Hugo Claus, Maya Angelou, Jesús Carrasco

De Vlaamse schrijver Hugo Claus werd in Brugge geboren op 5 april 1929. Zie ook alle tags voor Hugo Claus op dit blog.

 

Een kwade man

Zo zwart is geen huis
Dat ik er niet in kan wonen
Mijn handen niet langs de muren kan strekken

Zo wit is geen morgen
Dat ik er niet in ontwaak
Als in een bed

Zo waak en woon ik in dit huis
Dat tussen nacht en morgen staat

En wandel op zenuwvelden
En tast met mijn 10 vingernagels
In elk gelaten lijf dat nadert

Terwijl ik kuise woorden zeg als:
Regen en wind appel en brood
Dik en donker bloed der vrouwen

 

Achter tralies

Zaterdag zondag maandag trage week en weke dagen

Een stilleven een landschap een portret

De wenkbrauwen van een vrouw
Die zich sluiten als ik nader

Het landschap waarin blonde kalveren waden
Waar het weder van erbarmen
In het Pruisisch blauw der weiden ligt gebrand

Toen heb ik nog een stilleven geschilderd
Met onherkenbare wenkbrauwen en een mond als een maan
Met een spiraal als een verlossende trompet
In het Jerusalem van mijn kamer.

 

Repetitie

Ik wil dood
Zoals vijfenveertig procent
van de Belgen

Ik heb niemand
‘Omdat je nooit in liefde
hebt geïnvesteerd, liefje’.

Ik begin
Ga verder
Sodium thiopenthal
Zo, je bent bijna buiten westen
Dan pancurorium bromide
Je longen begeven
Dan Potassium chloride
En je hart houdt op

Dat kan ik nooit onthouden.

 

Hugo Claus (5 april 1929 – 19 maart 2008)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Maya Angelou (eig. Margueritte Johnson) werd geboren in Saint Louis, Missouri, op 4 april 1928. Zie ook alle tags voor Maya Angelou op dit blog.

 

Sla je ogen op
Op deze dag die aanbreekt voor jou

Geef nieuw leven
Aan de Droom

Vrouwen, kinderen, mannen
Vat de droom in de palm van je handen

En kneed hem naar het model van je
Meest intieme wens. Bewerk het

Tot de voorstelling van je publieke zelf
Open je hart
Ieder nieuw uur bevat nieuwe kansen
Voor een nieuw begin

 

Vertaald door Astrid Roemer

 

Uit: Bij het gloren van de dag (On the pulse of morning):

 

Maya Angelou (4 april 1928 – 28 mei 2014)

 

De Spaanse schrijver Jesús Carrasco werd geboren in Badajoz, Extremadura, op 5 april 1972. Zie ook alle tags voor Jesús Carrasco op dit blog.

Uit: De vlucht (Vertaald door Arie van der Wal)

“De honden liepen met hem mee aan een gerafeld touw om hun nek. Het was pijnlijk om te zien hoe de man zich voortbewoog in zijn lompe apparaat, en hij had zich altijd afgevraagd waarom hij de dieren die kar niet liet trekken. Op school zeiden ze dat als een van de beesten hem niet langer beviel, hij het ophing aan een olijfboom. In zijn korte leven had hij al tientallen honden in een of andere afgelegen boom zien bungelen. Huidzakken vol ontwrichte botten als reusachtige ingesponnen poppen.
Hij merkte dat de mannen al dichtbij waren en maakte zich gereed om doodstil te blijven liggen. Hij hoorde hoe zijn naam zich vermenigvuldigde tussen de bomen als druppels op het wateroppervlak. Weggedoken in zijn schuilplaats bedacht hij dat dit misschien zijn hele beloning zou zijn: horen hoe ze hem bij het aanbreken van de ochtend keer op keer riepen tussen de olijfbomen. Hij herkende de stem van de kastelein en die van een van de ezeldrijvers die de zomer in het dorp doorbrachten. En hoewel hij ze niet kon horen, nam hij aan dat ook de stemmen van de postbode en de mandenmaker erbij waren. Hij ervoer een onverwacht leedvermaak, vochtig en warm, op de bodem van zijn kuil. Een soort doffe, kinderlijke opgewondenheid die hem kippenvel bezorgde. Hij vroeg zich af of ze op dezelfde manier naar zijn broer zouden zoeken, of híj zoveel mannen op de been zou kunnen brengen voor een speurtocht. Bij dat koor van stemmen had hij het gevoel dat hij misschien een vorm van gemeenschapszin had losgemaakt, en heel even trok zijn wrok zich terug tot ergens diep in zijn maag. Hij had de mannen van het dorp om zich heen verzameld, al die sterke, gebruinde armen die voren trokken in het land en zorgden voor het graan in de platte broden. Hij had iets teweeggebracht. Hij dacht dat de noodzaak om die groep mensen bijeen te brengen oude vijanden mogelijk had gedwongen de mouwen op te stropen en schouder aan schouder naar hem op zoek te gaan. Hij vroeg zich af of er over een paar jaar of over een paar weken iets zou overblijven van dat moment. Of het een gespreksonderwerp zou zijn bij het uitgaan van de mis of in de kroeg. Toen dacht hij aan zijn vader en hij stelde zich voor hoe hij links en rechts uitleg gaf. Hij zag hem, zoals zo vaak, hulpeloosheid veinzen, waarbij hij iedereen probeerde te laten geloven dat de jongen, terwijl hij achter een jonge patrijs aan rende, vast en zeker in een beerput gevallen was.”

 

Jesús Carrasco (Badajoz, 5 april 1972

 

Zie voor de schrijvers van de 5e april ook mijn blog van 5 april 2020 en eveneens mijn blog van 5 april 2019 en ook mijn blog van 5 april 2018 en eveneens mijn blog van 5 april 2016.

