Die to my sole self, and find new birth
Within that very death, a dark fruition,
Deep in this crowded underground, to learn
The earthy otherness of every other,
To know that nothing is achieved alone
But only where these other fallen gather.

If I bear fruit and break through to bright air,
Then fall upon me with your freeing flail
To shuck this husk and leave me sheer and clear
As heaven-handled Hopkins, that my fall
May be more fruitful and my autumn still
A golden evening where your barns are full.

 

 
Malcolm Guite (Ibanda, 12 november 1957)
St. Anne’s Church in Ibadan, Nigeria, de geboorteplaats van Malcolm Guite

 

Zie voor de schrijvers van de 18e maart ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Christa Wolf, Charlotte Roche, John Updike, Wilfred Owen, Stéphane Mallarmé, Héctor Bianciotti, Hellema, Friedrich Hebbel, Max Barry

De Duitse schrijfster Christa Wolf werd geboren op 18 maart 1929 in het huidige Poolse Gorzów Wielkopolski. Zie ook alle tags voor Christa Wolf op dit blog.

Uit: Was bleibt

„Ich putzte mir die Zähne, kämmte mich, benutzte gedankenlos, doch gewissenhaft verschiedene Sprays, zogmich an, die Sachen von gestern, Hosen, Pullover, ich erwartete keinen Menschen und würde allein sein dürfen, das war die beste Aussicht des Tages. Noch einmal mußte ich schnell zum Fenster laufen, wieder ergebnislos.
Eine gewisse Erleichterung war das natürlich auch, sagte ich mir, oder wollte ich etwa behaupten, daß ich auf sie wartete? Möglich, daß ich mich gestern abend lächerlich gemacht hatte; einmal würde es mir wohl peinlich sein, daran zu denken , daß ich mich alle halbe Stunde im dunklen Zimmer zum Fenster vorgetastet und durch den Vorhangspalt gespäht hatte; peinlich, zugegeben. Aber zu welchem Zweck saßen drei junge Herren viele Stunden lang beharrlich in einem weißen Wartburg direkt gegenüber unserem Fenster.
Fragezeichen. Die Zeichensetzung in Zukunft gefälligst ernster nehmen, sagte ich mir. Uberhaupt: sich mehr an die harmlosen Übereinkünfte halten. Das ging doch, früher. Wann? Als hinter den Sätzen mehr Ausrufezeichen als Fragezeichen standen? Aber mit simplen Selbstbezichtigungen würde ich diesmal nicht davonkommen.
Ich setzte Wasser auf. Das mea culpa überlassen wir mal den Katholiken. Wie auch das paternoster. Dossprechungen sind nicht in Sicht.
Weiß, warum in den letzten Tagen ausgerechnet weiß? Warum nicht, wie in den Wochen davor, tomatenrot, stahlblau? Ais hätten die Farben irgendeine Bedeutung, oder die verschiedenen Automarken. Als verfolgte der undurchsichtige Plan, nach dem die Fahrzeuge einander ablösten, verschiedene Parklücken in der ersten oder zweiten Autoreihe auf dem Parkplatz besetzten, irgendeinen geheimen Sinn, den ich durch inständiges Bemühen herausfinden könnte; oder als könnte es sich lohnen, darüber nachzudenken, was die Insassen dieser Wagen — zwei, drei kräftige, arbeitsfähige junge Männer in Zivil, die keiner anderen Beschäftigung nachgingen als im Auto sitzend zu unserem Fenster herüberzublikken — bei uns suchen mochten.“

 

 
Christa Wolf (18 maart 1929 – 1 december 2011) 
Cover

Lees verder “Christa Wolf, Charlotte Roche, John Updike, Wilfred Owen, Stéphane Mallarmé, Héctor Bianciotti, Hellema, Friedrich Hebbel, Max Barry”

Wolfgang Bauer, Richard Condon, Walter Rheiner, Srečko Kosovel, Jean Anglade, George Plimpton, Cosmo Monkhouse, Friedrich Nicolai

De Oostenrijkse schrijver en dichter Wolfgang Bauer werd geboren op 18 maart 1941 in Graz. Zie ook alle tags voor Wolfgang Bauer op dit blog.

