Zonnige toekomst (Driek van Wissen), Steffen Popp, Dolce far niente

 

Dolce far niente

 

Heat Wave door Chris Breier, 2016

 

Zonnige toekomst

Doordat de zon zo onbarmhartig scheen
Was hier op onze opgewarmde aarde
Veel extra sterfte onder de bejaarden;
Wij raken aardig door de oudjes heen.

Dus blijven onze zomers zo extreem
Dan is straks de vergrijzing geen probleem.

 

Driek van Wissen (12 juli 1943 – 21 mei 2010)
De Prinsentuin in Groningen, de geboorteplaats van Driek van Wissen

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

De zee bewoont mij, zoals licht een stad

De open balkons lichtten op, eilanden aan de ringweg
de lucht lag in het rond, een pont, waarschijnlijk sliep ze

ik vleide mijn hoofd in haar romp
trof een stroming, het regime van rivieren
onder de bruggen en in de tunnels
de instrumenten
lichtketenen, die zich bewogen.

Aan de haven
was ik alleen met het water, dat daar aan land gaat
havenkranen bevestigden het continent
aan zijn randen, op de achtergrond zwoegden
de zeeën

 

Vertaald door Alfred Schaffer en Gregor Seferens

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juli ook mijn blog van 18 juli 2020 en eveneens mijn blog van 18 juli 2019.

Kees ‘t Hart, Carla Bogaards, Anousha Nzume, Elias Khoury, Stefan George, Pablo Neruda, Driek van Wissen, Bruno Schulz, Henry David Thoreau

De Nederlandse dichter en schrijver Kees ’t Hart werd op 12 juli 1944 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Kees ’t Hart op dit blog.

Uit: Zwembad

“Ongeveer acht jaar geleden vertelde mijn broer, terwijl we op weg waren naar het zwembad, dat hij een optocht had gezien van een grote groep jonge mannen en vrouwen, vermoedelijk eerstejaars studenten. We liepen tijdens zijn verhaal vlak bij huis, het begon donker te worden. Aan de overkant van de straat duwden een paar jongens een boodschappenwagentje voor zich uit waarin kartonnen dozen waren opgestapeld. Ze hadden met pollepels gezwaaid, vertelde mijn broer, en ze droegen een koksmuts op hun hoofd. Er waren ook een paar niet-verklede studenten bij geweest die waarschijnlijk toezicht hielden. Volgens mijn broer was het een ontgroeningsoptocht, je zag dat de laatste tijd steeds meer, haast alle opleidingen deden aan ontgroeningen. ‘Het valt me mee,’ zei hij, ‘dat ík nog niet ontgroend ben, maar dat komt misschien nog.’
Ik vroeg me af waarom hij dit verhaal vertelde. Er viel op straat niets te zien dat ermee samenhing, er waren een paar jongens met een wagentje, er waren verlichte etalages waarlangs mensen haastig en met afgewende gezichten voortliepen en er klonk nauwelijks aantoonbaar stadsgeluid, dat uit buizen onder het trottoir leek op te stijgen. Misschien hoopte hij dat ik zijn verhaal een geruststellende draai zou geven. Dat het wel meeviel, zo’n ontgroening, dat het minder erg was wanneer iederéén ontgroend werd, dat je bij ontgroeningen in het zwembad hoogstwaarschijnlijk alleen onder luid geschreeuw het water in moest springen. Het zou de andere zwemmers niet eens opvallen. Even overwoog ik van de gelegenheid gebruik te maken over mijn vertrek te beginnen, maar er schoot me niets te binnen. Ik ga er volgende week weer eens vandoor, kon ik zeggen, maar het verband met zijn ontgroeningsverhaal zou onduidelijk zijn. Ik besloot een beter moment af te wachten.
Mijn broer liep in deze tijd stage in het overdekte zwembad van onze stad. Ik hielp hem daarbij. Volgens hem overheersten in het zwembad liederlijkheid en stompzinnigheid. Het geschreeuw van de zwemmers, hoofdzakelijk middelbare scholieren, eerstejaars studenten en asociale bejaarden, schreef hij toe aan opgekropt verdriet, jeugdtrauma’s en ongebreidelde kwaadaardigheid die nergens vandaan leek te komen en nog versterkt werd door het zwembadpersoneel, dat niet alleen te stom was om voor de duvel te dansen, maar ook onophoudelijk het plezier van anderen, voor zover dat er nog was, probeerde te bederven. Hij vertelde graag over het in zijn oren mensonterende gedreun van de duikplank, het gejammer van kinderen die hun ouders kwijt waren en de halve en hele vechtpartijen die om de haverklap, meestal tegelijkertijd op verschillende plaatsen, in het zwembad uitbraken. Hij liep in het zwembad rond in een wolk van afgrijzen, die ik probeerde weg te redeneren met het risico dat zijn afgrijzen zich op mij zou richten.”

 

Kees ’t Hart (Den Haag, 12 juli 1944)


De Nederlandse dichteres en schrijfster Carla Bogaards werd geboren in Voorburg op 12 juli 1947. Zie ook alle tags voor Carla Boogaards op dit blog.

Uit: Roes

“Petra is dood. ‘Petra is dood’, ik zeg het hardop tegen iedereen die het horen wil, een nogal vreemde actie omdat ik op mijn hond na alleen thuis ben. Ik ga op mijn hurken zitten, het is een klein ras, om dit verlies, dat gestapeld wordt op het verlies van mijn zoon, tenminste met één levend wezen te kunnen delen. ‘Je kent Petra toch, weet je wel, mijn vriendin, als ze haar hoofd schudde, zo van, nee Isabel, absoluut niet mee eens, dan waaierde haar haar uit, blond, naturel blond, en ze had zachte blanke handen, met sproetjes, daar aaide ze je mee, ze gaat je nooit meer aaien, ze is dood.’
Ik zie haar opeens heel duidelijk voor me, ik bedoel hoe ze op het laatst kon zijn, heftig nee schuddend, haar ronde blauwe ogen kijken boos, ze zegt dat ik een egoïst ben, ze tóétert het gewoon in mijn oren. De eerste keer dat ze het zei, deed het me niks, incasseren is één van mijn sterkste kanten, en verder mag iemand die je je hartsvriendin noemt, rustig dit soort dingen tegen je roepen, je blijft toch wel van haar houden.
Of ze er vaker mee geschermd heeft weet ik niet meer, het heeft blijkbaar niet veel indruk op me gemaakt, anders had ik het wel onthouden, alleen van de laatste keer ik herinner het me, ik gedroeg me als een verdomde egoïst, volgens haar, met dat gedrag riep ik het onheil over me af. Ze zei niet wat, of wanneer, hoezo, dacht ik, welk onheil, alsof ze er meer van wist. Tamelijk abrupt plakte ze er een zinnetje aan vast, namelijk dat dat onheil ook háár zou treffen.
‘ Zou Petra dit bedoeld hebben, wat denk jij, weet jij het’, vraag ik mijn hond, honden hebben bovennatuurlijke gaven, dat heb ik ergens gelezen, ze kunnen in de toekomst kijken; als er al een mysterie school in Petra’s woorden, dan zou mijn hond het kunnen ontsluieren. Tevergeefs wacht ik op het kleinste signaal dat ze af zal geven. Omdat ze van die hangende oren heeft, net als Vlaamse reuzen, kan ze, al zou ze willen, nog geen eens haar oren spitsen bij de naam Petra.
Toen ik het bericht kreeg, wilde ik het niet geloven, als er iemand van wie je houdt is gestorven, ontken je het glashard, gewoon blijven ontkennen, dan is het niet waar, al uren zeg ik de mantra op:Petra is dood, maar dat is een leugen.´