Astrid Roemer, Robert Anker, André Schinkel, Didier Daeninckx, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

 

O dichter zonder nageslacht

hij kent de kieren van de dag
omdat hij uitziet naar het donker
en dan zodra die nevel valt
weerkaatst de stilte van een ochtend

in hem staat één geliefde op
zij kust zijn mond
zij kust zijn hand
– niet eens de zon weet van dat branden
maar al wat waar is lost zich op

de inkt, de letter, de gedachte
herinnering en toekomst-droom
en pijn van te veel natte nachten
en zweet dat stinkt naar dagelijks brood

hij kent de lust van zijn geliefde
hoe zacht zij hem tot zingen drijft
zo zoet, zo bitter, en bezeten
kwatrijnen hem om adem smeken

in hem staat één geliefde op
zij kust zijn mond
zij kust zijn hand
– niet eens de zon weet van dat branden
maar al wat waar is loste op

de maan, de straten, de gebouwen
zelfs zomerwind en horizon
en het verlangen naar de vrouwen
bevrijdt hem in een zelfmoord-nacht –

maar: in de kieren van de nacht
terwijl hij uitziet naar het donker
wordt hij van kinderlachen dronken

o – dichter zonder nageslacht

 

Zelfportret 1990

Ik zie haar in de spiegels
ze heeft een breuk in het gelaat
die neemt ze mee naar elk uur:
merkteken van verdiept bestaan –

de lijn van een gebroken dag
die rimpelloze cirkels bijt
zij voelt hoe zij verstilt en krimpt
in de wending die elk tijdstip neemt

het geweld rolt op haar af – voortdurend
in gespleten taal; want beelden weet ze
leven ook –
pijn hecht zich ook aan materiaal

ze gooit de feiten in het vuur: krante-
koppen hebben geen gezicht; lichtbeelden
krijgen zoveel kleur en liefdes, o: die
sterven weer; ze strooit de as uit over zee

het water voegt de afbraak in
het vuur vreet aan haar eigen huid
geweld ademt ze in en uit – in de wending
die het tijdperk nam schakelt geluk soms aan
– vaak uit

zo is het mensbeeld weer compleet
van martelaar, van held – en beul
het heeft een breuk in het gezicht

 

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Robert Anker werd geboren in Oostwoud op 27 april 1946. Zie ook alle tags voor Robert Anker op dit blog.

 

Heimwee naar mijn dochter

Nu je terugbent want nu ik mijn dochter
terugheb want nu je terug bent gekomen
(waar was je wie ben je wat was je)
maar nu je terug bent nu heb ik je zo
verloren en heb ik mij zo beschadigd
aan jouw aanwezigheid zonder jezelf
nu je schrille gestalte in volle emotie
verdween mis ik je dochter maar rijm je
met mij voor een leven naar voren
nu je terugbent en nu ik je zo
terugheb en liefheb omdat ik je mis.

 

Heimwee naar Coldplays tweede

Begon de streving van het leven uit gemis
in de opmaat van een stralende eentonigheid
werd ons een pijnlijk groot geluk beloofd
als de grote drieklank soms bij Schubert
wij stegen met het bloed op naar een hoofd
in het bruidsveld van de waarheid waar je
op de pijngrens van het zijn alleen staat
terwijl je toch gearmd en ruisend samengaat
aan het open raam de lucht vol stemmen
en wemeling des oogs ontremmend uitzicht
zolang het duurt – missen is de waarheid
gemompel tot de gisting door de levensbeat
nooit weggeweest dan toch opnieuw begint.

 

 
Robert Anker (27 april 1946 – 20 januari 2017)

 

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Zie ook alle tags voor André Schinkel op dit blog.

 

Eingedenk

Wo der falbe Korallenwald blüht, und jetzt auch du:
Eingegangen ins Logbuch der herzkalten Völker,

Die Fossile der Schmerzen wandern, von den Planken
Federnder Hochsucht, barbarischer Ängste bedroht;

Klein die Gemeinschaft, die dem Fell der Rede noch
Traut, dem Aufbruchgedöns der brüllenden Horden:

Ein quecksilberner Teufel holt schon den Mast ein, wo
Die lederne Fahne der Schlächter lange noch weht; –

Eingedenk: soviel zuviel ist der Welt zu vergeben, daß
Es zur Menschenentlastung längst nicht mehr reicht;

Und in den Gräbern die Murmeln der Kinder: ein
Schweigendes Klacken, solange das Fleisch in den

Öfen noch wispert und rauscht; – und die Amsel … im
Schwarzfrack behutsam ihr ausgestrichenes C singt.

 

An den nachtblauen Falter

Auf dich, Schmetterling, habe ich den ganzen
Tag schon gewartet, deine meerblauen
Schwingen. Unruhig durchlief ich die Nacht,
Am frühen Mittag begann ich zu trinken,
Weil: ich hielt die Erwartung nicht aus. Und nun
Wieder Nacht, und mein Kopf voller Wein,
Und der Schlaf kommt nicht, bevor du nicht
Kommst. Weithin dein Flug, von der
Baltischen See her, und immer zu mir, auf der
Flucht vor den Krähen, die aus Norwegen
Sind. Dein Blick – süd-skandinavisches Licht
Unter der gleichmäßigen Schwinge,
Wenn du in den heimischen Schlag kehrst,
Nektarperlen im Pelz und Blütenstaubduft: Auf
Dich habe ich den ganzen Sommer gewartet.

 

 
André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972)

 

De Franse schrijver Didier Daeninckx werd geboren in Saint-Denis op 27 april 1949. Zie ook alle tags voor Didier Daeninckx op dit blog.