 

Der Aschenbecher

Alles, was verbrannt,
sammelt sich
von geordneter Hand bewogen:
Im Aschenbecher.
Rund bleckt er seine verrauchte Zunge
uns entgegen,
uns,
die wir ihn schätzen
wegen seiner stillen Dienstbarkeit.

Einst wird das All auch
in einen Aschenbecher fallen und
vom freundlichen Husten Gottes
in alle Winde
zerstreut werden.

Im gelben Aschenbecher liegt Indiens Weisheit,
die Zigarette ist in ihm ausgedrückt

 

Graz

Windloser Dschungel in die Ebene gefrorene Schildkröte
mühsam dein Leben geschützt durch das Kochen
deines orange-elektrisch beleuchteten Herzens
darin künstliche Fräuleins einander fragen:
Was hab ich für Möglichkeiten?
oder junge Burschen sagen:
Ich wohne weit draußen am Stadtrand.
Dein verwischter Himmel zittert über den lauen Straßen
die vorsichtig um die Ecken schielen.
Seltsamer Arsch der Welt!
Der nie scheißt!
Links und rechts lidlose Glasglubschaugen
die starr ins Jenseits blicken und dort alles mitansehen müssen.
An der Mur lecken die Höllenhunde Chemieschaum
tremorige Dichter verschütten den Rotwein
auf ihren weinroten modernden Samt
Im Stadtpark ist’s finster.
Die leise Straßenbahn am Ende einer Winternacht
mag dein Glück sein.

 

 
Wolfgang Bauer (18 maart 1941 – 26 augustus 2005)

Lees verder “Wolfgang Bauer, Richard Condon, Walter Rheiner, Srečko Kosovel, Jean Anglade, George Plimpton, Cosmo Monkhouse, Friedrich Nicolai”

In Memoriam F. Starik

In Memoriam F. Starik

De Nederlandse dichter en schrijver, beeldend kunstenaar, zanger en fotograaf F. Starik is vrijdag op 59-jarige leeftijd overleden. Dat heeft zijn uitgever bekendgemaakt. F. Starik werd geboren in Apeldoorn op 1 juli 1958. Zie ook alle tags voor F. Starik op dit blog.

 

Lege mannen

Vandaag denk ik aan de mannen
die in cafés lijken te wonen, altijd
als je onderweg bent zie je ze zitten
aan een tafel, alleen, ze roken.

Sommige van die mannen groeten je
dat is al een eer, ze bewaren hun hand
voor zielsverwanten, je herkent
hun zoekende blik van grote afstand.

Kijk ze haastloos drinken, zuinig en bedaard,
de dag is jong, de nachten oud, er moet nog veel
gezwegen, stug rokend uit het raam gestaard

tijd moet stuk. De straat is maar een straat,
rumoer dat tegen ruiten slaat, regen, altijd regen,
geen notie van uitzicht op een uitzicht, geen.

 

Zweef

Als kind kon ik ’s nachts het raam uit vliegen
ik spreidde mijn armen en dreef door de nacht
als een meeuw op de wind, het was niet moeilijk en niet zwaar
ik spreidde simpelweg mijn armen en zweven maar.

Freud zegt hierover: een gesublimeerd verlangen naar macht
ach, wist ik veel, ik was een kind, ik was veertien jaar.

Nu hoor ik vaak een bel gaan in mijn hoofd
soms de zoemer van de buitendeur, soms
het schorre belletje van boven
sinds ik geen wekker meer bezit
rinkel ik mezelf wakker in de nacht
of zegt iemand keihard hallo in mijn oor
het klinkt zeer levensecht maar
nooit staat er iemand naast mijn bed.