 

Carla Bogaards (Voorburg, 12 juli 1947)

 

De Nederlands schrijfster, actrice, columniste, programmamaakster Anna Senga “Anousha” Nzume werd geboren in Moskou op 12 juli 1969. Zie ook alle tags voor Anousha Nzume op dit blog.

Uit: Hallo witte mensen

“Kenmerken die ook nog eens een pijnlijke geschiedenis meedragen en niet ‘algemeen’ of groepgebonden zijn. Bruine en zwarte mensen hebben niet allemaal dezelfde kleur. Niet hetzelfde haar. Niet dezelfde uitstraling en ook niet hetzelfde lichaam. Daarnaast hoop ik ook echt dat je valt op een persoonlijkheid en niet op een levende paspop. Het is alsof je tegen een vrouw zegt: ‘Ik val op je, want je hebt een vagina.’ Oké, ehh… bedankt? Ik snap dat het wellicht zo werkt, er is een hele industrie omheen gebouwd, maar het is geen compliment als je op een (fysiek) aspect van een vrouw valt en dat is dat. Dus, mocht dat zo zijn, hou dan je mond erover tegen vrouwen (en ga in therapie!). Zo heb ik ook weleens ruzie gehad met een collega-muzikant die zei dat hij niet op zwarte vrouwen viel. Misschien wil je nu uit ergernis je hoofd tegen je bureau aan bonken, maar blijf er nog even bij. Als je sowieso NIET/NOOIT op ‘zwart’ valt, scheer je ‘ons’ allemaal over een (racistische) kam. Kennelijk doet persoonlijkheid, karakter en inhoud er niet toe, of je gelooft niet dat wij die eigenschappen bezitten. Of we bezitten ze wel, maar alleen in clichévorm. Scary… Ik heb ook weleens meegemaakt dat iemand zei dat ik ‘de eerste zwarte vrouw’ voor diegene was. Heel problematisch en eigenlijk het startsein om zo snel mogelijk weg te rennen van die persoon. Helaas zag ik het vroeger ook als een compliment. Omdat ik zelf ook de beelden, waar ik van kleins af aan mee ben gebombardeerd over mooie zachte blonde haren en onschuldige blauwe ogen had geïnternaliseerd. Alle maatschappelijke vooroordelen over ‘het West-Afrikaanse ras’ die klakkeloos werden overgenomen door onderwijsinstellingen oftewel belangrijke instituties (ziehier een voorbeeld van institutioneel racisme) had ik ook overgenomen. Ik zie de plaatjes nog voor me uit m’n schoolboek Volkenkunde: vooruitstekende lippen, de onderlip nog meer dan de bovenlip. Vragende uitstraling, lege ogen en kokosmat-achtig haar.
Conclusie
Naast de LINDA. kennen we natuurlijk allemaal het bekende voorbeeld van het tijdschrift Jackie. In het decembernummer van 2011 werden vier modetypes afgebeeld ter inspiratie voor het shoppen voor kinderen: het prinsje, de rockster, de IT-girl, en de ‘niggabitch’. ‘Ze heb street cred, ze heb een ghetto ass, en ze heb een gouden keeltje. Rihanna, the Bood girl gone bad, is de ultieme niggabitch (…). Maar de Hollandse winters zijn de Jamaicaanse niet, dus kies een kledingstijl waarin je dochter min tien kan weerstaan. Niet de grote zonnebril en de pornohakken, wel de tijgerprint, roze shizzle en alles dat glimt. Nu maar hopen dat ze niemand in mekaar slaat op de crèche.’ Ook al regende het meteen kritiek,”

 

Anousha Nzume (Moskou, 12 juli 1969)

 

De Libanese schrijver en criticus Elias Khoury werd geboren op 12 juli 1948 in een Grieks-orthodoxe middle-class familie in de overwegend christelijke wijk Ashrafiyye van Beiroet. Zie ook alle tags voor Elias Khoury op dit blog.

Uit: My name is Adam – Children of the ghetto 1 (Vertaald door Humphrey Davies)

“Six days were enough for my life to turn upside down and put paid to the novel that I’d begun writing.
I’d
long dreamed of writing a novel. One novel would be enough to say
something no-one had ever said before. I’m the son of a story that has
no tongue, and I want to be the one to make it speak; when I found the
story, and took up residence in Waddah al-Yaman’s coffer, that damned
movie came along and expelled me from the coffer of metaphor which I’d
hoped would be the grave of my story and the cave from which it could
once more shine forth. The scales fell from my eyes and I saw that I was
alone, looking for my shadow, which I had lost. My shadow had
disappeared and been erased, and it became my task, before I could
write, to find it again, so that I could lean upon it.

The
fever was devouring me and I was trying to explain to my young friend,
in stumbling English, who I was. I told her everything and watched my
life forming into a story before me, and my story was long. Was she
listening to me, or could her eyes not see the story because she
couldn’t understand what I was saying? She told me my speech had been
slurred and that I’d talked without stopping and would jump from one
subject to another, beginning in English, then switching into Arabic or
into a mixture of Arabic and Hebrew, and drinking a lot of water. She
spoke of tears she’d seen in my eyes and said she’d tried the whole time
to calm me down.

Odd.
I remember things differently. I remember seeing everything clearly and
being amazed at what I saw. I could recall everything. I saw the
remnants of the people of Lydda living in a ghetto fenced off with wire
by the Israelis, and I smelled death. I even saw before me the words in
which my mother recounted to me the story of my birth, as though I were
remembering them. I recalled everything, and today I sit down to write
what I remembered and saw, convinced that memory is too heavy a burden
for any to carry and that forgetfulness was brought into being to
liberate us from it. From that moment, the weight of my memory began to
exhaust me, and I decided to write it, so that I could forget it.