Uit: Cannibale

“— Ah, c’est enfin vous, Grimaut ! Cela fait bien deux heures que je vous ai fait demander… Que se passe-t-il avec les crocodiles ? J’ai fait le tour du parc ce matin, avant de venir au bureau, je n’en ai pas vu un seul dans le marigot…
Grimaut commence à transpirer. Il baisse les yeux.
— On a eu un gros problème dans la nuit, monsieur le haut-commissaire… Personne ne comprend ce qui a bien pu se passer…
— Cessez donc de parler par énigme ! Où sont nos crocodiles ?
— Ils sont tous morts d’un coup… On pense que leur nourriture n’était pas adaptée… Á moins qu’on ait voulu les empoisonner…
L’administrateur reste un instant sans voix, puis il se met à hurler.
Grimaut déglutit douloureusement.
— Morts ! Tous morts ! C’est une plaisanterie… Qu’est-ce qu’on leur a donné à manger ? De la choucroute, du cassoulet ? Vous vous rendez compte de la situation, Grimaut ? Il nous a fallu trois mois pour les faire venir des Caraïbes… Trois mois ! Qu’est-ce que je vais raconter au président et au maréchal, demain, devant le marigot désert ? Qu’on cultive des nénuphars ? Ils vont les chercher, leurs crocodiles, et il faudra bien trouver une solution… J’espère que vous avez commencé à y réfléchir…
L’adjoint a sorti un mouchoir de sa poche. Il se tamponne le front.
— Tout devrait rentrer dans l’ordre au cours des prochaines heures, monsieur le haut-commissaire… J’aurai une centaine de bêtes en remplacement, pour la cérémonie d’ouverture. Des crocodiles, des caïmans, des alligators… Ils arrivent à la gare de l’Est, par le train de nuit…
— Gare de l’Est ! Et ils viennent d’où ?
Grimaut esquisse un sourire.
— D’Allemagne…
— Des sauriens teutons ! On aura tout vu… Et vous les avez attrapés comment vos crocodiles, Grimaut, si ça n’est pas indiscret ?
L’adjoint se balance d’un pied sur l’autre.
— Au téléphone, tout simplement. Ils viennent de la ménagerie du cirque Höffner, de Francfort-sur-le-Main. C’était leur attraction principale, depuis deux ans, mais les gens se sont lassés. Ils cherchaient à les remplacer pour renouveler l’intérêt du public, et ma proposition ne pouvait pas mieux tomber…
Albert Pontevigne fronce les sourcils.
— Une proposition ? J’ai bien entendu… J’espère que vous ne vous êtes pas trop engagé, Grimaut.
— Je ne pense pas… En échange, je leur ai promis de leur prêter une trentaine de Canaques. Ils nous les rendront en septembre, à la fin de leur tournée.”

 


Didier Daeninckx (Saint-Denis, 27 april 1949)

 

De Armeense dichter Hovhannes Shiraz werd geboren op 27 april 1915 in Alexandropol in het toenmalige Russische rijk (tegenwoordig Gyumri). Zie ook alle tags voor Hovhannes Shiraz op dit blog.

 

My son, be good and always remain good

Always knead the good in this evil world,
Even in a sea of wickedness one will not become poor
If only a drop of goodness he brings.

Always do goodness, like a pure fountain,

Though the passing flood is cursed but behold,
Yet even the beast will silently bow
Like a thirsty man over the fountain.

 

Among roses, my dear one, you may forget me,

But when the thorns bite you then, call me, I shall come.
Under the sun, in the light, you may forget me,

But when your way is dark then, call me, I shall come.
Wherever I’m in a war or under the earth,

Whenever you fall in pain, call me, I shall come…

 

Vertaald door Shant Norashkharian

 


Hovhannes Shiraz (27 april 1915 – 14 maart 1984)
Standbeeld in Gyumri

 

De Schotse dichter en vertaler Edwin Morgan werd geboren in Glasgow op 27 april 1920. Zie ook alle tags voor Edwin Morgan op dit blog.

 

Clydegrad

It was so fine we lingered there for hours.
The long broad streets shone strongly after rain.
Sunset blinded the tremble of the crane
we watched from, dazed the heliport-towers.
The mile-high buildings flashed, flushed, greyed, went dark,
greyed, flushed, flashed, chameleons under flak
of cloud and sun. The last far thunder-sack
ripped and spilled its grumble. Ziggurat-stark,
a power-house reflected in the lead
of the old twilight river leapt alive
lit up at every window, and a boat
of students rowed past, slid from black to red
into the blaze. But where will they arrive
with all, boat, city, earth, like them, afloat?

Foundation

‘What would you put in the foundation stone
for future generations?’ ‘A horseshoe,
a ballet shoe, a horseshoe crab, a sea-horse,
a sheriff’s star, a pacemaker, a tit’s egg, a tomato,
a ladybird, a love-letter, a laugh-track, a yo-yo,
a microtektite, a silicon chip, a chip pan,
a Rembrandt, a Reinhardt, a Reinhardt jigsaw –’
‘That’s some foundation stone –’ ‘ – a hovercraft,
a manta ray, a bulldozer, a windjammer,
a planetarium, an oilrig, a Concorde, a cornfield,
a gannetry, a hypermarket, a continental shelf,
a brace of asteroids, a spiral nebula –’
‘Why don’t you take my question seriously – ?’
‘ – a black hole, a dream, a conceptual universe,
no, make it a dozen conceptual universes
laid tail to head like sardines in a tin
and poured all over with lovely oil
of poetry: seal it; solder the key.’

 

 
Edwin Morgan (27 april 1920 – 19 augustus 2010)
Cover

 

De Amerikaanse toneelschrijver August Wilson (eig. Frederick August Kittel) werd geboren op 27 april 1945 in Pittsbugh. Zie ook alle tags voor August Wilson op dit blog.

Uit: Radio Golf

„MAME: So this is it? This isn’t anything like the way you described it. This ceiling’s what you were so excited about? Harmond, it looks raggedy.
HARMOND: Look close. See the embossing on the tin. See those marks. It’s al hand tooled. That’s the only way you get pattern detail like that. That tin ceiling’s worth some money.
MAME: Then take it down and sell it. At least put some new paint on it. I wouldn’t want to do business here.
HARMOND: Thi is a construction office. It’s not to impress anybody.
MAME: Your campaign office cannot look like this.
HARMOND: I’m going to put the campaig office in Reese’s old wallpaper and paint store up on the comer of Centre and Kirkpatrick. It’s got a lot of windows. People can see inside.
MAME: I thought you would open your office in Shadyside. What’s wrong with putting your office In Shadyside? You can put it right there on Murray where that old bookstore used to be. That’s got a lot of windows too. What’s wrong with Shadyside?
HARMOND: I’m from the Hill District.
MAME: The population of the Hil isn’t but 3,500 people. And it’s hard to get them to vote.
HARMOND: You don’t understand. Politics is about symbolism. Black people don’t vote but they have symbolic weight.
MAME: That’s what Thomas Brown said when he ran for mayor. You see what he’s doing now.
Fixing parking tickets.
HARMOND: I have a plan. Thomas Brown didn’t have a plan.”