Ik ben het zelf die de bel produceert
die de wekker wekt
zichzelf telefoneert
ik ben het zelf die hallo zegt

vliegen doe ik allang niet meer.

 

Dode hoek

Mensen die je kent, mensen
die je best had kunnen kennen.
Een mevrouw die op een schoolplein stond
om haar kinderen weg te brengen, op te halen,
net als jij daar wachtte, soms met iemand sprak
maar meestal in gedachten – een gezicht
dat je als je het ergens anders tegenkwam
in verwarring bracht.

Zoals je winkeliers
alleen maar in hun winkel snapt.
Daarbuiten klopt iets niet.

Een gezicht dat jaren later
zomaar ergens op een fietspad fietst,
je was het jaren kwijt,
je weet het weer,
hebt bijna spijt.

 
F. Starik (1 juli 1958 – 16 maart 2018)

Frans Babylon

De Nederlandse dichter Frans Babylon (pseudoniem van Franciscus Gerardus Jozef Obers) werd geboren in Deurne op 18 maart 1924. Hij was de oudste van dertien kinderen van handelsreiziger Leonard Hendrik Obers en diens vrouw Joanna Theodora Coopmans. In 1958, 1959 en 1960 won hij de Literatuurprijs van de gemeente Hilvarenbeek voor zijn werken “Goudvissen in aquarium”, “Moeder” en “Oester”. Behalve eigen werk, maakte Frans Babylon ook bewerkingen/vertalingen van Chinese en Japanse poëzie.Eind jaren ’50 raakte Frans Babylon echter in een crisis en trok hij voor langere tijd naar Zuid-Frankrijk en Spanje. Zijn vrouw Tosca en zijn twee kinderen liet hij daarbij in de steek. Babylon huwde tweemaal; in 1950 met Tosca de Vries en in 1961 hertrouwde hij met Nel Waller Zeper, beeldend kunstenares. Uit dit huwelijk werden twee zonen geboren. In 1967 gingen ook zij uit elkaar. Ook Babylons jongere broer Leon was dichter. Diens werk is verschenen onder de schuilnaam ‘Leon van Kelpenaar’. Leon verdronk in 1951, een ongeluk dat diepe indruk maakte op Babylon. Zeventien jaar later verdronk hij zichzelf, 44 jaar oud. In 1978 verscheen “Frans Babylon, Een liefhebbend geheugen korrigeert. Bloemlezing uit alle gedichten”, samengesteld door Ton Veugen.

Basiliekengel

Verlaten stenen engel, die geschaad
maar souverein in strenge plooigewaden
nog waakt voor één der basiliekarcaden,
recht tegenover u voel ‘k mijn verraad.

Een Jacobijn verminkte uw gelaat,
maar uw noblesse kon geen tijd zelfs schaden.
Uw bovenaardse glimlach laat zich raden,
nu gij vereenzaamd op uw voetstuk staat.

Uw aanschijn is een troost voor mijn verdriet:
want liegen bleek het lachen van gestreelde
gezichten, flets van poedercoloriet.

Praalwacht van Christus die ik vaak verried,
als ik belust mijn eeuwigheid verspeelde,
uw angelieke lach vergeet ik niet.

 

Moeder

Pas als ge eenmaal dood, begraven bent
zal uw aanwezigheid me gaan behoeden
en uw vereeuwigd leven mij gaan voeden
als een genaden gevend sacrament.

Pas dan weet ik dat ik u heb miskend
en nooit meer mijn tekorten kan verhoeden.
Ik zal mijn oorsprong meer en meer vermoeden
naarmate ik uw aanschijn raak ontwend.

Pas als uw schoot, waaruit ik ben gekomen
met bloed van u, in kerkhofzand vergaat
word ik beveiligd in u opgenomen.

Gij zult voor mij met eeuwig water stromen,
als gij gestorven pas voorgoed vergaat:
de grondrivier voor mijn intiemste dromen.

 
Frans Babylon (18 maart 1924 – 21 augustus 1968)