People
think that writing is a cure for forgetfulness and the vessel of
memory, but they’re wrong. Writing is the form appropriate to
forgetfulness, which is why I’ve decided to review my entire project
and, instead of killing memory with metaphor as I tried to through my
aborted work on a novel about Waddah al-Yaman, I shall transform it, as I
write it, into a corpse made out of words. I am not Waddah al-Yaman, I
will not die in the coffer, and my beloved is neither Rawda nor Umm
al-Banin. True, I did love two women: the first died and my love for the
second died in my heart.”

 

Elias Khoury (Beiroet, 12 juli 1948)

 

De Duitse dichter en schrijver Stefan George werd geboren op 12 juli 1868 in Büdesheim. Zie ook alle tags voor Stefan George op dit blog.

Die blume die ich mir…

Die blume die ich mir am fenster hege
Verwahrt vorm froste in der grauen scherbe
Betrübt mich nur trotz meiner guten pflege
Und hängt das haupt als ob sie langsam sterbe.

Um ihrer frühern blühenden geschicke
Erinnerung aus meinem sinn zu merzen
Erwähl ich scharfe waffen und ich knicke
Die blasse blume mit dem kranken herzen.

Was soll sie nur zur bitternis mir taugen?
Ich wünschte dass vom fenster sie verschwände . .
Nun heb ich wieder meine leeren augen
Und in die leere nacht die leeren hände.

 

Mein garten bedarf nicht luft und nicht wärme

Mein garten bedarf nicht luft und nicht wärme.
Der garten den ich mir selber erbaut
und seiner vögel leblose schwärme
Haben noch nie einen frühling geschaut.

Von kohle die stämme. von kohle die äste
Und düstere felder am düsteren rain.
Der früchte nimmer gebrochene läste
Glänzen wie lava im pinien-hain.

Ein grauer schein aus verborgener höhle
Verrät nicht wann morgen wann abend naht
Und staubige dünste der mandel-öle
Schweben auf beeten und anger und saat.

Wie zeug ich dich aber im heiligtume
– So fragt ich wenn ich es sinnend durchmaß
In kühnen gespinsten der sorge vergaß –
Dunkle große schwarze blume?

 

Im Park

Rubinen perlen schmücken die fontänen ·
Zu boden streut sie fürstlich jeder strahl ·
In eines teppichs seidengrünen strähnen

Verbirgt sich ihre unbegrenzte zahl.
Der dichter dem die vögel angstlos nahen
Träumt einsam in dem weiten schattensaal ..

Die jenen wonnetag erwachen sahen
Empfinden heiss von weichem klag berauscht ·
Es schmachtet leib und leib sich zu umfahen.

Der dichter auch der töne lockung lauscht.
Doch heut darf ihre weisung nicht ihn rühren
Weil er mit seinen geistern rede tauscht:

Er hat den griffel der sich sträubt zu führen.

 

Stefan George (12 juli 1868 – 4 december 1933)


De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook alle tags voor Pablo Neruda op dit blog.

 

Uit: Honderd liefdessonnetten

XVI

Ik hou van het beetje aarde dat jij bent,
omdat ik in alle melkwegweiden
geen andere ster heb. Jij weerspiegelt
en verveelvoudigt het heelal

Je grote ogen zijn het licht dat ik bewaar
uit de verslagen sterrenstelsels,
Je huid huivert net als de wegen
die de meteoor bereist in de regen.

Van zoveel maan waren voor mij je heupen,
van alle zon je diepe mond en zijn genot,
van zoveel gloeiend licht, als honing in de schaduw,

je hart geschroeid door lange rode stralen,
en zo bereis ik het vuur van je vorm,
en kus je, kleintje en planeet, duif en geografie.

 

XX

Mijn lelijkerd, kastanje ongekamd,
mijn schoonheid, jij bent prachtig als de wind,
mijn lelijkerd, jouw mond telt voor twee monden,
mijn schoonheid, met je kussen fris als vruchten.

Mijn lelijkerd, met je verborgen borsten
die minuscuul zijn als twee bekers graan.
Ik zag je graag met op de borst twee manen
als torens van jouw soevereiniteit.

Mijn lelijkerd, geen zee levert jouw nagels,
mijn schoonheid, bloem voor bloem en ster voor ster
en golf voor golf, lief, telde ik jouw lichaam:

mijn lelijkerd, want om jouw gouden taille,
mijn schoonheid, om een rimpel in je voorhoofd,
mijn lief, om licht, om donker houd ik van je.

 

LXXXIX

‘k Wil als ik sterf jouw handen op mijn ogen:
het licht en ’t graan van jouw geliefde handen,
hun frisheid nog eens langs mij voelen strijken:
de zachtheid voelen die mijn leven wendde.

‘k Wil dat jij leeft terwijl ik, slapend, wacht,
dat je de wind blijft horen in je oren,
de zee blijft ruiken die ons beiden lief is,
het zand dat wij betraden blijft betreden.

‘k Wil dat al wat ik liefheb voort blijft leven,
jou had ik lief, bezong ik boven alles,
blijf jij daarom in bloei, mijn bloeiende,

opdat je wat mijn liefde wil, bereikt,
opdat mijn schaduw door je haren wandelt,
opdat men zo de grond kent van mijn zang.

 

Vertaald door Catharina Blaauwendraad

 

Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973)
Hier met zijn derde vrouw, Matilde Urrutia


De Nederlandse dichter Driek van Wissen werd geboren in Groningen op 12 juli 1943. Zie ook alle tags voor Driek van Wissen op dit blog.

 

Vakantiebericht

Wij dronken onderweg in Portugal,
per dag tenminste één fles Vinho Verde,
maar meestal twee en doorgaans nog een derde,
want drie is toch zo’n heerlijk rond getal.

En daar wij dan pas werk’lijk dronken werden
werd nummer vier besteld als spoedgeval –
‘of is dit nu ons vijfde flesje al?’
bracht een van ons, de tel kwijt, dan te berde.

U raadt het al – daarna kwam nummer zes
en dikwijls is het daarbij niet gebleven;
wij meden bijgelovig nummer zeven
en namen maar meteen een achtste fles.

Ja die vakantie was een groot succes:
in Portugal valt heel wat te beleven.

 

Joris

Ik heb vanavond, met de poes op schoot
De onrust uit het beestje weggestreken
Waarbij de goedzak mij heeft aangekeken
Met ogen zo onpeilbaar diep en groot
Dat het mij een moment heeft toegeleken
Als was hij eeuwenlang al deelgenoot
Van het geheim van leven en van dood
En nu dan op het punt stond om te spreken.