 

 
August Wilson (27 april 1945 – 2 oktober 2005)
Scene uit een opvoering in Chicago, 2011

 

De Franse schrijver en dichter Jules Lemaître werd geboren op 27 april 1853 in Vennecy, Loiret. Zie ook alle tags voor Jules Lemaître op dit blog.

Uit: Baudelaire

“J’ouvre les deux petits recueils de «Pensées» de Baudelaire, « Fusées » et « Mon coeur mis à nu ». Il n’y a pas à dire, cela est terriblement pauvre, avec de grands airs. C’est la recherche la plus puérile des opinions singulières. Et cela aboutit à des paradoxes aussi faciles qu’effroyables. Il y en a qui reposent tout entiers sur un mot détourné de son sens. Exemple: «L’amour, c’est le goût de la prostitution. Il n’est même pas de plaisir noble qui ne puisse être ramené à la prostitution. Qu’est-ce que l’art? Prostitution… L’être le plus prostitué, c’est l’être par excellence, Dieu.» Ou bien: «L’amour peut dériver d’un sentiment généreux. Le goût de la prostitution; mais il est bientôt corrompu par le goût de la propriété…» Si vous croyez que cela veut dire quelque chose!
Ou bien: «De la féminéité de l’Église, comme raison de son omni-puissance.» Ou bien: «Analyse des contre-religions; exemple: la prostitution sacrée. Qu’est-ce que la prostitution sacrée? Excitation nerveuse.–Mysticité du paganisme. Le mysticisme, trait d’union entre le paganisme et le christianisme. Le paganisme et le christianisme se prouvent réciproquement.» Le pire, c’est que je sens ce malheureux parfaitement incapable de développer ces notes sibyllines. Les «pensées» de Baudelaire ne sont, le plus souvent, qu’une espèce de balbutiement prétentieux et pénible. Une fois, il déclare superbement: «J’ai trouvé la définition du beau, de mon beau à moi.» Et il écrit deux pages pour nous dire qu’il ne conçoit pas la beauté sans mystère ni tristesse; mais il ne l’explique pas, il ne saurait. On n’imagine pas une tête moins philosophique.
Je ne parle pas de ces maximes d’une perversité si aisée qu’il semble qu’on en fabriquerait comme cela à la douzaine: «Moi, je dis: la volupté unique et suprême de l’amour gît dans la certitude de faire le mal. Et l’homme et la femme savent, de naissance, que dans le mal se trouve toute volupté.»–«Je comprends qu’on déserte une cause pour savoir ce qu’on éprouvera à en servir une autre.»–«Être un homme utile m’a toujours paru quelque chose de bien hideux», etc… Et son catholicisme! et son dandysme! et son mépris de la femme! et son culte de l’artificiel! Que tout cela nous paraît aujourd’hui indigent et banal!”

 

 
Jules Lemaître (27 april 1853 – 5 augustus 1914)

 

De Brits-Ierse dichter Cecil Day Lewis werd geboren in Ballintogher, Ierland, op 27 april 1904. Zie ook alle tags voor Cecil Day Lewis op dit blog.

 

Newsreel

Enter the dream-house, brothers and sisters, leaving
Your debts asleep, your history at the door:
This is the home for heroes, and this loving
Darkness a fur you can afford.

Fish in their tank electrically heated
Nose without envy the glass wall: for them
Clerk, spy, nurse, killer, prince, the great and the defeated,
Move in a mute day-dream.

Bathed in this common source, you gape incurious
At what your active hours have willed –
Sleep-walking on that silver wall, the furious
Sick shapes and pregnant fancies of your world.

There is the mayor opening the oyster season:
A society wedding: the autumn hats look swell:
An old crocks’ race, and a politician
In fishing-waders to prove that all is well.

Oh, look at the warplanes! Screaming hysteric treble
In the low power-dive, like gannets they fall steep.
But what are they to trouble –
These silver shadows – to trouble your watery, womb-deep sleep?

See the big guns, rising, groping, erected
To plant death in your world’s soft womb.
Fire-bud, smoke-blossom, iron seed projected –
Are these exotics? They will grow nearer home!

Grow nearer home – and out of the dream-house stumbling
One night into a strangling air and the flung
Rags of children and thunder of stone niagaras tumbling,
You’ll know you slept too long.

 

 
Cecil Day Lewis (27 april 1904 – 22 mei 1972)
W.H. Auden, Christopher Isherwood en Cecil Day Lewis in 1937

 

Zie voor de schrijvers van de 27e april verder ook mijn blog van 27 april 2016 en mijn blog van 27 april 2013 deel 1 en eveneens deel 2.

Astrid Roemer, Robert Anker, André Schinkel, Didier Daeninckx, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit: Lola of het lied van de lente

“In de slaapkamer spreidt ze het dekbed met het lapjesdekenmotief-overtrek zorgvuldig over het bed – ze trekt de uiteinden strak. In de kast waarvoor ze staat hangen al de kledingstukken van de reis die ze naar het pantheon van goden heeft gemaakt om hun gunsten af te smeken voor een gepast neerleggen van het ambt. In de kringen van de bonu-sma had het voornemen nogal wat deining veroorzaakt – want, wie breekt er bij leven en welzijn met zo’n machtig medium van Moeder Aarde als de apuku-geest!
Vastbesloten had zij het ceremonieel voorbereid en ontdaan van uitbundig vertoon; en elk ritueel was afgemeten.
Zonder linten en strikken en krullen waren de robes waarin ze zeven dagen en zeven nachten lang te kijk heeft gestaan, gedanst gelachen, gezongen, gehuild – en heeft geschreeuwd.
En de meer dan honderd personen die op haar uitnodiging zijn ingegaan naar de Libanonweg te komen voor een ritueelfeest, hebben kunnen bijwonen hoe de oppergoden van Lucht & Water & Aarde háár tong hebben gebruikt om instemming te betuigen met haar besluit. Het was meer dan een lichaam van een tweeënzestigjarige vrouw die ruim tachtig kilogram weegt kan verwerken – maar volgens de aanwezigen is het geworden: het boeiendste en onvergetelijkste schouwspel sinds tijden.
Ze doet de kast open en ziet de kledingstukken hangen: historische kostuums voor het carnaval van haar achter-achter-achter-kleinkinderen, ergens in Nederland – ze huivert en grijpt naar de witte doek die ze om haar schouders hadden geslagen toen het medium zich eindelijk bekend wou maken. Eerst waren de geesten gepasseerd van overledenen die zij tijdens hun leven een dienst had bewezen en toen -.
Ze slaat de doek om en gaat op het bed zitten. Ze bekijkt haarzelf in de spiegeldeur van de klerenkast. Ze weet dat ze op haar begunstigster lijkt – dat hebben de broers, de zusters en de personen die de vrouw hebben gekend allen gezegd, maar dat zij uitgerekend haar navel tot ankerplaats heeft gekozen heeft haar later in een storm van tranen gedreven.
Na de uitputtingsslag van de uitweidingsceremonie heeft ze, meteen de volgende morgen de bus genomen naar Paramaribo. Eerst heeft ze het graf van haar echtgenoot bezocht – maar het marmer was nog dodelijker dan de herinnering aan zijn dood want: welke landmeter verdrinkt in een waterput die hij zelf in kaart gebracht heeft -. Haar ouders waren vanaf het begin finaal tegen de verhouding geweest: families die op de Libanonweg blijven wonen hebben een geschiedenis tot diep in het slavenverleden en dikwijls nog verder!”

