X. J. Kennedy, Charles Reznikoff

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook alle tags voor X. J. Kennedy op dit blog.

 

Famous Poems Abbreviated

1

Of man’s first disobedience and its fruit
Scripture has told. No need to follow suit.

2

Once upon a midnight dreary,
Blue and lonesome, missed my dearie.
Would I find her? Any hope?
Quoth the raven six times, “Nope.”

3

Whoosh! – hear the Sea of Faith’s withdrawing roar?
So, baby, let’s make love tonight, not war.

4

Who will go drive with Fergus now?
You lazy cocks and cunts,
I thought I’d ask you anyhow.
Well don’t all speak at once.

5

Whose woods these are I think I know.
Shall I just sack out in the snow
And freeze? Naaaa, guess I’d better go.

 

Blues for Oedipus

Oracle figured
You’d come a cropper,
Kingdom-killin
Mammyjammin
Poppa-bopper!

Gods dished you the shit
Like you deserves—
Now your eyeballs
Danglin
From they optic nerves.

 


X. J.. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)

 

De Amerikaanse dichter Charles Reznikoff werd op 30 augustus 1894 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Charles Reznikoff op dit blog.

 

Davids Schild

Toen spraken de profeten: Onze God is niet van klei,
die we in onze zadeltassen dragen;
die gegoten wordt van zilver of fijn goud,
een kalf dat in onze huizen staat met blinde ogen, onbuigzame knieën;

Wie is de Koning van de Glorie?
Hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid;
wij dalen af in de duisternis van het graf,
maar alle lichten van de hemel zijn van Hem.

De rook van uw offers is afschuwelijk, spreekt de HEER.
Ik haat uw vieringen, uw feesten en uw vasten;
vereer Mij in rechtvaardigheid;
vereer Mij in goedheid voor de armen en de zwakken,
in gerechtigheid voor de wees, de weduwe, de vreemdeling onder u,
en in gerechtigheid voor hem die zijn loon uit uw hand neemt;
want Ik ben de God van het Recht, Ik ben de God van de Rechtvaardigheid.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Charles Reznikoff (30 augustus 1894 – 22 januari 1976)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e augustus ook mijn blog van 21 augustus 2024 en ook mijn blog van 21 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 21 augustus 2019 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 deel 2.

Anneke Brassinga, Aubrey Beardsley

De Nederlandse dichteres, schrijfster en vertaalster Anneke Brassinga werd geboren in Schaarsbergen op 20 augustus 1948. Zie ook alle tags voor Anneke Brassinga op dit blog.

 

De rivier en het knuffeldier

De rivier houdt van je.
De rivier houdt eindeloos veel van je.
De rivier zal alles van je slikken,

een en al blinde liefe zal ze zijn.
De rivier houdt van jou zoveel
als van ieder ander. In haar armen

mag je liggen, schoon zal ze
je likken tot het bot.
Van wie ze houdt, het laat haar koud.

Maar wat je altijd meedroeg al die tijd,
het knuffeldier zo zacht zo dwingend
met zijn domme trouwe knoopjes

die oog hebben voor niets dan voor jou,
het hopeloos met hart en ziel verslingerd
wollig wezen dat van jou is, bij geen ander

ooit nog die versleten warmte vindt –
hem moet je achterlaten en verraden
als je de lonkende rivier ingaat.

 

Envoi

Ik wil u aan mijn voeten leggen.
Knielende kameel
met zachte mond uw droefenis
besnuffelend –
kom berg u in mijn zand.
Des wereld wildernis wil ik
verzoenen, lippen drenkende
kameel vol bulten zijn,
wonden en builen dragend
van de reis door brem en kuilen.
Reikt het tot zwerk, dit zachte oog
dat sap weent van dorst?
Rijst er een horizon als ik u
mijzelf reik, versmachtend?
Fata morgana, dorst naar ons.

 

Appels van Cézanne

Dat zijn pas gloeilampen,
oogst in de hand van vuur
die penseelt. Er is geen schil.

Rusten ze? Het blad ligt scheef.
Ze houden zich aan schaduw stil.
Een bloem zweeft door de muur.

 


Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 20 augustus 1948)

 

De Engelse dichter, schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872 in Brighton. Zie ook alle tags voor Aubrey Bewardsley op dit blog.

 

Kappersballade

Dit is ’t verhaal van Carrousel,
De kapper van Meridian Street,
Wiens schaar-en-kam-en-scheermesspel
Elk spraakloos van aanbidding liet.

Van Prins, Vorstin en heel het hof
Schikte slechts hij de lokkentooi
En aan zíjn zorg mat men de lof
Voor schonen van divers allooi.

Steeds stremden koets en cabriolet
De route naar de puikcoiffeur;
Als bijen bij een blij boeket
Dromden de dandy’s aan zijn deur.

Los krullend bracht zijn meesterhand
Esprit aan in de saaiste facie;
Godinnen uit oud Griekenland
Schonk hij een nieuwe praal en gratie.

Poeders, parfums, kleurstoffen fijn,
Odeuren, zalven zonderling,
Vergaten dat zij kostbaar zijn
En straalden van bewondering.

Zo vlug ging hem het krullen af,
Bijna te spreken leek zijn tang;
Het scheermes was een toverstaf
Met feeling voor de teerste wang.

Toch kende hij geen hoovaardij,
Hij viel zo door zijn eenvoud op!
Zijn dagtaak slechts beminde hij
En nu en dan een schouder klop.

Hij leende met gelijk respect
Probleem èn kleinigheid het oor;
En niemand zei: die kapper trekt
Een van de beide sexen voor.

Hoe kwam het dan, een zomerdag,
Bij ’t kappen van een koningskind,
Dat men hem tergend lijzig zag
Werken, talmend en treuzelend?