Een aandrang, waar hij niet voor is bezweken
Omdat hij langzaamaan de ogen sloot
en nog een lome haal gaf met zijn poot
Als halve aai en onzachtzinnig teken
Dat men hem ooit nadrukkelijk verbood
Het zwijgen rond die zaken te verbreken.

 

Europese gedachte

Ons land is rijk, wij hebben niks te klagen.
Dus helpen wij de Griek ook met plezier,
De Portugees, de Spanjaard en de Ier
En wie ons maar om noodhulp komen vragen.

En als wij daarna arm zijn, niet getreurd:
Dan helpen zij ons graag weer op hun beurt.

 

Driek van Wissen (12 juli 1943 – 21 mei 2010)


De Poolse schrijver, schilder en graficus Bruno Schulz werd geboren op12 juli 1892 in Drohobycz, in Galicië. Zie ook alle tags voor Bruno Schulz op dit blog.

Uit: The street of crocodiles

“A tangled thicket of grasses, weeds, and thistles crackled in the fire of the afternoon. The sleeping garden was resonant with flies. The golden field of stubble shouted in the sun like a tawny cloud of locusts; in the thick rain of fire the crickets screamed; seeds pods exploded softly like grasshoppers.
And over by the fence the sheepskin of grass lifted in a hump, as if the garden had turned over in its sleep, its broad, peasant back rising and falling as it breathed on the stillness of the earth. There the untidy feminine ripeness of August had expanded into enormous, impenetrable clumps of burdocks spreading their sheets of leafy tin, their luxuriant tongues of fleshy greenery. There, those protuberant bur clumps spread themselves, like resting peasant women, half-enveloped in their own swirling skirts. There, the garden offered free of charge the cheapest fruits of wild lilac, the heady aquavit of mint and all kinds of August trash. But on the other side of the fence, behind that jungle of summer in which the stupidity of weeds reigned unchecked, there was a rubbish heap on which thistles grew in wild profusion. No one knew that there, on the refuse dump, the month of August had chosen to hold that year its pagan orgies. There, pushed against the fence and hidden by the elders, stood the bed of the half-wit girl, Touya, as we all called her. On a heap of discarded junk, of old saucepans, abandoned single shoes, and chunks of plaster, stood a bed, painted green, propped up on two bricks where one leg was missing.
The air over the midden, wild with heat, cut through by the lightning of shiny horseflies, driven mad by the sun, crackled as if filled with invisible rattles, exciting one to frenzy.
Touya sits hunched up among the yellow bedding and odd rags, her large head covered by a mop of tangled black hair. Her face works like the bellows of an accordion. Every now and then a sorrowful grimace folds it into a thousand vertical pleats, but astonishment soon straightens it out again, ironing out the folds, revealing the chinks of small eyes and damp gums with yellow teeth under snoutlike, fleshy lips.“

 

Bruno Schulz (12 juli 1892 – 19 november 1942)
Cover van een theaterversie


De Amerikaanse dichter, schrijver en filosoof Henry David Thoreau werd geboren in Concord, Massachusetts op 12 juli 1817. Zie ook alle tags voor Henry David Thoreau op dit blog.

 

The Fisher’s Boy

MY life is like a stroll upon the beach,
As near the ocean’s edge as I can go;
My tardy steps its waves sometimes o’erreach,
Sometimes I stay to let them overflow.

My sole employment is, and scrupulous care,
To place my gains beyond the reach of tides,—
Each smoother pebble, and each shell more rare,
Which Ocean kindly to my hand confides.

I have but few companions on the shore:
They scorn the strand who sail upon the sea;
Yet oft I think the ocean they’ve sailed o’er
Is deeper known upon the strand to me.

The middle sea contains no crimson dulse,
Its deeper waves cast up no pearls to view;
Along the shore my hand is on its pulse,
And I converse with many a shipwrecked crew.

 

Henry David Thoreau (12 juli 1817 – 6 mei 1862)
Het geboortehuis van Henry David Thoreau in Concord, Massachusetts


Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juli ook mijn blog van 12 juli 2016 en ook mijn blog van 12 juli 2015 deel 2.

Kees ‘t Hart, Pablo Neruda, Stefan George, Driek van Wissen, Carla Bogaards, Bruno Schulz, Henry David Thoreau

De Nederlandse dichter en schrijver Kees ’t Hart werd op 12 juli 1944 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Kees ’t Hart op dit blog.

Uit: Teatro Olimpico

“Ruim twee jaar geleden, op 20 augustus, maakte ik na onze Rousseau-voorstelling in het Theater aan het Spui in Den Haag kennis met Jim Staborowsky. Hij stelde zich in het Engels een beetje lacherig voor als een Rousseau-kenner en vertelde dat hij contacten had met theatermakers in Italië. Zijn vriendin was ‘intendante’ van een belangrijk theater in Vicenza, het Teatro Olimpico. Hij vond onze voorstelling interessant en ontroerend, de slotscène indrukwekkend en de mise-en-scène origineel. Hij complimenteerde ons vooral met het beeld van Rousseau dat we gaven. Dat sloot volgens hem aan bij actuele theateropvattingen in Italië.
Ik bood hem een biertje aan.
We zouden meer van hem horen, zei hij, hij moest eerst zijn contacten raadplegen. Volgens hem was de connectie van Rousseau met Italië erg interessant, daar was nog weinig aandacht aan besteed. Hij zou later in het jaar contact met ons opnemen, het kon nog even duren. Ik had zijn voornaam niet goed verstaan, die was niet wat je noemt Italiaans, net zomin als zijn achternaam. Ik vroeg hem zijn volledige naam op een bierviltje te schrijven.
Zijn voornaam sprak hij uit als Dzjiem.
Veel later hoorde ik dat zijn moeder uit Vicenza kwam en zijn vader een nazaat was van oude Poolse landadel die al meer dan tweehonderd jaar in Italië woont. Hij vertelde me dat een van zijn voorvaders Casanova heeft gekend en in diens autobiografie voorkomt.
Misschien interesseert u zich niet erg voor dit soort details, maar ze zijn van belang om de context van onze wederwaardigheden in Italië te begrijpen. Bovendien verzocht u enkele weken geleden in uw brief om een ‘gedetailleerd verslag, zodat de beoordelingscommissie een gedegen beeld kan krijgen van de situatie’.
Ik wist dat Rousseau in Venetië als secretaris had gediend bij een Franse diplomaat. Dit was niet een van de gunstigste episodes uit zijn leven, om het maar voorzichtig te zeggen. Hij zet zichzelf in Bekentenissen neer als een soort spion in Franse dienst, maar u moet zich hier niet te veel van voorstellen. Rousseau had de neiging zijn leven mooier en interessanter voor te stellen dan het was. Waarschijnlijk was hij in werkelijkheid een loopjongen van de tweede secretaris en mocht hij weleens brieven rondbrengen. Zie over feit en fictie bij Rousseau onder andere de biografie van Leo Damrosch (2005). Rousseau liet zich snel meeslepen door zijn ongebreidelde fantasie. Secretaris! Spionage! Belangrijke berichten!“