 

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Lees verder “Astrid Roemer, Robert Anker, André Schinkel, Didier Daeninckx, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis”

Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis, Fethullah Gülen

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit:Een graat in mijn bloed

“En de daklozen zopen zich impotent aan goedkoop bier en hun vrouwen naaiden elkaar op door het voortdurend te hebben over die ene vrouw en dat ene meisje, die de honger niet aankonden en zich aldus verkochten aan de heren van de herenhuizen. Want de stad was een bordeel en de heren kregen nergens anders het gevoel dat ze lééfden!
Maar: de massa van mensen is toegenomen in aantal en soort; de massa-communicatiemiddelen brengen triviaal vermaak en iedereen die aan de zelfkant van de samenleving sukkelde is rijker geworden en aldus geëmancipeerd tot burger.
En de stad is moederlijk geworden: zij ijvert met haast instinctmatige gedrevenheid voor het zuiver houden van haar kroost, het schoonhouden van haar wegen, muren, buurten, scholen, kantoren, discotheken en voor het zuiverhouden van haar zorgvoorzieningen. En wij: de mensen met de zoekende ogen en met de doorlopend kauwende kaken; wij – waarvan de vrouwen altijd zwanger en in bevalling zijn; wij met onze horden schreeuwende grijpgrage kinderen; wij, die zonen baren die niets anders aan het hoofd hebben dan walkmans en maagden – wij dringen door. Want: de steden hebben zich door ons laten ontmaagden. Een stad met allure laat zich onvoorwaardelijk nemen door iedereen die haar voor het eerst bezoekt.
Niemand hoeft naar haar te lonken; niemand hoeft te betalen.
De stad gaat trillend plat – zodra zij de levensadem voelt van vrouw en man: piepjong & stokoud, homo & hetero, gelukkig & bedroefd, valide & invalide, autochtoon & allochtoon, met een enorm besteedbaar inkomen & met niets dan een zwerversrantsoen. En de steden zwellen aan: zwanger van iedereen, want ze laten zich nooit meer maken en breken door de heren van de herenhuizen alleen!”

 

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Lees verder “Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis, Fethullah Gülen”

P. C. Hooftprijs 2016 voor Astrid Roemer

P. C. Hooftprijs 2016 voor Astrid Roemer

De P.C. Hooftprijs voor proza wordt dit jaar toegekend aan de Surinaams-Nederlandse schrijfster Astrid Roemer. Dat heeft de jury van de prijs vandaag bekendgemaakt. De P.C. Hooftprijs wordt elk jaar uitgereikt aan een auteur van achtereenvolgend essays, poëzie en proza. Roemer zal de prijs, waaraan een bedrag is verbonden van 60 duizend euro in mei volgend jaar uitgereikt krijgen in Den Haag. Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit: Lola of het lied van de lente

“Ze hadden leren leven met de ander die in hun moeder verborgen zit – ze wisten precies wanneer die zou verschijnen; en behalve hun moeder was er een gast aan wie zij waren overgeleverd als aan de staat. De gast had hun regels opgelegd en hun bescherming geboden. En ze waren vrij zich daaraan te onttrekken maar dat ging nooit zonder een knagend gevoel van schuld.
Waren ze met ongewassen voeten, handen en gezicht naar de slaapkamer van hun moeder gestormd omdat de schaafijskar weer eens in de straat stond?! Of, hadden ze menstruerende kennissen binnengelaten terwijl hun moeder in consult zat -. En: zat er echt geen varkensvlees in het broodje sambal van de Javaan?! Of, hoe weet een jongen die altijd door de stad zwerft op welke straathoeken hij beslist niet mag blijven staan -.
Bovendien: hoe houd je een moeder en nog een stem in haar een leven lang verborgen voor anderen. Dus, toen de kinderen nog dachten dat ze een bloeddoorlopen geheim achter de huig bewaakten, wisten hun buurtvriendjes en -vriendinnetjes al, waarom er dagelijks allerlei personen op nummer zeventien aanklopten. Maar ze waren doodsbang daar zelfs met elkaar over te praten want, zo’n vak van medicijnvrouw reikt immers verder dan de pillen, zalfjes, drankjes en spuiten van de dokters die het uit boeken haalden.
Bovendien – de vrouw op nummer zeventien had zo vaak haar diensten bewezen aan de buurtbewoners dat ook de volwassenen haar even intens vreesden als hun kinderen en het lot waaraan zij zich overgeleverd voelden. Ze was geliefd – en, ze werd gehaat en het liefste als het noodlot zelf gemeden omdat ze vooral de pijnlijke geheimen van anderen achter haar zwartglanzende jukbeenderen draagt. Het had jaren geduurd – en uiteindelijk was ze met haar roeping samengegroeid tot een vakvrouw met gezag.
Dromen worden bij haar neergelegd -; verlangens waar geen bevrediging voor bestaat -; gedachten te schaamteloos voor woorden – en pijn: ongeneeslijk en te ver weg.
De ziel van een volwassen mens ligt verborgen achter een sporen-net van herinneringen waar niemand zonder te verongelukken doorheen komt.
Zij met haar honderden consulten heeft meer dan duizend mensenlevens moeten lijden om zoiets te weten te komen. Daarom wil ze ophouden met het werk – en, ze is er klaar voor.”

