De Nederlandse dichter, schrijver, criticus, polemist en toneelschrijver Gerrit Komrij werd geboren op 30 maart 1944 in Winterswijk. Zie ook alle tags voor Gerrit Komrij op dit blog.
Praagse Mist
De Karlsbrücke. Een decembermorgen.
Een klok. Het is op slag van tienen.
Ik voel zijn jas van gaberdine,
Zijn dunne lijf daarin verborgen.
Ik denk aan sinaasappelbomen.
Zijn bed vannacht rook naar seringen.
Hij rilt. Hoort hij de krekels zingen?
We zien de zwarte Moldau stromen.
Ik weet maar weinig van zijn dromen.
Zal straks zo tegen vieren, vijven,
Een mantel op het water drijven?
Hij had hem pas nog laten stomen.
Zomaar wat woorden
Zomaar wat woorden bij een open vuur.
Ze haken niet naar eeuwigheid noch malen
Ze om iets hoogs en schimmigs als cultuur.
Men doodt de tijd met oeroude verhalen.
Niet kunst schept vorm, de vormen scheppen kunst.
Men luistert hoffelijk hoe zich uit wind,
Gebaar en ritme -woorden zijn een gunst-
Opnieuw het al zo vaak gehoorde ontspint.
Niets slijt waar alles steeds opnieuw begint.
De woorden vliegen uit en hangen even
Als in het vlindernet van een broos kind
Dat ze snel vrijlaat. Het wil zelf ook leven.
Het stervensuur van een veertigjarige tot zijn verzamelde vrienden:
Wacht u voor een natuurlijke dood; het bot
Draagt haast zijn starheid over; ik ervaar
Een kwalijk gevoel. Mij wacht eenzelfde lot
Als de pier, de kemel en de ooijevaar.
‘Je zal de stem des drijvers niet meer horen,
Het kwaad zal je niet naken’ – ach wat, besproei
Mijn as met tranen, als ik zielsverloren
Door Charon naar de schimmen word geroeid.
Een zelfde lot als de wurm, de pimpel en de
Kneu… Ik ga, maar weet, ik ga in wrok.
Immers, waarom moet ik naar onbekende
Oevers, met niet één mazel, niet één pok?
Gerrit Komrij (30 maart 1944 – 5 juli 2012)
Hier met zijn partner Charles Hofman (rechts) in 2000