 

 
Kees ’t Hart (Den Haag, 12 juli 1944)

Lees verder “Kees ‘t Hart, Pablo Neruda, Stefan George, Driek van Wissen, Carla Bogaards, Bruno Schulz, Henry David Thoreau”

Kees ‘t Hart, Pablo Neruda, Stefan George, Driek van Wissen, Carla Bogaards, Bruno Schulz, Henry David Thoreau

De Nederlandse dichter en schrijver Kees ’t Hart werd op 12 juli 1944 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Kees ’t Hart op dit blog.

Uit: Voor de afgrond

       Poetry in motion… always by my side Johnny Tillotson

“Het in veel opzichten duizelingwekkende, voor beginnende en lerende dichters en dichteressen verplichte en verplichtende boek The White Goddess van Robert Graves begint als volgt: ‘Since the age of fifteen poetry has been my ruling passion and I have never intentionally undertaken any task or formed any relationship that seemed inconsistent with poetic principles; which has sometimes won me the reputation of an eccentric.’ Ik doe er al jaren over, misschien wel mijn hele leven, om te proberen te begrijpen, te grijpen, bij mezelf vast te grijpen, wat dit voor mezelf, in mezelf zou kunnen betekenen. Want het is ook, en misschien zelfs vooral, een aanstellerige zin, een geposeerde zin waar je je voor schaamt als je hem zelf zou uitspreken, maar die tegelijkertijd alleen daarom, juist omdat het een pose is, begrepen kan worden en die Graves overigens in de rest van zijn ongeveer vijfhonderd pagina’s tellende boek volstrekt ongegeneerd uitwerkt. Poëzie als levensbeginsel.
Het verlangen poëzie te schrijven of te leren schrijven, kan niet zonder de vraag naar de wenselijkheid daarvan. Waarom zou poëzie belangrijk kunnen zijn? Wat heeft poëzie te betekenen, voor mijzelf, als schrijver, als verlangend schrijver, maar ook voor de lezer in mijzelf, de lezer die ikzelf ook ben en voor de lezer die ik niet ben, maar die ik me voorstel? Wat hebben dichters te betekenen? Behalve hun vanzelfsprekende aanwezigheid op straat die voor iedereen geldt, tijdens vakanties, als willekeurige man of vrouw, als gevoelige en zintuigelijke man of vrouw, die ook mijn gevoeligheid en zintuigelijkheid is, mijn aanwezigheid, mijn presentie, behalve dat is er ook hun minder vanzelfsprekende aanwezigheid op de televisie, als vehikel in allerlei programma’s, bij cursussen, bij voorleessessies, met een aanwezigheid daar die blijkbaar volmaakt vanzelfsprekend is, volkomen op zijn plaats, omdat ze niet meer toegelicht hoeft te worden, ze is er, niets meer of minder, deze aanwezigheid hoeft zich niet meer te verontschuldigen, ze hoort er bij, dichters verschijnen zoals komieken verschijnen, muzikanten, milieudeskundigen, politici.”

 

 
Kees ’t Hart (Den Haag, 12 juli 1944)

Bewaren

Lees verder “Kees ‘t Hart, Pablo Neruda, Stefan George, Driek van Wissen, Carla Bogaards, Bruno Schulz, Henry David Thoreau”

Dolce far niente (Muiderslot, Muiden)

Dolce far niente

 

 
Muiderslot

 

Muidse reis

Vochtig Zuien
schort uw buien
over Muien
enen dag,
die ik garen
zonder baren,
stil en klaar
droge zag.

 

 
Constantijn Huygens (4 september 1596 — 28 maart 1687)
Portret van Constantijn Huygens door Hendrik de Keyzer, 1627 (detail)

 

Een Majeboom

Aan de Joffren Anne en Tesselschae Roemer Visschers gesonden naer haar vertreck vanden huijse te Muiden, in ’t jaer 1621, spreekt

Orpheus met sijn stem en vinger
Maeckte eertijdts den boomen voeten,
Datse bij gekroonde stoeten
Liepen nae den soeten singer.
Ist dan vreemdt, dat ick verslinger
Op uw speelen,
Op uw queelen,
En loop achter aen uw keelen?
Ick, die ben van ’t selve volck?
En was hij der goden tolck,
Ghij syt speelnoots van godinnen.
En indien Thalia haer sinnen
Eens tot trouwen zet, sult ghij
Elleck sitten aen een zij.

 

 
Pieter Cornelisz. Hooft (16 maart 1581 – 21 mei 1647)
Portret (kopie naar Joachim von Sandrart, 1700)

Lees verder “Dolce far niente (Muiderslot, Muiden)”

Driek van Wissen, Rupert Brooke, Radek Knapp, Marica Bodrozic, Mirko Wenig

Dolce far niente

 

 

 

Gay Pride, Amsterdam

 

 

Gay Pride

Een bonte stoet van boten vaart voorbij,
Bemand door halfontklede manspersonen
Die zonder gêne hun geaardheid tonen,
Maar kijk, een onderzeeër sluit de rij.

Daar zitten homo’s in uit de Antillen
Die niet graag op de televisie willen

 

 

Driek van Wissen (12 juli 1943 – 20 mei 2010)

Lees verder “Driek van Wissen, Rupert Brooke, Radek Knapp, Marica Bodrozic, Mirko Wenig”

Pablo Neruda, Carla Bogaards, Stefan George, Driek van Wissen, Bruno Schulz, Henry David Thoreau

De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook alle tags voor Pablo Neruda op dit blog.

Uit: Honderd liefdessonnetten

XI

Ik honger naar je mond, je stem, je haren
En vasten en stom loop ik door de straten,
Het brood voedt me niet, de ochtend ontwricht me,
Ik zoek je voetgeklater in de dagen.

Ik honger naar je losgeslagen lach,
Je handen, als het razend graan gekleurd,
Ik honger naar je bleke stenen nagels
En wil je huid, gave amandel, eten.