’t Princesje was een wildebras
Van dertien jaar zo ongeveer,
Dat mooi en lief en aardig was –
Een lentebloem bij zonnig weer.

Haar gouden haar viel lang en glad
Terneer langs ogen vol van pret;
Zij was lyrisch en lief, als had
Schubert haar op muziek gezet.

Driemaal sneed Carrousel een lok,
Drie keer maakte hij ’t ongedaan;
Tweemaal schroeide de tang haar rok,
Tweemaal stootte hij lomp haar aan.

Zijn vingers werden stroef en dik,
De ivoren kam kreeg eigen macht;
Iets vaags versluierde zijn blik,
Dat vreemd de vloer tot wank’len bracht.

Hij leunde op zijn kapcommode;
Zijn vingers friemelden, hij wist
Zich zo bespottelijk als een bode
Die een banaal bericht opdist.

Hij greep de 4711,
Brak in zijn handen ’t flesseglas;
Hij voelde zich alsof hij zèlf
Een Koning, sterk en eenzaam was.

’t Princesje gaf een kleine kreet,
Carrousel’s snee was scherp en diep;
Stil ging hij – een droom die vergleed,
Waarna de slaper verdersliep.

Toen hij ’t vertrek voldaan verliet,
Gnuifde hij om ’t gelukte spel.
Men hing hem in Meridian Street,
U bidt vergeefs voor Carrousel.

 

Vertaald door D. J. Spinalta

 


Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)
Zelfportret, 1892

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e augustus ook mijn blog van 20 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 20 augustus 2019 en ook mijn blog van 20 augustus 2017 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Jonathan Coe, Li-Young Lee

De Engelse schrijver Jonathan Coe werd geboren op 19 augustus 1961 in Birmingham. Zie ook alle tags voor Jonathan Coe op dit blog.

Uit: De Rotters Club ( Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema)

“Op een heldere, blauwzwarte sterrenavond in het jaar 2003 zaten twee jonge mensen in de grote stad Berlijn aan een tafeltje in een restaurant. Hun namen waren Sophie en Patrick. Deze twee mensen hadden elkaar tot die dag nooit ontmoet. Sophie was in Berlijn met haar moeder en Patrick was er met zijn vader. De moeder van Sophie en de vader van Patrick hadden elkaar ooit, langgeleden, heel vluchtig gekend. De vader van Patrick was zelfs heel even verliefd geweest op de moeder van Sophie, in de tijd dat ze nog op school zaten. Maar het was twintig jaar geleden dat ze voor het laatst een paar woorden met elkaar hadden gewisseld. ‘Waar denk je dat ze naartoe zijn?’ vroeg Sophie. ‘Naar een of andere disco, denk ik. Lekker aan het housen.’ ‘Dat meen je toch niet?’ ‘Natuurlijk niet. Mijn vader is zijn hele leven nog nooit in een disco geweest. De laatste plaat die hij heeft gekocht was van Barclay James Harvest.’ ‘Van wie?’ ‘Dat bedoel ik.’ Sophie en Patrick keken hoe het enorme, helder verlichte gevaarte van glas en beton, het nieuwe Rijksdaggebouw, in zicht kwam. Het restaurant dat ze hadden uitgezocht, boven in de televisietoren die uitrees boven de Alexanderplatz, draaide sneller rond dan ze allebei verwacht hadden. Blijkbaar was het in de jaren zestig zo ontworpen, om de superioriteit van de Oost-Duitse technologie aan te tonen. ‘Hoe gaat het nu met je moeder?’ vroeg Patrick. ‘Is ze weer wat opgeknapt?’ ‘0, het stelde niet zoveel voor. We zijn naar het hotel teruggegaan en ze is een poosje gaan liggen. Daarna voelde ze zich weer kiplekker. Een paar uur later zijn we zelfs gaan winkelen. Zo ben ik aan deze rok gekomen.’ ‘Hij staat je prachtig.’ ‘Hoe dan ook, ik ben blij dat het gebeurd is, want anders had had je vader haar nooit herkend.’ ‘Dat is waar.’
‘En dan hadden wij hier ook niet gezeten, hè? Het is vast voorbestemd. Of zoiets.’ Het was een vreemde situatie waarin ze waren beland. Er leek spontaan een zekere vertrouwelijkheid te zijn opgebloeid tussen hun ouders, ook al hadden ze elkaar een hele tijd niet gezien. Ze hadden zich met een soort vreugdevolle opluchting in het weerzien gestort, alsof deze toevallige ontmoeting in een Berlijnse tearoom op de een of andere manier de tussenliggende decennia zou kunnen uitwissen, het verdriet van hun voorbijgaan zou kunnen wegnemen. Zodoende zaten Sophie en Patrick nu in een andere, ongemakkelijker vorm van vertrouwelijkheid wat stuntelig tegenover elkaar.”

 


Jonathan Coe (Birmingham, 19 augustus 1961)

 

De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Zie ook alle tags voor Li-Young Lee op dit blog.

 

Van bloesems

Van bloesems komt
deze bruine papieren zak perziken
die we kochten van de vreugde
bij de bocht in de weg waar we afsloegen naar
de borden met Perziken erop.

Van beladen takken, van handen,
van zoete kameraadschap in de bakken,
komt nectar langs de kant van de weg, sappige
perziken die we verslinden, met stoffige schil en al,
komt het vertrouwde zomerstof, stof dat we eten.

O, om wat we liefhebben in ons op te nemen,
om een boomgaard in ons te dragen, niet alleen
de schil te eten, maar ook de schaduw,
niet alleen de suiker, maar ook de dagen, het fruit
in onze handen te houden, het te aanbidden en dan in
de ronde vreugde van perzik te bijten.