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit: Lola of het lied van de lente

“Ze heeft begrip voor zijn houding; niet altijd heeft ze het vak uitgeoefend met een gevoel van voldoening – vooral in de perioden toen zij haast dagelijks werd overvallen door de winti aan wie ze haar gaven te danken heeft.
Op de meest ongelegen ogenblikken werd haar wil lamgelegd en konden anderen haar vertellen wat er in die momenten van onderbewustheid was gebeurd.
Zij had dat ronduit gênant gevonden. Onvoorstelbaar. Gemeen. En, ze had haar te vroeg en te tragisch overleden man gesmeekt de yorka-geest bij haar weg te houden. Maar. Op een nacht. Nadat zij het avondmaal had genuttigd. Was hij haar in de droom verschenen.
In een helder wit gesteven pak stond hij op de brug bij de Marine-trap en hij lachte haar hartelijk toe. Maar. Toen ze naar hem toe wilde rennen hoorde ze aan de waterkant hartverscheurend gehuil. Haar overleden man had haar niet aangesproken. Hij heeft haar met de ogen gedwongen om te zien naar de personen die om haar roepen. En. In het moment van twijfel was de brug onder haar voeten afgebrokkeld – en hij is verdwenen in de mist van het rivierwater met een glimlach die haar heeft overtuigd van een verbondenheid die de dood niet kan ontbinden. Toen heeft ze de winti toegelaten -.
Natuurlijk heeft ze de kinderen niet willen belasten met iets wat nauwelijks onder woorden te brengen is; een kracht die als een stroomdraad om haar ruggegraat gewikkeld was en haar aansloot op gebieden die buiten het bereik van onze zintuigen liggen. Soms heeft ze zich verzet – zoals een vrouw kan weigeren haar binnen-warmte naar buiten te laten stromen. Dan heeft ze niet de aandrang gevolgd naar afzondering. Integendeel: ze heeft haar kinderen en hun vrienden bij zich geroepen en hen sprookjes voorgelezen tot haar kaken pijn deden van de inspanning. Meestal heeft dat geholpen – en, hoewel ze de atmosfeer van de verborgen wereld in haar neusgaten voelde branden, was ze gebleven waar ze was: in de vertrouwdheid van de ongerepten.
Maar, er waren ook dagen van weerloosheid. Momenten van onmacht. Nederlagen.
De kinderen hadden leren leven met een moeder die weleens in een ander persoon veranderde en, hoe ouder ze werden hoe beter het ze lukte om de broodwinning van hun moeder in verband te brengen met haar persoonsverandering.”

 

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Lees verder “Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis”

Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Becker, Edwin Morgan, Jules Lemaître

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit: Maar een struisvogel kan hard lopen, mam

“Op straat gebeurde wat alle dagen onopgemerkt gebeurt: vrouwen, mannen en voertuigen in beweging – ze verdwenen net zo snel uit het zicht als zij er in schoven. Maar het raam gaf weinig uitzicht en de ramen van het huis waar ze tegenaan keek waren gesloten gebleven. Net als haar eigen ramen thuis. Dicht. Potdicht. En hermetisch gesloten zouden ze blijven ook tot ze lucht had gegeven aan haar eigen interieur. Het was een opslagruimte geworden. Ze had er zoveel opgestapeld al die jaren. Er waren zelfs dingen bij die ze totaal was vergeten ook al voelde ze hun gewicht toenemen. Bezwaren hadden haar binnenkant volledig gevuld.

De laatste tijd had ze ademhalingsmoeilijkheden, maagklachten, kuitkramp, buikloop en sinds kort steken in de borst. En zij was niet van plan zich door gekanker te laten overwoekeren – nooit. Daarom bleef ze in deze kamer zitten op dit ontwapenende uur van de donderdag.

Uitzonderlijk is het niet. Om haar heen kronkelden relaties troosteloos verder en werden er kinderen grootgebracht op stabiele puinhopen. Het echt-paren was met de tijd een serieus spel geworden: schaak, mat – schaak, mat en daartussen het geblokkeerde veld waar vooral de kinderen de hoofdrol in speelden – schaak, mat.

Haar eigen zoons bij voorbeeld. Soms vroeg ze zich verbijsterd af waar ze in ’s hemelsnaam vandaan waren gekomen: de oudste, ogend als hij – alwetend en onverschillig en zijn vierjarig broertje dat haar lichaam nog niet was ontgroeid. En de abortus. Eenmaal. Tweemaal. Driemaal. Omdat zij geen zin had in nog meer kroost.

Omdat zij maar geen vat kon krijgen op zijn liefdesleven. De laatste keer had hij haar ronduit bespot omdat ze weer tegen haar zin en ondanks haar spiraaltje zwanger was geworden en hij had er manisch op gestaan zijn nakomeling te houden – desnoods alleen maar om aan wederzijdse vrienden en familie te bewijzen dat er nog vruchtbaar gevrijd wordt tussen ons, had hij gelachen.”

 

Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)
In 1990

Lees verder “Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Becker, Edwin Morgan, Jules Lemaître”

Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Becker, Jules Lemaître, Edwin Morgan

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer  werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog..

Hoeveel huid heb je
maagdelijk gehouden om te strelen
om ook mij te warmen
hoeveel zicht heb je nog
op de donkere kamer van je
 archief waarin sporen van ons en
reikt je gehoor ver genoeg om te ervaren
dat alles eindeloos beweegt van mij af
sinds ik naar jou

toe nou: ruik het bloed dat spat uit mijn
zevenmijlslaarzen
de verbloemde adem van nog een gloed-
nieuwe dag te lang
monddood

ach ik weet het, mijn lief: je hebt
de smaak te pakken gekregen van een bestaan
dat je tegen-
staat weiger
niet als slotstuk nog mij te
beproeven.