Ik wil eten de straal door je schoonheid verbrand,
Je neus, de vorstin van je trotse gezicht,
Ik wil eten de vluchtige schaduw van je wimpers

En hongerig besnuffel ik de schemer
Jou zoekend, zoekend naar je bloedwarm hart
Als poema in ’t verlaten Quitratùe.

 

Vertaald door Catharina Blaauwendraad

 

Vannacht kan ik de treurigste verzen schrijven

Vannacht kan ik de treurigste verzen schrijven.

Bijvoorbeeld schrijven: ‘De nacht ligt aan stukken,
en blauw huiveren de sterren, in de verte.’

De nachtwind roert zich zingend in de hemel.

Vannacht kan ik de treurigste verzen schrijven.
Ik hield van haar en soms hield zij ook van mij.

In nachten als deze hield ik haar in mijn armen.
Zo vaak heb ik haar onder het eindeloze firmament gekust.

Zij hield van mij, soms hield ik ook van haar.
Hoe zou ik niet gehouden hebben van haar grote, stille ogen.

Vannacht kan ik de treurigste verzen schrijven.
Bedenken dat ik haar niet meer heb. Betreuren dat ik haar verloor.

Luisteren naar de onmetelijke nacht, onmetelijker zonder haar.
En het vers valt in de ziel als op het weiland dauw.

Wat geeft het dat mijn liefde haar niet kon behouden.
De nacht ligt aan stukken, en zij is niet bij mij.

Dat is alles. In de verte zingt een mens. In de verte.
Mijn ziel heeft met het verlies van haar geen vrede.

Alsof hij naar toe wil, zoekt mijn blik.
Mijn hart zoekt haar, maar zij is niet bij mij.

Dezelfde nacht maakt wit dezelfde bomen.
Wij, die van toen, zijn niet dezelfden meer.

Ik houd niet langer van haar, nee, maar wat hield ik van haar.
Mijn stem zocht naar de wind om aan haar oor te komen.

Een ander. Een ander zal ze toebehoren. Zoals ooit mijn lippen.
Haar stem, haar duidelijke lichaam. Haar oneindige blik.

Ik houd niet langer van haar, nee, maar misschien houd ik van haar.
De liefde duurt zo kort en zo lang duurt vergetelheid.

Omdat in nachten zoals deze ik haar in mijn armen hield,
heeft mijn ziel met het verlies van haar geen vrede.

Al is dit de laatste pijn die zij mij doet,
en al zijn dit de laatste verzen die ik voor haar schrijf.

 

Vertaald door Barber van de Pol

 

Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973)
Lees verder “Pablo Neruda, Carla Bogaards, Stefan George, Driek van Wissen, Bruno Schulz, Henry David Thoreau”

Bruno Schulz, Driek van Wissen, Peter Edel, Ludwig Rubiner

De Poolse schrijver, schilder en graficus Bruno Schulz werd geboren op12 juli 1892 in Drohobycz, in Galicië. Zie ook alle tags voor Bruno Schulz op dit blog.

Uit: Das Sanatorium zur Sanduhr (Vertaald door Doreen Daume)

»Sie wollen sich für die erste Klasse anmelden, Herr Rat?« fragte er. »Das ist sehr löblich und anerkennenswert. Wenn ich recht verstehe, dann wollen Sie Ihre Edukation von Grund auf wieder rekonstruieren. Ich sage immer wieder: Grammatik und Einmaleins, das sind die Fundamente jeder Ausbildung. Natürlich können wir Sie, Herr Rat, nicht genauso behandeln wie einen Schüler, der den schulischen Zwängen unterliegt. Eher schon wie einen Hospitanten, einen Veteranen des Alphabets, der gewissermaßen, nach langem Vagabundieren, noch einmal in der Schulbank gelandet ist. Der sein angeschlagenes Schiff sozusagen in diesen Hafen gelenkt hat.
Ja, ja, Herr Rat, es gibt nicht viele, die uns solche Dankbarkeit erweisen, die unsere Verdienste anerkennen und nach lebenslanger Arbeit, nach lebenslangen Mühen zu uns zurückkommen und sich hier für immer niederlassen, als freiwilliger und lebenslanger Repetent. Sie, Herr Rat, werden hier im Zuge einer Ausnahmeregelung sein. Ich habe immer gesagt …«
»Entschuldigen Sie«, unterbrach ich ihn, »aber ich möchte dazu nur kurz sagen: Was Ausnahmeregelungen betrifft, so werde ich ganz auf diese verzichten … ich wünsche keine Privilegierung. Ganz im Gegenteil … ich möchte mich durch nichts unterscheiden, ja mir liegt daran, mich einzufügen, in der grauen Masse der Klassen unterzugehen. Mein ganzes Trachten hätte sein Ziel verfehlt, wenn ich bei irgend etwas im Vergleich zu den anderen privilegiert behandelt werden würde. Selbst wenn es um körperliche Züchtigung geht«, hier hob ich den Finger, »erkenne ich zur Gänze ihre erlösende und moralisch erbauende Wirkung an – ich möchte mir ausdrücklich verbitten, daß in dieser Hinsicht für mich irgendwelche Ausnahmen gemacht werden.”

 

Bruno Schulz (12 juli 1892 – 19 november 1942)
Zelfportret

Lees verder “Bruno Schulz, Driek van Wissen, Peter Edel, Ludwig Rubiner”

Pablo Neruda, Carla Bogaards, Stefan George, Driek van Wissen, Peter Edel

De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007 en ook mijn blog van 12 juli 2008.

Mocht je me vergeten
wil ik dat
je één ding weet:

Als ik kijk naar de kristalmaan,
de rode tak van trage herfst
bij mijn raam,
als ik, bij het vuur gezeten,
de ongrijpbare as neem
of rimpelig lijf van brandhout,
weet je,
dat alles mij tot jou voert,
alsof alles wat bestaat,
geuren, licht, metalen,
scheepjes zijn die varen
naar jouw eilanden
die me verwachten.

Welnu dan,
als beetje bij beetje
jouw liefde voor mij minder wordt,
zal beetje bij beetje
mijn liefde voor jou minder worden.

Als je me plotseling vergeet,
zoek me niet,
want ik zal je reeds vergeten zijn.

Als je de wind van vlaggen
die door mijn leven waait
waanzinnig en lang vindt,
en je besluit
me aan de oever te laten
van het hart waarin ik wortel
bedenk
dat op die dag, op dat uur,
ik mijn armen op zal heffen,
dat mijn wortels naar buiten komen
om andere grond te zoeken.