Er zijn dagen dat we leven
alsof de dood nergens
op de achtergrond is; van vreugde
naar vreugde naar vreugde, van vleugel naar vleugel,
van bloesem naar bloesem naar
onmogelijke bloesem, naar zoete onmogelijke bloesem.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Li-Young Lee (Jakarta, 19 augustus 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e augustus ook mijn blog van 19 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 19 augustus 2019 en ook mijn blog van 19 augustus 2017 deel 2.

Caroline Emcke, Ted Hughes

De Duitse schrijfster en journaliste Caroline Emcke werd geboren op 18 augustus 1967 in Mülheim an der Ruhr. Zie ook alle tags voor Caroline Emcke op dit blog.

Uit: Journal. Tagebuch in Zeiten der Pandemie

Meine Füße gingen lieber aus der Zeit. Morgens beim Aufwachen schon, wenn die Luft, die durch das offene Fenster heranzieht, noch eiskalt ist und hilft, die Verwirrung über das Wachsein zu vertreiben. Was ist der Takt der Zeit? Was der richtige Rhythmus? Gehen meine Füße mit der rastlosen Zeit oder aus ihr heraus? Es wird unklarer jeden Tag, den wir in diesem Modus der Pandemie leben, denn sie hat ihre eigene Zeitlichkeit, Zeit, das ist die Währung, in der die Modelle der Virologen Hoffnung und Not quantifizieren, Zeit, die wir hier, in der Mitte Europas, nur haben, weil andere sie nicht hatten, Zeit, in der uns die Bilder aus China schon erreichten und die wir lange verstreichen ließen, als ginge uns das nichts an, ignorante Zeit, jetzt bedauerte Zeit, verlorene Zeit, Zeit, in der wir, die wir seit Jahren über die Globalisierung kritisch oder unkritisch nachdenken, so getan haben, als gäbe es sie nicht, als sei eine Krankheit in China eine Krankheit in China, als stürben sie dort anders als hier, als seien es andere Körper, andere Lungen (ist es das, was wir gedacht haben? Oder haben wir gar nicht gedacht?), als gäbe es das noch: geschlossene Räume, als gäbe es sie nicht: wechselseitige Verwundbarkeit, als wäre es nicht das, was uns human macht. Was haben wir denn gedacht? Jetzt rückt sie vor, die Epidemie, Region für Region, und erteilt eine Lektion in Demut. »Tanze, Rosetta, tanze, dass die Zeit mit dem Takt Deiner niedlichen Füße geht« – »Meine Füße gingen lieber aus der Zeit«, heute Morgen ist mir so, nach all den Tagen und Wochen der nervösen Dringlichkeit, mit der jede neue Nachricht, jede Statistik, jede Kurve, jede Grafik im allzu eiligen Rhythmus nachvollzogen wird, heute wollen die Füße aus der Zeit. Wann war das letzte Mal, dass ich morgens den ersten Tee vor den Neuinfektionsraten hatte? Wann habe ich das letzte Mal morgens erst Musik vor den Nachrichten gehört? Wann habe ich zuletzt das Langsame dem Schnellen vorgezogen? Wie wäre es, die Reihenfolge umzukehren: erst Bach zu hören, erst das Ewige in sich einziehen zu lassen, erst sich zu wappnen, und dann Krankheit und Not auf sich einprasseln zu lassen, erst dann sich diesem Tempo zu ergeben, das nicht einmal unrealistisch, nicht aufgeregt, sondern realistisch und angemessen ist. Seit Abend gilt die veränderte Kontaktbeschränkung, Spazierengehen allein oder zu zweit ist noch erlaubt, das klingt weniger existentiell als es ist, anders gesagt: es ist noch erlaubt, raus zu gehen und sich zu beruhigen, sich zu besprechen, sich zu versorgen, sich zu loten, es ist noch erlaubt, auszubrechen aus der Wohnung, die schon zu eng ist, wenn die Kinder in der Schule und die Eltern bei der Arbeit sind und in der nun alle aufeinander hocken, es gibt noch ein Draußen, es ist noch erlaubt, sich zu retten vor der Melancholie, der Einsamkeit und den Ängsten, die viele in der Isolation befallen, es ist noch erlaubt zu fliehen, vor den Schlägen, der Misshandlung, der Gewalt, die vielen in der eigenen Beziehung drohen.“

 


Caroline Emcke (Mülheim an der Ruhr, 18 augustus 1967)

 

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Ted Hughes op dit blog.

 

De rivier in maart

Nu is de rivier rijk, maar laag haar stem.
Het is Hare Machtige Majesteit de zee
Die incognito door de dorpen reist.

En nu is de rivier arm. Geen lied, alleen een schriel, krankzinnig gefluister.
De winterse vloed heeft haar geruïneerd. Ze hurkt
Tussen bemodderde oevers, bevingert haar vodden en afval.

En dan is de rivier weer rijk. Een diep koor.
Zij is de torenhoge wolken die de hemel bestormen,
Die op weg zijn naar hun vakantie aan zee.

Nu is de rivier weer arm. Al haar botten steken uit haar vel.
Door een droge pruik van verbleekt drijfhout tuurt ze
Beschaamd uit haar krotten van stokken.

De rivier is weer rijk en verzamelt sjaals en mineralen.
De regen brengt weelde, maar zij neemt negenennegentig procent
En laat de velden slechts één procent om te overleven

En nu is ze weer arm. En is ze oostenwindziek.
Ze schuilt in hoeken en gaten. De koperkleurige zon zorgt haar hoofdpijn.
Ze heeft al haar vissen verloren. En ze rilt.

Maar dan is ze opnieuw rijk. Ze bekijkt haar landerijen.
Een leger boterbloemen stroomt uit haar plooien, ze gloeit, kan zich niet verschuilen.
Een zalm, een zeug van stevig zilver,

Zwelt aan om haar te beloeren.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 


Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e augustus ook mijn blog van 18 augustus 2024 en ook mijn blog van 18 augustus 2018 en ook mijn blog van 18 augustus 2017 en ook mijn blog van 18 augustus 2016 en ook mijn blog van 18 augustus 2013 deel 1 en ook deel 2.