 

frustratie

spiraal van leven
maakt me
lang
doorzichtig
dun
ik glijd poreuze
vlakten
in
bloedrode misdaad
gelige liefde
zwarte wanhoop
zilveren
korruptie
poreus leven
ik
zonder bloed
zonder ziel
geen doel
gemaakt door
spiraal van leven
begrijp alles
kan leven

 

Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Lees verder “Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Becker, Jules Lemaître, Edwin Morgan”

Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Becker, Jules Lemaître, Mary Wollstonecraft, Hans Bemmann

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook mijn blog van 27 april 2007 en ook mijn blog van 27 april 2008 en ook mijn blog van 27 april 2009en ook mijn blog van 27 april 2010.

 

Mei-mijmering

 

Vaak was het een vogel
en soms een citroen
ook hele seizoenen van sneeuw tot
viooltjes in het groen. Ze zei vastberaden:
zo ontruim ik mijn tuin. En stukje bij stukje
verdween al haar puin.

 

Ook ik ben aanwezig in verzamelde
momenten. Ik lijk op de wereld van de oude
dame en haar prenten. Een engel. Een mens. Een beest.
Een bloem. Net als het heelal stroom
ik langs: ssst-pats-boem!
Precies als haar vergezichten bekoor ik het oog:
een geordende inval van blauw, groen en rood
van wit en van geel van licht en van donker
van vuur en van as
van zout en van zuur van goud
en van zilver van platina, lood:
zolang jij mij aankijkt ben ik nog niet dood…

 

Scheurend en plakkend duidt M. ons bestaan – hoewel
haar vingers verstijven – loepzuiver aan.

 

 

 

Septemberbries

 

Hier heeft ze geleefd.
Hier is ze gestorven.
Achter het hek is het allemaal gebeurd.
Nu wonen er mensen die mij niet kennen.
Geblinddoekt kan ik door hun kamers rennen.
De rozen. Kijk rozen: ik herken nog haar geur!

 

Een moeder blijft altijd. Dat wil je als kind. Want vader
die gaat en die komt als een vrind. Moeder is ziek
terwijl narcissen bloeien. Terwijl in de tuin paps
het gras loopt te snoeien. Kijk, daar lag een speel
veld. En daar stond mijn strandwagen. Beschilderd
met bloemen door mams mooie handen.

 

En hoe was het afscheid had ik van jou willen weten.
En of je haar ook een slotbrief hebt geschreven.

 

 

Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

 

Lees verder “Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Becker, Jules Lemaître, Mary Wollstonecraft, Hans Bemmann”

Hovhannes Shiraz, August Becker, Astrid Roemer, Jules Lemaître, Mary Wollstonecraft, Hans Bemmann

De Armeense dichter Hovhannes Shiraz werd geboren op 27 april 1915 in Alexandropol in het toenmalige Russische rijk (tegenwoordig Gyumri). Zie ook mijn blog van 27 april 2009.

 

Will

 

My son, what shall I will you, what shall I will you, my dear,
That you may remember me in coming sorrow or cheer?
I’ve no treasures, what treasure, treasure’s the light of my eyes,
Only you are my treasure, you treasure of my treasures.
I want to will such treasure for you as your father that
In any other country to will a father cannot;
I am willing that to you which in our great century
Small men have imprisoned and also chained in the clouds;
I will you our mountain so that you take it from black cloud
And bring it home carrying it with our spotless justice,
So that you may throw my dear, even with your poor small paw,
To our side our mountain that’s your justice’s sea of strength,
And when you bring it, my dear, take my heart out of my tomb,
And toward the free above rise and take with you my heart,
And bury my heart under the snows of Mount Ararat,
So that in my tomb as well it won’t be cold from the fire of longing for centuries.

 

I will you Mount Ararat, that you may keep for ever,
As our language and also as your father’s home’s pillar.

 

 

Vertaald door Shant Norashkharian

 

Shiraz

Hovhannes Shiraz (27 april 1915 – 14 maart 1984)
Boekomslag

 

De Duitse schrijver August Becker werd geboren op 27 april 1828 in Klingenmünster. Zie ook mijn blog van 27 april 2009.

 

Uit: Es geht um

 

»Hol’ doch ein Glas Wein!« sagte Juliane zu ihrer Tochter. »Sie, Herr Kontrolleur, kennen ja den Herrn Doktor und werden doch nicht, ohne etwas genossen zu haben, fortgehen! Wollen die Herren einstweilen Platz nehmen?« Und während der Kontrolleur mit dem Doktor in der Tat der Einladung Folge leistete, eilte Susel mit dem Kellerschlüssel und einer reingeschwenkten Weinflasche hinunter, um am messingnen »Hahnen« des Zweifuderfasses einen feinen, gastlichen Trunk zu zapfen, indes auch die Mutter, mit Messer und Teller klappernd, sich an der Schublade d
es Eckschrankes zu schaffen machte und dann ein- und ausging, um etwas zum »Knuspern« für ihre Gäste zu besorgen, die nun auf eine kurze Weile allein in der Stube einander gegenübersaßen.

»Merkwürdig!« murmelte der Kontrolleur, während er wieder starr in die Ecke sah, wo der Uhrkasten stand, als ob er sich überzeugen wolle, wieviel Uhr es sei. »Sehr merkwürdig!«

Doktor Flax sah ihn an. Da er aber weder eine besondere Verwirrung noch Verlegenheit an seinem Gegenüber bemerkte, sondern nur eine fast erstarrende Verwunderung, die mit fortgesetztem Kopfzerbrechen über einen vorgekommenen befremdlichen Fall verbunden schien, fragte er: »Sie haben wohl unerwartet eine tiefsinnige Entdeckung gemacht, Herr Kontrolleur? He? Oder sollten Sie etwa mit einem Korbe bedacht worden sein?«

»Korb? Nein, von einem Korb kann doch im Grunde nicht die Rede sein. Ein wirklicher Korb war es nicht.«

»Bin überzeugt, kein Kartoffel- oder Waschkorb, bin überzeugt«, bemerkte Doktor Flax. »Drum getrost, lieber Kontrolleur, getrost – Ihren Freunden, dem Provisor und dem Schreiber, ging’s auch nicht besser. Aber konnten Sie nicht vorher wissen, daß Sie abfahren? Na, nur nicht gleich aufgebraust! Ein anständiger junger, Mann, ein feiner junger Mann, ein gebildeter junger Mann, wie Sie…«

 

August_Becker_01

August Becker (27 april 1828 – 23 maart 1891)

 

De Surinaamse schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook mijn blog van 27 april 2007 en ook mijn blog van 27 april 2008 en ook mijn blog van 27 april 2009.