Maar als je dag na dag,
uur na uur, voelt
– onverzoenlijk lief –
dat je voor mij bestemd bent,
als, dag na dag, een bloem
aan je lippen ontstijgt
om mij te zoeken,
ach dan, allerliefste,
komt dat vuur weer in mij op,
in mij blust niets
of wordt vergeten,
mijn liefde voedt zich
aan jouw liefde:

zolang je leeft
zal mijn liefde
in jouw armen zijn
zonder mijn armen
te verlaten.

 

Sonnet XVII

Ik bemin je niet als was je een roos van zout, topaas,
of een pijl van anjers die het vuur voortstuwen.
Ik bemin je zoals men houdt van zekere donkere zaken,
heimelijk, tussen de schaduw en de ziel.

Ik bemin je als de plant die niet bloesemt maar
het licht van de bloemen leidt, verborgen, in zich,
en dankzij jouw liefde leeft de krappe geur die
uit de aarde stijgt duister in mijn lijf.

Ik bemin je zonder te weten hoe, of wanneer, of waarvan.
Ik bemin je onmiddellijk zonder problemen of trots.
Ik bemin je zo omdat ik het op geen andere manier kan

Behalve op deze wijze die ik niet ben, noch jij,
zo dicht dat je hand op mijn borst de mijne is,
zo dicht dat jouw ogen zich sluiten met mijn droom.

Vertaald door Catharina Blaauwendraad

Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973)



De Nederlandse dichteres en schrijfster Carla Bogaards werd geboren in Voorburg op 12 juli 1947. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007 en ook mijn blog van 12 juli 2008.

God weet dat ik de ganzen hoor overvliegen

God weet dat ik de ganzen hoor overvliegen, dat is de onontkoombaarheid
van de herfst de seizoenen van het leven verwijt het god niet alsjeblieft iedereen
heeft een grote mond over die onontkoombaarheid, alsof je leven een wagentje is
dat wordt voortgetrokken over het schelpenpad door een ezeltje, echter en dat is essentieel,
op de bok zit het Leven naast hem de Dood ze bekvechten een beetje wanneer het ezeltje
zijn vijgen als een paardje laat vallen moet het Leven schaterlachen, komische anekdote

het leidt tot niets, eten, drinken schijten en doodgaan zelfs de hond wordt oud
ademt zwaar en piepend maar het kind is jong hij slaat geen acht op het timide roepen
van de overvliegende ganzen hun trektocht naar het zuiden, dezelfde zinloosheid als ons trekken van hot naar her, liefdes steden huizen, het kind hoort hoe de korenaar groeit het visje ademt en verdwaalt, we weten nog niet dat god luistert naar de ganzen, net als wij, ik wist bijvoorbeeld vroeger niet dat wat god begrijpt zijn latente bewogenheid mijn twijfel

hierover uitspreken is net zoiets als de holle stengel van de amaryllis knakken met
twee handen noch wist ik dat ik leefde zonder het ooit te hebben gewenst om te leven
o wenst een kind het wel kent hij daarom het hemelrijk, zelfs wanneer zon of maan verscholen gaan achter mist en nevels, kent hij het nieuwe kind dat groeit in de buik van zijn moeder, het eerstgeboren kind luistert nog niet naar overvliegende ganzen ik schreef toch al dat de ezel over hem moest waken als hij slaapt, de nacht moest zijn liefdesnacht voor zijn ouders, de ezel wordt geboren het kind te bewaken of omdat god het wenste, of omdat de ezel bezield is.

Carla Bogaards (Voorburg, 12 juli 1947)

 

De Duitse dichter en schrijver Stefan George werd geboren op 12 juli 1868 in Büdesheim. Zie ook mijn blog van 13 juli 2006. en ook mijn blog van 12 juli 2007  en ook mijn blog van 12 juli 2008.

Da waren trümmer nicht…

Da waren trümmer nicht noch scherben
Da war kein abgrund war kein grab
Da war kein sehnen war kein werben:
Wo eine stunde alles gab.

Von tausend blüten war ein quillen
Im purpurlicht der zauberei.
Des vogelsangs unbändig schrillen
Durchbrach des frühlings erster schrei.

Das war ein stürzen ohne zäume
Ein rasen das kein arm beengt –
Ein öffnen neuer duftiger räume
Ein rausch der alle sinne mengt.

 

Es lacht in dem steigenden Jahr dir

Es lacht in dem steigenden Jahr dir
Der Duft aus dem Garten noch leis,
Flicht in das flatternde Haar dir
Eppich und Ehrenpreis.

Die wehende Saat ist wie Gold noch,
Vielleicht nicht so hoch mehr und reich.
Rosen begrüßen dich hold noch,
Ward auch ihr Glanz etwas bleich.

Verschweigen wir, was uns verwehrt ist,
Geloben wir, glücklich zu sein,
Wenn auch nicht mehr uns beschert6 ist,
Als noch ein Rundgang zu zwein.

 

Wir schreiten auf und ab im reichen flitter

Wir schreiten auf und ab im reichen flitter
Des buchenganges1 beinah bis zum tore
Und sehen aussen in dem feld vom gitter
Den mandelbaum zum zweitenmal im flore.

Wir suchen nach den schattenfreien bänken
Dort wo uns niemals fremde stimmen scheuchten •
In träumen unsre arme sich verschränken •
Wir laben uns am langen milden leuchten

Wir fühlen dankbar wie zu leisem brausen
Von wipfeln strahlenspuren auf uns tropfen
Und blicken nur und horchen wenn in pausen
Die reifen früchte an den boden klopfen.

Stefan George (12 juli 1868 – 4 december 1933)
Monument in Bingen am Rhein


De Nederlandse dichter Driek van Wissen werd geboren in Groningen op12 juli 1943. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007 en ook mijn blog van 12 juli 2008  en ook mijn blog van 21 mei 2010.

Zeeslag 

Terwijl het strand, veroverd door de eb,
natuurlijk door de vloed herwonnen wordt
en allengs tot de helft wordt ingekort
ervaar ik weer wat ik ervaren heb:

een kleine jongen ben ik met een schep,
hernekkig vechtend voor een wankel fort
totdat het weldra toch is ingestort –
de zee geeft op het laatst de volle mep;

een klap, die onafwendbaar komen moet,
maar toch, bij elke aanval van het water
verweer ik, driftig scheppend, mij fanater
en weet ik niet van wijken voor de vloed.

Ook nu, een half bestaan of meer al later,
geeft mij de wanhoop dikwijls nieuwe moed.

Driek van Wissen (12 juli 1943 – 21 mei 2010)

 

De Duitse schrijver en graficus Peter Edel (eig. Peter Hirschweh) werd geboren op 12 juli 1921 in Berlijn.