Jonathan Franzen, Ted Hughes

De Amerikaanse schrijver en essayist Jonathan Franzen werd geboren op 17 augustus 1959 in Western Springs, Illinois. Zie ook alle tags voor Jonathan Franzen op dit blog.

Uit: De 27ste stad (Vertaald door W. A. Dorsman-Vos)

“Begin juni kondigde William O’Connell, hoofd van de politie van St. Louis, aan dat hij de dienst wilde verlaten. De raad van politiecommissarissen passeerde de kandidaten van de gevestigde politieke partijen in de stad, de zwarte gemeenschap, de pers, de vereniging van officieren en de gouverneur van Missouri en koos voor een periode van vijf jaar een vrouw tot hoofd van de politie, een vrouw die verbonden was geweest aan de politie in Bombay, in India. De stad was ontzet, maar de vrouw — een zekere S. Jammu — aanvaardde de post voor iemand haar kon tegenhouden. Dat was op 1 augustus. Op 4 augustus haalde het Aziatische subcontinent opnieuw de plaatselijke bladen toen de meest begeerde vrijgezel in St. Louis een prinses uit Bombay trouwde. De bruidegom was Sidney Hammaker, voorzitter van de Hammaker-brouwerij, het vlaggenschip van de plaatselijke industrie. Van de bruid werd verteld dat ze gigantisch rijk was. Krantenverslagen van het huwelijk bevestigden het gerucht dat ze een diamanten hanger bezat die voor II miljoen dollar was verzekerd, en dat ze een staf van achttien man personeel bij zich had voor de villa van de Hammakers in Ladue, een van de randgemeenten van St. Louis. Het vuurwerk dat ter ere van de bruiloft werd afgestoken veroorzaakte een asregen op gazons meer dan een kilometer in de omtrek. Een week later begonnen ze op te vallen. Een Indiaas gezin van tien personen werd waargenomen op een vluchtheuvel in een blok oostelijk van het Cervantes-congrescentrum. De vrouwen in sari, de mannen in een donker westers pak, en kinderen in sportbroekjes en T-shirt. En allemaal met een uitdrukking van ingehouden ergernis. Begin september hoorden dergelijke taferelen al bij het leven van alledag in de stad. Men zag Indiers schijnbaar doelloos lanterfanten op het viaduct tussen Dillard Boulevard en het stadscentrum. Men zag hen bezig dekens uit te spreiden op het parkeerplein van het museum en hun warme maaltje te koken op een primus; men zag hen kaartspelen op het trottoir voor de bowlinghal, of te koop staande huizen bezichtigen in Kirkwood of Sunset Hills of in de weer met fototoestellen bij het Amtrak-station in het centrum, of in groepjes rond een opgeklapte motorkap van een Delta 88 die het op de Forest Park Parkway had opgegeven. De kinderen gedroegen zich zo te zien altijd voorbeeldig. In het vroege najaar viel ook het bezoek aan de stad van een andere, meer vertrouwde figuur uit het Oosten, in de persoon van de Gesluierde Profeet uit Khorassan. Een groepje zakenlieden had in de negentiende eeuw de profeet uit hun mouw geschud om te helpen bij het bijeenbrengen van geld voor liefdadige doeleinden.

 


Jonathan Franzen (Western Springs, 17 augustus 1959)

 

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Ted Hughes op dit blog.

Kraai overlegt

‘Nou,’ zei Kraai, ‘Wat eerst?’
God, uitgeput van het scheppen, snurkte.
‘Welke kant op?’ zei Kraai, ‘Welke kant eerst?’
De schouder van God was de berg waar Kraai op zat.
‘Kom,’ zei Kraai, ‘Laten we de situatie bespreken.’
God lag, met open mond, een groot karkas.

Kraai scheurde een mondvol af en slikte.

‘Zal dit teken zich verbreiden tot vertering
Bij verhoor voorbij begrijpen?’

(Dat was het eerste geintje.)

Toch, het is waar, voelde hij zich ineens veel sterker.

Kraai, de hiërofant, kromde zich, ondoordringbaar.

Halfverlicht. Sprakeloos.

(Ontzet.)

 

Vertaald door Daan Doesborgh

 


Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e augustus ook mijn blog van 17 augustus 2021 en ook mijn blog van 17 augustus 2019 en ook mijn blog van 17 augustus 2016 en ook mijn blog van 17 augustus 2014 deel 2.

 

Miriam Van hee, Charles Bukowski

De Vlaamse dichteres en slaviste Miriam Van hee werd geboren in Gent op 16 augustus 1952. Zie ook alle tags voor Miriam Van hee op dit blog.

 

Les doux plaisirs de l’automne

zacht en met onnodige
treurigheid hebben wij met velen
het landschap gekleurd
met kamers gespeeld

hoe lang nog staat
enkel het verdriet te wachten in de morgen –
niet hij wiens naam ik niet
onthouden heb, onthoudbaar zijn enkel
de straten welke we nooit samen
bewandeld hebben rue du jardin
rue d’Angleterre rue
de la petite gare

niet hij wiens lippen
zuiver waren als van
een prins?