 

Uit: Lola of het lied van de lente

 

„Met gesloten ogen luistert ze naar de stem van een man die probeert uit te leggen dat hij dringend hulp nodig heeft – ze kan horen dat hij in paniek is. Dat het geen landgenoot van haar is blijkt uit de schroom waarmee hij zijn kwestie probeert aan te geven. Ze slaat de agenda open en nodigt hem naar haar spreekuur uit; ze noteert zijn naam en het telefoonnummer van zijn werk. Dat geeft hem blijkbaar houvast want hij struikelt niet meer over zijn woorden en hangt in kreten die een groet moeten voorstellen op.

Met nog een blik naar de spreektafel en over de rest van het interieur – en met een volslagen niets betekenende zucht loopt ze naar de keuken. Ze zet water op. Ze rangschikt een paar kopjes en schotels op een koperen serveerblad. Ze hangt een theebuiltje van een overbekend merk in de vierkantige pot van helder glas. Dan gaat ze met de billen tegen een kast aan staan wachten tot de ketel zal fluiten.

Ze heeft tegen haar zoon gezegd dat ze wil ophouden met het vak – en of hij er misschien belangstelling voor heeft; tenslotte heeft hij jarenlang de leiding gehad over een stichting en in die hoedanigheid heel veel landgenoten echt uit de problemen geholpen. Maar Armand heeft haar helemaal laten uitpraten – en toen zij zweeg heeft hij het hoofd geschud; geen argument, geen verontschuldiging. Niets dan alleen het verbeten geschud van het hoofd waar zij haar kennis en vaardigheden aan wil overdragen. Een heel jaar is voorbijgegaan zonder dat hij zelfs één opmerking heeft gemaakt die sloeg op dat gesprek. En toen ze plannen maakte om naar Zanderij af te reizen, om in elk geval dáár de zaak te gaan afronden, heeft hij meteen voorgesteld de vliegreis te betalen -.“

 

Roemer

Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

 

De Franse schrijver en dichter Jules Lemaître werd geboren op 27 april 1853 in Vennecy, Loiret. Zie ook mijn blog van 27 februari 2007 en ook mijn blog van 27 april 2009.

Uit: Les Contemporains (Horace)

 

La malchance d’Horace, c’est d’avoir été, pour quelques chansons bachiques et quelques développements de philosophie bourgeoise, accaparé par les chansonniers et par les vieux messieurs des académies provinciales de jadis.

Grâce à quoi, on l’a enfin pris lui-même tantôt pour un membre du Caveau et tantôt pour un vieux monsieur dans le genre du regretté Camille Doucet. Or cela est absurde, et jamais on ne vit maître plus différent des disciples qu’il eut à subir.

Car, d’abord rien n’est moins « artiste » qu’un membre de la Lice chansonnière et il se pourrait qu’Horace fût dans ses vers lyriques le plus purement artiste des poètes latins. Ses Odes sont, à la vérité, des odelettes parnassiennes. Savantes et serrées, d’une extrême beauté pittoresque et plastique, elles n’ont pas grand’chose de commun, à coup sûr avec les chansons de Béranger. Et les vers des Satires et des Epîtres ne ressemblent guère, davantage à ceux d’un Andrieux ou d’un Viennet. Ils rappelleraient plutôt, par la liberté et l’ingénieuse dislocation du rythme, les fantaisies prosodiques de Mardoche ou d’Albertus ; je parle sérieusement.

Joignez qu’Horace a, le premier, introduit dans la poésie latine les plus belles variétés de strophes grecques, sans compter certaines combinaisons de vers qui lui sont, je crois, personnelles. En sorte qu’il fait songer à Ronsard infiniment plus qu’à Boileau.

Secondement, il n’est pas d’animal plus timide ni plus esclave de la tradition qu’un chansonnier gaulois ou un retraité qui traduit Horace. Or le véritable Horace fut, en littérature, le plus hardi des révolutionnaires. Il traita les Ennius. les Lucilius et les Plaute comme Ronsard et ses amis traitèrent les Marot, les Saint-Gelais et les auteurs de « farces »et de « mystères. » D’esprit plus libre, d’ailleurs, que les poètes de la Pléiade, Horace fut, à tort ou à raison, ce que nous appellerions aujourd’hui un enragé moderniste. O imitatores, servum pecus! et Nullius addictus jurare in verba magistri, sont des mots essentiellement horatiens.“

 

jules-lemaitre

Jules Lemaître (27 april 1853 – 5 augustus 1914)

 

De Engelse schrijfster en feministe Mary Wollstonecraft werd geboren in Hoxton (nu Londen) op 27 april 1759. Zie ook mijn blog van 27 april 2009.

 

Uit:  A Vindication of the Rights of Woman

 

The most perfect education, in my opinion, is such an exercise of the understanding as is best calculated to strengthen the body and form the heart. Or, in other words, to enable the individual to attain such habits of virtue as will render it independent. In fact, it is a farce to call any being virtuous whose virtues do not result from the exercise of its own reason. This was Rousseau’s opinion respecting men: I extend it to women, and confidently assert that they have been drawn out of their sphere by false refinement, and not by an endeavor to acquire masculine qualities. Still the regal homage which they receive is so intoxicating, that till the manners of the times are changed, and formed on more reasonable principles, it may be impossible to convince them that the illegitimate power, which they obtain, by degrading themselves, is a curse, and that they must return to nature and equality, if they wish to secure the placid satisfaction that unsophisticated affections impart. But for this epoch we must wait—wait, perhaps, till kings and nobles, enlightened by reason, and, preferring the real dignity of man to childish state, throw off their gaudy hereditary trappings: and if then women do not resign the arbitrary power of beauty—they will prove that they have less mind than man.“

 

mwollstonecraft2

Mary Wollstonecraft (27 april 1759 – 10 september 1797)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 27 april 2009.

De Oostenrijkse schrijver Hans Bemmann werd geboren op 27 april 1922 in Groitzsch nabij Leipzig.