Uit: Wenn es ans Leben geht

„Wenn Worte wie Blitze treffen können – diese taten es. Groß und größer wuchsen sie vor mir auf, als stünden sie nicht wie alle übrigen kleingedruckt in gotischen Lettern da, sondern riesenhaft gezackt und abgehoben … Und schrieb und schrieb an weißer Wand Buchstaben von Feuer, und schrieb und schwand ... Jählings aufzuckendes Bild: Menetekel im Königssaal des Belsazar.

[…]

Mich mit Gewalt aufrecht haltend, vor kurzem noch endgültigem Zusammenbruch nahe, stand ich erneut vor einem Peiniger, der aus dem Aktenvermerk in seiner Liste ersehen konnte, was diese “Figur” sich erdreistet hatte, in welche Kategorie sie einzustufen sei; klar, daß so was den fälligen Rest erhalten mußte mittels einer kleinen Ex­tradressur, bloß so zum Exempel. […]

“Was bist du?” fragte er bedrohlich sanft. Und es ge­nügte nicht die eingedrillte, stets geforderte, stets gegebene Antwort: Geltungsjude. Es mußte heißen: Ein Verbrecher bin ich.

“Verbrecher!” stöhnte ich, von einem Bauchtritt niedergeworfen.

“Jawoll!” kam’s zurück. “Verbrecher, Saujud, Bolschewikenhund! Was bist du?”

Es genügte nicht. Immer rascher, in gräßlichem Stakkato hörte ich dies unaufhörliche “Was bist du?” über mir, vor mir, neben mir.

“Nationalität?”

“Deutsch”, röchelte ich nur noch.

Er trampelte mir die Stiefel in den Leib, riß mich hoch. Brüllte: “Du? Ein Deutscher? Hast wohl schon vergessen, was du bist?! Na, was?”

Peter Edel (12 juli 1921 – 7 mei 1983)
Getekend in Sachsenhausen door medegevangene Leo Haas

 

De Poolse schrijver, schilder en graficus Bruno Schulz werd geboren op12 juli 1892 in Drohobycz, in Galicië. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007..

Uit:  The Cinnamon Shops  (Vertaald door John Curran Davis)

„IN JULY, my father went to take the waters, and he left me, with Mother and my older brother, at the mercy of the summer days, glowing white and stunning. Stupefied by the light, we leafed through the great book of those holidays, in which every page was ablaze with splendour, and had, deep down, a sickly sweet pulp of golden pears.

Adela returned on luminous mornings, like Pomona from the fire of the enkindled day, tipping from her basket the colourful beauty of the sun — glistening wild cherries, full of water under their transparent skins; mysterious black cherries with an aroma that surpassed what would be realised in their taste; and apricots, the core of the long afternoons lying in their golden pulp. And alongside that pure poetry of fruit she unloaded slices of meat and a keyboard of calf ribs, swollen with energy and goodness, and algae of vegetables that called to mind slaughtered octopus and jellyfish — the raw material of dinner, its flavours still unformed and sterile, dinner’s vegetative and telluric ingredients with their wild, fresh from the field aroma.

    Through a dark apartment on the first floor of a tenement on the market square, every day of that whole great summer, there passed: the silence of shimmering veins of air; squares of radiance dreaming their fervid dreams on the floor; a barrel organ melody struck from the deepest golden vein of the day; and two or three measures of a refrain played over and over again on a grand piano somewhere, swooning in the sunshine on the white pavements, lost in the fire of the deep day. Her housework done, Adela threw a shadow over the rooms, drawing down the linen blinds. The colours then fell an octave deeper; the parlour filled up with darkness as if plunged into the luminosity of the deep sea — still dimly reflected in mirrors of green — while all the torrid heat of the day went on breathing on the blinds, swaying gently to the reveries of the midday hour.“

Bruno Schulz (12 juli 1892 – 19 november 1942) Zelfportret


Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juli ook mijn vorige blog van vandaag.

In Memoriam Driek van Wissen

In Memoriam Driek van Wissen

De Nederlandse dichter Driek van Wissen, Oud Dichter des Vaderlands, is gisteren op 66-jarige leeftijd in Istanbul overleden. Driek van Wissen werd in 2005, na een intensieve campagne, benoemd op de vooraanstaande positie van Dichter des Vaderlands. Hij heeft deze functie tot 2009 vervuld. De stijl van zijn poëzie is extreem vormvast, waardoor hij rijmdwang niet schuwde. Hij muntte uit in lightverse, liedjes en snelsonnetten. Driek van Wissen werd geboren in Groningen op 12 juli 1943.

Zie ook mijn blog van 12 juli 2007 en ook mijn blog van 12 juli 2008 en ook mijn blog van 12 juli 2009.

 

 

Sha-la-lie Sha-la-la

De woorden Shalala en Shalalie
Zijn niet maar zo een tweetal loze kreten:
Het is Afghaans, zo kwam ik laatst te weten,
Een spreekwoord voor een halfzacht compromis.

Want Shalalie is: “Wij gaan er vandoor”
En Shalala: “Welnee, wij blijven, hoor!”

 

 

Pekinees eten

In China at ik vaak mijn buikje rond,
Maar toen ik eenmaal happig wilde weten
Hoe het gerecht tussen mijn stokjes heette
Kreeg ik als antwoord kort en bondig: hond!

Mijn hemel, ik had zomaar hond gegeten,
Besefte ik verschrikt met volle mond,
Doch omdat ik de smaak best prettig vond
Bekroop mij toch de lust om door te eten.

En toen het mormel mij voor ogen stond
Dat thuis vaak op mijn stoepje had gescheten
En dat ooit na een trap onder zijn kont
Mijn dure broek aan stukken had gereten
En mij vervolgens bloedig had verwond
Heb ik de hond eens lekker teruggebeten.

 

 

Kwaad of erger

Al zijn we vast nog lang niet zo ver heen
Toch kan de vraag mij af en toe benauwen
Wie of er eens de ander zal berouwen –
Wie van ons beiden blijft er ooit alleen?

Als ik de statistieken mag vertrouwen
Dan staan gemeten naar het algemeen
De kansen voor ons tweeën een op een
Of jij mijn ogen sluit of ik de jouwe.

Hoe het ook zij, ik heb niet eens idee
Wat het geringste kwaad is van de twee,
Want onderhand sta jij me al zo na
Dat ik, wanneer ik ooit zou moeten kiezen,
Wellicht nog liever zelf verloren ga
Dan dat ik jou voor altijd moet verliezen.

 

 

 

DRIEKvanWISSEN

Driek van Wissen (12 juli 1943 – 20 mei 2010)

 

Zie voor de schrijvers van de 21e mei ook mijn vorige blog van vandaag.