 

 

Everzwijnen in januari

je zocht een pad in het ongewisse
bij elke bocht keek je om, waar
je was, je gooide een steen
en het stoof in de struiken:
vijf kleine gestreepte coureurs
en hun moeder renden als gekken
je blikveld uit

je stelde je voor hoe je ’s avonds
zou bellen om hun te vragen
hoe het ze verder die dag was vergaan
om hen gerust te stellen, de jacht
was voorbij, het nageslacht veilig,
de wereld had weer
aan zichzelf genoeg

 

 

Mei op de A75

de geur van bloeiende brem
deed mij aan moskou denken
zo rook de luchthaven, de metro
of waren het de voetpaden
na zo’n stortbui die niemand
ooit heeft afgehouden
van zijn zoektocht naar wat
voorbij of niet bereikbaar is

alleen heel even wordt men
in beslag genomen door
iets anders en zoekt
wat onderbroken was opnieuw
bijeen te brengen, behoedzaam
en vertraagd rond de waterplassen
heen een pad te maken

zo schrijf ik niet om te zeggen
dat ik dit heb gedaan of daar
ben geweest maar mijn bestaan
bijeen te brengen

 


Miriam Van hee (Gent, 16 augustus 1952)

 

De Amerikaanse dichter en fictieschrijver Charles Bukowski werd geboren op 16 augustus 1920 in Andernach, Duitsland. Zie ook alle tags voor Charles Bukowski op dit blog.

 

Het lachende hart

Jouw leven is jouw leven.
Laat het niet neer geknuppeld worden
in vochtige onderwerping.
Waak. Er zijn uitwegen.
Ergens is er licht.
Het mag dan wel niet veel licht zijn
maar het verslaat de duisternis.
Waak.
De goden zullen je kansen bieden,
ken ze, neem ze.
De dood kun je niet verslaan.
Maar je kunt dood
in het leven verslaan.
En hoe vaker je leert dit te doen
des te meer licht er zal zijn, soms.
Jouw leven is jouw leven.
Ken het terwijl je het beleeft.
Je bent wonderbaarlijk.
De goden wachten je op
om zich te verheugen
in jou.

 

Vertaald door Manu Bruynseraede

 


Charles Bukowski (16 augustus 1920 – 9 maart 1994)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e augustus ook mijn blog van 16 augustus 2019 en ook mijn blog van 16 augustus 2016 en ook mijn blog van 16 augustus 2015 deel 2.

Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

IJsselkade

De deventer Onder de Linden
daar schrijdt het water langs,
hoogzwanger in de winter
en in de zomer slank.

Maar ’s zomers groeien de bomen
tot hun manlijke kracht,
Mozesnazaten, zonen
van Aäron op wacht.

Op wacht over de tuinen
dichtbij de waterkant,
want het water mag dan verdwijnen,
het houdt met alles verband:

met de parmantige boten
en met de overzij
en met de vastbesloten
bruggen en met mij.

De bomen met ruisende kleren
als bladgroene pastoors
willen mij bekeren
van mijn diepwaterkoorts.

 

DE AVOND WORDT langs de Amstel
tot het hart van de stad
voortgeplant, in de bochten
staan de zwaarmoedige
tolgaarders van de bomen
maar zij vragen steeds minder
het is duidelijk dat
zij overgelopen zijn
over het water gelopen
naar de avond die open
en bloot in de ramen spiegelt
Door de verlaten lucht
rept zich een vogel
als een blad uit een oud telefoonboek
dat niet meer gebruikt kan worden
omdat men de namen niet meer kent
Ik weet niet wat ik doen moet
weggaan of blijven
Ik leef alleen aan den lijve
mijn hoofd loopt om van bloed

 

Geen hymne voorradig

het beste is nog niet geschreven
het ligt te wachten in de taal
zoals de doden overwinteren
zoals nog niet geboren kinderen
achter een dunne eierschaal
half werkelijkheid, half tijd

plotseling zullen ze leven
als God gaat zingen
de zevende dag

 


Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)
Guillaume van der Graft en de bronzen buste die Dennis J. Coenraad in 2008 van hem maakte.

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

Ontdekking

6:48 uur ’s ochtends, en loodzware
grapjes over wat voor helden
we zijn dat we op dit uur opstaan.
Stil. De branding en de rennende strandlopers.
T minus tien en tellen, de zon
komt op boven Canaveral,
een gezwollen koraal, een kleur
helder als cameralicht. We worden ver-
blind door een flits:

geschoten vanaf het onzichtbare
lanceerplatform, en dus uit het niets,
een pijl met vlammenpunt – nee, een vliegende
pen in brand, de inkt een rookpluim
die, zelfs tijdens het omhoog
zoemen, zo vreemd solide blijft
als de gevlochten staart van een tornado,
en daar blijft hangen zoals bliksem zou doen
als hij zijn eigen donder kon stelen.

—Die, wanneer hij binnen dondert,
eronder of erin een miljoen
vuurpijlen laat ontploffen, een sensatie
van verre knallen en vlammen in een vertraagde
reactie, die in vervagende golven
op het strand neerkomen als de laatste glinstering van de shuttle
de oogschaduw groet van onze handen ontvangt:
het gigantische punt van alle ophef, binnenkort
kleiner dan een ster.

Pas nu wordt een gestaag, laag
gesputter boven ons, een grasmaaier
die een hoekje van de hemel afsnijdt,
hoorbaar. Kijk, het is een dubbeldekker! —
een lang geplande, grappige ode van een piloot
aan de altijd gedateerde baan van het wonder
en de jeuk van bij nader inzien. Ik sla
op mijn enkel, gebeten door een zandmug:
wat de lokale bevolking knutten noemt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2019 en ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.

Dreißig Grad (Kurt Tucholsky), Wolf Wondratschek

 

Dolce far niente

 


Gartenlokal am Wannsee (Haus am See) door Max Liebermann, ca. 1933

 

Dreißig Grad

Das ist die Zeit der dicken Sommerhitze.
Das Thermometer kocht. Die Sonne strahlt.
Die gnädige Frau hats warm; ich Plebs, ich schwitze –
in blauen Badehöschen, eindrucksvoll bemalt.

Am hellen Strand läuft eine leichte Brise
und legt sich wieder – nein, das wird kein Wind.
Jetzt ist August, da hatten wir die Krise,
wie so die deutschen Sommerkrisen sind.

Da hinten badet eine fette Dame.
Es steigt das Meer, wenn sie ins selbe tritt.
Sag an, Sylphide, ist vielleicht dein Name
Germania? Nehm ich dich als Sinnbild mit?

Es rinnt der Sand. Da schleicht sich ein Vehikel –
wohl gar mit Butter? – übern Dünendamm.
Bei mir langts nur noch für den Leitartikel –
was Kluges bring ich heut nicht mehr zusamm.

Wie lang ists her – da war in diesen Wochen
an angenehmer Weise gar nichts los.
Man hat nur faul den faulen Tag gerochen…
Heut kommen Kunz und Hintze angekrochen –
Du liebe Zeit, wie bist du heiß und groß!

 


Kurt Tucholsky (9 januari 1890 – 21 december 1935)
Zomer in Berlijn, de geboorteplaats van Kurt Tucholsky

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

Uit: Früher begann der Tag mit einer Schusswunde

„Deutschunterricht
Zum Beispiel. Wenn eine italienische Fußballmannschaft in einem großen, internationalen Spiel gewinnt, informieren sich die deutschen Fußballreporter sofort, ob einer der italienischen Spieler deutscher Abstammung ist. Außerdem weisen sie immer wieder daraufhin, daß verschiedene deutsche Fußballer in Italien sehr gut fußballspielen. Wir sind bekannt dafür, daß wir genau wissen, wie das Paradies aussieht. Möglicherweise liegt das daran, daß wir nie gelernt haben, richtig zu frühstücken. Zum Beispiel. Die deutschen Männerchöre haben ihre Lieder. Adolf Hitler besaß einen deutschen Schäferhund. Auch in Friedenszeiten reden wir gern von unseren Soldaten im Einsatz. Wie in Bonn mitgeteilt wurde, liegt Berlin am Rhein. Wir glauben fest daran, daß alles so kommen mußte, wie es kommen mußte. Und darauf sind wir stolz, denn wir haben noch immer keine Ahnung von unseren Befürchtungen. Die deutschen Gastwirte freuen sich, wenn sich die Gäste über den Zweiten Weltkrieg unterhalten. Das fördert den Umsatz. Nach dem dritten Bier haben die Ausländer Heimweh nach Heidelberg. Wir zeigen den Touristen auf einer Landkarte, wo Heidelberg liegt. Heidelberg sieht auch bei Regenwetter genauso aus, wie sich die Ausländer Heidelberg bei Sonne vorgestellt haben. Zum Beispiel. Die deutsche Nationalhymne hat drei Strophen. Manchmal beginnt sie trotzdem mit der ersten Strophe. Die Melodie erkennen wir an den Trompeten. An den Rastplätzen der Bundesautobahnen ist Deutschland sehr schön.
Die meisten deutschen Landstraßen sind so angelegt, daß man auch bei Höchsttempo die Kirche im Dorf sehen kann. Ordnung muß sein. Die Angst vor Kommunisten gehört noch immer zu unserer Erziehung. In der Schule erzählen die Lehrer von Rußland. Sie erzählen, daß viele Russen unsere Sprache verstehen. Die Eltern machen den Kindern schwere Sorgen.“

 

Een droom

In een boom zitten.
Over de prairie uitkijken.
Niet hoeven liefhebben.

De horizon opent zich
in de vorm van een vrouw
die nooit dichterbij komt.

Niet hoeven liefhebben,
Het zou dan gemakkelijk zijn
om lief te hebben.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e augustus ook mijn blog van 14 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 14 augustus 2018 en ook mijn blog van 14 augustus 2016 deel 1 en ook deel 2.

Der August (Erich Kästner), Taije Silverman

 

Dolce far niente

 

 


Zonnige oogstdag door Jules J. Veyrassat, ca. 1850

 

Der August

Nun hebt das Jahr die Sense hoch
und mäht die Sommertage wie ein Bauer.
Wer sät, muss mähen.
Und wer mäht, muss säen.
Nichts bleibt, mein Herz. Und alles ist von Dauer.

Stockrosen stehen hinterm Zaun
in ihren alten, brüchigseidnen Trachten.
Die Sonnenblumen, üppig, blond und braun,
mit Schleiern vorm Gesicht, schaun aus wie Frau’n,
die eine Reise in die Hauptstadt machten.

Wann reisten sie? Bei Tage kaum.
Stets leuchteten sie golden am Stakete.
Wann reisten sie? Vielleicht im Traum?
Nachts, als der Duft vom Lindenbaum
an ihnen abschiedssüß vorüberwehte?

In Büchern liest man groß und breit,
selbst das Unendliche sei nicht unendlich.
Man dreht und wendet Raum und Zeit.
Man ist gescheiter als gescheit, –
das Unverständliche bleibt unverständlich.

Ein Erntewagen schwankt durchs Feld.
Im Garten riecht’s nach Minze und Kamille.
Man sieht die Hitze. Und man hört die Stille.
Wie klein ist heut die ganze Welt!
Wie groß und grenzenlos ist die Idylle …

Nichts bleibt, mein Herz. Bald sagt der Tag Gutnacht.
Sternschnuppen fallen dann, silbern und sacht,
ins Irgendwo, wie Tränen ohne Trauer.
Dann wünsche Deinen Wunsch, doch gib gut acht!
Nichts bleibt, mein Herz. Und alles ist von Dauer.

 


Erich Kästner (23 februari 1899 – 29 juli 1974)
Zomer in Dresden, de geboorteplaats van Erich Kästner

 

De Amerikaanse dichteres, vertaalster en hoogleraar Taije Silverman werd geboren in San Francisco op 13 augustus 1974. Zie ook alle tags voor Taije Silverman op dit blog.

 

POEM TO KEEP WHAT I LOVE

soon we shall know
if we have learned to accept that the stars
do not go out when we die
Abba Kovner

Even at dawn while my mother turns
in white quilted sheets for the last peel
of sleep while the dog waits pure of heart
for her door to open, my father
already gone, circling the same blocks
of empty buildings to check wet floors
or new locks, even on Sunday, even
at dawn—the birdsong’s all reckless clatter,
stacked against air like metal while cats
hide under ferns and the petal-drunk
cherry trees burn their new beauty to bits.
Spring slides down leaves. Lilacs refuse
every warning. An old man in his good hat
waves without joy and the women follow.
Something falls inside, someone waking,
a new day setting its small systems straight.
Birds insist on themselves. Again again
we learn forgetting, practice our goodbyes.

II
Against the black spine of fear that travels
through countries, poem, keep what I love.
Against the dreams, which kidnap me.
Against the silk hip of elsewhere, cities of still
swans on black rivers, the lonely nights
mapped neat by the windows of restaurants,
poem, keep what I love. Against days
wound like toys then let loose, painted cars
crashing hard what I love though unharmed
into memory. Against freedom’s hummed
lilt, tremulous, trapped in the cloaked
sweetness of magnolias at the end of the street,
the front door opening and closing,
its greeting blind keep the thumped pulse
of the dog’s tail meaning yes, meaning
here and so why won’t the green
shutters rack the glass with recognition, why
won’t the street turn to water and fall?

 

Van wie de brieven waren

Deze man kende ik vroeger – een vriend van me – mijn
ex-man die ik op mijn negentiende ontmoette op een blind

date. Maar tegen de tijd dat onze gebakken mosselen arriveerden,
zag ik al dat het niet zo had mogen

zijn. Hij zei dat de tijd het zou
leren. Ik zei in de tussentijd

wens ik je het beste, maar toen
de rekening kwam, was hij een ander

mens. Ik bedoel, hij was mijn student – of ik
de zijne – en hij was duidelijk een expert in zesde eeuwse
anonieme Gaelische poëzie,
die draait om een rijmschema –

zoals hij uitlegde tijdens het biertje dat we illegaal
na de les deelden – waarbij het veranderen van de plaatsing

van één woord betekent dat
het gedicht tot onzin wordt gereduceerd. Hij was goed

met zijn hoofd – of handen – of in niets
anders dan brood bakken, hoewel hij, toen alles gezegd

en gedaan was, een fanatieke katholiek bleef
die het woord embryo wilde verbieden

of hij had een emotionele affaire
met een zwangere vrouw en was dol op toverballen

en of ik hem nu tegenkwam bij Walmart
of we expres naar de rivier gingen, doet er

niet toe omdat hij een zwart gat was
wat betekende niet echt op aarde en daarom

alleen bekend kon staan als de Heer van het Duister (zijn naam
was Josh) of de Meest Apologetische Leugenaar ter Wereld

of de illustere co-auteur van Hoe je Veronderstelt
Dan Hypnotiseert de ware Jakob en we brachten

één nacht samen door zonder technisch gezien
te inhaleren, maar de scheiding bleek toch onherstelbaar

voor de kinderen. Hij was de vader
van mijn woordenboek. Hij was een onvervangbaar

rijmpje voor baby. Hij was mijn derde
liefde, mijn tweede kans, een trampoline-notie

van romantiek. Misschien nu, misschien dan,
misschien als, of zoals het einde klinkt. Hij was een

van de vele fouten die ik maakte
waarvoor ik geen schuld draag.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Taije Silverman (San Francisco, 13 augustus 1974)

 

Zie voor de schrijvers van de 13e augustus ook mijn blog van 13 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 13 augustus 2019 en ook mijn blog van 13 augustus 2016 en ook mijn blog van 13 augustus 2011 deel 2.

Hitte (Hendrik de Vries), Rouke van der Hoek, Thomas Mann, Wolf Wondratschek

 

Dolce far niente

 


De weide bij Veneux-Nadon door Alfred Sisley, 1881

 

Hitte

Steelwaaiers boven asmoerassen. Geelgeharte
Klauwdistels. Flarden. Radeloze, deels verzwarte
Geraamten, hemelvuur-geteisterd.

Schubbenstrengen
Verzengen, plengen harslucht, sijpelen, en brengen
Loodkleurig, wreedvermengde schaduwen teweeg.

De helling, wemelend naardien de drukking steeg,
Verkreeg een schemerkleed. Schuimstapels overzwellen
De horizonnen, welke ontladingen voorspellen.
De laatste tochten zinken tot volmaakt verkalmen.
Vochtbekers hangen onbeweeglijk aan de halmen.
De hagen dragen steile, hemelhoge walmen.

 


Hendrik de Vries (17 augustus 1896 – 18 november 1989)
Groningen, de geboorteplaats van Hendrik de Vries

 

De Nederlandse dichter Rouke van der Hoek werd op 12 augustus 1952 in Eindhoven geboren. Zie ook alle tags voor Rouke van der Hoek op dit blog.

Waarom Carla de toren van Oirsbeek schilderde

Zij was het meisje dat poep durfde te zeggen tegen de koning.
Dan lachte zij en lachten ook de koning en lakeien. Maar tegelijk
snoven ze om zich heen of er iets aan hun schoenen kleefde.

Wie dapper is en lachen kan wordt gevraagd. Door andere koningen
– die het lachen is vergaan. Zo reisde zij de hoven af, vond onderweg
een prins in een witte jas en een huis op een heuvel, voor haarzelf.

Maar op een kwade dag klopte een vijand op de deur. Erger nog,
hij klopte op de binnenkant van de deur. En veranderde het meisje
in een koningin: de ongekroonde koningin van de chemokuur.

Nu moest ze poep zeggen tegen zichzelf, maar lachte wat zachter.
Tijdens haar laatste jaar schilderde ze vanaf de hoge weide vaker
de toren van Oirsbeek, de spits met ui die boven de bomen uitsteekt

met daarachter de volgende heuvelrug en daarboven in hallucinerende
kleuren een balzaal van lucht. Vreemd. Het waarom doorgrondden we
toen de rouwstoet aan de voet van deze toren stilhield bij een kuil.

 

Hoe Huckleberry Finn aan zijn naam kwam

Hoog water op de Maas. Een brede grijze stroom
die zacht slurpend langs ons glijdt. Op een boom
vaart een kraai voorbij, vlotschipper aan het roer,

zichtbaar tevreden over de voortgang die hij maakt,
de bochten die hij rondt, de ondiepten die hij mijdt.
Ach, hoe heette die gozer nu toch, die Bessennaam

die nog als een paarse vlek op de Mississipi drijft.
Wie Huck zegt moet ook Miss zeggen en mist dus
de finesse. Wie Huckleberry zegt opent het gordijn:

hoe een goed mens dom kan zijn. Tot zover de bes.
De rest kwam denkelijk van een zeeman uit Helsinki,
Gelukszoeker die de rivier opvoer, zwarte overall

en een haakneus. Hij plantte zich voort en verdween.
Nu vaart de zoon naar zee, door hetzelfde gedreven:
het zoeken van geluk is de bron van ons bewegen.

 

Leidekker

Ik hang aan de dakgoot van de kerk, die ik zelf heb
bevestigd en wens mezelf een ander beroep toe,
wijnconsulent of steenbakker of waarzegger, ja

altijd onbeperkt de waarheid spreken, dat zou
te leren moeten zijn als je het eenvoudig houdt.
‘Er zijn veel mannen, hun bijdrage is beperkt.’

‘Met twee voeten op de grond kan je toch vallen.’
Als ik het hoofd laat hangen zie ik onmiskenbaar
neef Guus onder me doorlopen, enthousiast

alsof hij gaat schaatsen, maar het is hartje zomer.
Hartje zomer, onmiskenbaar een waarheid, het lijkt
alsof ik mijn beroep, mijn bestemming heb gevonden

en spreek me zwetend, hangend aan purperen vingers
nieuwe, ware moed in: ‘Ik wil dit erg graag navertellen.
Het zou zonde zijn als ik dit niet kan navertellen.’

 


Rouke van der Hoek (Eindhoven, 12 augustus 1952)

 

Op 12 augustus 1955 overleed de Duitse Duitse schrijver Thomas Mann. Zie ook alle tags voor Thomas Mann op dit blog.

Uit: Herr und Hund 

„Es ist sonderbar, traulich und drollig, ihn auf meinem Fuße sitzen zu fühlen, den er mit seiner fieberhaften Körperwärme durchdringt. Erheiterung und Sympathie bewegen mir die Brust, wie fast ohne Unterlaß in seiner Gesellschaft und Anschauung. Er hat eine stark bäurische Art zu sitzen, die Schulterblätter nach außen gedreht, bei ungleichmäßig einwärts gestellten Pfoten. Seine Figur scheint kleiner und plumper, als wahr ist, in diesem Zustande, und mit komischer Wirkung wird der weiße Haarwirbel an seiner Brust dabei vorgedrängt. Aber der würdig in den Nacken gestemmte Kopf macht jede Einbuße an schöner Haltung wett kraft all der hohen Aufmerksamkeit, die sich darin ausprägt … Es ist so still, da wir beide uns still verhalten. Sehr abgedämpft dringt das Rauschen des Flusses hierher. Da werden die kleinen und heimlichen Regungen in der Runde bedeutend und spannen die Sinne: das kurze Rascheln einer Eidechse, ein Vogellaut, das Wühlen eines Maulwurfs im Grunde. Bauschans Ohren sind aufgerichtet, soweit eben die Muskulatur von Schlappohren dies zuläßt. Er legt den Kopf schief, um sein Gehör zu schärfen. Und die Flügel seiner feuchtschwarzen Nase sind in unaufhörlicher, empfindlich witternder Bewegung.


Het zomerhuis van Thomas Mann  in Nida (Duits: Nidden), een dorp in Litouwen, waar de familie Mann in de jaren 1930-1932 vakantie vierde. Het is nu in gebruik als cultureel centrum.

 

Dann legt er sich nieder, wobei er jedoch die Berührung mit meinem Fuße wahrt. Er liegt im Profil gegen mich, in der uralten, ebenmäßigen und tierisch-idolhaften Haltung der Sphinx, Kopf und Brust erhoben, die vier Oberschenkel am Leibe, die Pfoten gleichlaufend vorgestreckt. Da ihm warm geworden, öffnet er den Rachen, wodurch die gesammelte Klugheit seiner Miene sich ins Bestialische löst, seine Augen sich blinzelnd verschmälern; und zwischen seinen weißen, kernigen Eckzähnen schlappt lang eine rosenrote Zunge hervor.“

 


Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)
De schrijver en zijn hond

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Adam jr.

Adam las de Bijbel
Eva kauwde op fruit
God sliep het grootste deel van de tijd
Het was zo
Iedereen kende iedereen
De slang was de baas in de Hof van Eden

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

God had een nare droom
Hij zag de slang die het met zijn moeder deed
Weg was de mooie theorie
De droom was voorbij
De apen paarden met wat er overbleef

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

God werd wakker
Ik kwam ter wereld in het Ruhrgebied
De zaak is sindsdien geëscaleerd
Op zondag zit God in een gekkenhuis
Deelt suikerklontjes uit
En denkt dat hij de held is

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943

 

Zie voor de schrijvers van de 12e augustus ook mijn blog van 12 augustus 2019 en ook mijn blog van 12 augustus 2018 en mijn blog van 12 augustus 2015 en mijn blog van 12 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.